NL8301925A - Inrichting in houders. - Google Patents
Inrichting in houders. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8301925A NL8301925A NL8301925A NL8301925A NL8301925A NL 8301925 A NL8301925 A NL 8301925A NL 8301925 A NL8301925 A NL 8301925A NL 8301925 A NL8301925 A NL 8301925A NL 8301925 A NL8301925 A NL 8301925A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- insert
- space
- membrane
- sealing
- sealing membrane
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61J—CONTAINERS SPECIALLY ADAPTED FOR MEDICAL OR PHARMACEUTICAL PURPOSES; DEVICES OR METHODS SPECIALLY ADAPTED FOR BRINGING PHARMACEUTICAL PRODUCTS INTO PARTICULAR PHYSICAL OR ADMINISTERING FORMS; DEVICES FOR ADMINISTERING FOOD OR MEDICINES ORALLY; BABY COMFORTERS; DEVICES FOR RECEIVING SPITTLE
- A61J1/00—Containers specially adapted for medical or pharmaceutical purposes
- A61J1/14—Details; Accessories therefor
- A61J1/1406—Septums, pierceable membranes
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Pharmacology & Pharmacy (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Behavior & Ethology (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Public Health (AREA)
- Veterinary Medicine (AREA)
- Medical Preparation Storing Or Oral Administration Devices (AREA)
- Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
- Thermally Insulated Containers For Foods (AREA)
- Table Devices Or Equipment (AREA)
Description
*, .......·Λ %
Inrichting in houders.
De onderhavige uitvinding betreft een inrichting in een houder voor een fluidum zoals bloed, een infusie-jbf een oplossing van een voedingsstof of een reinigingsvloeistof, welke houder bestaat uit thermoplastisch materiaal en is voorzien 5 van een vulinrichting voor de toevoer van het fluidum aan de houder van een buisvormige afvoerinrichting voor verwijdering van het fluidum uit de houder via een verbindingsinrichting, die zodanig is uitgevoerd, dat zij gedurende het doorsteken van een daarin geplaatste afdichtinrichting met een puntig einde door de 10 afvoerinrichting moet worden bewogen.
Infusiehouders, waarbij de afvoerinrichting is gevormd als een uitlaatbuis, die bijvoorbeeld is voorzien van een afneembaar einddeel, zijn bekend. Wanneer de houder wordt verbonden met een druppelkamer, wordt een verbindingsinrichting in 15 de uitlaatbuis gemonteerd, nadat een dergelijk einddeel is afgebroken. Gedurende de tijd die verstrijkt tussen het afbreken van het einddeel en het monteren van de verbindingsinrichting, is de houder open, zodat zijn steriliteit verloren gaat. Bovendien kan de verbindingsinrichting niet worden verwijderd en vervangen voor 20 voortgezette behandeling, mocht dit nodig zijn, omdat de steriliteit niet kan worden gehandhaafd en na verwijdering van de verbindingsinrichting de inhoud van de houder gevaar loopt voor verdere verontreiniging.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel, de 25 bovenbeschreven bezwaren op te heffen en een dergelijke inrichting te verschaffen in een houder voor bijvoorbeeld bloed, een infusie of een oplossing van een voedingsstof, of een reinigingsvloeistof, welke inrichting een gesloten stelsel mogelijk maakt voor het fluidum zowel in verband met het monteren van de verbinding 30 als na een dergelijke montage, alsmede nadat de verbindingsinrichting van de afvoerinrichting is verwijderd. Daardoor is het mogelijk, de behandeling te onderbreken en op een later tijdstip te hervatten. De uitvinding maakt het ook mogelijk, de houder in een 8301925 - - 2 * * "stand-by” toestand te houden zonder verlies van fluïdum, dat wil zeggen met de afvoerinrichting naar beneden gericht in afwachting van de hervatting van de behandeling.
Het nieuwe van de inrichting volgens de uit-5 vinding is in hoofdzaak gelegen in het feit, dat de afvoerinrichting is voorzien van tenminste één zelf-afdichtend afdichtings-membraan van elastisch materiaal en dat de afvoerinrichting is voorzien van een eerste voor het opnemen van de verbindingsinrichting met afdichtend oppervlaktecontact met de afvoerinrichting en 10 van een tweede ruimte, die groter is dan de eerstgenoemde ruimte en is gelegen tussen de eerstgenoemde ruimte en het afdichtende membraan, waarbij het elastische, zelf-afdichtende afdichtings-membraan zodanig is opgesteld, dat het onder invloed van druk, uitgeoefend door de verbindingsinrichting, in de grotere ruimte 15 binnenwaarts buigt.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de afvoerinrichting voorzien van een inzetstuk, dat het afdichtingsmembraan omsluit en dat bovendien ook is voorzien van een uitwendig beschermend membraan en 20 van een inwendig beschermend membraan, die beide zijn opgesteld aan één zijde en op afstand van het afdichtingsmembraan.
Bij nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm is het uitwendige beschermende membraan uitgevoerd als een afneembaar bevestigd membraan, teneinde, wanneer nodig, desinfectie van 25 het buitenste begrenzingsoppervlak van het afdichtingsmembraan mogelijk te maken voor het doorsteken van het afdichtingsmembraan door de verbindingsinrichting.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen is het afdichtingsmembraan voorzien van één of meer sneden, teneinde het door-30 steken van het membraan met de verbindingsinrichting te vergemakkelijken. Hierdoor wordt ook het gevaar kleiner, dat deeltjes worden losgemaakt van het membraan, wanneer de verbindingsinrichting door het membraan heen wordt bewogen, omdat de verbindingsinrichting niet behoeft te snijden door het materiaal, waarvan het mem-35 braan is vervaardigd.
8301925 3
De uitvinding zal hierna meer gedetailleerd worden beschreven aan de hand van de bijgaande tekening.
Figuur 1 toont schematisch het ene einddeel van een houder met een afvoerinrichting bij een voarkeursuitvoe-5 ringsvorm volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont op een grotere schaal de afvoerinrichting volgens figuur 1 bij een eerste uitvoeringsvorm in langsdoorsnede, waarbij een inzetstuk is getekend voor (de linker helft) en na (de rechter helft) het vastlassen daarvan op een 10 buisvormige mondstukrand van het uitlaatgedeelte.
Figuur 3 toont op een grotere schaal de afvoerinrichting volgens figuur 1 bij een tweede uitvoeringsvorm in langsdoorsnede, waarbij een inzetstuk is getekend vóc5r (de linker helft) en na (de rechter helft) het vastlassen daarvan op 15 een buisvormige mondstukrand van het uitlaatgedeelte.
De figuren 4a, b tonen op een grotere schaal een afvoerinrichting volgens figuur 1 bij een derde en vierde uitvoeringsvorm in langsdoorsnede, waarbij het bovenoppervlak van de afvoerinrichting toegankelijk is voor desinfectie voor het ver-20 wijderen van fluïdum uit de houder.
In figuur 1 is het ene einddeel getekend van een buigzaam houderlichaam 1, dat is vervaardigd van een geschikte kunststof, zoals polyvinylchloride, polypropeen, polyetheen, polyamide, polyethyleentereftalaat of een soortgelijke thermo-25 plastische stof of combinaties daarvan, die laminaten vormen. De houder, die na het vullen is bedoeld voor eenmalig gebruik, is • op bekende wijze voorzien van een vulinrichting 2, teneinde de oorspronkelijk platgedrukte of samengedrukte houder te vullen met bloed of een oplossing, bijvoorbeeld een oplossing van een 30 voedingsstof of een infusie, of een reinigingsvloeistof. Na het vullen wordt de houder met zijn inhoud gesteriliseerd. Verder is de houder voorzien van een afvoerinrichting voor het verwijderen van de oplossing uit de aldus steriel gevulde houder.
De afvoerinrichting 3 is voorzien van een 35 buisvormig uitlaatgedeelte, dat hierna uitlaatbuis 4 wordt genoemd, 8301925 > < 4 dat bij de getekende uitvoeringsvormen (vergelijk de figuren 2 tot en met 4) is voorzien van een relatief dun gedeelte 5, dat zich het dichtst bij het houderlichaam 1 bevindt, en van een relatief breed gedeelte 6, dat het verst van het houderlichaam 1 5 is verwijderd. Het bredere gedeelte eindigt in een mondstukrand 7. De afvoerinrichting is uitgevoerd als één stuk met het houderlichaam en is verbonden met het inwendige van het houderlichaam.
Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een afvoerinrichting volgens de uitvinding, die is voorzien van een 10 buisvormig inzetstuk 8 met een binnenste eerste deel 9 en een buitenste tweede deel 10, welk laatste op geschikte wijze een axiale en naar buiten gerichte omtrekskraag 11 bezit. De mondstukrand 7 is zodanig geplaatst, dat hij met een lasnaad 43 kan worden verbonden met de kraag 11 en daardoor uiteindelijk een steriele 15 afdichting van de houder tot stand brengt. Het buitenste tweede deel 10 bezit bovendien een cilindrische wand 12, die uit één stuk is verbonden met een bovenwand 13, die op zijn beurt een uitwendig beschermend membraan 14 omsluit. Het genoemde binnenste eerste deel 9 bestaat uit een buisvormig binnenste deel 15 en een 20 vergroot buitenste deel 16, waarbij het binnenste deel 15 een buitendiameter heeft, die is aangepast aan de binnendiameter van het relatief dunne gedeelte 5 van de uitlaatbuis, teneinde goed wrijvingscontact daartussen tot stand te brengen. Verder heeft het buisvormig binnenste deel 15 een voldoende grote lengte, zodat 25 zijn vrije einde over een vooraf bepaalde afstand uitsteekt in het inwendige van het houderlichaam, door middel waarvan de resterende hoeveelheid lucht in de houder en het volu^^an het fluïdum, dat na afvoer in de houder achterblijft, borden geregeld.
Een binnenste beschermend membraan 17 is 30 geplaatst in het binnenste deel 15 op een vooraf bepaalde afstand van het membraan 14 van het buitenste deel van het inzetstuk. Het relatief dikke buitenste deel 16 van het binnenste deel 9 van het inzetstuk heeft een in hoofdzaak cilindrische wand 18, een bodemwand 19 en een conische, concave tussenwand 20, die is verbon-35 den met het binnenste deel 15. Het binnenste deel 15 heeft daar- 8301925 « * 5 door een eerste ruimte 32 in het inzetstuk, die is verbonden met een grotere tweede ruimte 21, die is begrensd door de tussenwand 20. Het binnenste deel 9 van het inzetstuk is zodanig opgesteld, dat het met zijn cilindrische wand 18 is opgenomen in de ruimte, 5 die is omsloten door de cilindrische wand 12 van het buitenste deel 10 van het inzetstuk, zodat deze cilindrische wanden afdichtend oppervlaktecontact met elkaar hebben. De twee inzetstukken zijn aan elkaar gelast langs een omtrekslasnaad 22, om een holle eenheid te vormen.
10 Het inzetstuk 8 is bovendien voorzien van een rond, zelf-afdichtend membraan 23 van elastisch materiaal, bijvoorbeeld van een geschikte rubber of kunststof. Met elkaar samenwerkende en in elkaar grijpende organen 25 - 27 zijn daarbij aangebracht op randdelen 24 van het afdichtingsmembraan en de twee 15 delen 9, 10 van het inzetstuk voor een stabiel houwvast van het afdichtingsmembraan daartussen, zodat het met zijn randdelen 24 is vastgezet tegen radiale bewegingen en zodat het niet gedeeltelijk of geheel loskomt van de delen van het inzetstuk, wanneer een druk wordt uitgeoefend op het middengedeelte van het afdich-20 tingsmembraan door middel van een verbindingsinrichting, die op zijn beurt bijvoorbeeld is verbonden met een druppelkamer. Bij de getekende uitvoeringsvorm bestaan deze in elkaar grijpende organen uit ringvormige groeven 27 in tegenover elkaar liggende oppervlakken van het randdeel 24 van het afdichtingsmembraan en 25 uit de overeenkomstige tegenhoudringen 25, 26 op de tegenover elkaar liggende vlakken van de bodemwand 19 van het binnenste deel 9 van het inzetstuk en de bovenwand 13 van het buitenste deel 10 van het inzetstuk. Bij montage wordt het afdichtingsmembraan geplaatst tussen de twee delen van het inzetstuk en grijpt in de 30 groeven en tegenhoudringen, zodat het afdichtingsmembraan werkzaam tussen de delen van het inzetstuk wordt vastgeklemd, waarna de lasnaad wordt aangebracht voor een permanente steriele insluiting van het afdichtingsmembraan.
Het binnenste, elastische, beschermende membraan 35 17 is betrekkelijk dun en beschermt de inhoud van de houder tegen β3 0 1 9 2 5 i 6 verontreiniging door deeltjes, terwijl het buitenste, elastische, beschermende membraan, dat ook betrekkelijk dun is, het binnenste afdichtingsmembraan beschermt tegen besmetting door bacteriën.
Het buitenste beschermende membraan en het omsloten afdichtings-5 membraan begrenzen zelf een derde ruimte 33 in het inzetstuk, welke ruimte in hoofdzaak dezelfde diameter bezit als de genoemde relatief grote tweede ruimte 21.
Figuur 2 toont ook een deel van een verbin-dingsinrichting 45 in een stand, waarbij de verbindingsinrichting 10 in de afvoerinrichting is gestoken. De verbindingsinrichting is voorzien van een bij voorkeur iets conisch deel 44. Het deel 44 heeft een buitendiameter, die even groot is als of iets groter is dan de binnendiameter van het buisvormige deel 15, door middel waarvan het deel 44 afdichtend aanligt tegen het binnenste begren-15 zingsoppervlak van het binnenste deel 15. Het deel 44 van de getekende verbindingsinrichting 45 vormt slechts een voorbeeld van de bovengenoemde afdichtende aanligging. Wanneer een verbindingsinrichting in de afvoerinrichting is gestoken, zijn natuurlijk zowel de afdichtingsmembranen 14 en 17 als het afdichtingsmembraan 20 23 doorstoken en door de verbindingsinrichting opzij gedrukt.
Figuur 3 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de afvoerinrichting volgens de uitvinding, waarbij het binnenste deel 9 van het inzetstuk is samengesteld uit een eerste inrichting 9a, die samenwerkt met een tweede inrichting 9b.
25 De eerste inrichting 9a omsluit door middel van goed. wrijvingscon-tact over een in hoofdzaak cilindrisch einddeel 39, dat zich het dichtst bij het afdichtingsmembraan 23 bevindt, de tweede inrichting 9b over een in hoofdzaak cilindrisch deel 15a, dat bij toepassing van de tweede inrichting 9b het verst van het afdichtings-30 membraan af is gelegen.
De eerste inrichting 9a heeft bovendien een buisvormig binnenste deel 15b, dat door middel van goed wrijvings-contact samenwerkt met het relatief dunne gedeelte 5 van het buisvormige uitlaatgedeelte 4 en uitsteekt in het inwendige van 35 het houderlichaam 1. Het relatief dunne gedeelte 5 van de uitlaat- 8301925 *· 7 buis 4 is voorzien van een omtreksflens 35, die samenwerkt met een overeenkomstig uitsteeksel 36 aan het einddeel 39 van de eerste inrichting 9a, dat zich het dichtst bij het afdichtings-membraan 23 bevindt, om de plaats van de eerste inrichting 9a in 5 de uitlaatbuis te fixeren. De tweede inrichting 9b is voorzien van een in hoofdzaak cilindrische wand 37, die is verbonden met zowel de bodemwand 19 als met een tweede bodemwand 38, die de over-gang vormt naar het cilindrische deel 15a van de tweede inrichting 9b, dat het verst van het afdichtingsmembraan is verwijderd. Het 10 cilindrische deel 15a gaat over in het binnenste beschermende membraan 17, dat een ruimte 30 begrenst, dat is omsloten door de eerste inrichting 9a en open is naar het inwendige van de houder.
De omtreksflens 35 in de uitlaatbuis 4 strekt zich uit tot een binnendiameter, die groter is dan de buitendiameter van het eind-15 deel 39 van de inrichting 9a, door middel waarvan de omtreksflens ook een contactoppervlak vormt voor de tweede bodemwand 38 van de tweede inrichting en daardoor bijdraagt tot het fixeren van de positie van de tweede inrichting 9b in de uitlaatbuis 4. De bovengenoemde wanddelen 37, 38 komen overeen met de tussenwand 20 bij 20 de uitvoeringsvorm volgens figuur 2. De constructie van het binnenste deel 9 van het inzetstuk als twee afzonderlijke met elkaar verbonden inrichting vergemakkelijkt de vervaardiging van het inzetstuk, wanneer het binnenste beschermende membraan 17 moet worden geplaatst binnen het buisvormige binnenste deel 15, zoals in 25 figuur 3 is getekend.
Het buitenste tweede deel 10a van het inzetstuk 8 is bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 aan zijn bovenwand 13 omsloten door een binnenste, in hoofdzaak cilindrische wand 41, die de bovenwand verbindt met het buitenste beschermende 30 membraan 14 en met een buitenste cilindrische wand 43, die een contact- en verbindingsinrichting vormt tegen de mondstukrand 7 van de uitlaatbuis 4.
De getekende constructie van het buitenste tweede deel 10a geeft aanleiding tot een verstijving van het tweede 35 deel 10a, door middel waarvan de bevestiging van het afdichtings- 8301925 * - 8 membraan 23 wordt versterkt. Een andere factor, die daartoe bij-draagt, is, zoals in de figuur is weergegeven, de plaatsing van de tegenhoudringen 25, 26 en de ringvormige groeven 27 in hoofdzaak in het gebied tussen de cilindrische wand 37 van de tweede 5 inrichting 9b en de binnenwand 41 van het tweede deel 10a.
De cilindrische wand 18 van het relatief dikke buitenste deel 16 is volgens figuur 3 met zijn cilindrische oppervlakken opgesteld buiten aanraking met de aangrenzende oppervlakken van het afdichtingsmembraan 23 en de cilindrische wand 12 van 10 het buitenste tweede deel 10. Deze uitvoeringsvorm kan worden gekozen om de produktie te vergemakkelijken, omdat de steriliteit van de afvoerinrichting wordt gegarandeerd door de lasnaden 22 en 43 tussen de cilindrische wand 18 en het tweede deel 10a en respectievelijk tussen het relatief dikke deel 6 van de uitlaatbuis 15 en het tweede deel 10a.
Andere verwijzingscijfers, die in figuur 3 zijn gebruikt, hebben hun direkte equivalent in figuur 2 en zijn aan de hand daarvan beschreven.
Figuur 4a toont een uitvoeringsvorm soortgelijk 20 aan die volgens figuur 3, waarbij het binnenste deel 9 van het inzetstuk is samengesteld uit een eerste inrichting 9c, die samenwerkt met een tweede inrichting 9b. De eerste inrichting 9c van het binnenste deel van het inzetstuk is aan zijn bovenste gedeelte met voorzien van een dikker randdeel 34, dat samenwerkt met 25 groeven 46, 47 in het relatief dunne deel 5 van het buisvormige uitlaatdeel 4 respectievelijk in de tweede inrichting 9d van het binnenste deel 9 van het inzetstuk. Deze samenwerking bewerkstelligt, dat de eerste inrichting 9c van het deel 9 van het inzetstuk aan de tweede inrichting 9d van het deel van het inzetstuk 30 respectievelijk aan het buisvormige uitlaatdeel 4 is bevestigd door middel van snapwerking.
Van het buisvormige inzetstuk 8 is bij deze uitvoeringsvorm zijn buitenste tweede gedeelte 10b gevormd als een ringvormig bevestigingsdeel 48, dat aanligt tegen het afdich-35 tingsmembraan 23 en dat in zijn centrale gedeelte is voorzien van 8301925 .m 9 een opening/ die het bovenoppervlak van het afdichtingsmembraan blootlegt- De opening van het bevestigingsdeel is begrensd door een conisch oppervlak 50, dat een betrekkelijk geleidelijke over-gang vormt naar het bovenoppervlak van het afdichtingsmembraan, 5 teneinde de desinfectie daarvan en van de omgeving daarvan te vergemakkelijken. Het bevestigingsdeel is verder voorzien van een naar beneden gerichte bevestigingsring 26 voor samenwerking met de bovenste ringvormige groef 27 in het afdichtingsmembraan, terwijl het membraan aan zijn bovenste randgebied aan de tweede 10 inrichting 9d van het binnenste deel van het inzetstuk is bevestigd door middel van de onderste groef 27 van het membraan en door middel van de bevestigingsring 25 van de tweede inrichting. Het bevestigingsdeel is met de mondstukrand 7 van het relatief dikke deel 6 van de uitlaatbuis 4 verbonden door middel van een lasnaad 15 51. Een bovenste membraan 49 bedekt bovendien de opening van het bevestigingsdeel 48 en is losneembaar (bijvoorbeeld gelijmd of gelast) aan het bevestigingsdeel gemonteerd. Het bovenste membraan vormt uitstekende delen die geschikt kunnen dienen als grijpinrichtingen, wanneer het membraan moet worden verwijderd.
20 Figuur 4b toont een uitvoeringsvorm, waarbij het binnenste deel 9 van het inzetstuk een constructie en een vorm heeft, die in hoofdzaak overeenkomen met hetgeen hierboven is beschreven voor de tweede inrichting 9d in figuur 4a. Tussen het cilindrische gedeelte 15a van de tweede inrichting en het 25 relatief dunne deel 5 van de uitlaatbuis 4 is zodoende een vrije ruimte gevormd, die het mogelijk maakt, de binnendiameter van het cilindrische gedeelte 15a van de tweede inrichting aan te passen aan de diameter in de richting van de verbindingsinrichting 45, terwijl de vorm en de diameter van het relatief dunne deel 5 van 30 de uitlaatbuis behouden blijven. Opgemerkt wordt dat deze aanpas-singsmogelijkheid een aanzienlijke rationalisatie en vermindering van de kosten van produktie en opslag met zich meebrengt, omdat de uitlaatbuis 4 een uniforme constructie en maat krijgt, die als regel onafhankelijk kan worden gekozen van de binnendiameter 35 van het cilindrische gedeelte 15a. De lengte van het cilindrische 8301925 10 gedeelte 15a van de tweede inrichting is bij enige uitvoeringsvormen zodanig gekozen, dat het cilindrische gedeelte uitsteekt in de houder, of zoals in figuur 4b is getekend, dat het in hoofdzaak eindigt nabij de wand van de houder 1, afhankelijk van 5 de resterende hoeveelheid lucht en het volume van het fluïdum, dat in de houder moet blijven.
Andere verwijzingscijfers, die in de figuren 4a en 4b zijn gebruikt, komen overeen met inrichtingen, die reeds eerder zijn beschreven.
10 Het afdichtingsmembraan bezit voldoende elas ticiteit, zodat het onmiddellijk kan terugkeren in zijn afdich-tende, vlakke uitgangsstand, nadat het is doorstoken door een puntige verbindingsinrichting, en deze laatste uit het inzetstuk is teruggetrokken. De elasticiteit van het afdichtingsmembraan 15 is bovendien voldoende groot en de plasticiteit van het materiaal voldoende groot, dat het afdichtingsmembraan zichzelf kan aanpassen aan de vorm van de doorstekende verbindingsinrichting en deze kan omsluiten, teneinde een afdichtende werking uit te oefenen rondom de verbindingsinrichting gedurende het afvoeren van het 20 fluïdum, die in hoofdzaak is vereist vanuit het oogpunt van hygiene. De afdichtende verbinding tussen de verbindingsinrichting en de afvoerinrichting 3, teneinde lekkage van fluïdum te verhinderen, wordt hoofdzakelijk verzekerd, doordat de verbindingsinrichting 45 is voorzien van het eerder beschreven iets conische gedeelte 25 44 voor afdichtend contact met het binnenoppervlak van het buis vormige binnenste deel 15 respectievelijk 15a.
In een alternatief geval is het binnenoppervlak van het binnenste deel 15 iets conisch uitgevoerd, of bij nog een ander alternatief zijn de twee uitvoeringsvormen gecombineerd.
30 Teneinde te zorgen voor de noodzakelijke veerkracht van de doorstoken centrale delen, zodat de afdichtende, vlakke uitgangsstand snel kan worden aangenomen, nadat de verbindingsinrichting uit het inzetstuk is teruggetrokken, is het essentieel, dat het afdichtende membraan een minimale dikte heeft van ongeveer 1,0 mm, 35 nog afgezien van de genoemde voldoende grote elasticiteit en plas- 8301925 11 ticiteit. Het afdichtingsmembraan heeft bij voorkeur een dikte van ongeveer 1,5 mm tot 2,5 mm. Deze materiaaldikten houden verband met tegenwoordig bekende materialen. Nieuwe materialen kunnen het natuurlijk mogelijk maken, het afdichtingsmembraan uit te 5 voeren met andere materiaaldikten.
Om het doorsteken van het afdichtingsmembraan door de puntige verbindingsinrichting te vergemakkelijken, is het afdichtingsmembraan binnen het doorsteekgebied bij bepaalde uitvoeringsvormen voorzien van één of meer verzwakkingen, bijvoorbeeld 10 in de vorm van sneden, die geheel of gedeeltelijk door het materiaal gaan. De verzwakkingen kunnen bestaan uit een enkele snede of uit meerdere elkaar snijdende sneden.
De grotere ruimte 21 vain het binnenste deel 9 van het inzetstuk is zo groot, dat deze aan het afdichtingsmembraan 15 ruimte geeft om vrij door te buigen in de ruimte onder invloed van de druk van de puntige verbindingsinrichting, als deze door het afdichtingsmembraan steekt. Na het doorsteken wordt de energie in de veerkracht, die is verzameld door het binnenwaarts buigen, vrijgemaakt, zodat wanneer de verbindingsinrichting wordt ver-20 wijderd, een ogenblikkelijke terugkeer van het doorgebogen centrale deel van het afdichtingsmembraan in een vlakke uitgangsstand wordt bewerkstelligd, zodat een perfecte afdichting wordt bereikt en gegarandeerd.
De uitvoeringsvormen volgens de figuren 4a 25 en 4b zijn in het bijzonder aangepast voor toepassingen, waarbij meer dan eens fluidum uit de houder moet worden verwijderd. Het . gebruik van de houder wordt voorbereid, doordat het bovenste mem braan 49 wordt· afgescheurd. Bij bepaalde toepassingen wordt een additief toegevoegd aan het fluidum, bijvoorbeeld door middel van 30 een injectiespuit, die naar beneden wordt ingestoken door het afdichtingsmembraan en het binnenste beschermende membraan 17. Wanneer de toevoeging van het additief is voltooid, bestaat de mogelijkheid tot opnieuw desinfecteren van het afdichtingsmembraan in verband met het daaropvolgend insteken van de verbindingsinrich-35 ting 45. Het is duidelijk, dat herhaalde verwijdering en insteken 8301925
V
12 van de verbindingsinrichting met tussentijds toevoegen van additief aan het fluïdum gemakkelijk kan worden uitgevoerd, in het bijzonder wanneer de uitvoeringsvormen volgens figuur 4 worden gebruikt, en dat de vereiste steriliteit en reinheid van het 5 fluïdum kan worden gehandhaafd. Eerder toegepaste technieken om houders van de hier beschreven soort te voorzien van speciale toevoerinrichtingen (additiefpoorten) zijn door de uitvinding vereenvoudigd, omdat de afvoerinrichting ook voor dit doel kan worden gebruikt. Bij vele toepassingen betekent dit zowel het vereenvoudigd 10 hanteren en een goedkopere houder.
Teneinde de koppeling tussen het inzetstuk 8 en de uitlaatbuis te versterken, is het inzetstuk voorzien van bijvoorbeeld ringvormige uitsteeksels 31, die in de wand van de uitlaatbuis dringen (zie figuur 2).
15 Het inzetstuk wordt voorgesteriliseerd en onder hygiënische omstandigheden in de uitlaatbuis 4 gebracht, waarna het inzetstuk aan zijn mondstukrand aan de uitlaatbuis wordt gelast. Bij bepaalde toepassingen wordt het aan elkaar lassen voorafgegaan door afsnijden van de bovenranden van de uitlaatbuis 20 4 en van het inzetstuk 8. Het aan elkaar lassen van de twee delen 9 en 10 van het inzetstuk wordt bij voorkeur uitgevoerd door middel van ultrasoon en het aan elkaar lassen van het inzetstuk en de uitlaatbuis wordt uitgevoerd door toepassing van een willekeurig geschikte, bakende lasmethode, bijvoorbeeld thermisch lassen. De delen van het inzetstuk zijn bij voorkeur vervaardigd van 25 dezelfde kunststof als de houder en zijn uitlaatbuis.
Bij bepaalde uitvoeringsvormen is de houder voorzien van een afzonderlijke, met een membraan afgedichte opening voor het inbrengen van verschillende additieven in de infusie-oplossing, zoals drugs en voedingsstoffen. Bovendien is de houder 30 als regel voorzien van ophanginrichtingen (niet getekend), die zijn aangebracht aan het uiteinde van de houder, dat van de afvoerinrichting 3 is afgekeerd, zodat de houder bij toediening van het fluidum kan worden opgehangen. Zowel de vulinrichting als de afvoerinrichting kunnen worden beschermd door beschermende hulzen of 8301925 9 J* 13 soortgelijke inrichtingen, teneinde algehele hygiëne te verzekeren, welke beschermende hulzen worden verwijderd, wanneer de houder moet worden gebruikt.
Bij gebruik wordt de samengedrukte houder via 5 de vulinrichting gevuld met het vereiste fluidua, waarna hij wordt afgedicht, bij voorkeur door lassen en de gevulde houder wordt gesteriliseerd. Voor het afvoeren van het fluidum wordt een verbin-dingsinrichting ingebracht, door met zijn puntige einde de drie membranen van het inzetstuk van de afvoerinrichting te doorsteken, 10 waarna het afvoeren van het fluidum wordt gestart. Dit kan naar wens worden onderbroken en daardoor is het mogelijk, de verbindings-inrichting uit het inzetstuk terug te trekken, om een verbindings-inrichting op een later tijdstip opnieuw in te steken door de reeds doorstoken afdichtingsinrichting, zonder dat het fluidum de 15 houder verlaat, en als de onderbreking van korte duur is, zonder enig verlies van steriliteit, hetgeen mogelijk is gemaakt door de zelf-afdichtende afdichtingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding.
De uitvinding kan natuurlijk ook worden toege-20 past op niet samendrukbare houders van kunststof of een ander materiaal, bijvoorbeeld glas.
De uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven uitvoeringsvormen, maar kan op velerlei manieren worden gevarieerd binnen het kader van de bijgaande conclusies. De uitlaat-25 buis bijvoorbeeld kan zodanig worden gemaakt, dat hij in hoofdzaak overal dezelfde diameter heeft (zonder enig dikker gemaakt deel) voor het opnemen en daarin op zijn plaats vastlassen van een inzetstuk dat uit verscheidene delen bestaat, welk inzetstuk een gelijkblijvende buitendiameter heeft, die is aangepast aan de binnendia-30 meter van de uitlaatbuis. Het binnenste deel van het inzetstuk heeft daarbij een doorgaand kanaal, dat zich het dichtst bij de houder bevindt, voor het opnemen van de puntige verbindingsinrich-ting, en een vergrote ruimte voor het toelaten van de vereiste buitenwaartse buiging van het afdichtingsmembraan, evenals bij de 35 bovenbeschreven uitvoeringsvormen. Hoewel een zelf-afdichtend 8301925
«* V
4 14 - membraan normaal voldoende is om te zorgen voor de noodzakelijke hygiene tussen tweemaal uitnemen van fluïdum uit de houder, kunnen indien nodig verscheidene, bijvoorbeeld twee, van dergelijke af-dichtingsmembranen achter elkaar worden geplaatst met tussenlig-5 gende ruimten en vergrote ruimten, die de vereiste gunstige buitenwaartse buiging van elk afdichtingsmembraan mogelijk maken. De twee afdichtingsmembranen zijn daarbij ingesloten door een binnenste en een buitenste beschermend membraan zoals eerder is beschreven.
10 De uitvinding is hierboven beschreven in ver band met uitvoeringsvormen, waarbij de uitlaatbuis 4 tezamen met daarmee samenwerkende inzetstukken een ronde dwarsdoorsnede heeft. De uitvinding kan echter ook worden toegepast bij uitvoeringsvormen, waarbij de genoemde inrichtingen andere dwarsdoorsne-15 den hebben, bijvoorbeeld een ovale, een veelhoekige dwarsdoorsnede enz.
In de bovenstaande beschrijving is vermeld, dat de delen 9 en 10 van het inzetstuk met elkaar en met het buisvormige uitlaatdeel 4 zijn verbonden door middel van lasnaden.
20 Uit de beschrijving blijkt duidelijk, dat volgens de uitvinding de verbindingen een geheel dichte verbinding van de delen van het inzetstuk met elkaar en met het buisvormige uitlaatdeel moeten bewerkstelligen. De uitvinding kan dus worden gerealiseerd met behulp van elke willekeurige dichte verbinding, bijvoorbeeld een 25 kleefmiddelverbinding, een snappende verbinding gecombineerd met een afdichtingsmiddel enz.
De uitvinding betreft een inrichting in een houder voor fluidum, zoals bloed, een infusie-oplossing of een oplossing van een voedingsstof of een reinigingsvloeistof, welke 30 houder bij voorkeur bestaat uit kunststof en als regel is voorzien van een vulinrichting 2 van een voorraad van het fluidum in de houder en van een buisvormige afvoerinrichting 3 voor het verwijderen van fluidum uit de houder via een verbindingsinrichting 45, die zodanig is uitgevoerd dat zij met een puntig einde door 35 de afvoerinrichting kan worden bewogen bij het doorsteken van 8301925 * > 15 o o ...
daarin geplaatste afdichtingsinrichtingen. Volgens de uitvinding omvat de afvoerinrichting een zelf-afdichtend membraan 23 van elastisch materiaal en de afvoerinrichting 3 heeft daardoor een eerste cilindrische ruimte 32 voor het opnemen van de verbindings-5 inrichting bij tot stand brengen van afdichtend oppervlaktecontact met de afvoerinrichting en een tweede ruimte 21, die groter is dan de eerstgenoemde ruimte en is geplaatst tussen de eerstgenoemde ruimte 32 en het afdichtingsmembraan 23, waarbij het elastische zelf-afdichtende membraan 23 zodanig is geplaatst, dat het onder 10 invloed van een druk, uitgeoefend door de verbindingsinrichting, in de groter gemaakte ruimte binnenwaarts buigt.
De uitvinding is behalve in de bovenstaande beschrijving in het bijzonder beschreven in de bijgaande conclusies.
3301925
Claims (11)
1. Inrichting in houders voor fluidum, zoals bloed, een infusie-oplossing of een oplossing van een voedingsstof, of een reinigingsvloeistof, welke houder bij voorkeur be- 5 staat uit thermoplastisch materiaal en is voorzien van een buisvormige afvoerinrichting (3) voor het verwijderen van fluidum uit de houder via een verbindingsinrichting (45), die zodanig is uitgevoerd, dat zij met een puntig einde door de afvoerinrichting kan worden bewogen bij het doorsteken van een daarin geplaatste 10 afdichtingsinrichting, met het kenmerk, dat de afdichtingsinrich- ting is voorzien van tenminste één zelf-afdichtend membraan (23) van elastisch materiaal en dat de afvoerinrichting (3) een eerste ruimte (32) heeft voor het opnemen van de verbindingsinrichting bij afdichtend oppervlaktecontact met de afvoerinrichting, en een 15 tweede ruimte (21), die groter is gemaakt dan de eerstgenoemde ruimte en is geplaatst tussen de eerstgenoemde ruimte (32) en het afdichtingsmembraan (23), waarbij het elastische, zelf-afdichtende membraan (23) zodanig is aangebracht, dat het onder invloed van een druk, uitgeoefend door de verbindingsinrichting, in de groter 20 gemaakte ruimte (21) binnenwaarts buigt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtingsmembraan (23) is ingesloten tussen een binnenste beschermend membraan (17), dat de eerstgenoemde ruimte (32) begrenst ten opzichte van het inwendige van de 25 houder, en een buitenste beschermend membraan (14, 49), dat op afstand van het afdichtingsmembraan (23) is geplaatst onder vorming van een derde ruimte (33) met een omvang, die tenminste gelijk is aan de diameter van de eerstgenoemde ruimte (32).
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, 30 met het kenmerk, dat de afvoerinrichting (3) is voorzien van een buisvormig uitlaatdeel (4) en van een daarin geplaatst inzetstuk (8) van thermoplastisch materiaal, waarbij het inzetstuk is voorzien van het afdichtingsmembraan (23) en de genoemde ruimten (21, 32, 33) bevat.
4. Inrichting volgens conclusie 3, 3301925 - 17 u «71 met het kenmerk, dat de begrenzingswanden van de eerstgenoemde ruimte (32) in het gebied voor afdichtend oppervlaktecontact met de verbindingsinrichting (45) zijn gelegen op afstand van de buitenste begrenzingswanden van de buisvormige afvoerinrichting 5 (3) aan het uitlaatdeel (4), door middel waarvan de vormen van de binnenste begrenzing van de eerstgenoemde ruimte (32) en de buitenste begrenzing van de verbindingsinrichting (45) aan elkaar zijn aangepast in het gebied van afdichtend oppervlaktecontact en overwegend onafhankelijk van de buisvormige afvoerinrichting (3).
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het inzetstuk (8) bestaat uit een binnenste deel (9) en een buitenste deel (10) en is voorzien van samenwerkende koppelinrichtingen (25 - 27) op die delen en op het afdichtings-membraan (23) voor het vasthouden van het afdichtingsmembraan aan 15 de delen (9, 10) van het inzetstuk, die door lassen zijn verbonden.
6. Inrichting volgens één van de conclusies 3 tot en met 5, met het kenmerk, dat het inzetstuk (8) op zijn plaats is vastgelast aan het buisvormige uitlaatdeel (4), dat uit één stuk met de houder is vervaardigd.
7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het binnenste deel (9) van het inzetstuk de eerstgenoemde ruimte (32) en de genoemde grotere tweede ruimte (21) vormt en dat het binnenste deel (9) van het inzetstuk bij voorkeur bestaat uit een eerste inrichting (9a, 9c) en uit een 25 tweede inrichting (9b, 9d) die daarmee samenwerkt en die dichter bij het afdichtingsmembraan (23) is geplaatst, waarbij de tweede inrichting (9b, 9d) de eerstgenoemde ruimte (32) en de grotere tweede ruimte (21) vormt.
8. Inrichting volgens conclusie 5, 30 met het kenmerk, dat de koppelinrichtingen de vorm hebben van in omtreksrichting verlopende tegenhoudringen erj-groeven (25 - 27) in tegenover elkaar liggende oppervlakken van de randdelen (24) van het afdichtingsmembraan en in tegenover elkaar liggende oppervlakken van de delen (9, 10) van het inzetstuk en/of dat het buiten-35 ste deel (10) van het inzetstuk is voorzien van het buitenste 8301925 ^ V #1 c beschermende membraan (14, 49) en het binnenste deel (9) van het inzetstuk is voorzien van het binnenste beschermende membraan (17).
9. Inrichting volgens één van de conclusies 5 5 tot en met 8, met het kenmerk, dat het binnenste deel (15) van het binnenste deel (9) van het inzetstuk over een vooraf bepaalde afstand uitsteekt in de fluidumruimte van de houder.
10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het af dichtingsmembraan (23) 10 binnen het gebied voor het doorsteken door de verbindingsinrichting (45) is voorzien van verzwakkingen, die zijn uitgevoerd als één of meer sneden, die geheel of gedeeltelijk door het afdichtings-membraan gaan en die elkaar bij voorkeur snijden wanneer meerdere sneden zijn aangebracht.
11. Inrichting in houders voor fluïdum, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 8301925
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
SE8203365 | 1982-06-01 | ||
SE8203365 | 1982-06-01 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8301925A true NL8301925A (nl) | 1984-01-02 |
NL192606B NL192606B (nl) | 1997-07-01 |
NL192606C NL192606C (nl) | 1997-11-04 |
Family
ID=20346936
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8301925A NL192606C (nl) | 1982-06-01 | 1983-05-31 | Stelsel voor het ledigen van een houder die is bedoeld voor vloeistoffen zoals bloed. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
DK (1) | DK165483C (nl) |
GB (1) | GB2121016B (nl) |
IE (1) | IE54272B1 (nl) |
IL (1) | IL68821A (nl) |
NL (1) | NL192606C (nl) |
NO (1) | NO166834C (nl) |
SE (1) | SE455165B (nl) |
Families Citing this family (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2613707B1 (fr) * | 1987-04-07 | 1991-05-03 | Fuso Pharmaceutical Ind | Procede et dispositif d'obturation du goulot d'un recipient de transfusion en resine synthetique |
DE19500459A1 (de) * | 1995-01-10 | 1996-07-11 | Pohl Gmbh & Co Kg | Anordnung an Infusionsflaschen oder dergleichen |
JP3409943B2 (ja) * | 1995-05-25 | 2003-05-26 | 昭和電工株式会社 | 輸液容器用口栓体及びその製法 |
US5871110A (en) * | 1996-09-13 | 1999-02-16 | Grimard; Jean-Pierre | Transfer assembly for a medicament container having a splashless valve |
DE19717765C1 (de) * | 1997-04-26 | 1999-02-25 | Fresenius Ag | Steriler Konnektor und Folienbeutel mit einem sterilen Konnektor |
US6090093A (en) * | 1997-09-25 | 2000-07-18 | Becton Dickinson And Company | Connector assembly for a vial having a flexible collar |
US5925029A (en) * | 1997-09-25 | 1999-07-20 | Becton, Dickinson And Company | Method and apparatus for fixing a connector assembly onto a vial with a crimp cap |
US6003566A (en) * | 1998-02-26 | 1999-12-21 | Becton Dickinson And Company | Vial transferset and method |
US7285423B2 (en) | 2000-12-22 | 2007-10-23 | Biotage Ab | Penetrable pressure proof sealing for a container |
JP4060222B2 (ja) * | 2003-03-26 | 2008-03-12 | 株式会社大塚製薬工場 | 薬液容器 |
DE102004051300C5 (de) * | 2004-10-20 | 2013-01-24 | Fresenius Kabi Deutschland Gmbh | Verschlusskappe für mit medizinischen Flüssigkeiten befüllte Behältnisse |
JP5889572B2 (ja) * | 2011-08-18 | 2016-03-22 | 内外化成株式会社 | 弾性栓体、医療用キャップおよびその製造方法 |
ITMI20131118A1 (it) * | 2013-07-04 | 2015-01-05 | Massimiliano Luciani | Sigaretta elettronica a sicurezza migliorata |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3831813A (en) * | 1973-05-11 | 1974-08-27 | Haemonetics Corp | High-flow capacity, self-regulating bypass spike |
US4133441A (en) * | 1978-03-23 | 1979-01-09 | Baxter Travenol Laboratories, Inc. | Injection site |
-
1983
- 1983-05-26 SE SE8302947A patent/SE455165B/sv not_active IP Right Cessation
- 1983-05-30 NO NO831932A patent/NO166834C/no unknown
- 1983-05-30 IE IE127583A patent/IE54272B1/en not_active IP Right Cessation
- 1983-05-31 IL IL6882183A patent/IL68821A/xx not_active IP Right Cessation
- 1983-05-31 NL NL8301925A patent/NL192606C/nl not_active IP Right Cessation
- 1983-05-31 DK DK244883A patent/DK165483C/da not_active IP Right Cessation
- 1983-06-01 GB GB08315032A patent/GB2121016B/en not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
SE8302947D0 (sv) | 1983-05-26 |
IE831275L (en) | 1983-12-01 |
IL68821A (en) | 1986-02-28 |
DK244883D0 (da) | 1983-05-31 |
NO166834B (no) | 1991-06-03 |
SE455165B (sv) | 1988-06-27 |
GB2121016A (en) | 1983-12-14 |
NO166834C (no) | 1991-09-11 |
DK165483B (da) | 1992-12-07 |
DK244883A (da) | 1983-12-02 |
DK165483C (da) | 1993-04-19 |
NL192606C (nl) | 1997-11-04 |
GB8315032D0 (en) | 1983-07-06 |
IE54272B1 (en) | 1989-08-02 |
GB2121016B (en) | 1985-10-23 |
NO831932L (no) | 1983-12-02 |
NL192606B (nl) | 1997-07-01 |
SE8302947L (sv) | 1983-12-02 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8301925A (nl) | Inrichting in houders. | |
US4798605A (en) | Device for connecting and draining a pouch | |
US6030539A (en) | In-line liquid filtration device useable for blood, blood products or the like | |
JP5999514B2 (ja) | 流体製品、特に医療品、薬品、及び化粧品の再閉鎖可能な容器 | |
US5257986A (en) | Container for the separate sterile storage of at least two substances and for mixing said substances | |
EP2583715A1 (en) | Infusion tube system and method for manufacture | |
RU2002120999A (ru) | Предварительно наполненная пипетка одноразового применения | |
EP3057873B1 (en) | Emptying device, assembly, and method for emptying suction bag | |
CZ296769B6 (cs) | Lahvicka slouzící jako obal pro kapalinu dávkovanou po kapkách | |
CN107106410B (zh) | 带有至少两个取出口的连接器系统 | |
AU781617B2 (en) | Withdrawal and injection system for medical solutions and a container with said withdrawal and injection system | |
EP0605889B1 (en) | Solution bag with plastic connecting tube | |
US2838046A (en) | Container for blood and the like | |
US8528783B2 (en) | Sterile dispensing package with coupling insert for receipt of piercing member and method of using the same | |
CN109803715B (zh) | 用于含有液体的医疗包装的连接器 | |
EP3164167B1 (en) | Emptying device, assembly and method for emptying suction bag | |
JP6564017B2 (ja) | 媒体を充填可能又は充填された、ヘッドピースを有する容器 | |
KR102515690B1 (ko) | 의료용 액체를 수용하기 위한 용기용의 밀봉 캡 | |
SK283018B6 (sk) | Vak s hadičkou na dodávku tekutiny | |
MXPA04008956A (es) | Metodos y sistemas para preparar prodictis saguineos. | |
WO2012074452A1 (en) | Chromatography column assembly comprising a sealing device | |
KR20160122190A (ko) | 의료용 가요성 파우치 | |
WO1996023545A1 (en) | Connecting element | |
JPS6190729A (ja) | 混合用容器及びその製造方法 | |
JPH1147235A (ja) | 複室容器 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
TNT | Modifications of names of proprietors of patents or applicants of examined patent applications |
Owner name: POLIMOON LANGESKOV A/S Owner name: REXAM CLOSURES AND CONTAINERS A/S Owner name: PLM LANGESKOV A/S |
|
V4 | Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20030531 |