NL8204779A - Werkwijze en inrichting voor het ontnemen van op een wikkelkern gewikkelde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten. - Google Patents

Description

* VO 3934

Werkwijze en Inrichting voor het ontnemen van op een wikkelkem gewikkelde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten.

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor het ontnemen van in twee formaties/ in het bijzonder schub-formaties, op een wikkelkern gewikkelde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten van een wikkel, overeenkomstig de inleiding van 5 conclusie 1, respectievelijk conclusie 7.

Er zijn inrichtingen met een afwikkelplaats voor het ontnemen van voortbrengselen uit een wikkel, welke door een voortbrengselfozmatie gevormd is, bekend (zie bijvoorbeeld Duits Offenlegungsschrift 2.526.432 en het Duitse Auslegeschrift 1.244.656). Bij deze inrichtingen vormt 10 zich nu het probleem, dat bij het verwisselen van een lege wikkelkern door een nieuwe wikkel de afvoer van voortbrengselen een onderbreking ondergaat. Dit bezwaar kan weliswaar door verdubbeling van de afwik-kelplaatsen, waarvan de ene in bedrijf is, terwijl de andere afwikkelplaats met een nieuwe wikkel beladen wordt, verholpen worden. Deze 15 oplossing heeft echter het nadeel, dat een aanzienlijke machinale investering noodzakelijk is.

Aan de uitvinding ligt nu het probleem ten grondslag, een werkwijze ^respectievelijk een inrichting van het hierboven genoemde type te verschaffen, welke het mogelijk maakt, met een afwikkelplaats een 20 continue stroom van af te voeren voortbrengselen te waarborgen.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding door de kenmerken van conclusie 1, respectievelijk 7 opgelost.

De beide gelijktijdig van de wikkel afgetrokken formaties worden aan een ongelijke behandelingswijze'onderworpen.

25 Terwijl de eerste formatie langs directe weg van de wikkel wordt afgevoerd, wordt onderwijl de afvoer van de tweede formatie vertraagd.

Tijdens het aansluitend afvoeren van de tweede formatie is een verwisseling van een lege wikkelkern tegen een nieuwe wikkel mogelijk, zonder dat in de afgevoerde voortbrengselstroom een onderbreking optreedt.

30 Bij voorkeur wordt de tweede formatie na het afwikkelen en voor het afvoeren tot een tussenwikkel opgewikkeld.

De vertraging bij de afvoer van de tweede formatie wordt dus bereikt, doordat deze laatste voor het eigenlijk afvoeren nogmaals opgewikkeld wordt.

35 De werkwijze volgens conclusie 5 geeft vanwege het opwikkelen van elk van de beide voortbrengseldelen tot een tussenwikkel de mogelijk- 8204779 0 ** -2- heid, de voortbrengselen in de afgevoerde produktformatie die stand te geven zoals in de oorspronkelijke naar het opwikkelstation toegevoerde formatie.

In het hierna volgende wordt aan de hemd van de tekening een 5 uitvoeringsvoorbeeld van het onderwerp van de uitvinding nader toegelicht. Zuiver schematisch tonen:

Figuren 1 en 2 een afwikkelstation in verschillende in verschillende werkfasen, en

Figuren 3 en 4 een opwikkelstation in verschillende werkfasen.

10 Het in de figuren 1 en 2 getoonde afwikkelstation 1 heeft een afwikkelplaats 2 alsmede een afvoer 3. In het afwikkelstation 2 is een verzameleenheid 4 aangebracht, waarvan de opbouw in de Zwitserse octrooiaanvrage 6.503/81 nader besproken is. Deze verzameleenheid 4 heeft een beweegbaar frame 5, waarin de as 6 van een cilindrische 15 wikkelkern 7 gelagerd is. De wikkelkern 7 draagt een wikkel 8 uit de drukprodukten, waarvan de opbouw nog toegelicht zal worden. In het frame 5 is voorts een bandspoel 9 voor een scheidingsband 10 draaibaar gelagerd.

Deze scheidingsband 10 is tussen de wikkellagen gewikkeld en aan een 20 einde met de wikkelkern 7 verbonden.

De wikkel 8 wordt door twee boven elkaar liggend op de wikkelkern 7 gewikkelde schub formaties 11 en 12 gevormd. In elk van deze schubformaties 11 en 12 liggen de drukprodukten 14 dakpanvormig over elkaar. Elke wikkellaag bestaat dus uit 2 lagen. De vorming van een 25 dergelijke wikkel kan of verschillende manieren plaatsvinden. In het hierna volgende wordt nu aan de hand van figuur 3 en 4 een de voorkeur verdienende mogelijkheid voor het vormen vein een wikkel kort beschreven.

In de figuren 2 en 4 is een opwikkelstation 15 getoond, dat onderwerp is vein een gelijktijdig ingediende octrooiaanvrage en daar-20 in uitvoerig beschreven is. Dit opwikkelstation 15 heeft een opwik-kelplaats 16, waarin de lege verzameleenheid 4 zich bevindt (fig. 3).

Via een toevoer 17 worden de op de wikkelkern 7 te verzamelen drukprodukten 14 toegevoerd. In het opwikkelstation 15 is voorts een vaste, draaibare wikkelkern 18 aangebracht, waaraan een einde van een 25 scheidingsband 19 bevestigd is, welke op een bandspoel 20 gewikkeld is. De vorming van de wikkel 8 op de wikkelkern 7 geschiedt als volgt; 8204779 -3- ί

Het voorlopende, eerste deel 21 van de op te wikkelen produkt-stroom wordt van de toevoer 17 naar de wikkelkem 18 gevoerd, zoals fig. 3 dit toont. De voortbrengselen 14 van het eerste deel 21 worden dus op de aangedreven wikkelkem 18 tot een tussenwikkel 13 opgewikkeld, 5 waarbij tussen de wikke Hagen de scheidingsband 19 nee opgewikkeld wordt. Zoals figuur 3 toont, worden de drukprodukten 14 met hun vouwkant 14a. vooruit op de wikkelkem 18 gewikkeld.

Het tweede, volgende deel 22 van de produktstroon wordt daarentegen door de toevoer 17 direct naar de wikkelkem 7 gevoerd. Gelijk-10 tijdig wordt het eerste deel 21 van de produktstroom van de tussenwikkel 13 afgewikkeld eri tezamen met het tweede deel 22 op de wikkelkem 7 gewikkeld, zoals figuur 4 toont. Daarbij komen de voortbrengselen 14 van het tweede deel 22 op de voortbrengselen 14 van het eerste deel 21 te liggen.Tussen de afzonderlijke wikkellagen, welke dus uit 15 twee lagen bestaan, wordt de wikkelband 10 gewikkeld.

Zoals figuur 4 verder toont, worden nu de voortbrengselen 14 van de delen 21 met hun open zijde 14b vooruit op de wikkelkem 7 gewikkeld, terwijl de voortbrengselen 14 van het tweede deel 22 met de vouwkant 14a vooruitlopend opgewikkeld worden.

20 Na het gereedkomen van de wikkel 8 worden de verder toegevoerde drukprodukten 14 opnieuw naar de wikkelkem 18 voor het vormen van de tussenwikkel gevoerd. Tijdens het vormen van de tussenwikkel 13 kan nu de verzameleenheid 4 door een nieuwe verzameleenheid met een \ lege wikkelkem 7 vervangen worden.

25 Terugkerend naar de figuren 1 en 2 wordt nu de verdere opbouw van het' wikkelstation 1 beschreven.

Op de verzameleenheid 4 sluit een tranportbandwip 23 aan, welke aan één einde om de as 23a zwenkbaar in een vast raam 24 gelagerd is. Op de transportbandwip 23 grijpt een aandrukmechanisme 25 30 aan, dat een veeraccumulator bevat, welke de transportbandwip 23 tegen de wikkel 8 drukt. Aan één einde van de transportbandwip 23 bevindt, zich een aftakplaats 26, waar de afvoer 3 in een eerste tak 27 en een tweede tak 28 wordt verdeeld.

De eerste tak 27 heeft twee bandtransporteurs 29 en 30, welke 35 op de transportbandwip 23 aansluiten. In de tweede tak 28 is een band-transporteur 31 aangebracht, waarop een transportbandwip 32 aansluit.

Deze slechts schematisch weergegeven transportbandwip 32 is op niet nader weergegeven wijze verstelbaar. Boven de transportbandwip 32 is 8204779 -4- een wikkelkern 33 aangebracht, waarvan de as 34 draaibaar in het raam 24- gelagerd is. Aan de wikkelkern 33 is het ene einde van een schei-dingsband 35 bevestigd, welke op een onder de transportbandwip 32 gelagerde bandspoel 36 gewikkeld is. In de tweede tak 28 is voorts 5 een in het raam 24 draaibaar gelagerde keerwals 37 aangebracht, waarmee een aandrukband 38 samenwerkt, welke met de keerwals 37 een transportspleet vormt.

De werking van het afwikkelstation 1 is als volgt:

Het afwikkelen van de beide voortbrengselformaties 11 en 12 10 van de wikkel 8 geschiedt op de in de Zwitserse aanvrage 6.503/81 en het Duitse Offenlegungsschrift 3.123.888 respectievelijk het overeenstemmende Britse octrooischrift 2.081.230 beschreven wijze. Door middel van een niet weergegeven aandrijving wordt de spoelband 9 aangedreven, hetgeen het aftrekken van de wikkelband 10 van de wikkel 8 15 . tot gevolg heeft. Daardoor wordt de licht geremde wikkelkern 7 in de richting van de pijl B gedraaid. De afgewikkelde formaties 11 en 12 komen via de transportbandwip 23 naar de aftakplaats 26, waar de beide formaties 11 en 12 onderling gescheiden blijven.

De eerste formatie 11, welke met het eerste, vooruitlopende 20 deel 21 van het naar het opwikkelstation 15 gevoerde produktstroom overeenstemt (fig. 3 en 4), wordt via de bandtransporteurs 29 en 30 in de richting van de pijl C direct afgevoerd. Daarbij vormen de vouwkanten 14a van de afgevoerde voortbrengselen 14 wederom de voorlopende kant, zoals dit bij de naar het opwikkelstation 15 (fig. 3 en 25 4) toegevoerde schubfonnatie het geval was.

De tweede schubf ormatie 12 komt van de aftakplaats 26 via de bandtransporteur 31 en de transportbandwip 32 naar de wikkelkern 33, welke in de richting van de pijl D aangedreven wordt. Deze tweede formatie 12 wordt dus op deze wikkelkern 33 tot een tussenwikkel 39 opge-30 wikkeld. De afzonderlijke wikkelingslagen worden, door de mee opgewikkelde scheidingsband 35 van elkaar gescheiden. Omdat de bandspoel 36 licht geremd is, wordt de scheidingsband 35 onder trekspanning staand, gewikkeld (fig. 1). De transportbandwip 32 volgt het toenemen van de diameter van de tussenwikkel 39 en wordt op niet nader weer-35 gegeven wijze daar tegenaan gedrukt. Zoals voorts uit fig. 1 blijkt, verlaten de drukprodukten 14 van de tweede formatie 12 de hoofdwikkel 8 met een open zijde 14b vooruitlopend en worden in deze stand ook op de wikkelkern 33 gewikkeld.

8204779 p™"' ' ~ ..................

i • · -5- ’ f

Na het leegmaken van de hoofdwikkel 8 wordt de transportbandwip 32 omgeschakeld, zodat deze nu een verbinding tussen de tussenwikkel 39 en.de keezwals 37 vormt, zoals dit in figuur 2 is getekend. Aansluitend worden de drukprodukten 14 van de tussenwikkel 39 afgewikkeld.

5 Daartoe wordt de bandspoel.36 aangedreven,hetgeen het aftrekken van de scheidingsband 36 van de tussenwikkel 39 tot gevolg heeft. De licht geremde wikkelkern 33 wordt daarbij in de richting van de pijl E gedraaid. De afgewikkelde drukprodukten 14 komen via de transportbandwip 32 in de transportspleet tussen de keerwals 37 en de aandrukband -10 38 en worden daarbij over 180° gekeerd. De deze transportspleet verlatende drukprodukten 14 komen op de bandtransporteur 30, waardoor zij in de richting van de pijl C afgevoerd worden. Zoals figuur 2 toont, wordt de vooruitlopende kant van de van de tussenwikkel 39 afgewikkelde drukprodukten 14 door hun vouwkant 14a gevormd. Na het keren door de 15 keerwals 37 hebben dus de voortbrengselen 14 in de schubstroom de- zelfde stand als de vooraf afgevoerde voortbrengselen 14 van de eerste formatie 11, dat wil zeggen dezelfde stand, welke zij in de schubstroom innamen, welke naar het wikkelstation 15 (fig. 3 en 4} toegevoerd werd.

De tweede formatie 12 kan op de beschreven wijze praktisch 20 zonder onderbreking achter de eerste formatie 11 via de bandtransporteur 30 afgevoerd worden.

Tijdens het afwikkelen van de tweede formatie 12 van de tussenwikkel 39 kan de lege verzameleenheid 4 door een nieuwe verzamel-eenheid met een volle wikkel 8 vervangen worden. Zodra de wikkelkern 25 33 voor de tussenwikkel 39 leeg gemaakt is, kan op de beschreven wijze de nieuwe wikkel 8 opgebouwd worden. Dit betekent, dat uit het af-wikkelstation 1 niettegenstaande een noodzakelijkheid van een verwisseling van de verzameleenheden 4 een praktisch continue produktstroom afgevoerd kan worden.

30 Zoals beschreven heeft de door de bandtransporteur 30 meege voerde schubformatie dezelfde opbouw als de naar het opwikkelstation 15 (fig. 3 en 4) gevoerde schubformatie, dat wil zeggen de stand van de drukprodukten 14 binnen het schubverband wordt door de in. samenhang met het op- en afwikkelen plaatsvindende handeling niet veranderd.

35 Het is echter ook mogelijk, door een geschikte uitvoeringsvorm de toevoer 17 respectievelijk de afvoer 3 een verandering in de opbouw van de afgevoerde schubformatie te bewerkstelligen.

8204779 -6- f h ' r

De vorming van een wikkel 8 uit twee op elkaar liggende formaties 11 en 12 kan ook op andere wijze dan aan de hand van fig. 3 en 4 is beschreven plaatsvinden, bijvoorbeeld door gelijktijdig opwikkelen van twee direct naar de wikkelkern 7 gevoerde formaties.

5 Overigens is het mogelijk, op de beschreven wijze ook wikkels te verwerken, waarbij de beide formaties niet op elkaar liggen, doch naast elkaar op een wikkelkern 7 gewikkeld zijn. Het is duidelijk, dat in een dergelijk geval de af voer 3 dienovereenkomstig anders ais getekend uitgevoerd moet worden.

10 De bede produktformaties kunnen ook zodanig in elkaar geschoven zijn, dat in het opgewikkelde verband de produkten van de beide formaties afwisselend zijn aangebracht. Bij het afwikkelen van de produkten moeten op de aftakplaats 26 middelen aanwezig zijn, om de beide in elkaar geschoven formaties weer van elkaar te scheiden.

15 Op de beschreven wijze kunnen ook andere vlakke voortbrengselen worden verwerkt, bijvoorbeeld papiervellen, zakken en dergelijke.

Daarbij is het niet noodzakelijk, dat de voortbrengselen een schub-formatie vormen. Elke formatie kan daarentegen uit een aantal afzonderlijke voortbrengselen uit een lange materiaalbaan, bijvoorbeeld een 2Q papierbaan, bestaan. 1 8204779

Claims (15)

1. Werkwijze voor het ontnemen van in twee formaties, in het bijzonder schubformaties, op een wikkelkern gewikkelde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten van een wikkel door afwikkelen van de voortbrengselfózmaties, met het kenmerk, dat de eerste (11) van de 5 beide gelijktijdig opgewikkelde formaties (11, 12) direct en de tweede formatie (12) met vertraging en in aansluiting op de eerste formatie (11) afgevoerd wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede formatie (12) na het afwikkelen en voor de afvoer tot een tussen- 10 wikkel (39) opgewikkeld wordt.

3. Werkwijze volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat de beide formaties (11, 12) overlappend van de wikkel (8) afgewikkeld worden.

4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, 15 dat de beide formaties (11, 12) door het aftrekken van een tussen de wikkelingen gewikkelde scheidingslaag (10) van de wikkel (8) afgewikkeld worden.

5. Werkwijze voor het verwerken van continu, in het bijzonder in een schubstroom, aankomende vlakke voortbrengselen, bij voorkeur druk- 20 produkten, waarbij de voortbrengselen voor het. verzamelen tot een wikkel gewikkeld en later daarvan weer worden afgewikkeld, met het kenmerk, dat voor het opwikkelen een eerst, vooruitlopend deel (21) van de voortbrengselen (14) allereerst tot een tussenwikkel (13) gewikkeld en aansluitend daarvan afgewikkeld en tezamen met een tweede, volgend 25 deel (22) van de produkten (14) tot een hoofdwikkel (8) gewikkeld wordt en dat bij het later gelijktijdig afwikkelen van de beide delen (21, 22) het eerste deel (21) van de voortbrengselen (14) direct afgevoerd en het tweede deel (22) van de voortbrengselen (14) tot een tussenwikkel (39) gewikkeld en van deze in aansluiting aan het eerste deel (21) 30 van de voortbrengselen (14) afgevoerd wordt.

6. Werkwijze voor het verwerken van continu, in het bijzonder in een schubstroom, aankomende vlakke voortbrengselen, bij voorkeur druk- 8204 779 ” ....... ~ -8- produkten, waarbij de voortbrengselen voor het verzamelen tot een wikkel gewikkeld en later van deze weer af gewikkeld worden/met het kenmerk, dat voor het opwikkelen een eerst, vooruitlopend deel (21) van de voortbrengselen (14) met vertraging naar een wikkelplaats (16) ge-5 voerd wordt en op deze laatste gelijktijdig met het tweede, volgende deel (22) van de voortbrengselen (14) opgewikkeld wordt en dat bij het later gelijktijdig afwikkelen van de beide delen (21, 22) een eerste deel (21 of 22) van de voortbrengselen (14) direct en het andere, % tweede deel (22 of 21) van de voortbrengselen (14) met vertraging en 10 in aansluiting aan het eerste deel (21 of 22) af gevoerd wordt.

7. Inrichting voor het ontnemen van in twee formaties, in het bijzonder schubformaties, op een wikkelkem gewikkelde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten, van een wikkel, met een af-wikkelinrichting voor de voortbrengselformatie en een afvoer voor de 15 af gewikkelde voortbrengselen, met het kenmerk, dat de afvoer (3) mid-delen (29 - 38) voor het direct afvoeren van de eerste (11) van de beide gelijktijdig afgewikkelde formaties (11, 12) en voor het vertraagd afvoeren van de tweede formatie (12) in aansluiting aan de eerste formatie (11) heeft.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de afvoer (3) een eerste tak (27) voor het direct afvoeren van de eerste formatie (11) en een tweede tak (28) voor het vertraagd afvoeren van de tweede formatie (12) heeft.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de tweede 25 tak (28) een in tegengestelde richting (D, E) aandrijfbare wikkelkem (33) voor het vormen van een tussenwikkel (39) uit de tweede voortbrengselformatie (12) heeft.

10. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt door tenminste een verzamelaar (36), bijvoorbeeld een voorraadspoel, voor een scheidings- 30 band (35), welke aan een einde met de wikkelkem (33) verbonden is en bij voorkeur onder trekspanning staand tussen de wikkellagen van de tussenwikkel (39) wikkelbaar is.

11. Inrichting volgens conclusies 9 of 10, met het kenmerk, dat voor de wikkelkem (33) een daaronder verlopend steunorgaan (32) ge- 35 schakeld is, dat de voortbrengselen (14) overlappend naar de wikkelkem (33) voert.

12. Inrichting volgens conclusies 7 of 8, met het kenmerk, dat de 8204779 f. [ ..................... ' ...... i *, ï! -9- - jf afwikkelinrichting een aftrekinrichting (9) voor het aftrekken van tenminste één tassen de wikkellagen gewikkelde scheidingsband (10) van de t hoofdwikkel (8) heeft.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de aftrek-5 inrichting een aandrijfbare bandspoel (9) voor het opwikkelen van de . aan één einde met de wikkelkem (7) verbonden scheidingsband (10) heeft.

14. Inrichting volgens een van de conclusies 7-13, met het kenmerk, dat de wikkelkem (7) van de hoofdwikkel (8) en bij voorkeur ook de bandspoel (9) in een beweegbaar raam (5) gelagerd is.

15. Inrichting volgens een van de conclusies 7-14, met het kenmerk, dat op de wikkelkem (7) van de hoofdwikkel (8) een daaronder aangebracht steunorgaan (23) voor het overlappend afvoeren van de produktfonnaties (11, 12) van de hoofdwikkel (8) aansluit, dat gemeenschappelijk voor beide takken (27, 28) van de afvoer (3) is. 8204 779 .....