NL8204777A - Werkwijze en inrichting voor het verzamelen van continu, in het bijzonder in een schubstroom, toegevoerde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten. - Google Patents

Description

néi*#..... - .......M.mik..................................... ............ .... r. . ----------- ' · % * VO 3933

Werkwijze en inrichting voor het verzamelen van continu, in het bij-.zonder in een schubstr oom, toegevoerde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten._______' .........

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze, alsmede een inrichting voor het verzamelen van continu, in het bijzonder in een schub-stroom, aangevoerde, vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten, volgens de inleiding van conclusie 1, respectievelijk conclusie 6.

5 Het is bekend vlakke voortbrengselen van de meest verschillende soort, welke continu worden aangevoerd, op een wikkelkem te wikkelen (zie bijvoorbeeld Duits Offenlegungsschrift 2.544.135, Duits Auslege-schrift 1.244.656 alsmede Duits octrooischrift 2.207.556). Is het aantal van de op deze wijze te verwerken voortbrengselen groter dan de 10 capaciteit van de wikkel op een wikkelkem, dan moeten bij volle wikkels midden in een bereikingsproces maatregelen getroffen worden, om de alsdan toegevoerde voortbrengselen op een nieuwe, lege wikkelkem te kunnen qpwikkelen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk, de produktentoevoer tijdens de tijd, terwijl de volle wikkel tegen een lege wikkelkem 15 wordt uitgewisseld, te onderbreken. Daarnaast is het ook bekend, twee wisselgewijze te voeden wikkelstations toe te passen, waarvan steeds naar de ene voortbrengselen toegevoerd worden, terwijl aan het andere wikkelstation de volle wikkel opgenomen wordt (Duits Offenlegunsschrift 2.544.135).

20 Bij deze laatstgenoemde oplossing is het echter niet noodzake lijk, de produktenstroam te onderbreken, doch is hiervoor als gevolg van de noodzakelijke verdubbeling van de wikkelstations een aanzienlijke machinale investering nodig.

Aan de onderhavige aanvrage ligt nu het probleem ten grondslag, 25 een werkwijze, respectievelijk een inrichting van het hierboven bedoelde type te verschaffen, welke een continu verwerken van de aangevoerde voortbrengselen op één enkele wikkelplaats mogelijk maakt.

Volgens de uitvinding wordt dit probleem door de kenmerken van conclusie 1, respectievelijk conclusie 6 opgelost.

30 Terwijl de toevoer van het voortuitlopende deel van de voort brengselen naar de wikkelplaats vertraagd wordt, kan een volle wikkel tegen een lege wikkelkem uitgewisseld worden. Aansluitend wordt dit eerste deel van de produkten tezamen met het volgende tweede deel van deze voortbrengselen, dat langs directe weg in de wikkelplaats komt, 35 op de wikkelkem gewikkeld. Worden de beide delen van de voortbrengselen 8204777 ' . < -2- over elkaar heen liggend naar de wikkelkem gevoerd/ dan zijn de wik-kellagen van de wikkel tweelaags. Het is echter ook mogelijk/ de beide delen van de voortbrengselstroom naast elkaar op de wikkelkem te wikkelen.

5 Bij voorkeur wordt uit het eerste deel van de voortbrengselen een tussenwikkel gevormd, waaraan deze vervolgens weer ontnomen en tezamen met de voortbrengselen van het tweede deel van de produktenstroom naar de wikkelkem voor het vormen van de hoofdwikkel toegevoerd.worden.

In het hiernavolgende wordt aan de hand van de tekening en uit-10 voeringsvoorbeeld nader toegelicht.

De beide figuren tonen schematisch een opwikkelstation in verschillende arbeidsfasen.

Het in de figuren 1 en 2 weergegeven wikkelstation 1 heeft een als geheel door 2 aangeduide toevoer alsmede een daarop aansluitende 15 wikkelplaats 3. Op deze wikkelplaats bevinden zich een opwikkel- en verzameleenheid 4, welke in de Zwitserse octrooiaanvrage No. 6.503/81 nader besproken is.

Deze opwikkel- en verzameleenheid 4 heeft een beweegbaar frame 5 in de vorm van een lagerbok. In het frame 5 is draaibaar de as 6 van 2Q een cilindrische wikkelkem 7 gelagerd. Deze wikkelkem is op niet nader weergegeven wijze in de richting van de pijl A aandrijfbaar. In dit frame 5 is voorts een bandspoel 8 met een wikkelband 9 gelagerd.

Deze wikkelband 9, welke uit een trekvast materiaal, bijvoorbeeld kunststof, bestaat, is met zijn ene einde vast met de wikkelkem 7 25 verbonden. Bij het draaien van de wikkelkem 7 wordt deze wikkelband 9 . van de bandspoel 8 afgetrokken, waarbij niet weergegeven middelen, bijvoorbeeld een rem, aanwezig zijn, om de op de wikkelkem 7 lopende wikkelband 9 onder trekspanning te houden.

De toevoer 2 heeft een slechts schematisch weergegeven aan-30 brenger 10, welke in het onderhavige geval door twee bandtransporteurs gevormd wordt. Op deze aanbrenger 10 sluit een eveneens slechts schematisch weergegeven wissel 11 aan. Via deze wissel 11 wordt de aanbrenger 10 naar keuze met een eerste tak 12 of een tweede tak 13 van de toevoer 2 verbonden.

35 Onder wissel 11 is een raam 14 aangebracht, waarin een as 15 van een andere wikkelkem 16 draaibaar gelagerd is. Met de wikkelkem 16 is het ene einde van een wikkelband 17 verbonden, dat op een voorraadrol 18 is gewikkeld, welke eveneens in het raam 14 gehouden is. Onder de 8204777 -3- ' ‘ ' t' ... ? | wikkelkem 16 is in het raam 14 om een as 19a zwenkbaar een transportbandwip 19 gelagerd. Op deze transportbandwip grijpt een in het raam 14 bevestigd aandrukmechanisme 20 aan, dat een veeracuumulator bevat en de wip 19 tegen de wikkelkem 16 respectievelijk tegen de zich 5 daarop vormende wikkel aandrukt.

Aan het tegenover de wikkelkem 16 liggende einden sluit ook op de transportbandwip 19 een bandtransporteur 21 aan. Tussen deze bandtrans-porteur 21 en de wikkelkem 7 van de opwikkel- en verzameleenheid 4 is een andere transportbandwip 2 3 aangebracht, welke om een as 22a 10 zwenkbaar in het raam 14 gelagerd is. Deze transportbandwip 22 loopt eveneens onder de wikkelkem 7 en wordt door middel van een aandrukmechanisme 23, dat eveneens een veeraccumulator bevat tegen deze wikkelkem 7, respectievelijk tegen de zich op deze wikkelkem 7 vormende wikkel aangedrukt.

15 Het opwikkelstation 1 werkt als volgt:

De op de wikkelkem 7 te wikkelen drukprodukten 24, welke in schubformatie, dat wil zeggen dakpanvormig over elkaar liggend aankomen, worden door middel van de aanbrenger 10 naar de wissel 11 gevoerd.

Deze leidt nu het vooruitlopende eerste deel 25 van de drukprodukten 20 24 naar de eerste tak 12 van de toevoer 2, zoals dit in fig. 1 is weergegeven. De wikkelkem 16 wordt op niet nader weergegeven wijze in de richting van de pijl B aangedreven.

De drukprodukten 24 van het eerste deel 25 worden door de transportbandwip 19 in de richting van de pijl D overlappend naar de wikkelkem 25 16 gevoerd en daarop gewikkeld. Gelijktijdig wordt de onder trekspan-ning staande wikkelband 17 mede opgewikkeld, welke als scheidingslaag tussen de afzonderlijke wikkellagen komt te liggen. Zoals fig. 1 toont,worden de aankomende drukprodukten 24 met hun vouwkant 24a vooruitlopend op de wikkelkem 16 gewikkeld.

30 Zodra het laatste produkt 24 van dit vooruitlopende eerste deel 25 de wissel 11 heeft gepasseerd, wordt de wissel 11 omgeschakeld, om het tweede, nalopende deel 26 van de drukprodukten 24 naar de tweede tak 13 van de toevoer 2 te leiden, zoals in fig. 2 is getoond. Terwijl nu de produkten 24 van dit tweede deel 26 naar de wikkelplaats 3 35 lopen, worden de drukprodukten 24 van het eerste deel 25 aan de op de wikkelkem 16 gevormde tussenwikkel 27 ontnomen. Daartoe wordt de voorraadrol 18 aangedreven, terwijl de wikkelkem 16 licht geremd wordt. De drukprodukten 24 van het eerste deel 25 worden op. deze wijze 8204777 " -4- van de wikkelkem 16 afgewikkeld en komen via de bandtransporteur 21 naar de transportbandwip 22, waarop ze met de produkten 24 van het tweede deel 26 verenigd worden. Zoals fig. 2 toont, komen daarbij de voortbrengselen 24 van dit tweede deel 26 op de voortbrengselen 24 van het 5 eerste deel 25 te liggen, zodat via de transportbandwip 22 naar de wikkelkem 7 een tweelaags-schubstroom toegevoerd wordt. Deze laatste wordt op deze wikkelkem 7 gewikkeld, waarbij tussen de afzonderlijke tweelaags -wikkellagen de wikkelband 9 gewikkeld wordt, welke de afzonderlijke wikkellagen scheidt. Het opwikkelen van de drukprodukten 24 10 op de wikkelkem 7 is in de Zwitserse octrooiaanvrage 6.503/81 en het Duitse Offenlegungsschrift 3.123.888 respectievelijk het overeenkomstige Britse octrooischrift 2.081.230 nader besproken.

Zoals fig. 2 toont, worden de drukprodukten 24 van het eerste deel 25 met een open zijde 24b vooraan aan de tussenwikkel 27 ontnomen 15 en in de richting vein de pijl E naar de wikkelkem 7 toegevoerd. Dat wil zeggen, dat de vouwkant 24a de nalopende kant vormt. Daarentegen komen de drukprodukten 24 van het tweede deel 26 met de vouwkant 24a vooruit naar de wikkelkem 7. Daaruit volgt, dat de drukprodukten 24 in de beide lagen van elke wikkellaag onderscheidelijk zijn aange-20 bracht.

Heeft de op de wikkelkem 7 gevormde hoofdwikkel 28 zijn gewenste grootte bereikt, dan wordt de wissel 11 opnieuw omgeschakeld.

De nu verder aankomende drukprodukten 24 worden op de beschreven wijze op de intussen geheel lege gewikkelde kern 16 gewikkeld. Tijdens het 25 vormen van de tussenwikkel op de wikkelkem 16 kan nu het frame 5 met de volle hoofdwikkel 28 uit het wikkelstation 1 verwijderd en door een nieuw frame 5 met een lege wikkelkem 7 vervangen worden.

Tijdens dit verwisselen moet de continu aankomende produktstroom dus niet tegengehouden worden.

30 Het ontnemen van drukprodukten 24 uit de hoofdwikkel 28 kan bijvoorbeeld op de in de gelijktijdig ingediende Nederlandse octrooiaanvrage beschreven wijze plaatsvinden.

Daarbij kunnen bij het afwikkelen van de afzonderlijke wikkellagen de drukprodukten 24 van een laag met hun vouwkant 24a vooruitlopend afge-35 voerd worden, dus in dezelfde formatie, als zij oorspronkelijk naar het opwikkelstation 1 gevoerd werden.

Het is duidelijk, dat de hiervoor beschreven inrichting in verschillende delen anders dan getekend uitgevoerd kan worden. Enige van 8204777 Γ --- ------ “ - — »*» ------.- " .....: . 'If -5- de vele mogelijke varianten worden nu in het kort beschreven.

„ Ofschoon^het gemeenschappelijk onderbrengen van de wikkelkem 7 en de bandspoel 8 voor de wikkelband 9 in. een beweegbaar frame 5 voor het hanteren van bijzonder voordeel is, is het ook mogelijk, de band-5 spoel 8 en de wikkelkem 7 in een vast raam 14 aan te brengen, waarbij in dit geval de as 6 van de wikkelkem 7 wegneembaar gelagerd moet worden.Iü plaats wan de drukprodukten 24 van het eerste en tweede deel 25, 26, zoals getoond op elkaar liggend op de wikkelkem 7 te wikkelen, is het ooit mogelijk, de beide delen 25 en 26 van de drukproduktenstroom 10 gelijktijdig naast elkaar op de wikkelkem 7 te wikkelen.

Het is duidelijk, dat op de beschreven wijze ook andere vlakke /voortbrengselen, zoals papiervellen, zakken en dergelijke, opgewikkeld kunnen worden.

8204777

Claims (14)

1. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste deel (25) van de voortbrengselen (24) allereerst tot een tussenwikkel 10 (27) gewikkeld en aansluitend tezamen met het tweede deel (26) van de voortbrengselen (24) naar de wikkelkern (7) gevoerd wordt.
2. 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste en tweede deel (25* 26) van de voortbrengselen (24)op elkaar liggend opgewikkeld worden.
3. 4. Werkwijze volgens een vein de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de voortbrengselen (24) overlappend naar de wikkelkern (7) gevoerd worden.
4. 5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot. 4, met het kenmerk, dat bij het opwikkelen van de voortbrengselen (24) tussen de wikkel- 20 lagen tenminste een bij voorkeur onder trekspanning staande scheidings-laag (9) gewikkeld wordt.
5. 6. Inrichting voor het verzamelen van continu, in het bijzonder in een schubstroom, aankomende vlakke voortbrengselen, in het bijzonder drukprodukten, met een aandrijfbare wikkelkern en een toevoer voor de 25 toevoer van de voortbrengselen naar de wikkelplaats, met het kenmerk, dat de toevoer (2) middelen (16, 19, 21, 22) voor het vertraagd toevoeren van een eerst, vooruitlopend deel (25) van de voortbrengselen (24) naar de wikkelplaats (3) en gelijktijdig toevoeren van dit eerste deel (25) van de voortbrengselen (24) en het tweede, navolgende 30 deel (26) van de voortbrengselen (24) naar de wikkelplaats (3) heeft.
6. 7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de toevoer (2) een eerste tak (12)voor het vertraagd toevoeren van het eerste deel (25) van de voortbrengselen (24) alsmede een tweede tak (13) voor 8 20 4 77 7 I—ή-------: “ ............................................................~...... * ί ; : -7- . I- i- ' \ ; het direct toevoeren van het tweede deel (26) van de voortbrengselen r ’ ί (24) naar de wikkelplaats (3) alsmede een omschakelinrichting (11) i voor het naar keuze beladen van een tweede tak (12, 13) met voortbreng-' selen (24) heeft. ί ί ,8. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt .doordat de eerste ; 5 tak (12) een in tegengestelde richtingen (B, C) aandrijfbare wikkel- kem (16) voor het vormen van een tussenwikkel (27) uit het eerste deel ί (251 van de voortbrengselen (24) heeft. ! * ί ; 9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt, doordat tenminste j één verzamelaar (18), bijvoorbeeld een voorraadspoel, voor een schei-: 10 dingsband (17), dat aan één einde met de wikkelkem (16) verbonden is en bij voorkeur onder trekspanning staand tussen de wikkellagen waarvan de tussenwikkel (27) wikkelbaar is.
7. 10. Inrichting volgens conclusies 8 of 9, met het kenmerk, dat voor de wikkelkem (16) een daaronder verlopend oplegorgaan (19) geschakeld 15 is, dat de voortbrengselen (24) dakpanvormig naar de wikkelkem (16) voert.
8. 11. Inrichting volgens conclusies 6 of 7, gekenmerkt, doordat tenminste één verzamelaar (8), bijvoorbeeld een voorraadrol, voor een scheidingsband (9), welke aan één einde met de wikkelkem (17) ver- 20 bonden is en bij voorkeur onder trekspanning staand tussen de wikkellagen van de hoofdwikkel (28) gewikkeld kan worden.
9. 12. Inrichting volgens conclusies 6 of 7, met het kenmerk, dat voor de wikkelkem (7) een daaronder verlopend oplegorgaan (22) voor het overlappend toevoeren van de voortbrengselen (24) naar de wikkelkem 25 (7) geschakeld is,welke gemeenschappelijk voor de eerste en tweede tak (12, 13) is.
10. 13. Inrichting volgens conclusies 6 tot 12, met het kenmerk, dat de wikkelkem (7) van de hoofdwikkel (28) en bij voorkeur ook de bijbehorende verzamelaar (8) voor de scheidingsband (9) in een beweegbaar 30 raam (5) gelagerd is.
11. 14. Wikkel bestaande uit op een wikkelkem gewikkelde vlakke voortbrengselen, bij voorkeur drukprodukten, met het kenmerk, dat op de wikkelkem (7) twee gelijktijdig met elkaar opgewikkelde formaties (25, 26), bij voorkeur in schubformatie,aangebracht zijn.
12. 15. Wikkel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de beide for-__ maties (25, 26) op elkaar liggen. --------8204 777 -e-
13. 16. Wikkel volgens conclusies 14 of 15., met het kenmerk, dat tussen de wikkellagen tenminste één scheidingslaag (9), welke bij voorkeur onder trekspanning staat, gewikkeld is.
14. 17. Wikkel volgens een van de conclusies 14 tot 16, met het kenmerk, 5 dat in de ene formatie (25) de voortbrengselen (24) een tegengestelde stand innemen ten opzichte van de andere formatie (26). 8204777