NL8204734A

NL8204734A - Vezelgaren met verwarde draden, werkwijze voor het vervaardigen ervan en inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Info

Publication number: NL8204734A
Application number: NL8204734A
Authority: NL
Original assignee: Rhone Poulenc Fibres
Priority date: 1981-12-28
Filing date: 1982-12-07
Publication date: 1983-07-18
Also published as: DK575082A; IT8225012A0; ES8308940A1; DE3248396A1; SE8207423L; BR8207635A; JPS58163743A; CA1224329A; IT1153928B; ES518584A0; SE8207423D0; FR2519035B1; IT8225012A1; BE895482A; US4489542A; GB2113734B; FR2519035A1; GB2113734A

Description

Λ Λ.

9 * N.0.31.482 1

Vezelgaren met verwarde draden, werkwijze voor het vervaardigen ervan en inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze._

De uitvinding heeft tot doel een produkt van het type vezelgarens verkregen door onderlinge verwarring van textielvezels alsmede op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.

Het vervaardigen van vezelgarens is algemeen bekend in de textiel-5 industrie. De garens worden volgens de bekende werkwijzen verkregen door het spinnen van lonten uit gesneden vezels, die worden gestrekt en getwist op continue spininrichtingen; korter geleden is het spinnen ontwikkeld genoemd spinnen met vrije einden of open-eind-spinnen, waarbij van de lont uit vezels aan een turbine een hoeveelheid vezels wordt 10 toegevoerd en waarbij door torsie het produkt wordt verkregen. Deze werkwijzen worden toegepast voor natuurlijke vezels, kunstmatige of synthetische vezels alleen of gemengd, waarbij de eerste bekende werkwijze dient voor vezels van alle lengten, de tweede voor vezels die in het algemeen een kleine lengte bezitten in de orde van 60 mm of meer; 15 aan de andere kant zijn de snelheden voor het verkrijgen van de vezelgarens beperkt als gevolg van de grenzen van de snelheden gesteld door de gebruikte mechanische middelen; voor de gebruikelijke werkwijze zijn de begrensde spinsnelheden in de orde van 40 meter per minuut bij lange vezels en voor het open-eind-spinnen in de orde van 60 meter per minuut 20 bij korte vezels, aan de andere kant moet rekening gehouden worden met de spinbaarheid van het behandelde textielmateriaal. In het Franse oc-trooischrift 1.305.832 is voorgesteld compacte verwarde draden te vervaardigen door middel van een mondstuk, waarbij volgens een voorbeeld een vezelgaren wordt vervaardigd door verwarren, waarbij in elk geval 25 in deze draad de vezels sterk zijn verward en bovendien is geen enkele voorwaarde voor het uitvoeren aangegeven en na de datum van indiening van de oorspronkelijke aanvrage in 1960 is geen produkt van dit type op de markt gekomen wat moeilijkheden bij de industriële realisatie doet vermoeden.

30 Volgens het Amerikaanse octroolschrift 3.079.746 is ook voorge steld een gebundeld vezelgaren te vervaardigen onder gebruikmaking van een valstwistmondstuk.

In het Britse octrooischrift 1.398.985 is voorgesteld een vezelgaren te vervaardigen door verwarring van een vezelband bij snelheden die 35 kunnen gaan tot 200 meter per minuut in een speciale inrichting waarin de verwarde vezels worden onderworpen aan twee mediumstromen, met overtoevoer in de behandelzone, waarbij het verwarde garen tijdens de uit- 8204734 » » 2 voering een geperforeerde plaat ontmoet, terwijl de vezels van gelijke lengte kunnen zijn.

In de Amerikaanse octrooischriften 4.080.778 en 4.118.921 is ook * voorgesteld een garen uit vezels van verschillende lengte door breuk te 5 verwarren, van welke garens de verdeling goed wordt bepaald, door spinnen bij verhoogde opneemsnelheden in de orde van 200 meter per minuut.

Voor het verkrijgen van vezelgarens met hoge snelheden door onderlinge verwarring van de vezels is het dus bekend hetzij bijzondere middelen te gebruiken als men vezels toepast met gelijke of verschillende 10 lengten, hetzij een werkwijze toe té passen met onderlinge verwarring door breken waardoor het verkregen eindprodukt een verdeling bezit met vezels met bijzonder verschillende lengten.

Onderhavige uitvinding stelt voor een regelmatig vezelgaren te verschaffen met eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die vereist in 15 de textielindustrie, door eenvoudige middelen toe te passen.

De uitvinding heeft tot doel een vezelgaren met door medium verwarde vezels te verschaffen, met het kenmerk, dat in het garen de vezels dezelfde lengte hebben, genoemd garen een structuur bezit met evenwijdige draden zonder schroeflijn omvattende open zones en gesloten 20 zones, waarbij de vezels niet verbonden onderling zijn verward in de gesloten zones en evenwijdige draden bezitten in de open zones, welke open zones aan de andere kant vrije draden omvatten waarbij de cohesie-factor van het vezelgaren groter is dan 100 en bij voorkeur ligt tussen 120 en 180.

25 Onderhavige uitvinding heeft tot doel een werkwijze te verschaffen voor het vervaardigen van vezelgarens zoals boven beschreven, met het kenmerk, dat ten minste êén vezellont vezels met gelijke lengten wordt toegevoerd aan een lamineerreeks, vervolgens aan ten minste één verwar-ringsmondstuk dat open is en een enkele straal afgeeft en wordt gevoed 30 door een gasvormig medium onder een druk bij voorkeur liggende tussen 1 en 6 bars, waarbij de hoek α gevormd door de hartlijn van het door-gangskanaal van het garen in het mondstuk en genoemd garen ligt tussen 10 en 80°, bij voorkeur tussen 20 en 60°, waarbij het verkregen garen wordt opgewikkeld met een snelheid groter dan 50 meter per minuut.

35 Onderhavige uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaf fen voor het uitvoeren van de bovenbeschreven werkwijze noodzakelijk voor het verkrijgen van het vezelgaren, dat een doel is van onderhavige uitvinding, met het kenmerk, dat hij toevoermiddelen omvat voor ten minste één vezellont aan een lamineerinrichting, ten minste één open 40 mediummiddel en een enkele verwarringsstraal bezit, regelmiddelen voor * (11¾ ra qua ge') 820 4 734 * -Λ 3 de spanning van het vezelgaren in de mediumverwarringszone en een mid-del voor het opwikkelen van het verkregen vezelgaren.

Gebleken is dat het bij toepassing van open verwarringsmiddelen met enkele straal mogelijk is, uitgaande van ten minste een band of een 5 lont uit vezels met gelijke lengten, een produkt te verkrijgen waarvan de textiele eigenschappen vergelijkbaar zijn met die van vezelgarens verkregen met de klassieke werkwijzen.

Onder vezels met gelijke lengten verstaat men vezels met dezelfde lengte of met een maximaal verschil van plusminus 10% ten opzichte van 10 de gemiddelde lengte, zij kunnen plat zijn, gekroesd of een latente kroes bezitten en enkel of gemengd worden gebruikt, welke vezels hetzij uit natuurlijk, kunstmatig of synthetisch materiaal zijn vervaardigd en op zichzelf of in een mengsel kunnen worden gebruikt; als het gaat om kunstmatige of synthetische textielmaterialen worden de vezels verkre-15 gen hetzij door snijden hetzij door het leiden ervan op een converti-seur van continue banden elementairdraadjes van elk type. Als het gaat om synthetische textielmaterialen kunnen zij worden gevormd uit een enkel polymeer met dezelfde eigenschappen of met verschillende eigenschappen, uit meerdere verschillende polymeren, waarbij de polymeren 20 verschillende eigenschappen bezitten of verschillende polymeren kunnen aanwezig zijn in de vezels in de vorm van een mengsel of naast elkaar geplaatst of in mantelkernstand.

Voor het vervaardigen van vezelgaren is de afstand tussen het ver-warringsorgaan en het lamineerorgaan in het algemeen kleiner dan de ge-25 middelde lengte van de continue vezels in de behandelde lont of band.

De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens onderhavige aanvrage omvat ten minste een lamineerinrichting, hij kan worden voorafgegaan door een strekorgaan toegepast voor het verdunnen van de toegevoerde lont of band, de mogelijkheid van het toevoeren van een 30 aantal lonten, van kleurstoffen en/of met eigenschappen en/of verschillende vezels, en maakt het mogelijk hetzij op het eindprodukt, hetzij door latere behandeling bijzondere effecten te verkrijgen, welke behandelingen bijvoorbeeld thermische behandelingen, kleurbehandelingen van produkten met een affiniteit voor verschillende kleuren, behandelingen 35 van het onder spanning brengen wel of niet begeleid door het ontspannen en thermische behandeling, enz. Het toegepaste medium is in het algemeen lucht, en kan eventueel vloeistoffen bevatten (water, apprêt, kleurmiddel, enz.) toegevoerd met een druk liggende bij voorkeur tussen 1 en 6 bars. Het is van het bekende type dat het mogelijk maakt een 40 verwarring te verkrijgen, niet door vals twisten maar door eenvoudige 8204 734 « 4 beïnvloeding van de vezels die erdoor gaan. Men gebruikt bij voorkeur mondstukken met een straal van het open type te weten met een spleet voor het inbrengen van de draad of van de lont of band.

Men kan een aantal mondstukken gebruiken die achter elkaar zijn 5 geplaatst eventueel gescheiden door cilinders. Onder deze omstandigheden is het eerste mondstuk bij voorkeur een open mondstuk met enkele straal waarin men zo zwak mogelijke druk regelt om het vormen van onregelmatigheden op de draad tijdens het vormen te vermijden, welk mondstuk op zodanige wijze is geplaatst dat de afvoer van medium, die in 10 hoofdzaak plaats heeft door de invoerspleet van de draad de stand van de draden in het mondstuk en tussen de toevoercilinder en de opening van het doorgangskanaal van de draad in genoemd mondstuk niet hindert. Op het tweede mondstuk, dat ook een mondstuk met enkele straal kan zijn of een aantal stralen bezit maar bij voorkeur open, is de druk hoger 15 dan die van het medium toegevoerd aan het eerste mondstuk. Het zal duidelijk zijn dat de mediumdrukken in het eerste en in het tweede mondstuk een functie zijn van de snelheid van het vormen van de draad, van de dikte van de gewenste draad en van de titer per elementairdraadje. Binnen het kader van van de uitvinding kan men gesloten mondstukken 20 toepassen in een mate waarin zij zijn uitgevoerd opdat het ontsnappen van het medium plaats heeft zonder schadelijke invloed op de in vorming zijnde draad.

De temperatuur van het medium is in het algemeen gelijk aan de omgevingstemperatuur, echter als men vezels gebruikt met bijzondere ei-25 genschappen, zoals krimpende vezels, vezels met een latente kroes, enz., kan de temperatuur veel hoger zijn. Tijdens de werking moet het eerste mondstuk zodanig zijn geplaatst dat de hoek gevormd door de hartlijn van het doorgangskanaal van de draad in genoemd mondstuk en genoemde draad ligt tussen 10 en 80°, bij voorkeur tussen 20 en 60°.

30 Deze plaatsing vermijdt dat het ontsnappen van het medium door het doorgangskanaal van het garen het uitvoeren van de werkwijze niet verstoort en fouten in de draad vormt.

Aan de hand van een tekening, · waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

35 In de fig. 1 en 2 onderscheidt men schematisch het toevoerorgaan 1 voor de lont of de band 2, in het algemeen een spoel of een pot, het lamineerorgaan en eventueel het strekorgaan 3, het verwarringsmiddel 4, het verkregen garen 5, de regelmiddelen voor de spanning 6 van het garen 5, het opwikkelorgaan 7 voor het garen 5. In fig. 2 is tussen de 40 lamineerinrichting 3 en het verwarringsorgaan 4 een paar rollen 8 ge- 8204734 5 plaatst, bovendien is tussen genoemd verwarrlngsorgaan 4 en het regel-orgaan 6 voor de spanning een tweede paar rollen 9 en een tweede verwarrlngsorgaan 10 geplaatst.

De flg. 3 toont een voorbeeld van het gebruikte open verwarrings-5 orgaan 4 met enkele straal waarbij men onderscheidt de lont 2, het garen 5 verkregen door het lelden van de lont in het kanaal 13 waarin hij wordt onderworpen aan een mediumstraal komende vanuit de opening 11.

Dit orgaan is in doorsnede weergegeven over de hartlijn van het door-gangskanaal voor het garen, met 12 is een van de lippen van de inbreng-10 spleet van de draad weergegeven, door welke spleet het grootste deel van het medium weergegeven met de pijlen ontsnapt. Tijdens de werking komt de lont 2, komende vanaf de spoel 1, in de lamineerreeks 3 en komt aan de uitgang daarvan, onder een hoek α in het verwarrlngsorgaan 4, vanwaar het garen 5 komt, dat vervolgens loopt door de regelmiddelen 6 15 voor de spanning van het garen 5 en vervolgens op een spoel wordt opgewikkeld door middel van een bekende inrichting 7.

In de figuren 4 tot 6 is in fig. 4 een vezelgaren weergegeven verkregen met de gebruikelijke twistwerkwijzen, in fig. 5 is een vezelgaren weergegeven verkregen door middel van mediumbehandeling maar waar-20 van de vezels worden vastgehouden op de wijze van bundels, en toont fig. 6 het vezelgaren volgens onderhavige aanvrage.

De vezelgarens hebben textiele eigenschappen die gelijken op die van de garens verkregen met de bekende werkwijzen, zij bezitten een structuur met evenwijdige elementairdraden zonder schroeflijn omvatten-25 de open zones en gesloten zones waarin de vezels zonder bundeling onderling zijn verward; zij bezitten ook in de open zones vrije vezels die min of meer loodrecht staan op de hartlijn van het garen; de cohe-siefactor van het vezelgaren is in het algemeen hoger dan 100, en ligt bij voorkeur tussen 150 en 200.

30 De dynamometrische eigenschappen van de weerstand tegen scheuren en verlenging bij het scheuren zijn goed, het met de werkwijze volgens de uitvinding verkregen garen gedraagt zich goed zonder extra twist en zonder thermische fixeerbehandeling (bijvoorbeeld dampen) bij het werken op een weefgetouw en bij het breien of bij een andere latere tex-35 tieltoepassing.

De verkregen garens kunnen willekeurig of tezamen met andere gebruikelijke garens worden gebruikt.

Voor het meten van de "mate van verwarring" van de garens gebruikt men de bekende "haak"werkwijze. Hiertoe hangt men aan een monsterdraad 40 in verticale stand een belasting van 0,2 g/denier, vervolgens brengt 8204 734 • 6

men in de bundel vezels een kleine haak, die een gewicht draagt; dit samenstel bezit een gewicht in grammen numeriek gelijk aan de gemiddelde titer van de vezels; ervoor zorgdragende dat steeds een aantal vezels dat in hoofdzaak gelijk is ter weerszijden van de haak wordt ge-5 plaatst. Vervolgens laat men de haak zakken met een snelheid van ongeveer 2 cm per minuut, totdat het gewicht van de haak wordt opgenomen door het garen. De afstand x in centimeters doorlopen door de haak geeft de mate van verwarring D met de volgende formule: D

Men herhaalt de meting 100 maal, waarbij voor elke meter een andere 10 lengte van dezelfde draad wordt gebruikt.

De hierna volgende voorbeelden tonen voorbeelden van onderhavige uitvinding.

Voorbeeld I:

Een kabel uit continue elementairdraadjes uit polytereftalaatethy-15 leenglycol van het type met geringe pilvorming, met een titer: 70 Ktex met een titer per elementairdraad 1,6 dtex wordt omgezet in een band met een gewicht van 12 g/m, gesneden onder een hoek van 35° bij 8,9 cm. Deze band wordt onderworpen aan 4 snijdende passages voor het verdunnen en parallel leggen van de elementairdraadjes, aan de uitgang van de 20 vierde snijdende doorgang loopt de baan in een afwerkinrichting van het type met wrijvingsmanchet De behandeling ondergaan door de kabel tot aan het leiden naar de afwerkinrichting is overeenkomstig met de gebruikelijke behandeling uitgevoerd bij het gebruikelijke spinnen. De lont van de afwerkinrichting heeft een titer van Nm 2,15. Deze lont 25 voedt een lamineerreeks met drie cilinders van het type met dubbele manchet ingesteld op strekken 14 hetzij op een lamineeruitgangstiter van Ito 30. Aan de uitgang van de lamineerreeks plaatst men op een afstand van 40 mm een verwarringsmondstuk zoals weergegeven in fig. 2, waarbij de diameter van het doorgangskanaal voor de draad 3 mm be-30 draagt, welke draad wordt toegevoerd door een kanaal met een diameter van 2 mm. Dit mondstuk met enkele straal heeft een zijdelingse inrijg-spleet, de spleet is zodanig geplaatst dat de straal van het ontsnappende medium de vezels niet verstoort aan het einde van de lamineerreeks (a=45°).

35 Bij de gebruikte uitvoering van het mondstuk is de reële afstand tussen de mediumstraal en de uitgang van de lamineerreeks ongeveer 50 mm. Benedenstrooms van het mondstuk maakt een cilinder het mogelijk op nauwkeurige wijze de spanning van de vezels te regelen in de verwarringszo-ne. Het verkregen garen wordt opgewikkeld op een gebruikelijke opwik-40 kelinrichting onder een spanning die aanleiding geeft tot een gemiddel- 8 2 0 4 73 4 ¥ *· « 7 de dichtheid van de spoel in de orde van 0,5 tot 0,7. De snelheid van de lamineerreeks is 60 m/min aan de uitgang, de snelheid van de cilinder is 0,8% lager, de drukken in het mondstuk in de uitvoeringen zijn respectievelijk 2, 3 en 4 bars. De weerstanden van het verkregen garen 5 variëren op voelbare wijze als functie van de gebruikte druk bij een breukbelasting, respectievelijk 150, 321 en 246 g voor een verlenging bij breuk van 11, 12 en 11%. De cohesiefactoren van de draad liggen bij drukken van 2, 3 en 4 bars respectievelijk van 106, 130 en 120, maximale afstand tussen twee cohesiepunten 20, 15 en 15 mm.

10 Voorbeeld II;

De kabel volgens voorbeeld I wordt onder dezelfde omstandigheden behandeld als deze laatste, waarbij de snelheid van de lamineerreeks aan de uitgang wordt geregeld op 120 m/min, de snelheid van de cilinder wordt op een 0,8 % lagere waarde gehouden. De gebruikte drukken zijn 15 2, 2,5, 3 bars. De maximale weerstand verkregen op het garen ligt in dit geval respectievelijk volgens de gebruikte drukken op 409, 428 en 435 g, de verlenging bij breuk bedraagt 13%, 12,5% en 12%, de cohesie-factoren zijn rspectievelijk 142, 140 en 150, de maximale afstand tussen twee cohesiepunten bedraagt 15, 14 en 14 mm. De aldus verkregen ga-20 rens worden onderworpen aan een voorspanning van 10 mg/dtex en vervolgens ontlast, men constateert dan een verhoging van het uiterlijke volume in een verhouding van 1 tot 3 samenhangend met de structuur van het garen terwijl een garen van hetzelfde nummer verkregen door twisten op een gebruikelijke inrichting en behandeld onder dezelfde omstandig-25 heden bij behoud van een zelfde uiterlijk volume bezit.

De aldus verkregen garens kunnen direct worden gebruikt bij weven of breien zonder dampbehandeling of volgende behandelingen die gewoonlijk voor de gebruikelijke draden worden uitgevoerd.

Voorbeeld III; 30 Men behandelt een band van de verdunningsinrichting van Nm 1,7 sa mengesteld uit 60% polytereftalaatethyleenglycolvezel met een lage neiging tot pilvorming met een titer per elementairdraadje van 1,6 dtex, een snede 8,9 cm en 40% vezels uit twee samenstellende delen, het ene polytereftalaatethyleenglycol, het andere polytereftalaatbutaandiol tot 35 een netwerk gevormd door trimethylolpropaan, met een titer per elementairdraad je van 3,3 dtex, snede 8,9 cm.

De strekverhouding van de lamineerreeks bedraagt 11. Na het verwarren verkrijgt men een garen Nm 19. De uitgangssnelheid is 124,5 m/min. De druk van het mondstuk wordt op 2 bar gehouden. De snelheid 40 van de cilinder wordt zodanig geregeld dat snelheden worden verkregen 8204734 8 van - 2,4%, - 1,2%, - 0%, + 0,8 % ten opzichte van de snelheden van de uitgangen van de lamineerreeks.

- 2,4 % - 1,2 % - 0 % + 0,8 % 5 scheurbelasting g 696 648 582 500 verlenging bij scheuren % 14 14 14 14 cohesiefactor 142 130 128 102 max. afstand tussen twee verdikkingen mm 19 17 18 13 10

Voorbeeld IV:

Onder omstandigheden identiek met die volgens voorbeeld III, met een cilindersnelheid van - 1,2 % van de uitgangssnelheid van de lamineerreeks en een druk van 2 bar, laat men de afstand mondstuk/cilinder 15 bij de uitgang van de lamineerinrichting variëren tussen 30, 40 en 55 mm.

30 mm 40 mm 55 mm verlenging bij scheuren % 14,5 14 14 20 scheurbelasting g 648 648 692 cohesiefactor 132 142 134 max. afstand tussen twee verdikkingen mm 18 17 15 25 Het blijkt dat als de afstand lager is dan 15 mm of hoger dan 80 mm, het lopen moeilijk wordt en de vezelverliezen groot.

Voorbeeld V:

Onder omstandigheden identiek aan die van voorbeeld III past men een mondstuk toe van het type beschreven in voorbeeld I en een tweede 30 aandrijfmondstuk "tri-jet" genoemd met een doorgangsdiameter voor het garen van 3 mm toegevoerd door drie samenwerkende stralen met een diameter van 1 mm, welke tweede mondstuk is geplaatst op 200 mm van het eerstgenoemde. Het eerste mondstuk (a = 45°), cohesiemondstuk genoemd, wordt gevoed met een druk van 1,5 bar, het tweede mondstuk α = 10°, 35 compacteermondstuk genoemd, wordt gevoed bij 1,5, 2 en 2,5 bar. De eigenschappen van de verkregen garens als functie van de drukken zijn als volgt: 820 4 734 9 druk bars 1,5 2 2,5 verlenging bij scheuren % 14 13,5 14,5 scheurbelasting g 710 764 762 5 cohesiefactor 150 160 156 < max. afstand tussen twee coheslepunten mm 13 13 13

Het blijkt dat door toepassing van het tweede mondstuk een winst 10 op de weerstand van 15% wordt gemaakt, waarbij het garen regelmatiger is, en de cohesiefactor van 160 verdikkingen per meter met een gemiddelde afstand tussen de verdikkingen van 6 mm en een maximale afstand van 13 mm wordt verkregen.

Voorbeeld VI: 15 In een uitvoeringsvoorbeeld waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten verkregen in de voorbeelden I tot V blijkt dat een lamineer-reeks overeenkomstig die toegepast in genoemde voorbeelden aan de uitgang waarvan men twee boven elkaar geplaatste cilinders (9) toevoegt, die wat de afstand betreft regelbaar zijn en wat de snelheid betreft 20 ten opzichte van de cilinders (8) waartussen men een cohesiemondstuk (a 9 45°) plaatst van een model indentiek aan dat bovenbeschreven. Het compacteermondstuk (a 3 15°) is geplaatst tussen de paren cilinders 9 en 6; deze uitvoering is in overeenstemming met die weergegeven in fig. 2. Onder deze omstandigheden heeft het garen uitgaande van de band vol-25 gens voorbeeld 111 de volgende eigenschappen vergeleken met die van een garen verkregen met gebruikelijk continu spinnen: volgens de uitvinding continu spinnen Nm toegevoer 1,7 1,7 strekken 11 11 30 garensnelheid m/mn 124 25

Nm garen 18 18,5 verlenging % 17,5 21,2 scheurbelasting g 810 1010 cohesiefactor 160 35 Het aldus verkregen garen kan zonder dampbehandeling of natwisten worden gebruikt voor weven en breien.

Bij inslag blijkt dat het dekkingsvermogen van een dergelijk garen 20 % hoger is dan dat verkregen onder toepassing van een gebruikelijk garen.

8204734

Claims

1. Vezelgaren met verwarde draden, met het kenmerk, dat in het ve-zelgaren de vezels dezelfde lengte bezitten, welk garen een structuur heeft met evenwijdige elementairdraden zonder schroeflijn, en open zo-5 nes en gesloten zones omvat, waarbij de onderling verwarde vezels niet zijn verbonden in de gesloten zones en evenwijdige elementairdraden bezitten in de open zones, welke open zones aan de andere kant vrije draden bezitten, waarbij de cohesiefactor van het vezelgaren hoger is dan 100 en bij voorkeur ligt tussen 120 en 180.

2. Werkwijze voor het vervaardigen van een vezelgaren volgens con clusie 1, met het kenmerk, dat ten minste één lont uit vezels met gelijke lengte wordt toegevoerd aan een lamineerreeks, vervolgens aan ten minste één open verwarringsmondstuk met enkele straal gevoed met gasvormig medium onder een druk liggende bij voorkeur tussen 1 en 6 bar, 15 waarbij de hoek gevormd door de hartlijn van het doorgangskanaal voor het garen in het mondstuk en genoemd garen ligt tussen 10 en 80 %, bij voorkeur tussen 20 en 60 %, waarna het verkregen garen wordt opgewikkeld met een snelheid hoger dan 50 m/min.

3. Werkwijze voor het vervaardigen van een vezelgaren door middel 20 van medium volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat als men een aantal verwarringsmondstukken toepast de druk van het medium in het mondstuk nabij de lamineerreeks lager is dan die toegepast bij de andere mondstukken.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclu-25 sie 2, met het kenmerk, dat de inrichting omvat: - toevoermiddelen voor ten minste één vezellont aan ten minste één la-mineerinrichting, - ten minste een open met medium werkende inrichting met enkele ver-warringsstraal toegevoerd als gasvormig medium, 30. regelmiddelen voor de spanning van het vezelgaren aan de uitgang van de verwarringsinrichting van laatstgenoemde, - een wikkelinrichting voor het verkregen vezelgaren. ********** 8204 734