NL8203497A - Gasdichte hoge silo met een inrichting voor het lossen van niet zelfvloeiende stortgoederen. - Google Patents

Description

Λ f f 5 ϊ it -1- VO 3696

Gasdichte hoge silo met een inrichting voor het lossen van niet zelf-vloeiende stortgoederen.

De uitvinding heeft betrekking op een gasdichte, van een adem-zak voorziene, hoge silo voor het opnemen van niet zelfvloeiende stortr goederen, welke naar een centrale, vertikale valschacht uit de boven-laag van het materiaal door tenminste een, het raateriaal bij het vullen 5 van de silo verdelend toevoerelement met afstrijkorganen, radiaal van buiten naar binnen toegevoerd warden.

Het is bekend, niet zelfvloeiend goed uit hoge silo's te ontne-men, doordat steeds de bovenlaag periodiek door omlopende transporteurs radiaal van buiten naar binnen naar de monding van een pneumatische 10 afzuigleiding of een centrale valschacht met een onderste dwarstrans-porteur, toegevoerd wordt. In het eerste geval is het pneumatische transportrendement beperkt en dus is het gunstiger, het ontnemen via een centrale valschacht te doen plaatsvinden, omdat het dan mogelijk is door onderste mechanische transporteurs hoge afvoerrendementen te ver-1S krijgen en de silo van boven dicht af te sluiten. In zulke gevallen ontwikkelt zich bij het vullen van de silo alnaargelang het vulmateriaal, gassen, welke door de zuurstof in de silo verbruikt worden of welke uit hetbovendeel van de silo in een ademzak of via ventielen naar buiten gedrukt worden.

20 Het doel van de uitvinding bestaat hierin, een gasdichte hoge silo met een inrichting voor het ontnemen van niet zelfvloeiende stortgoederen, zoals gemalen of ongemalen maiskolfmengsels of dergelijke te combineren, welke een valschacht heeft, welke bijzonder eenvoudig opgebouwd is en geen beweeglijke delen of mechanieken vereist.

25 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat met de gasdichte, hoge silo een stijve, vaststaande, buisvormige, van onderen afsluitbare valschacht van willekeurige doorsnede gecombineerd is, welke boven het maximale hoogteniveau van het materiaal in de silo eindigt en over zijn hoogte en omtrek verdeeld voor doorbrekingen is voorzien, 30 waarvan er zich tenminste een in elke hoogtestand van hetbetreffende niveau van de door het afstrijken zakkende materiaalniveau bevindt.

Uit deze oplossing volgt, dat nu het ontnemen van stortmateriaal in grote hoeveelheden via de valschacht mogelijk is en dat de valschacht als zodanig over zijn gehele hoogte constant behouden blijft, 8203497 ϊ » -2- daama echter door de bekende omlopende strijkorganen het niet zelf-vloeiende materiaal toegevoerd kan worden, zodat dit in de schacht naar omlaag valt en hier door een bekende, mechanische dwarstransporteur afgenomen kan worden. Om het lossen van de silo te versnellen, is het 5 voordelig, de afstrijkorganen van het toevoerelement direkt nabij de schacht in diameter, resp. in de hoogte te vergroten of ten opzichte van de overige afstrijkorganen dieper te lageren, zodat deze afstrijkorganen direkt nabij de schacht bij de omloop en vanaf het materiaal-oppervlak met de punt naar de schachtas naar onderen gerichte afstrijk-10 trechter vormen en aldus het materiaal over een grotere hoogte van de schacht door de doorbrekingen toevoeren. De grotere materiaalhoeveelheid kan zondermeer vallenduit de schacht ontnomen en onder de schacht door een hier aanwezige mechanische dwarstransporteur genoraen worden.

Door de gesloten gasdichte silo met ademzak en de van onderen 15 afsluitbare valschacht blijft het materiaal in de betreffende boven- laag steeds vers en kan niet bederven, omdat het mogelijk is, het onderste dwarskanaal voor het ontnemen van materiaal door een schuif of dergelijke af te sluiten, zodat naar het vrije bovendeel van de silo geen lucht, resp. geen zuurstof toegevoerd wordt, hetgeen tot bederf van het mate-20 riaal zou kunnen leiden. In deze zin kan zonder verdere mechanische inrichtingen een extra afsluiting van de valschacht worden verkregen, zoals nog beschreven wordt.

Door de d:ijve uitvoeringsvorm van de valschacht kan deze met een willekeurige doorsnede vervaardigd worden, waarbij een bijzonder 25 eenvoudig opbouw bij een vier- of meerhoekige doorsnede mogelijk is, zoals in detail nog besproken zal worden.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening toegelicht, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een vertikale schematische doorsnede door een ronde 30 hoge silo met de valschacht volgens de uitvinding bij het lossen van de silo, figuur 2 een schematisch vergrote dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II van figuur 1, figuur 3 een doorsnede door een valschacht volgens de lijn 35 III-III van figuur 1, figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een plaatlengte voor 8203497 s * -3- de opbouw van de valschacht, figuur 5 een vertikale gedeeltelijke doorsnede door de schacht-wand volgens de 11jn V-V van figuur 3, figuur 6 een andere uitslag van een gedeeltelijke hoogte van 5 de schacht met spiraalvormige montage van de plaatlengten, figuur 7 een vlakke uitslag van een gedeeltelijke hoogte van de schacht volgens figuur 3, figuur 8 een doorsnede door een achthoekige valschacht, figuur 9 een gedeeltelijk zijaanzicht van de valschacht, ge-10 zien in de richting van de pijl IX van figuur 8, figuur 10 een met figuur 1 overeenstemmende uitvoeringsvorm met een afdekking van de valschacht bij het vullen van de silo, figuur 11 een vergroot zijaanzicht van de afdekking van de valschacht, 15 figuur 12 een zijaanzicht van de afdekking, gezien volgens de lijn XII-XII vein figuur 11.

Volgens de uitvinding is in de gasdichte, van een ademzak voorziene hoge silo 1 een centrale valschacht 4 als stijve, vaststaande buis gemonteerd, welke een willekeurige doorsnede heeft. De schacht 20 4 mondt van onderen in een als zodanig bekende, dwarsverlopend kanaal 5 uit, waarin een willekeurige mechanische, de schacht 4 van onderen praktisch afsluitende dwarstransporteur 6 gelagerd is, waarop het mate-· riaal uit de valschacht 4 naar omlaag valt en naar een verbruikerplaats wordt toegevoerd. Hetkanaal kan op bekende wijze door een niet weerge-25 geven schuif dicht afgesloten worden, om te vermijden, dat buitenlucht^ via het kanaal 5 en de schacht 4 in het bovendeel van de silo 1 komt.

De valschacht 4 eindigt van boven in de silo 1 in elk geval boven het maximale hoogteniveau van het in te brengen materiaal.

De valschacht 4 bestaat in het uitvoeringsvoorbeeld uit vier 30 vertikale steunprofielen 4a, 4b, 4c en 4d, bijv. in de vorm van hoek- profielen, welke praktisch in doorsnede (figuur 3) een vierkant insluiten en waarvan de hoekkanten naar binnen gerichtzijn. Het kan voordelig zijn, dat de door de profielan omvatte kwadratische doorsnedevlakken van boven naar onderen groter worden.

35 Over een bepaalde hoogte, gerekend vanaf de silobodem, blijven de ruimten 7 tussen steeds twee drapers 4a, 4b en 4c, 4d vrij en met 8203497 -4-

4 V

deze vrije, open vlakken 7 wisselen over de omtrek vertikale plaat-lengten 8 af, waarvan de kanten zijn omgezet (figuur 4) en aldus met de betreffende benen van de beide aansluitende profielen 4b, 4c en 3a, 4d verbonden kunnen worden. Aldus vormen twee overliggende vrije vlakken 5 7 en twee overliggende plaatlengten 8 een ring en zulke ringen worden zodanig boven elkaar tot boven de hoogte van het materiaal in de silo gemonteerd, dat eveneens over de hoogte vrije vlakken 7 en plaatlengten 8 elkaar afwisselen, resp. elkaar ten dele overlappen. Het afwisselen van vrije vlakken 7 en de plaatlengten 8 is ook in de nitslag van de 10 schacht volgens figuur 6 te zien. Het is mogelijk, in plaats van vlakke plaatlengten 8 ook cylindrisch gebogen plaatlengten toe te passen, zoals gestippeld in figuur 3 is aangeduid.

Het is uiteraard mogelijk, het aantal steunprofielen 4a, 4b... te vergroten, zodat deze een gedachte ronde of vierhoekige doorsnede 15 begrenzen. Volgens figuur 8 en 9 kan eveneens aldus gehandeld worden, dat de steunprofielen hoekprofielen 4a-4d zijn, waarvan de hoekkant naar buiten gericht is. Met de benen van deze hoekprofielen worden onder vrijblijvende vlakken 7a plaathoeklengten 8a verbonden, waarvan de hoekkanten eveneens naar buiten gericht zijn. Deze voordelige uitvoe-20 ringsvorm van de schacht 4 is dan in doorsnede achthoekig en benadert een ronde doorsnede.

Over de omtrek van elke ring moet tenminste een plaatlengte 8 of 8a door een vrij vlak 7 of 7a vervangen worden, zodat het materiaal bij elke omdraaiing van de transportorganen 3 via een dergelijk vrij 25 vlak, resp. doorbreking 7, 7a in de valschacht 4 getransporteerd wordt. Zijn volgens figuur 3 voor elke ring twee vrije vlakken 7, 7a aanwezig, dan moet het materiaal steeds over 180° door de transportorganen 3 mee-genomen worden, totdat dit in de schacht 4 getransporteerd wordt. Zoals reeds opgemerkt, is het ook mogelijk, afwisselende vrije vlakken 7, 7a 30 en plaatlengten 8, 8a in de vorm van een spiraal te monteren, zoals de uitslag van de schacht volgens figuur 6 toont. In elk geval moet ook hier, evenals in alle andere gevallen, in elke afbouwende hoogtastand van het materiaalniveau tenminste een vrij vlak 7, 7a, resp. doorbreking 7, 7a aanwezig zijn, waarbij de vrije vlakken 7, 7a en de plaat-35 lengten 8, 8a elkaar iets kunnen overlappen, zoals figuur 7 toont.

Zoals reeds vermeld, is het mogelijk, het ondereinde van de 8203497 -5- valschacht 4 door een schuif of dergelijke af te sluiten, om een lucht-toetrede naar het bovendeel van de silo te verhinderen. Men kan echter ook aldus handelen, dat met of zonder een schuifafsluiting een extra afdichting wordt bewerkstelligd. Men handelt voor dit doel aldus, dat 5 op een geschikte hoogte in de valschacht 4 meetapparatuur 4e (in figuur i schematisch aangeduid) aangebracht worden. Wanneer dan de onderste dwarstransporteur 6 stilgezet wordt, dan blijven de transporters 3 voor het afnemen van materiaal nog enige t'ijd in bedrijf, d.w.z. 'er komt materiaal uit de silo in de valschacht 4, dat dan echter van onderen 10 niet meer wordt afgenomen, doch in het onderste gedeelte van de valschacht een materiaalprop vormt. Zodra deze prop resp. het in de schacht 4 stijgende materiaal de hoogte van de meetapparaten 4e bereikt, geven deze een impels af, waardoor de aandrijving van de bovenste transport-organen 3 wordt afgeschakeld.

15 De prop blijft dan van onderen in de valschacht en vormt aldus een afdichting, welke de toegang van lucht in het bovendeel van de silo verhindert.

Voor het vullen van de silo 1 bijv. via de transportleiding 2 of een mechanische transporteur wordt de stelhoek van een gedeelte van 20 de afstrijkorganen, welke van onderen naar boven met de vulgraad op-hefbare transportorganen 3 omgekeerd, zodat dus het toegevoerde materiaal gelijkmatig over het bovenvlak van het vulniveau wordt verdeeld. Bij het invoeren vain materiaal in de silo kunnen gedeeltelijke hoeveel-heden door de doorbrekingen 7, 7a in de schacht 4 komen. Qm dit in 25 hoofdzaak te verhinderen, zijn de bij het vullen als verdelers dienende toevoerelementen 3 met een de schacht 4 omgevende, afneembare afdekking 10 (figuur 10) verbonden, welke met de toevoerelementen 3 gelicht wordt en in het bereik van de betreffende bovenlaag van het materiaal het in-dringen van in de silo getransporteerde materiaal door de doorbrekingen 30 7, 7a in de schacht verhinderen. Aangezien het in het geval van de uit- vinding om niet zelfvloeiende stortmaterialen gaat, blijft dit onder de op te lichten afdekking 10 staan.

De afdekking 10 bestaat volgens de figuren 11 en 12 uit een door flensverbindingen 11 uit twee halve cylinders 10a, 10b samenge-35 stelde cylinder 10, welke in het bovendeel conisch wijder wordt en hier van oren 12 of dergelijke is voorzien, waardoor deze door kabels 8203497 -6- of dergelijke met de op te lichten toevoerelementen 3 verbonden is. Door het lossen van de flensverbinding 11 kan de afdekking 10 na het vullen van de silo door het losmaken van de beide halve cylinders van elkaar, weggenomen worden.

/ 8203497

Claims (11)

1. Gasdichte, van een ademzak voorziene, hoge silo voor het opnemen van niet zelfvloeiende stortgoederen, welke naar een centrale, vertikale valschacht uit de bovenlaag van het materiaal door temninste een, het materiaal bij het vullen van de silo verdelend toevoerelement 5 met afstrijkorganen, radiaal van buiten naar binnen toegevoerd worden, met het kenmerk, dat met de gasdichte, hoge silo een stijve, vast-staande,•buisvormige, van onderen afsluitbare vulschacht (4) van wille-keurige doorsnede gecombineerd is, welke boven het maximale hoogte-niveau van het materiaal in de silo (1) eindigt en over zijn hoogte en 10 omtrek verdeeld van doorbrekingen (7, 7a) is voorzien, waarvan er zich tenminste een in elke hoogtestand van het betreffende niveau van de door het afstrijken zakkende materiaalniveau bevindt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afstrijkorganen bevattende toevoerelement (13) tijdens het vullen van '15 de silo in de omlooprichting omkeerbaar en op-hefbaar en met een de schacht (4) omgevende, afneembare afdekking (10) verbonden is, welke in het bereik van de betreffende materiaalbovenlaag een indringen van het in de silo lopende materiaal door de doorbrekingen (7, 7a) in de schacht (4) verhindert.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de afdekking (10) een cylinder is, welke uit twee losneembaar te verbinden halve cylinders (10a, 10b) bestaat.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstrijkorganen van het of de toevoerelement(en) (3) rechtstreeks aan 25' de schacht (4) zodanig uitgevoerd of gelagerd zijn, dat zij bij het omlopen van de schacht een vanaf het materiaaloppervlak uitgaande, met de top naar onderen naar de schachtas hellende materiaaltrechter vormen.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de valschacht (4) uit boven elkaar gemonteerde, horizontale ringen of win- 30 dingen uit voile, over de omtrek verdeelde, vertikale plaatlengten (8, 8a) en tenminste een weggelaten plaatlengte (7, 7a) of doorbreking voor elke ring of elke winding samengesteld is.

6. Inrichting volgens conclusies 1 en 5, met het kenmerk, dat in elke ring of elke winding voile plaatlengten (8, 8a) en van plaat- 35 lengten vrije vlakken &7, 7a) elkaar afwisselen.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voile 82 0 3 4 97 -8·» plaatlengten (8, 8a) en de vrije vlakken (7, 7a) resp. de weggelaten plaatlengten in spiraalopstelling de vulschacht (4) vormen.

8. Inrichting volgens conclusies 1 en 4-7, met het kenmerk, dat de valschacht (4) een in hoofdzaak ronde, rechthoekige of veelhoe-5 kige doorsnede heeft en dat door over de oratrek verdeelde, resp. in de hoeken zich over de hoogte van alle ringen of windingen verlopende steunprofielen (4a-4d) is verwezenlijkt, waarvan naburige, door vlakke, gebogen of hoekige plaatlengten (8, 8a) overbrugd zijn of vrij van plaatlengten blijven. 10

9.Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de steun profielen (4a , 4b, 4c, 4d) hoekprofielen met naar het schachtmidden gerichte hoekkanten zijn en met de benen van afgebogen kanten van de plaatlengten (8) verbindbaar, bijv. vastschroefbaar zijn.

10. Inrichting volgens condusie 8, met het kenmerk, dat de 15 steunprofielen (4a-4d) en de plaatlengten (8a) hoekprofielen met naar buiten gerichte hoekkanten zijn en dat de benen van de plaatlengten met de benen van de steunprofielen verbindbaar zijn.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 1 en 4-10, met het kenmerk, dat behalve een het dwarsverlopende onderste afvoerkanaal (5) 20 van het materiaal uit de schacht (4) op bekende afsluitbare schuif in de schacht (4) tenminste een meetorgaan (4e) aanwezig is, welke de materiaalhoogte van een zich bij afgeschakelde onderste afvoer (6) in de-schacht opbouwende materiaalprop meet en het toevoerelement (3) van het materiaal naar de schacht (4) afschakelt. 25 8203497