NL192300C

NL192300C - Silo voor het opslaan van stortmateriaal.

Info

Publication number: NL192300C
Application number: NL8103486A
Authority: NL
Original assignee: Hartmann Foerdertech
Priority date: 1981-07-23
Filing date: 1981-07-23
Publication date: 1997-05-07
Also published as: NL192300B; JPS5817021A; JPH0223448B2; NL8103486A

Description

1 192300

Silo voor het opslaan van stortmateriaal

De uitvinding heeft betrekking op een silo voor het opslaan van stortmateriaal bestaande uit een houder met een opstaande cilindrische zijwand, een dak en een vloer, waarbij in het dak een, nabij het midden daarvan 5 gelegen vulopening en in de vloer ten minste één uitstroomopening is aangebracht, en ten minste één zich radiaal binnen de houder uitstrekkende, in zijn lengterichting naar het centrum van de houder transporterende transportinrichting aanwezig is, die binnen de houder rond kan draaien en evenwijdig aan zichzelf op en neer kan worden bewogen, welke transportinrichting ten minste een om de iangshartlijn daarvan roteerbare schroeft ran sporteur omvat, waarbij in de bodem een centraal gelegen uistroomopening aanwezig 10 is, op welke uitstroomopening een zich volgens de symmetrie-as van de houder door de houder uitstrekkende schijvenkolom aansluit.

Een dergelijke silo is bekend uit het Duitse "Offenlegungsschrift" 1.914.600. De enkele schroef-transporteur beweegt daarbij materiaal in de ruimte tussen de verschillende schijven van de schijvenkolom.

Gebleken is, dat ter plaatse van de inlaat in de schijvenkolom verstopping op kan treden. Dit wordt 15 veroorzaakt door brugvorming van het stortmateriaal.

Daardoor gaat de effectiviteit van de combinatie schroeftransporteur-schijvenkolom volledig verloren.

Het doel van de onderhavige uitvinding is voor dit probleem in een oplossing te voorzien zodat blokkering van de toevoer van stortmateriaal aan de openingen in de schijvenkolom voorkomen wordt.

Dit doel wordt bij de hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat om de buitenomtrek van de 20 ringvormige schijven van de schijvenkolom een ringvormig, axiaal uitstekend vernauwing verschaffend orgaan is aangebracht, en dat de transportinrichting althans twee schroeftransporteurs omvat, die evenwijdig naast elkaar zijn aangebracht, van welke schroeftransporteur de schroefbladen een tegengestelde spoed hebben en de buitenomtrekken van de schroefbladen elkaar niet snijden, waarbij die schroeftransporteurs in tegengestelde richting zodanig aandrijfbaar zijn, dat stortmateriaal daartussen naar de schijvenkolom 25 gestuwd wordt.

Door het aanbrengen van de vernauwing verschaffende organen kan verstopping vooikomen worden. Echter is het daarvoor noodzakelijk dat grotere stuwdruk ter plaatse van die vernauwing verschaffende organen opgebracht wordt. Een dergelijke grotere stuwdruk kan verwezenlijkt worden door het dubbel uitvoeren van de schroeftransporteur.

30 Op deze wijze kan het materiaal, omdat het door de vernauwde ingang tussen de schijven is geschoven, iets uitzetten zonder dat het daarbij de bovenste ringschijf raakt, zodat brugvorming wordt uitgesloten. Het ringvormige uitstekende orgaan geeft weliswaar een extra weerstand, doch deze kan ruimschoots overwonnen worden door de hogere, door de beide schroeftransporteurs uitgeoefende druk.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.368.703 een silo bekend is voorzien van een 35 dubbel uitgevoerde zich in hoofdzaak horizontaal uitstekende schroeftransporteur. Bij de daar getoonde constructie is de silo echter niet voorzien van een centrale schijvenkolom, zodat de daarmee samenhangende problemen niet optreden. De daarin beschreven schroeftransporteurs zijn zodanig in een silo verstelbaar, dat ze tussen zich in bij het vullen van de silo, materiaal radiaal naar buiten kunnen transporteren en bij het ledigen radiaal naar binnen kunnen transporteren.

40 De beide schroeftransporteurs kunnen in wezen in één loodrecht op de as van de houder lopend vlak zijn gelegen. Het is echter ook mogelijk dat de ene schroeftransporteur ten opzichte van de andere in de hoogte is verzet, waardoor wordt verkregen dat beide schroeftransporteurs kunnen graven bij het naar het midden van de houder transporteren van het materiaal wanneer de silo moet worden geledigd. Deze hoogte kan vast zijn, maar eveneens instelbaar zijn om een optimale aanpassing aan de onderhavige omstandighe-45 den te voorzien.

De uitvinding wordt nader beschreven onder verwijzing naar de tekening waarin: figuur 1, in axiale doorsnede een silo met een transportinrichting volgens de uitvinding toont, figuur 2 op grotere schaal een bovenaanzicht van een deel van de transportinrichting weergeeft, 50 figuur 3 een vooraanzicht in de richting III—III in figuur 2 is, waarbij de schroeftransporteurs ten opzichte van elkaar in de hoogte zijn verzet, en in die zin roteren waarbij het materiaal naar het midden van de silo wordt getransporteerd, figuur 4 een aanzicht eender als getoond in figuur 3 is, waarbij echter het materiaal naar buiten wordt getransporteerd, 55 figuur 5 een aanzicht volgens III—III in figuur 2 is maar waarbij echter de beide schroeftransporteurs in één radiaal vlak zijn opgesteld, en waarbij deze in die zin roteren dat het materiaal naar het midden van de 192300 2 figuur 6 een aanzicht eender als dat getoond in figuur 5 is, waarbij echter het materiaal naar buiten wordt getransporteerd, figuur 7 een aanzicht van een uitvoeringsvorm met drie schroeftransporteurs.

5 Zoals getoond in figuur 1 bestaat de silo uit een houder met een cilindrische opstaande zijwand 1, een dak 2 en een vloer 3. In het dak 2 is een vulopening 4 aangebracht waardoor, door middel van de transportband 5 het materiaal in de houder kan worden gebracht. Op de vulopening sluit een schroeftransporteur 6 aan door middel waarvan het materiaal in de telescoperende valbuis 7 kan worden gebracht. Het gehele samenstel van vulopening 4, schroeftransporteur 6 en valbuis 7 kan om de opstaande symmetrie*as van de 10 houder ronddraaien doordat het samenstel is verbonden met de balk 8 die door niet getoonde middelen in de houder kan ronddraaien, waarbij deze balk 8 bij 9 door loopwielen wordt ondersteund.

Aan de balk 8 is door middel van de kabels 10 de transportinrichting 11 opgehangen, zodat de transportinrichting 11 binnen de houder op en neer kan worden bewogen en rond kan draaien samen met de balk 8.

15 In het midden van de houder is een schijvenkolom 12 aangebracht die is opgebouwd uit een aantal met tussenruimten boven elkaar gelegen ringvormige schijven 13, zodat de ruimten tussen deze schijven 13 ingangen naar de binnen de schijvenkolom aanwezige centrale holte 14 vormen. Deze centrale holte 14 staat bij de onderkant van de schijvenkolom in verbinding met de uitstroomopening 15, waardoor het materiaal uit de houder kan stromen, waarna het door middel van de schroeftransporteur 16 op de 20 transportband 17 wordt gebracht.

Bij het vullen van de houder wordt het materiaal via de vulopening 4, en de schroeftransporteur 6 in de valbuis 7 gebracht, waarbij dit samenstel samen met de balk 8 ronddraait. Het uit de valbuis 7 komende materiaal wordt daarbij door de transportinrichting 11 naar buiten naar de zijwand 1 gevoerd, zodat het materiaal gelijkmatig over de houder wordt verdeeld. Daarbij wordt de transportinrichting 11 en daardoor ook 25 de telescoperende valbuis 7 gelijkmatig omhoog gebracht, totdat de houder geheel is gevuld. De tussenruimten tussen de ringvormige schijven 13 hebben een zodanige hoogte, dat het materiaal niet uit zichzelf daar doorheen kan lopen maar volgens een bepaalde helling 18 blijft liggen.

Bij het ledigen van de houder wordt het materiaal door middel van de transportinrichting 11 naar de schijvenkolom 12 getransporteerd, zodat het materiaal tussen de schijven 13 door in de centrale holte 14 30 wordt gestuwd, waarna het materiaal door deze holte 14 naar beneden valt in de schroeftransporteur 16. De transportinrichting 11 wordt daarbij rondgedraaid en geleidelijk neergelaten.

Zoals getoond in figuur 2 omvat de transportinrichting 11 twee schroeftransporteurs 19 en 20 die zodanig evenwijdig aan elkaar lopen, dat de buitenomtrekken van de schroefbladen elkaar niet snijden. Het schroefblad van de schroeftransporteur 19 heeft een ten opzichte van het schroefblad van de schroef- —35 transporteur 20 tegengestelde spoed. De schroeftransporteurs 19 en 20 kunnen in één radiaal vlak liggen----------------~ zoals getoond in de figuren 5 en 6, maar kunnen ook ten opzichte van elkaar in de hoogte zijn verzet zoals getoond in figuur 3 en 4.

In figuur 3 is de situatie getoond waarbij de houder wordt geledigd. De schroeftransporteurs 19 en 20 roteren daarbij volgens de pijlen rasp. col en o2, terwijl beide schroeftransporteurs samen in de richting van 40 de pijl ω3 in de houder ronddraaien. Beide schroeftransporteurs 19 en 20 graven daarbij in het materiaal 21 binnen de houder, waaibij de schroeftransporteur 19 met de ronddraaiende beweging co3 meelopend graaft, en de schroeftransporteur 20 tegenlopend graaft, waardoor de tangentiële graafkrachten tegengesteld zijn en elkaar in wezen opheffen, zodat er practisch geen versijzing optreedt in de kabels 10. Tussen beide schroeftransporteurs 19 en 20 komt een continu naar de schijvenkolom 12 gerichte materiaalstroom 22 tot 45 stand, die nagenoeg zuiver radiaal is gericht.

Bij het vullen van de houder, zoals getoond in figuur 4, wordt de rotatiezin co2' van de schroeftransporteur 20, en de richting <o3' waarin beide schroeftransporteurs binnen de houder ronddraaien omgekeerd, zodat de schroeftransporteur 20 het door de valbuis 7 toegevoerde materiaal 23 in de richting naar de wand 1 gelijkmatig over het materiaaloppervlak 24 verdeelt. De schroeftransporteur 19 staat hierbij 50 stil.

Volgens de figuren 5 en 6 liggen de schroeftransporteurs 19' en 20' in één radiaal vlak.

In figuur 5 is de situatie getoond bij het ledigen van de silo, waarbij de schroeftransporteurs 19' en 20' in resp. de richtingen <a1 en ω2 roteren. Bij het binnen de houder ronddraaien in de richting ω3' graaft uitsluitend de schroeftransporteur 20' in het materiaal 21', terwijl tussen de schroeftransporteurs 19' en 20' 55 een continu materiaalstroom 22' in de richting naar de schijvenkolom 12 wordt opgewekt.

Het zal duidelijk zijn dat de schroeftransporteurs 19' en 20' ook in de richting ω3 binnen de houder

Claims

3 192300 de balk 8 hangende schroeftransporteurs 19' en 20' op elk moment kan worden omgekeerd, zodat geen sleepring-contacten nodig zijn voor het toevoeren van elektrische energie naar de, de schroeftransporteurs tot rotatie aandrijvende motoren, aangezien dit nu door middel van een kabel kan geschieden die gemakke-lijk een ronddraaiende beweging van de schroeftransporteurs over maximaal 360® kan volgen. 5 in figuur 6 is de situatie bij het vullen van de silo getoond. Hierbij roteert de schroeftransporteur 20' volgens <o2', terwijl de schroeftransporteur 19' stilstaat. Het door de valbuis 7 toegevoerde materiaal 23' wordt door de schroeftransporteur 20' gelijkmatig over het materiaaloppervlak 24' verdeeld. Ook hierbij kan de richting waarin beide schroeftransporteurs binnen de silo ronddraaien op elk moment worden omgekeerd, waarbij in de richting co3 de schroeftransporteur 20' roteert en in de richting ω3 de schroeftransporteur 19' 10 roteert. De in figuur 2 getoonde spoed van de schroefbladen 19 en 20 kan ook worden omgekeerd, zodat in de rotatierichtingen col en o>2 het materiaal naar de wand 1 en in de tegenovergestelde rotatierichtingen c>1' en 0)2' het materiaal naar de schijvenkolom wordt getransporteerd. Daarbij zal bij het vullen van de silo een continue materiaalstroom tussen beide schroeftransporteurs worden opgewekt en niet bij het ledigen van de 15 silo, terwijl bij de in figuur 2 getoonde spoed bij het ledigen van de silo een continue materiaalstroom tussen beide schroeftransporteurs wordt opgewekt. Teneinde zowel bij het vullen als ook bij het ledigen van de silo een continue materiaalstroom te kunnen verkrijgen, kan een derde schroeftransporteur 25 worden aangebracht zoals getoond in figuur 7, waarbij, bij het vullen van de silo de schroeftransporteurs 20' en 25 samenwerken, en bij het ledigen van de silo de 20 schroeftransporteurs 19'en 20'zoals getoond in figuur 5. Zoals reeds hiervoor is gezegd, kan bij toepassing van ten minste twee schroeftransporteurs de diameter van elke transporteur aanzienlijk kleiner zijn dan bij de toepassing van één enkele schroeftransporteur. Daardoor wordt slechts een zeer geringe dode ruimte boven in de silo verkregen, welke dode ruimte wordt gevormd door de nog aanwezige ruimte boven de transportinrichting 11 met de schroeftransporteurs, 25 wanneer deze inrichting 11 zich in de meest hoge stand bevindt dat wil zeggen tegen de balk 8 aanligt. Doordat bij het ledigen van de silo, het materiaal in een continue stroom, in wezen zuiver in radiale richting naar de schijvenkolom wordt getransporteerd, wordt dit materiaal met een betrekkelijk grote kracht tussen de ringvormige schijven 13 van de schijvenkolom 12 geschoven. Daarbij zijn langs de omtrek van de ringvormige schijven 13 naar beneden uitstekende organen 26 (zie figuur 1) aangebracht, waardoor de 30 ingangen tussen de schijven iets worden vernauwd, zodat het materiaal nadat dit door deze vernauwde ingangen tussen de schijven is geschoven, iets kan uitzetten, zonder dat het bovenste ringvormige schijven raakt waardoor brugvorming in het materiaal wordt voorkomen. De in de figuren 3 t/m 5 getoonde schroeftransporteurs 19, 20,19', 20' zijn zodanig kantelbaar om een, door het midden tussen de schroeftransporteurs lopende as kunnen zijn gemonteerd, dat naar keuze de 35 stand zoals getoond in de figuren 3 en 4, of de stand getoond in de figuren 5 en 6 kan worden verkregen, en ook een stand waarbij de schroeftransporteur 20 in de figuren 3 en 4 hoger ligt dan de schroef* transporteur 19. 40 Conclusies

1. Silo voor het opslaan van stortmateriaal bestaande uit een houder met een opstaande cilindrische zijwand, een dak en een vloer, waarbij in het dak een, nabij het midden daarvan gelégen vulopening en in de vloer ten minste één uitstroomopening zijn aangebracht, en ten minste één zich radiaal binnen de houder 45 uitstrekkende, in zijn lengterichting naar het centrum van de houder transporterende tiansportinrichting aanwezig is, die binnen de houder rond kan draaien en evenwijdig aan zichzelf op en neer kan worden bewogen, welke transportinrichting ten minste een om de langshartlijn daarvan roteerbare schroeftransporteur omvat, waarbij in de bodem een centraal gelegen uitstroomopening aanwezig is, op welke uitstroomopening een zich vólgens de symmetrie-as van de houder door de houder uitstrekkende schijven-50 kolom aansluit, met het kenmerk, dat om de buitenomtrek van de ringvormige schijven (13) van de schijvenkolom (12) een ringvormig, axiaal uitstekend, vernauwing verschaffend orgaan (26) is aangebracht, en dat de transportinrichting althans twee schroeftransporteurs (20,19) omvat, die evenwijdig naast elkaar zijn aangebracht, van welke schroeftransporteur de schroefbladen een tegengestelde spoed hebben en de buitenomtrekken van de schroefbladen elkaar niet snijden, waarbij die schroeftransporteurs in tegengestelde 55 richting zodanig aandrijfbaar zijn, dat stortmateriaal daartussen naar de schijvenkolom gestuwd wordt.

2. Silo volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ene schroeftransporteur ten opzichte van de andere in 192300 4 de hoogte is verplaatst.

3. Silo volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stand van de ene schroef-transporteur ten opzichte van de andere in hoogte instelbaar is. Hierbij 2 bladen tekening