NL8103486A - Silo voor het opslaan van stortmateriaal. - Google Patents

Description

Η*0. 30.184 -1-

Silo voor het opsiaan van stortmateriaal.

De uitvinding betreft een silo voor het opsiaan van stortmateriaal bestaande uit een houder met een opstaande cilindrische zijwand, een dak en een vloer, waarbij in het dak een, nabij het midden daarvan gelegen vulopening en in de vloer tenminste een uitstroomopening 5 zijn aangebracht, en tenminste een, zich radiaal binnen de houder uitstrek-kende, in zijn lengterichting transporterende transportinrichting aanwezig . is, die binnen de houder rond kan draaien en evenwijdig aan zichzelf op en neer kan worden bewogen, welke inrichting tenminste een schroeftrans-porteur omvat met tenminste een, om een langgerekte spil gewonden, continu 10 doorlopend schroefblad, die in beide richtingen om de lengte-as van de spil tot rotatie kan worden gebracht. Een dergelijke silo is algemeen bekend bijvoorbeeld uit hdb Nederlandse octrooischrift 161.226.

Bij een silo van dit type dient de transportinrichting om, bij het vullen van de silo, het materiaal dat door de vulopening in het 15 dak wordt ingebracht, gelijkmatig over de houder te verdelen, waarbij de schroeftransporteur in die bepaalde richting om zijn as roteert waarbij het schroefblad het materiaal naar buiten voert, en om bij het ledigen van de silo, in de andere richting roterend het materiaal naar het midden van de houder te transporteren waar zich bij voorkeur een zich volgens de as van 20 de houder uitstrekkende kolom bevindt, die bij de onderkant in verbinding staat met de uitstroomopening en die op voordelige wijze uit een aantal met tussenafstanden boven elkaar liggende ringvormige schijven kan bestaan.

Bij de bekende silo omvat de transportinrichting slechts een enkele schroeftransporteur, die, voor een redelijke capaciteit een be-25 trekkelijk grote diameter moeten hebben, waardoor, bij een gevulde silo, een betrekkelijk grote dode ruimte bij de bovenkant van de silo ongevuld blijft, waarvan de hoogte ongeveer overeenkomt met de diameter van de schroeftransporteur, aangezien in de hoogste stand van deze schroeftransporteur nog slechts een betrekkelijk geringe hoeveelheid materiaal door de transporteur 30 kan worden behandeld.

Volgens de uitvinding is dit nadeel ondervangen doordat de transportinrichting tenminste twee op een afstand evenwijdig aan elkaar lopende schroeftransporteurs omvat, waarbij de schroefbladen van elke twee .naast elkaar liggende schroeftransporteurs ten opzichte van elkaar een tegen-35 gestelde spoed hebben„en de buitenomtrekken::van ..deze schroefbidden elkaar nietsnijden.

Op deze wijze wordt tussen de twee schroeftransporteurs 8103486 ϊ -%.

- ^ -2- een continue materiaalstroom in de lengterichting van de transporteurs op-gewekt, wanneer de schroeftransporteurs zodanig in ten opzichte van elkaar tegengestelde richtingen roteren, dat zij vanaf de onderkant naar elkaar toe roteren.

5 Ten opzichte van een enkele schroeftransporteur wordt daarbij een aanzienlijke verhoging van het transporterend vermogen verkregen, zelfs bij kleinere diameters van de schraeftransporteurs, waardoor de dode ruimte veel kleiner kan zijn. Bovendien zijn bij kleinere diameters van de schroeftransporteurs ook de aandrijfkoppels kleiner. Verder zijn., bij het in wer-10 king zijn, de op de schroefbladen werkende tangentiele graafkrachten tegen-gesteld gericht, zodat zij elkaar opheffen, waardoor de weerstand bij het in'een radiaal vlak ronddraaien van de schroeftransporteurs aanzienlijk wordt verminderd.

De beide schroeftransporteurs kunnen in wezen in een 15 loodrecht op de as van de houder lopend vlak zijn gelegen. Het is echter ook mogelijk dat de ene schroeftransporteur ten opzichte van de andere in de hoogte is verzet, waardoor wordt verkregen dat beide schroeftransporteurs kunnen graven -bij het naar het midden van de houder transporteren van het materiaal wanneer de silo moet worden gelegdigd.

20 Doordat, zoals reeds gezegd, bij toepassing van twee schroeftransporteurs een continue materiaalstroom tussen beide transporteurs wordt verkregen, wordt bij het ledigen van de silo, door de schroeftrans-? porteurs het materiaal in wezen zuiver in radiale richting naar het midden van de houder getranspqrteerd, wat bij toepassing van een zogenaamde 25 schijvenkolom bijzonder gunstig is, aangezien daardoor de door de schroef-transporteurs uitgeoefende druk, voor het door de schijvenkolom schuiven van het materiaal, vele malen groter is dan bij een enkele schroeftransporteur . ,

Op voordelige wijze kan daarbij tevens het bij een 30 schijvenkolom optredende probleem van brugvorming in het materiaal tussen de ringvormige schijven worden opgelost, doordat volgens de uitvinding om de buitenomtrek van de ringvormige schijven van de schijvenkolom een ring-vormig axiaal uitstekend orgaan is aangebracht, waardoor de ingang tussen de schijven lets wordt vernauwd.

35 Op deze wijze kan het materiaal, nadat het door de ver- nauwde ingang tussen de schijven is geschoven, iets uitzetten zonder dat het daarbij de bovenste ringschijf raakt, zodat brugvorming wordt uitgesloten.

Het ringvormige uitstekende orgaan geeft weliswaar een extra weerstand, doch deze kan ruimschoots worden overwonnen door de hogere, door de schroef-ή-Ο transporteurs uitgeoefende druk.

8103486 * -3- ϊ Λ

Opgemerkt wordt dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage 0810863 een transportinrichting bekend is bestaande uit meerdere naast elkaar en/of boven elkaar gelegen schroeftransporteurs. Hierbij overlappen echter de schroefbladen van de schroeftransporteurs elkaar, waarbij de 5 spillen van de schroeftransporteurs in axiale richting been en weer kunnen worden bewogen met het doel de schroefbladen van de verschillende schroeftransporteurs een reinigend effect op elkaar te laten uitoefenen,zodat geen materiaal aan deze bladen kan vastplakken.

De uitvinding wordt nader beschreven onder verwijzing 10 naar de tekening waarin: figuur 1, in axiale doorsnede een silo met een transportinrichting volgens de uitvinding toont, figuur 2 op grotere schaal een bovenaanzicht van een deel van de transportinrichting weergeeft, 15 figuur 3 een vooraanzicht in de richting III-III.

in figuur 2 is, waarbij de schroeftransporteurs ten opzichte van elkaar in de hoogte zijn verzet, en in die zin roteren waarbij het materiaal naar het midden van de silo wordt getransporteerd, figuur 4 een aanzicht eender als getoond in figuur 3 is, 20 waarbij echter het materiaal naar buiten wordt getransporteerd, figuur 5 een aanzicht volgens IIKIIIrii figuur 2 is maar waarbij echter de beide schroeftransporteurs in een radiaal vlak zijn opgesteld, en waarbij deze in die zin roteren dat het materiaal naar het midden van de silo wordt getransporteerd, en 25 figuur 6 een aanzicht eender als dat getoond in figuur 5 is, waarbij echter het materiaal naar buiten wordt getransporteerd.

Zoals getoond in fig. 1 bestaat de silo uit een houder met een cilindrische opstaande zijwand 1, een dak 2 en een vloer 3. In het dak 2 is een vulopening 4 aangebracht waardoor, door middel van de trans-30 portband 5 het materiaal in de houder kan worden gebracht. Op de vulopening sluit een schroeftransporteur 6 aan door middel waarvan het materiaal in de telescoperende valbuis 7 kan worden gebracht. Het gehele samenstel van vulopening 4, schroeftransporteur 6 en valbuis 7 kan om de opstaande sym- . metrie^as van de houder conddraaien. doordat het samenstel is verbonden met 35 de balk 8 die door niet getoonde middelen in de houder kan ronddraaien, waarbij deze balk 8 bij 9 door loopwielen wordt ondersteund.

Aan de balk 8 is door middel van de kabels 10 de transportinrichting 11 opgehangen, zodat de transportinrichting 11 binnen de houder op en neer kan worden bewogen en rond kan draaien samen met de balk 8. 40 In het midden van de houder is een schijvenkolom 12 8103486 -4-

P

aangebracht die is opgebouwd uit een aantal met tussenruimten boven elkaar gelegen ringvormige schijven 13, zodat de ruimten tussen deze schijven 13 ingangen naar de binnen de schijvenkolom aanwezige centrale holte 14 vormen. Deze centrale holte 14 staat bij de onderkant van de schijvenkolom in 5 verbinding met de uitstroomopening 15, waardoor het materiaal uit de houder kan stromen,.waarna het door middel van de schroeftransporteur 16 op de transportband 17 wordt gebracht.

Bij het vullen. van de houder wordt het materiaal via de vulopening 4, en de schroeftransporteur 6 in de valbuis 7 gebracht, 10 waarbij dit samenstel samen met de balk 8 ronddraait. Het uit de valbuis 7 komende materiaal wordt daarbij door de transportinrichting 11 naar buiten naar de zijwand 1 gevoerd, zodat het materiaal gelijkmatig over de houder wordt verdeeld. Daarbij wordt de transportinrichting 11 en daardoor ook de telescoperende valbuis 7 gelijkmatig omhoog gebracht, totdat de houder ge-15 heel is gevuld. De tussenruimten tussen de ringvormige schijyen 13 hebben een zodanige hoogte, dat het materiaal niet uit zichzelf daar doorheen kan lopen maar volgens een bepaalde helling 18 blijft liggen.

Bij het ledigen van de houder wordt het materiaal door middel van de transportinrichting 11 naar de schijvenkolom 12 getranspor-20 teerd, zodat het materiaal tussen de schijven 13 door in de centrale holte 14 wordt gestuwd, waarna het materiaal door deze holte 14 naar beneden valt in de schroeftransporteur 16. De transportinrichting 11 owrdt daarbij rond-gedraaid en geleidelijk neer gelaten.

Zoals getoond in fig. 2 omvat de transportinrichting 25 11 twee schroeftransporteurs 19 en 20 die zodanig evenwijdig aan elkaar lopen, dat de buitenomtrekken van de schroefbladen elkaar niet snijden. Het schroefblad van de schroeftransporteur 19 heeft een ten opzichte van het schroefblad van de schroeftransporteur 20 tegengestelde spoed, De schroeftransporteurs 19 en.20 kunnen in een radiaal vlak liggen zoals getoond in 30 de figuren 5 en 6, maar kunnen ook ten opzichte van elkaar in de hoogte zijn verzet zoals getoond in figuur 3 en 4.

In figuur 3 is de situatie getoond waarbij de houder - wordt geledigd. De schroeftransporteurs 19 en 20 roteren daarbij volgens de pijlen resp.Ol en 02, terwijl beide schroeftransporteurs samen in de.

35 richting van de pijlO 3 in de houder ronddraaien. Beide schroeftransporteurs 19 en 20 graven daarbij in het materiaal 21 binnen de houder, waarbij de schroeftransporteur 19 met de ronddraaiende beweging O 3 meelopend graaft, en de schroeftransporteur 20 tegenlopend graaft, waardoor de tangentiele graafkrachten tegengesteld zijn en elkaar in wezen opheffen, zodat er prak- 8103486 -5- c tisch geen versijzing optreedt in de kabels 10. Tussen beide schroeftrans-porteurs 19 en 20 komt een continu naar de schijvenkolom 12 gerichte materiaalstroom 22 tot stand, die nagenoeg zuiver radiaal is gericht.

Bij het vullen van de houder, zoals getoond in fig. 4, 5 wordt de rotatiezin O 21 van de schroeftransporter 20, en de richting £>3' waarin beide schroeftransporteurs binnen de houder ronddraaien omge-keerd, zodat de schroeftransporteur 20 het door de valbuis 7 toegevoerde materiaal 23 in de richting naar de wand 1 gelijkmatig over het materiaalop-pervlak 24 verdeelt. De schroeftransporteur 19 staat hierbij stil.

10 Volgens de figuren 5 en 6 liggen de schroeftransporteurs 19' en 20' in een radiaal vlak.

In figuur 5 is de situatie getoond bij het ledigen van de silo, waarbij de schreoftransporteurs 19' en 20' in resp. de richtingen Ol en u)2 roteren. Bij het binnen de houder ronddraaien in de richting 15 £)31 graaft uitsluitend de schroeftransporteur 20' in het materiaal 21’, terwijl tussen de schroeftransporteurs 19’ en 20’ een continue materiaalstroom 22' in de richting naar de schijvenkolom 12 wordt opgewekt.

Het zal duidelijk zijn dat de schroeftransporteurs 19' en 20' ook in de richting 03 binnen de houder kunnen ronddraaien, waarbij 20 de schroeftransporteur 19' graaft. Dit wil zeggen dat de rotatiezin van de aan de balk 8 hangende schroeftransporteurs 19' en 20' op elk moment kan worden omgekeerd, zodat geen sleepring- contacten nodig zijn voor het toe-voeren van elektrische energie naar de, de schroeftransporteurs tot rotatie aandrijvende motoren, aangezien dit nu door middel van een kabel kan ge-25 schieden die gemakkelijk een ronddraaiende beweging van de schroeftransporteurs over maxiniaal 360° kan volgen.

In fig. 6 is de situatie bij het vullen van de silo getoond. Hierbij roteert de schroeftransporteur 20' volgens 02', terwijl de schroeftransporteur 19' stilstaat. Het door de valbuis 7 toegevoerde 30 materiaal 23' wordt door de schroeftransporteur 20' gelijkmatig over het materiaaloppervlak 24' verdeeld. Ook hierbij kan de richting waarin beide schroeftransporteurs binnen de silo ronddraaien op elk moment worden omgekeerd, waarbij in de richting 03 de schroeftransporteur 20' roteert en in de richting 03 de schroeftransporteur 19' roteert.

35 Het zal duidelijk zijn dat de in figuur 2 getoonde spoed van het schroefblad van resp. de schroefbladen 19 en 20 ook kan worden omgekeerd, zodat in de rotatierichtingencDl en ώ 2 het materiaal naar de wand 1 en in de tegenover gestelde rotatierichtingen £>1' en £>2' het materiaal naar de schijvenkolom wordt getransporteerd. Daarbij zal bij het vullen van 8103486 -6- f de silo een continue materiaalstroom tussen beide schroeftransporteurs worden opgewekt en niet bij het ledigen van de silo, terwijl bij de in fig. 2 getoonde spoed bij het ledigen van de silo een continue materiaal-stroom tussen beide schroeftransporteurs wordt opgewekt. .

5 Teneinde zowel bij het vullen als ook bij het ledigen van de silo een continue materiaalstroom' te kunnen verkrijgen, kan een derde schroeftransporteur 25 worden aangebracht zoals getoond in fig. 7, waarbij, bij het vullen van de silo de schroeftransporteurs 20' en 25 samenwerken, en bij het ledigen van de silo de schroeftransporteurs 19' en 10 20' zoals getond in fig. 5.

Zoals reeds hiervoor is gezegd, kan bij toepassing van tenminste twee schroeftransporteurs de diameter van elke transporteur aanzienlijk kleiner zijn dan bij de toepassing van een enkele schroeftransporteur. Daardoor wordt slechts een zeer geringe dode ruimte boven in de 15 silo verkregen, welke dode ruimte wordt gevormd door de nog aanwezige ruimte boven de transportinrichting 11 met de schroeftransporteurs, wanneer deze inrichting 11 zich in de meest hoge stand bevindt dat wil zeggen tegen de balk 8 aanligt.

Doordat bij het ledigen van de silo, het materiaal in 20 een continue stroom, in wezen zuiver in radiale richting naar de schijven-kolom wordt getransporteerd, wordt dit materiaal met een betrekkelijk grote kracht tussen de ringvormige schijven 13 van de schijvenkolom 12 ge-schoven. Daarbij zijn langs de bmtrek van de ringvormige schijven 13 haar beneden uitstekende organen 26 (zie fig. 1) aangebracht, waardoor de ingangen 25 tussen de schijven iets_worden vernauwd, zodat het materiaal nadat dit . : door deze vernauwde ingangen tussen de schijven is geschoven, iets kan uitzetten, zonder dat het de bovenste ringevormige schijven raakt waardoor brugvorming in het materiaal wordt voorkomen.

Het zal duidelijk zijn dat de in de figuren 3 t/m 5 30 getoonde schroeftransporteurs 19, 20; 19', 20' zodanig kantelbaar om een, door het midden tussen de schroeftransporteurs lopende as kunnen zijn ge-monteerd, dat naar keuze de stand zoals getoond in de figuren 3 en 4, of de stand getoond in de figuren 5 en 6 kan worden verkregen, en ook een stand waarbij de sehroeftransporteur ?20 in de figuren 3 en ή- hoger ligt 35 dan de schroeftransporteur.19.

81 0 3 4 8 6

Claims (5)

1. Silo voor het opslaan van stortmateriaal bestaande uit een houder met een opstaande cilindrische zijwand, een dak en een vloer, waarbij in het dak een, nabij het midden daarvan gelegen vulopening en in de vloer terminate een uitstroomopening zijn aangebracht, en ten- 5 minste een zich radiaal binnen de houder uitstrekkende, in zijn lengte-richting transporterende transportinrichting aanwezig is, die binnen de houder rond kan draaien en evenwijdig aan zichzelf op en neer kan worden bewogen, welke inrichting tenminste een schroeftransporteur omvat met tenminste een, om een langgerekte spil gewonden, continu doorlopend schroef-10 blad, die in beide richtingen om de lengte-as van de spil tot rotatie kan worden gebracht, met het kenmerk, dat de transportinrichting tenminste twee op een afstand evenwijdig aan elkaar lopende schroeftrans-porteurs omvat, waarbij de schroefbladen van elke twee naast elkaar liggende schroeftransporteurs ten opzichte van elkaar een tegengestelde spoed hebben 15 en de buitenomtrekken van deze schroefbladen elkaar niet snijden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t h e t k e η π e r k , dat beide schroeftransporteurs in wezen in een loodrecht op de as van de houder lopend vlak liggen.

3. Silo volgens conclusie 2, met het ken-20 m e r k , dat de ene schroeftransporteur ten opzichte van de andere in de hoogte is verzet.

4·. Silo volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk , dat de stand van de ene schroeftransporteur ten opzichte van de andere in de hoogte instelbaar is.

5. Silo volgens conclusies 1-4·, waarbij in de bodem 1 een centraal gelegen uitstroomopening aanwezig is, waarop een zich volgens de symmetrie-as van de houder door de houder uitstrekkende schijvenkolom aan-sluit, met het kenmerk, dat om de buitenomtrek van de ring-vormige schijven van de schijvenkolom een ringvormig, axiaal uitstekend 30 orgaan is aangebracht, waardoor de ingang tussen de schijven lets wordt vernauwd. 8103486