NL8202166A

NL8202166A - Dakvenster.

Info

Publication number: NL8202166A
Application number: NL8202166A
Authority: NL
Original assignee: Frank Gmbh Wilh
Priority date: 1981-05-29
Filing date: 1982-05-27
Publication date: 1982-12-16
Also published as: CH657416A5; FR2506824A1; DE3121322C2; NL190961C; FR2506824B1; AT379208B; BE893349A; ATA194382A; DE3121322A1; NL190961B

Description

fc - 1 -

Dakvenster

De uitvinding heeft betrekking op een dakvenster, waarvan .het raam door middel van een hulpraam met een kozijn is verbonden, waarbij het raam via draaischarnieren aan het hulpraam en het hulpraam via een uitklapscharnier aan de 5 bovenkant van het kozijn is gelegerd, met een vergrende-lingsinrichting voor het. vastzetten van het raam tegen het hulpraam en voor het vergrendelen van het raam tegen het kozijn, met aan de zijbalken van het raam tussen het draaischarnier en het uitklapscharnier aangebrachte astappen, 10 die in de zwenkstand van het raam liggen op de kopzijde van de zijbenen van het kozijn.

Een dergelijk dakvenster/ dat bekend is uit het Duitse Offenlegungsschrift 2 519 856, heeft het voordeel, dat het raam naar keuze door uitklappen of zwenken kan worden ge-15 opend. In de sluitstand is het raam zowel aan de onderkant met het kozijn vergrendeld als ten opzichte van het hulpraam vastgezet. Om het raam in een uitklapstand te brengen, moet de vergrendeling raam/kozijn worden ongedaan gemaakt en het raam moet aan de onderkant worden opgelicht, zodat het ge-20 meenschappelijk met het hulpraam om het uitklapscharnier van het hulpraam beweegt. Wanneer het raam in een door zwenken geopende stand moet worden gebracht, moet uitgaand van de sluitstand zowel de vergrendeling raam/kozijn als de vergrendeling raam/hulpraam worden opgeheven. Bij het opheffen van 25 het raam ontstaat een groter wordende hoek tussen het hulpraam en het raam. Het raam zwenkt om het draaischarnier met het hulpraam, waarbij de aan beide zijden van het raam aangebrachte astappen liggend op de kopzijde van het kozijn daar langs glijden en daarmede het draaischarnier aan het hulpraam 30 aflichten van het kozijn, zodat in de door zwenken verkregen opening de door de astappen mede gevormde zwenkas boven het raammidden is aangebracht. Het opheffen van het raam wordt door een veer belaste uitzetarm vergemakkelijkt. De vergrende-lingsinrichting wordt daarbij gevormd door een bedieningsgreep, 35 die is aangebracht aan de onderkant van het raam, en een om-schakelhefboom, die is aangebracht aan de bovenkant van het raam, die niet met elkaar in de beweging overbrëngende verbinding staan. Wanneer bij een door uitklappen geopend raam een 8202 1 66 IN # - 2 - ongewenst losmaken van de vastzetting van het raam tegen het hulpraam plaats vindt door bediening per vergissing van de omschakelhefboom, verlaat het raam zijn evenwijdige stand ten opzichte van het hulpraam en tengevolge van het grotere ge-5 wicht van de bovenste raamhelft stoten de astappen op de kopzijde van het kozijn en daarmede is een gevaar voor verwonding bij deze verkeerde bediening ontstaan. Om een dergelijke verkeerde bediening, die ontstaat uit de door uitklappen verkregen openingsstand, te bemoeilijken, werd in de praktijk 10 de omschakelhefboom voorzien van een grendelnok, zodat een ongewilde verkeerde bediening werd vermeden. Weliswaar was met enige handgrepen een verkeerde bediening nog mogelijk.

In het kader van de vereenvoudiging van de bediening wordt er naar gestreefd een ingrijpingsbediening te verschaf-15 fen, dus via één enkele bedieningsgreep zowel de vergrendeling raam/kozijn als de vastzetting van het raam aan het hulpraam te bewerken. Bij een ingrijpingsbediening, waarbij de bedieningsgreep bij voorkeur aan deonderzijde van het raam is aangebracht, kan de bedieningsgreep in de uitklapstand van het 20 raam per vergissing nog worden bediend, zodat ongewild de vastzetting van het raam aan hethulpraam ongedaan wordt gemaakt en het raam met zijn bovenste helft naar omlaag doorslaat' en met de astappen stoot op dekopzijden van het kozijn.

Aan de uitvinding ligt daarom het probleem ten grondslag 25 een soortgelijk dakvenster zodanig te verbeteren, dat ondanks een verkeerde bediening per vergissing in de uitklapstand , van het raam de vastzetting van het raam aan het hulpraam wordt gehandhaafd. Dit probleem wordt door het dakvenster volgens de uitvinding opgelost, doordat aan het hulpraam 30 een klap, die is voorzien van een grendelnok, zwenkbaar is aangebracht, waarvan de zwenkas ten opzichte van de astap in de richting naar het draaischarnierversprongen is aangebracht en het vrije einde van de klap is voorzien van een schuine oploopkant, die in de sluitstand van het raam op de 35 kopzijde van het kozijn tussen de astap en het uitklap-scharnier ligt en de grendelnok bij van de kopzijde van het kozijn afgelichte astap is gekoppeld met de astap.

De beveiliging van de vastzetting van het raam tegen het hulpraam in de uitklapstand vindt plaats door middel 40 van een klap, die zwenkbaar is gelegerd aan het hulpraam, 8202166 wrr- - - 3 - £ «* in samenwerking met de astap aan de raamkant,die daarmede een additionele functie verkrijgt. In de sluitstand van het raam bevindt zich de schuine oploopkant van de klap, die op de kopzijde van het kozijn ligt, met de grendelnok iets .boven 5 de astap, dus in de nabijheid van de astap in het gebied tussen de astap en het uitklapscharnier van het hulpraam. Daarbij is de zwenkas van de klap ten opzichte van de astap in de richting naar het draaischarnier versprongen aangebracht, dus onder de astap. De klap is onder een scherpe 10 hoek ten opzichte van de kopzijde van het kozijn aangebracht. In de sluitstand van het raam beïnvloeden de klap en de astap elkaar niet.

Wanneer het raam voor het instellen van een uitklapope-ning wordt ontgrendeld van het kozijn bij tegen het hulpraam 15 vastgezet raam en het raam dan wordt opgelicht, glijdt de klap tengevolge van zijn bepaalde scharniering en zijn eigen gewicht naar omlaag in de richting naar astap. Vanaf een bepaalde door uitklappen verkregen openingshoek ligt de klap los tegen de astap, waar achter dan de grendelnok grijpt. Wanneer 20 in de uitklapopeningsstand van het raam per vergissing een ontgrendeling van het raam van het hulpraam plaats vindt, kan het bovenste zwaarste deel van het'·, raamslechts zeer weinig naar omlaag zakken door een beweging van het raam om het draaischarnier aan het hulpraam, omdat deze dalende beweging 25 door de grendelnok van de klap wordt gestopt. Het raam ligt dan via de as tap op de grendelnok van de klap, waarbij een gedeelte van het gewicht van het raam op deze plaats werkt en tengevolge van de gekozen aanbrenging van de zwenkas van de klap deze zo stevig tegen de astap drukt, dateen ongewenst 30 losgaan van deze beveiliging niet kan plaats vinden. Wanneer het raam weer wordt gesloten, komt eerst de schuine oploopkant op de kopzijde van het kozijn te liggen en de klap wordt tengevolge van de versprongen aanbrengingvan de zwenkas in de richting naar het uitklapscharnier van de astap wegge-35 drukt. Dit vindt plaats onafhankelijk van het feit of de sluitbeweging uitgaand van de verkeerde bediening plaats vindt of pas na het opheffen van de verkeerde bediening. De klap verschaft dus een automatisch werkende beveiliging, die de negatieve effecten van de verkeerde bediening in de klap-40 stand door het losmaken per vergissing van de vergrendeling 8202166 - 4 - van het raam tegen het hulpraam elimineert en die bovendien ook automatisch uit zijn beveiligingsstand wordt gebracht.

Deze beveiliging maakt daardoor de toepassing van een gunstige ingreepbediening mogelijk.

5 Voor het door verzwenken openen van het raam moet van tevoren de vergrendeling van het raam tegen het hulpraam worden opgeheven. Bij het oplichten van het raam voor het inleiden van de openingsbeweging glijden de astappen op de kopzijde van het kozijn naar omlaag, waardoor tevens de draaischarnie-10 ren van het kozijn af worden bewogen in een hoekbeweging om het klapscharnier. Aangezien daarmede de klap en de astappen van het begin af worden bewogen van elkaar af, ontstaat geen enkele storing van de zwenkopeningsbeweging van het raam door de klap. Voor het begrenzen van de zwenkbeweging van 15 de klap langs het hulpraam is gunstig de klap te voorzien van een tegen het hulpraam werkend aanslagvlak. Daarmede wordt vermeden, dat bij voorbeeld bij het sluiten van een door zwenken geopend raam de klap onder de astap, dus tussen de astap en het draaischarnier, op het kozijn kan lopen, wat tot een 20 blokkering zou kunnen leiden.

Daar voor het functioneren van de klap het eigen gewicht essentieel is, is het gunstig de zwenkas door een kopbout te vormen, die bij voorbeeld door klinken wordt bevestigd aan het hulpraam en de klap gemakkelijk lopend op deze kopbout 25 te legeren. Met een kopbout kan ook een nauwkeurige geleiding van deklap worden bereikt.

In een gunstige uitvoeringsvorm bestaat de klap uit kunststof, zodat hij bij voorbeeld goedkoop kan worden worden vervaardigd als spuitgietdeel.

30 Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding blijken uit de tekeningen, die een voorkeursuitvoeringsvoor-beeld schematisch weergeven. Daarin tonen: fig. 1 een dakvenster met door zwenken geopend raam en een klap aan het hulpraam; 35 fig. 2 een gedeelte van het dakvenster volgens fig. 1 op grotere schaal en in de sluitstand van het raam; fig. 3 het dakvenster volgens fig. 2 bij het begin van de uitklapopeningsbeweging van het raam en fig. 4 dit dakvenster bij de einduitklapopeningsstand 40 van het raam en bij een verkeerde bediening.

82 02 1 6 6 ν' * - 5 -

Het dakvenster bestaat in hoofdzaak uit het kozijn 1, waarmede door middel van het hulpraam 2 het raam 3 scharnierend is verbonden.Het hulpraam 2 is door middel van het uit-klapscharnier 4 aan de bovenkant van het kozijn 1 en door mid-5 del van het draaischarnier 5 met het raam 3 verbonden. De zij^balken 6 van het raam 3 dragen in het gebied tussen het draaischarnier 5 en het klapscharnier 4 ieder een astap 7 die in de zwenkstand van het raam 3 óp een aan de kopzijde 8 van het zijbeen 9 van het kozijn 1 geplaatste geleidingsrail 10 10 ligt. Aan het zijbeen 9 is voor gewichtscompensatie van het raam 3 een veerbelaste uitzetarm 11 aangebracht/ die tussen het draaischarnier 5 en de onderkant van het raam 3 daarop inwerkt. Voor de vergrendeling van het raam 3 tegen het kozijn 1 in de sluitstand dient een bedieningsgreep 12, 15 die met een tong 13 in een sluitstuk 14 aan de kozijnkant grijpt. De vergrendelingsinrichting voor het vastzetten van het raam 3 tegen het hulpraam 2 wordt gevormd door een via de bedieningsgreep 12 bedienbaar, in het raam 3 ingelaten stelstangensysteem 15, dat in een aan het hulpraam 2 beves-20 tigd grendelhuis 16 kan worden gezet.

Aan de binnenzijde van het hulpraam 2 is een kopbout 17 geklonken, waarop een klap 18, die bestaat uit kunststof, gemakkelijk bewegend zwenkbaar is gelegerd. De kopbout 17, die de zwenkas voor deklap 18 vormt, is ten opzichte van de 25 astap 7 aan de raamkant in de richting naar het draaischarnier 5 versprongen aangebracht, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 2, waarin het raam 3 zich in de sluitstand bevindt.

De klap 18 heeft een grendelnok 19 en aan het vrije einde een schuine oploopkant 20. Aan het tegengestelde einde van 30 de klap 18 is zij voorzien van een aanslagvlak 21.

In de sluitstand van het raam 3 ligt de klap 18 met zijn schuine oploopkant 20 op de geleidingsrail 10 voor de astap 7. Tussen de astap 7 en de klap 18 bestaat daarbij een geringe afstand.

35 Wanneer de vergrendeling van het raam 3 tegen het kozijn 1 door een verzwenking over 90° van de bedieningsgreep 12 wordt opgeheven onder handhaving van de vastzetting van het raam 3 tegen het hulpraam 2 door het grendelen van het stelstangensysteem 15 in het grendelhuis 16 enhet raam 3 naar 40 boven beweegt, klapt hij bij het openen om het uitklapschar- 8202166 ' ? - 6 - nier 4. Daarbij beweegt de astap 7 om een van het klapscharnier 4 uitgaande cirkelboog en wordt van de geleidingsrail 10 afgeheven. Daarbij ontstaat een vergroting van de openingshoek tussen het raam 3 en de kopzijde 8 van het kozijn 1; 5 dus ook een vergroting van de afstand van de zwenkas van de klap 18 van deze kopzijde 8. Daarbij glijdt tengevolge van zijn eigen gewicht de klap 18 met zijn schuine oploopkant 20 op de geleidingsrail 10 naar omlaag en de grendelnok 19 grijpt achter de astap 7, zoals in fig. 3 weergegeven.

10 Bij het verder openen van het raam 3 tot in de uitklap- openingseindstand volgens fig. 4 blijft de grendelnok 19 van de klap 18 grijpen achter de astap 7. Wanneer in deze klapopeningsstand van het raam 3 per vergissing een verkeerde bediening plaats vindt door een additioneel verzwenken van 15 de bedieningsgreep 12, waardoor het stelstangenstelsel 15 uit het grendelhuis 16 naar buiten beweegt en daarmede de vastzetting van het raam 3 tegen het hulpraam 2 wordt opgeheven, daalt het raam 3 aan zijn bovenkant enigszins waarbij het om het draaischarnier 5 beweegt, dus onder vorming van 20 een hoek tussen het hulpraam 2 en het raam 3. Deze dalende beweging is zeer gering, omdat de astap 7 onmiddellijk op de grendelnok 19 komt te liggen. Na een verkeerde bediening neemt dus de klap 18 in verbinding met de astap 7 de functie over van het vastzetten van het raam 3 tegen het hulpraam 2.

25 Bij de sluitende beweging van het raam 3 komt de schui ne oploopkant 20 tegen de geleidingsrail 10 en tengevolge van de bepaalde scharniering van deklap 18 aan het hulpraam 2 en tengevolge van de schuine oploopkant 20 wordt de klap 18 automatisch naar boven gezwenkt en komt weer in een 30 stand als weergegeven in fig. 2.

Wanneer het raam 3 uit de sluitstand in de zwenkstand wordt gebracht, waarbij de vastzetting van het raam 3 tegen het hulpraam 2 is opgeheven, beweegt bij het begin van het openen de astap 7 zich op de geleidingsrail 10 naar 35 omlaag en dus van de klap af. Opdat de klap I8geen stand in het dodepunt ten opzichte van de astap 7 kan innemen, is hij voorzien van een aanslagvlak 21, dat samenwerkt met de binnenzijde van het hulpraam 2.

Conclusies- 820 2 1 66

Claims

1. Dakvenster, waarvan het raam door middel van een hulpraam is verbonden met een kozijn, waarbij het raam via draaischarnieren aan het hulpraam en het hulpraam via een uitklapschar-nier aan de bovenkant van het kozijn is gelegerd, met een ver-5 grendelingsinrichting voor het vastzetten van het raam tegen het hulpraam en voor het vergrendelen van het raam tegen het kozijn, met aan de zijbalken van het raam tussen het draaischarnier en klapscharnier aangebrachte astappen, die in de zwenkstand van het raam op de kopzijde van de zijbenen van 10 het kozijn liggen, met het kenmerk, dat aan het hulpraam (2) een van een grendelnok (19) voorziene klap (18) verzwenkbaar is aangebracht, waarvan de zwenkas (17) ten opzichte van de astap (7) in de richting naar het draaischarnier (5) versprongen is aangebracht en het vrije einde van de 15 klap (18) is voorzien van een schuine oploopkant (20), die in de sluitstand van het raam (3) op de kopzijde (8) van het kozijn (1) tussen de astap (7) en het klapscharnier (4) ligt en de grendelnok (19) bij van de kopzijde (8) van het kozijn (1) afgelichte astap (7) is gekoppeld met de astap (7).

2. Dakvenster volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat de klap (18) is voorzien van een tegen het hulpraam (2) werkend aanslagvlak (21) .

3. Dakvenster volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk , dat de zwenkas is gevormd door een kopbout 25 (17) en de klap (18) gemakkelijk bewegend op deze kopbout (17) is gelegerd.

4. Dakvenster volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klap (18) bestaat uit kunststof. 8202166