NL8104864A - Zitopstelling. - Google Patents

Description

-1- 22176/CV/pl f < \

Korte Aanduiding: Zitopstelling.

De uitvinding heeft betrekking op een zitopstelling met een opleg-vlak voor het achterste en een opleg-of aanlegvlak voor de knieën en de 5 scheenbenen, waarbij deze beide vlakken via een gemeenschappelijk gestel met elkaar zijn verbonden.

Een dergelijke zitopstelling is bekend uit het Canadese octrooi 138.399 en uit de fabrieksprijslijst 1.81, blz. 29 van aanvraagster.

Een nadeel in beide gevallen is,dat het zogenaamde standvlak van de 10 zitopstelling op de bodem verhoudingsgewijs klein is. Hierdoor kan zowel de onbelaste als ook de door een zittende persoon belaste zitopstelling verhoudingsgewijs gemakkelijk omkippen en wel in het bijzonder bij het m plaatsnemen of resp. verlaten van de zitopstelling.

Met de uitvinding wordt dan ook op de eerste plaats beoogd de kip-15 veiligheid van een dergelijke zitopstelling in alle in aanmerking komende richtingen te vergroten.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het gestel een buiten de loodrecht naar beneden plaatsgevonden projecties van de opleg-of aanlegvlakken uitstekend bodemgedeelte bezit,dat ongeveer raamvormig, 20 dat wil zeggen althans in hoofdzaak in zich gesloten is uitgevoerd

Door het uitsteken van het bodemgedeelte voorbij de projectie van de opleg of aanlegvlakken wordt de kipveiligheid aanzienlijk vergroot en door de raamvormige uitvoering van het bodemgedeelte is er voor gezorgd, dat deze kipveiligheid in iedere ook maar mogelijke kiprichting, dat wil 25 zeggen naar de zijkanten toe,maar ook naar voren of naar achteren ,resp. schuin naar voren of schuin naar achteren bestaat. Bovendien wordt hierdoor de stabiliteit van de zitopstelling aanzienlijk versterkt.

De kenmerken van conclusie 2.omvatten een voorkeursuitvoeringsvorm ven de uitvinding,welke tot een fabricagetechnisch gemakkelijk en met 30 geringe kosten te vervaardigen constructie leidt en bovendien bij het gebruik van de zitopstelling een zeer grote vrij ruimte tussen de beide draagdelen voor een doelmatig onderbrengen van de voeten niet slechts tijdens het zitten,maar ook nog tijdens het opstellen resp. plaatsnemen geeft.

35 De zitopstelling volgens conclusie 2 is op bijzonder gunstige wijze met de kenmerken van conclusie 3 te verwezenlijken.De vervaardiging 3 1 0 Λ 3 S 4 ΐ· * -2- 2 2176/CV/tl van een zitopstelling met behulp van metalen buizen is weliswaar uit bovengenoemde publicatie van aanvraagster bekend,echter niet in samenhang met onderhavige zitopstelling.

Verder voordelen en kenmerken van de uitvinding zijn in de verdere 5 onderconclusies en in de hieronder volgende beschrijving en de daarbij behorende tekening van uitvoeringsvoorbeelden volgens de uitvinding te ontnemen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

10 Fig. 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding in pers pectief.

Fig. 2 toont op grotere schaal een doorsnede over fig.1,gezien volgens de lijn II- II.

Fig. 3 toont een deel van een zijaanzicht van een opleg of aan-15 legvlak voor knie en scheenbeen met daarbij behorend draagdeel.

Fig. 4 toont in bovenaanzicht een bodemsteunpunt met de daarbij behorende hoek van het ondergedeelte.

Fig. 5 toont een zijaanzicht op fig.4 gezien volgens pijl V.

Fig. 6 toont een aanzicht op fig.4,gezien volgens de pijl VI.

20 Fig. 7 toont een andere uitvoering en opstelling van een bodem- steun in bovenaanzicht.

Fig. 8 toont een zijaanzicht op fig.7.

Fig. 9 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van een bodemsteun.

Fig.10 toont het onderste gedeelte van de in fig.9 weergegeven 25 bodemsteun in bovenaanzicht.

Fig.11 toont een doorsnede over fig.10 volgens de lijn XI- XI, waarbij ook de daarbij behorende bovenste helft is afgeheeld.

De zitopstelling bestaat uit een raamvormig bodemgedeelte l,een voorste draagdeel 2 ,een achterste draagdeel 3 ,een opleg of aanlegvlak 30 4 voor de knieën resp. de scheenbenen en een oplegvlak 5 voor het achter ste of zitvlak van een persoon. De beide vlakken 4, 5 zijn bij voorkeur bekleed en nemen een zodanige hoekstand ten opzichte van de horizontaal in (zie ook fig.2 en 3),dat zij telkens van buiten/boven naar binnen/ beneden verlopen. De daarop zittende persoon steunt zich dus met de 35 knieën resp. met de daaronder bevindende delen van het scheenbeen op het oplegvlak 4 af en zit op het oplegvlak 5.

* 5 -3- 22176/CV/tl

In fig.1 zijn schematisch de projecties van de oplegvlakken 4 en 5 naar onderen toe met stippellijnen ingetekend: Hieruit blijkt,dat het bodemgedeelte 1 daarbuiten uitsteekt. Verder is de raamvormige uitvoering van het bodemgedeelte 1 uit de figuur te ontnemen. Dit bovengedeel-5 te is dus althans in hoofdzaak in zich gesloten met uitzondering van de uitsparingen 6 en 7,welke in dit uitvoeringsvoorbeeld voor de vorming van de nog nader te omschrijven uitvoeringsvorm van de draagdelen 2 ,3 noodzakelijk zijn. Het zal duidelijk zijn,dat het bodemgedeelte 1 ook naar voren (pijlrichting 8) en naar achteren ( pijlrichting 9) buiten de pro-10 jecties 4',5' van de oplegvlakken (4,5) zou kunnen uitsteken (niet weergegeven) .

Fig. 1 toont verder de de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding,namelijk een rechthoekig eventueel vierkante uitvoering van het bodemgedeelte met de beide zijbalken 10 en de voorste en achterste 15 balkgedeelten 11, die aan de hoeken 12 boogvormig in elkaar overgaan.

Bij voorkeur zijn'de boogstralen van de hoeken 12 gelijk aan elkaar. De draagdelen 2 en 3 zijn in het midden aan die zijkanten van het raam 1 aangebracht,die door de balkdelen 11 zijn gevormd en strekken zich daar naar boven uit. Zij liggen bij voorkeur binnen de projecties 4^51. Daar-20 door is het mogelijk de draagdelen 2,3 verticaal te laten verlopen. Dit vergroot de stabiliteit. Zoals in de figuur weergegeven zijn in deze de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding de verschillende delen van het gestel uit metalen buizen vervaardigd.

Bij voorkeur bestaat ieder van de draagdelen 2 ,3 uit twee metalen 25 buizen 13,14 resp.15,16, die aan de voetzijde in de desbetreffende balkdelen 11 van het bodemgedeelte 1 overgaan. Aan de bovenzijde zijn de draagdelen 2 , 3 resp. in dit uitvoeringsvoorbeeld de metalen buizen 13, 14 resp.15,16 naar binnen,dat wil zeggen in de richting naar het desbetreffende oplegvlak afgebogen. Deze afbuigingen 13',14' en 15',16' zijn aan 30 ieder omlopend raam 17 resp.18 aangelast welke het desbetreffende oplegvlak 4 resp.5 draagt. Met deze de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding worden voor de ramen 17 en 18 en voor de bevestiging van deze ramen aan de draagdelen slechts buizen met krommingen met verhoudingsgewijs grote buigstralen benodigd,welke gemakkelijker te vervaar-35 digen zijn dan krommingen met kleine buigstralen. Bij voorkeur komt de vorm en de helling van het raam 17 resp.18 overeen met de vorm en de hel- 8104864 ί · -4- 22176/CV/tl ling van het desbetreffende oplegvlak 4 resp. 5. Zodoende strekt zich volgens dit uitvoeringsvoorbeeld het raam 17 van voren naar binnen en naar beneden en het raam 18 van achteren naar binnen en naar beneden uit. Zoals in fig.2 en 3 is weergegeven kunnen de oplegvlakken 5,4, van bovenaf 5 om de telkens daaronder gelegen balken 18', 17' van het raam 18 resp.17 grijpen, zodat de hierop zittende persoon niet rechtstreeks met de balken 17^181 in aanraking komt. Fig. 2 toont verder,dat aan het desbetreffende raam een vasthoudijzer 19 kan zijn gelast waarop het oplegvlak 5 zich mede kan afsteunen.

10 De beide metalen buizen 13, 14 resp. 15, 16 kunnen door dwarslassen, bijvoorbeeld een bovenste dwarslas 21 met elkaar verbonden en daarmede ten opzichte van elkaar verstijfd zijn. De draagdelen 2, 3 resp. de buizen 13, 14 en 15, 16 kunnen aan de stootkanten 22, 23 onderverdeeld en daar losneembaar zijn verbonden,bijvoorbeeld met behulp van een steekverbinding 15 22',welke meergedetailleerd uit fig.3 te ontnemen is. Dit vergemakkelijkt niet slechts de fabricage maar vermindert de ruimtebehoefte bij verzending of bij het niet gebruiken van een dergelijke zitopstelling.

De bodemsteunen zijn aan het bodemgedeelte 1 en bij voorkeur aan de boogvormige hoeken 12 daarvan aangebracht. Een dergelijk uitvoerings-20 voorbeeld is nader weergegeven in fig.4- 6,terwijl een de voorkeur verdienend uitvoeringsvoorbeeld in de fig.9- 11 is afgebeeld en een vereenvou digde variant in de fig 7 en 8 is getoond.

In de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig.4 - 8 bestaan de bodemsteunen 24 uit twee helften 25, 26 waarvan de stootvlakken 27 in deze 25 uitvoeringsvormen loodrecht verlopen (zie in het bijzonder fig.6).Ieder helft is aan de binnenzijde voorzien van een uitsparing 28. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig.4 - 6 zijn de uitsparingen telkens half cirkelvormig,dat wil zeggen dat zij tesamen een volle cirkel vormen, welke overeenkomt met de doorsnede van de hier met het verwijzingscijfer 30 29 aangeduide metalen buis van het zitmeubel. Doelmatig zijn de uitspa ringen 28 in hun vorm en grootte aan de doorsnede van een in de handel gebruikelijke metalen buis aangepast,zodat bij vanaf beide zijden tegen de metalen buis geplaatste helften 25, 26 deze helften de metalen buis omvatten en met hun uitsparingen 28 tegen het oppervlak van de buis aan-35 liggen. Er blijft dan nog een kleine spleet 30 waarin de bovengenoemde stootvlakken 27 zich bevinden.

8104864 « -5- 22176/CV/tl

Voor de losneembare verbinding van de beide helften 25, 26 is in de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig.4- 8 'een schroefverbinding 37 aangebracht,welke zich door de aan de onderzijde aanwezige voet 38 uitstrekt. De voet 38 bezit aan zijn onderzijde een bij voorkeur vlak 5 oplegvlak 39. De schroef verloopt daarbij evenwijdig aan het oplegvlak 39 en dwars op de lengterichting van de totale bodemsteun. Daarbij is de voet 38 voldoende hoog,zodat de schroef 37 niet in de nabijheid van de uitsparing geraakt. Beide helften 25,26 kunnen aan hun stootvlakken 27,en in het bijzonder in de nabijheid van de voet 38,zijn voorzien van 10 in elkaar grijpende uitsteeksels en uitsparingen,welke slechts met het verwijzingscijfer 40 zijn aangeduid. Dit vergemakkelijkt het samenvoegen van de helften 25,26 in de juiste stand en verhindert tijdens het monteren bij het samenvoegen en het aantrekken van de bevestigingsschroef 37 een onbeoogde verschuiving van de beide helften 25 en 26 ten opzichte 15 van elkaar.

Het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 4 - 6 is ten opzichte van het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig.7 en 8 daarom een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding aangezien de bodemsteun in zijn langsrichting in een boog,hier in een cirkelboog verloopt en 20 daarmede bij een overeenkomstige boog 12 van het bodemgedeelte 1 aangebracht kan worden,dat wil zeggen op een plaats welke op grond van de stabiliteit en de standveiligheid hiervoor het beste geschikt is. De door de beide uitsparingen gevormde cilinder is dus overeenkomstig de kromming van de buis 29 eveneens gekromd.

25 Het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig.7 en 8 is op zich overeen stemmend met het voorbeeld van de fig.4- 6 uitgevoerd,maar bezit een bodemsteun met rechtlopende helften 25, 26, zodat de door deze uitsparingen gevormde cilinder recht verloopt. Hiermede is het aan rechte buisdelen aan te brengen.

30 Een bijzonder gunstige en daarmede de voorkeur verdienende uitvoe ringsvorm van de uitvinding is weergegeven in de fig.9- 11. Hier zijn eveneens twee helften 25',26’ van een bodemsteun 24' aangebracht,welke echter door een in de gebruiksstand horizontaal verlopend stootvldc 27' van elkaar zijn gescheiden. Ook hier zijn de helften 25’, 26' zo gekromd, 35 dat de bodemsteun 24' aan de boogvormige hoek 12 van het bodemgedeelte 1 aan te brengen is. De metalen buis is hier met het verwijzingscijfer i .

-6- 22176/CV/tl 2?' aangeduid. Deze uitvoering van de bodemsteun heeft op de eerste plaats het voordeel,dat de spleet 27' niet van boven zichtbaar is waarbij ook niet van bovenaf vuil in de spleet kan indringen.

De schroeven voor het aan elkaar bevestigen van de beide helften 5 25' en 26' kunnen hier van onderen af ingebracht worden en wel zonder dat zij in aanraking komen met de metalen buis 29'. Daarmede zijn deze schroeven resp. schroefverbindingen op gunstige wijze onzichtbaar. Bovendien is hier een groter aantal schroeven (in dit uitvoeringsvoor-beeld zijn het zes schroeven) onder te brengen dan bij de opstelling 10 volgens de voorbeelden van de fig.4- 8. De schroeven worden van onderen af volgens pijl A in overeenkomstige gaten 31 van de onderste helft 26' ingestoken. De afmetingen zijn zo gekozen,dat de schroefdraad in de wanden 33 van deze gaten 31 niet ingrijpt. Overeenkomstige gaten 32 in de bovenste helft 25' zijn ten opzichte van de gaten 31 in diameter 15 kleiner en wel zodanig,dat de schroefdraadgangen van de schroeven zich in de wanden 35 daarvan kunnen insnijden en vastzetten. Daarbij verdient de reeds vermelde uitvoering van de helften 25',26' en in het bijzonder van de bovenste helft 25' uit een kunststof aanbeveling.

Uit fig.10 blijkt,dat de boringen 31 met de daarbij behorende wan-20 den 33 zich in dwarsribben 34 bevinden (zie ook fig.11),welke bij voorkeur met deze uit kunststof bestaande helft 26' uit een stuk zijn gespoten. Dit zelfde geldt voor de boven de boringen of gaten 31 aangebrachte boringen of gaten 32 met hun wanden 35 en de ribben 36 van de bovenste helft 25' (zie ook fig. 11). Zoals uit de figuren blijkt verstijven de 25 ribben 34,35 enerzijds de helften 26' en 25',terwijl zij verder zijn voorzien van uitsparingen 28',welke in vorm en functie overeenkomen met de hierboven omschreven uitsparingen 28 van het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig.4 - 6.

Ten opzichte van een bekende opstelling,waarbij uit kunststof be · 30 staande bodemsteunen van onderen af in de buis van het meubel worden geschroefd bestaat bij verschillende uitvoeringsvoorbeelden van de besproken bodemsteun het voordeel,dat aan de metalen buis geen schroefdraad-gaten of dergelijke moeten worden aangebracht. Door dergelijke schroef-draadgaten zou namelijk water resp. vocht in het inwendige van de buis 35 kunnen intreden. Hierdoor en ook aan de schroefdraadgangen zelf bestaat dan een gevaar voor roesten.

8104864 -7- 22176/CV/tl

De metalen buizen kunnen bijvoorbeeld uit verchroomde metalen buizen of uit aluminium buizen bestaan.

Alle afgebeelde en beschreven kenmerken en onderlinge combinaties daarvan worden als voor de uitvinding van wezenlijk belang gezien voor 5 zover zij niet uitdrukkelijk als bekend zijn aangeduid.

8104354

Claims (28)

1. Zitopstelling met een oplegvlak voor het achterste en een opleg-of aanlegvlak voor de knieën en de scheenbenen,waarbij deze beide vlakken via een gemeenschappelijk gestel met elkaar zijn verbonden,met het kenmerk,dat het gestel een buiten de loodrecht naar onderen uitgevoerde 5 projecties (4’, 5') van de opleg- of aanlegvlakken (4,5) uitstekend bo-demgedeelte (1) omvat,dat althans nagenoeg raamvormig,dat wil zeggen althans in hoofdzaak in zich gesloten uitgevoerd is.

2. Zitopstelling volgens conclusie l,met het kenmerk,dat het bodemge-deelte (1) rechthoekig, eventueel vierkant is,terwijl de de opleg- of 10 aanlegvlakken (4,5) vasthoudende draagdelen (2,3) zich ieder van het midden van twee tegenover elkaar liggende zijden van de rechthoek.resp. het vierkant naar boven uitstrekken,waarbij de draagdelen (2,3) zich bij voorkeur binen'de projecties (4^51) bevinden.

3. Zitopstelling volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat het ge-15 stel uitmetalen buizen bestaat.

4. Zitopstelling volgens conclusie 3,met het kenmerk,dat het bodem-deel hoeken (12) van gelijke krommingsstraal bezit.

5. Zitopstelling volgens conclusie 3 of 4,met het kenmerk,dat de draagdelen ( 2,3 ) uit telkens twee buizen(13,14; 15, 16) bestaan,die 20 aan de zijde van de voet in de desbetreffende helften (11) van de zijden van de rechthoek of het vêrkant van het bodemgedeelte (1) overgaan.

6. Zitopstelling volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat de twee metalen buizen (13,14;15,16) van ieder draagdeel (2,3) aan de bovenzijde ieder een raam (17,18) dragen waaraan een desbetreffend opleg- of aanleg- 25 vlak (4,5) bevestigd is,terwijl bij voorkeur de metalen buizen (13,14;15,-16) aan de bovenzijde een naar het desbetreffende raam toe gerichte afbuiging (13',14'; 15',16') bezitten,welke aan het desbetreffende raam zijn gelast.

7. Zitopstelling volgens conclusie 6,met het kenmerk,dat het aan de 30 bovenzijde door de metalen buizen (13,14; 15,16) gevormde raam in zijn vorm en in zijn hoekstand ten opzichte van het bodemgedeelte (1) overeenkomt met de vorm en de hoekstand van het opleg- of aanlegvlak (4,5).

8. Zitopstelling volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat een desbetreffend opleg- of aahbgvlak (4,5) de daaronder gelegen raambalk (17* ,18f) 35 aan de binnenzijde omgrijpt of overgrijpt.

9. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, -9- 22176/CV/tl dat het door de&etalen buis aan de bovenzijde gevormde resp. gedragen raam (17,18) afgeronde hoeken bezitten.

10. Zitopstelling volgens een der conclusies 7- 9,met het kenmerk,dat aan het raam (17,18) vasthoudplaten (19) voor de ondersteuning van de 5 desbetreffende opleg- of aanlegvlakken (4,5) zijn aangebracht.

11. Zitopstelling volgens een der voorgaade conclusies 5- 10,met het kenmerk,dat de beide bij elkaar behorende metalen buizen (13,14;15,16) van ieder draagdeel (2,3) door een of meerdere daaraan bevestigde ver-bindingsorganen (20,21) met elkaar verbonden en ten opzichte van elkaar 10 verstijfd zijn.

12. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies ,met het kenmerk,dat de draagdelen (2,3) en het bodemgedeelte gescheiden bouwelementen zijn en met elkaar zijn verbonden,waarbij deze verbinding bij voorkeur losneembaar is uitgevoerd.

13. Zitopstelling volgens conclusie 12,met het kenmerk,dat bij uitvoe ring van het gestel uit metalen buizen de beide metalen buizen (13,14;15,16) van de draagdelen (2,3) op zich onderverdeeld zijn,waarbij de onderste delen uit een stuk met het bodemgedeelte (1) en de bovenste deler telkens uit een stuk met de ramen (17,18) voor het desbetreffende opleg- of aanleg-20 vlak (4,5) zijn uitgevoerd of vast daarmede zijn verbonden.

14. Zitopstelling volgens conclusie 12 of 13,gekenmerkt door een steek-verbinding tussen de draagdelen (2,3) en het bodemgedeelte resp.de bovenste en de onderste delen van de metalen buizen (13,14;15,16) van de draagdelen (2,3).

15. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies,gekenmerkt door een uit twee helften (25,26; 25'.26') bestaande bodemsteun (24,24*), waarbij de helften aan de binnenzijde ieder zijn voorzien van een uitsparing (28,28') en beide uitsparingen bij samengebouwde helften een gemeenschappelijke gezamenlijke uitsparing vormen terwijl een losneembare ver-30 binding van beide helften is aangebracht.

16. Zitopstelling volgens conclusie 15,met het kenmerk,dat iedere uitsparing (28,28') in de lengterichting van de daarbij behorende helft (25,26,25',26') verloopt.

17. Zitopstelling volgens conclusie 15 en 16 ,met het kenmerk,dat iedere 35 uitsparing in doorsnede half cirkelvormig is,zodat de totale uitsparing in doorsnede een volle cirkel vormt. 8104864 ψ ' * -10- 22176/CV/tl

18. Zitopstelling volgens conclusie 17,met het kenmerk,dat de totale uitsparing een in de lengterichting van de bo'demsteun verlopende cilinder vormt.

19. Zitrpstelling volgens conclusie 18,met het kenmerk,dat de bodemsteun 5 in zijn lengterichting,tesamen met de totale uitsparing boogvormig, bij voorkeur in de vorm van een cirkelboog verloopt.

20. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies 15- 19,met het kenmerk,dat tussen een oplegvlak (39) van de bodemsteun (24) en de uitsparing (28) een de losneembare verbinding (37) omvattend voetdeel (38) 10 bestaat.

21. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies 15- 20,met het kenmerk,dat de losmaakbare verbinding (37) is uitgevoerd als schroef, welke dwars op de lengterichting van de bodemsteun (24) verloopt en zich buiten de uitsparing (28) door de bodemsteun uitstrekt.

22. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies 15- 21,met het t kenmerk,dat de helften (25,26) bij hun stootvlak (27) zijn voorzien van in elkaar grijpende uitsteeksels en uitsparingen (40).

23. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies 15-22,met het kenmerk,dat het stootvlak (27) tussen de beide helften (25,26) in de 20 gebruiksstand verticaal verloopt.

24. Zitopstelling volgens een der conclusies 15- 22,met het kenmerk, dat het stootvlak (27') tussen de beide helften (25',26') in de gebruiksstand horizontaal verloopt.

25. Zitopstelling volgens conclusie 24,met het kenmerk,dat in de helf-25 ten (25',26') boven elkaar verticaal verlopende boringen of gaten (31,32) voor het opnemen van verbindingsschroeven zijn aangebracht,welke zodanig zijn gelegen,dat de verbindingsschroeven in de gebruiksstand zijdelings naast de metalen buis (29') verlopen.

26. Zitopstelling volgens conclusie 25,met het kenmerk,dat de boring 30 of het gat (31) van de onderste helft (26') een vorm en een diameter heeft zodanig,dat de verbindingsschroef van onderen af nieuw daarin in te steken is,terwijl de bovenste helft (25') is voorzien van boringen of gaten (32) met een zodanige diameter,dat de verbindingsschroeven zich met hun schroefdraadgangen daarin insnijden.

27. Zitopstelling volgens conclusie 25 of 26,met het kenmerk,dat de boringen of gaten (31,32) met hun wanden (33,35) delen zijn van dwars- 8104854 -11- 22176/CV/tl ribben (34,36),welke tegelijkertijd de uitsparingen (28') voor de oplegging of het omvatten van de metalen buis (29')· omvatten.

28. Zitopstelling volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de bodemsteunen (24,24') zich aan de boogvormige hoeken (12) 5 van het bodemgedeelte (1) bevinden. » 8 1 0 4 8 S 4