NL8104849A - Stelsel en inrichting voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal. - Google Patents

Stelsel en inrichting voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8104849A
NL8104849A NL8104849A NL8104849A NL8104849A NL 8104849 A NL8104849 A NL 8104849A NL 8104849 A NL8104849 A NL 8104849A NL 8104849 A NL8104849 A NL 8104849A NL 8104849 A NL8104849 A NL 8104849A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
identification signal
identification
new
image
Prior art date
Application number
NL8104849A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192911C (nl
NL192911B (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8104849A publication Critical patent/NL8104849A/nl
Publication of NL192911B publication Critical patent/NL192911B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192911C publication Critical patent/NL192911C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/91Television signal processing therefor
    • H04N5/92Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N5/926Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback by pulse code modulation
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B20/00Signal processing not specific to the method of recording or reproducing; Circuits therefor
    • G11B20/10Digital recording or reproducing
    • G11B20/18Error detection or correction; Testing, e.g. of drop-outs
    • G11B20/1806Pulse code modulation systems for audio signals
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/78Television signal recording using magnetic recording
    • H04N5/782Television signal recording using magnetic recording on tape
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/91Television signal processing therefor
    • H04N5/92Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N5/9201Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback involving the multiplexing of an additional signal and the video signal
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/91Television signal processing therefor
    • H04N5/93Regeneration of the television signal or of selected parts thereof
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/87Regeneration of colour television signals
    • H04N9/88Signal drop-out compensation
    • H04N9/888Signal drop-out compensation for signals recorded by pulse code modulation

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)
  • Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
  • Detection And Prevention Of Errors In Transmission (AREA)

Description

C/Ca/eh/1331 *
Stelsel en inrichting voor toevoeging van een nieuw identi-ficatiesignaal aan een digitaal' signaal.
De uitvinding heeft.betrekking op een stelsel en een inrichting voor toevoeging voor bewerking van een digitaal signaal, en meer in het bijzonder voor toevoeging van een door twee complementaire waarden gekenmerkt, nieuw iden-5 tificatiesignaal aan een overgedragen digitaal signaal in de gedaante van opeenvolgende blokken met digitale informatie, waarin zich op een vooraf bepaalde plaats een oorspronkelijk identificatiesignaal bevindt, dat na transmissie een fout blijkt te bevatten, zoals een door middel van een digitaal 10 videobandapparaat uitgelezen, digitaal videosignaal of in de gedaante daarvan gebracht, digitaal audiosignaal.
Sedert enige tijd worden bij de opname, weergave en transmissie van videosignalen digitale methoden toegepast.
Meer in het bijzonder is men er reeds toe overgegaan, een video-15 bandapparaat van het type met één of meer roteerbare magneet-koppen toe te passen voor opname van impulscodegemoduleerde - videosignalen op een magneetband? bij signaalweergave door middel van een dergelijk videobandapparaat worden de uitgelezen signalen aan impulscodedemodulatie onderworpen ter verkrijging 20 van een videosignaal in analoge vorm. In een dergelijk geval ' worden de digitale videosignalen gewoonlijk gegroepeerd volgens digitale informatieblokken met een vooraf bepaald aantal bits. Tijdens signaalweergave wordt ieder dergelijk blok met video-informatie in digitale vorm als een eenheid bewerkt.
25 Bij de opname en daarop volgende weergave van een videosignaal in impulscodegemoduleerde vorm bestaat echter de mogelijkheid, dat het uitgelezen videosignaal willekeurig verdeelde fouten bevat als gevolg van verschillende soorten storing of ruis, zoals magneetkopruis, bandruis, versterkerruis en 30 dergelijke; voorts kan het uitgelezen videosignaal zogenaamde "gegroepeerde fouten" (burst errors) bevatten, welke gepaard kunnen gaan aan signaaluitval en bijvoorbeeld worden veroorzaakt door op het magneetbandoppervlak aanwezige stof of vingerafdrukken of door onregelmatigheden in het bandoppervlak. Uiter-35 aard zal het duidelijk zijn, dat het optreden van dergelijke 8104849 k· --- 9 1 -2-.
fouten een ernstige bedreiging voor de kwaliteit van het uit het weergegeven videosignaal zichtbaar gemaakte beeld vormen. Teneinde deze verschijnselen zoveel mogelijk tegen te gaan, is men er reeds toe overgegaan om de impulscodegemoduleerde 5 videosignalen voorafgaande aan opname op een magneetband volgens een foutcorrectiecode te coderen. Zo kunnen bijvoorbeeld aan steeds een vooraf bepaald aantal blokken met video-infor-matie pariteitswoorden toegevoegd worden, welke tijdens de signaalweergave voor foutdetectie en -correctie worden gebruikt. 10 De toepassing van dergèlijke foütcorrectiecodes maakt het mogelijk, door fouten getroffen signalen te corrigeren of te compenseren, zodanig, dat de hiervoor genoemde dreiging van een slechte beeldkwaliteit zich niet voordoet. Daarbij zal het voorts duidelijk zijn, dat toepassing van een groter aantal 15 foutcorrectiecodewoorden leidt tot een nauwkeuriger foutdetectie en -correctie. Daar staat echter tegenover, dat moet worden vermeden, dat de door toepassing van dergelijke fout-correctiecodes veroorzaakte "overhead", dat wil zeggen niet rechtstreeks voor opname van nuttige informatie dienende in-20 spanning en gebruikte bandopneemcapaciteit, de laatstgenoemde uitgedrukt in het aantal voor de foutcorrectiëcodes noodzakelijke bits, zo gering mogelijk dient te worden gehouden teneinde het voor opname van nuttige informatie beschikbare band-oppervlak zo groot mogelijk te maken.
25 Voorts kan nog worden opgemerkt, dat wanneer de foutfrequentie hoger wordt, zodanig, dat het aantal optredende fouten het foutcorrectievermogen van de toegepaste foutcorrectiecode te boven gaat, een foutverbergingsmethode in plaats van een foutcorrectiemethode in aanmerking komt. Bij een der-30 gelijke foutverbergingsmethode worden bijvoorbeeld door een fout getroffen video-informatiewoorden vervangen door juiste video-informatiewoorden, welke bij benadering gelijk aan de oorspronkelijke video-informatiewoorden zijn. Daartoe wordt dan gebruik gemaakt van een beeldrastergeheugen voor opslag 35 van opeenvolgende beeldrasters met video-informatie; aan ieder blok met video-informatie wordt dan een adressignaal toegevoegd voor adressering van de verschillende blokken in.'.het 8 1 0 4 0 4 9 - 3 - beeldrastergeheugen. Wanneer de bandtransportsnelheid tijdens signaalweergave hoger ligt dan tijdens signaalopname, kan de voor uitlezing dienende magneetkop zodanig worden verplaatst, dat hij een vooraf bepaald aantal registratiesporen 5 op de magneetband overslaat en bijvoorbeeld ieder tweede registratiespoor uitleest. Tijdens signaalweergave bij een lagere bandtransportsnelheid dan bij signaalopname voert de roteerbare magneetkop een meervoudige aftasting van eenzelfde registratiespoor uit om vervolgens naar een aangrenzend re-10 gistratiespoor over te gaan. Duidèlijk zal zijn, dat bij dergelijke speciale signaalweergeefwijzen de uitgelezen video-informatie geen continu karakter heeft. De hiervoor genoemde adressignalen van de weergegeven video-informatiewoorden dienen nu om de informatie op voorkf' bepaalde adressen in het 15 beeldrastergeheugen in te lezen, zodanig, dat een continu beeld wordt verkregen.
Wanneer de hiervoor genoemde foutverbergingsmethode bij een in digitale vorm gebracht kleurenvideosignaal wordt toegepast, bestaat de mogelijkheid, dat de fase van het 20 kleurhuipdraaggolfsignaal in het overgangspunt tussen een oorspronkelijk, door een fout getroffen video-in forma tiewoord en het daarvoor gesubstitueerde, verbergende video-informatie-woord een sprong vertoont. Meer in het bijzonder geldt voor kleurenvideosignalen van het NTSC-type, dat opeenvolgende 25 videobeelden afwisselend "oneven" en "even" beelden vormen, welke zich van elkaar onderscheiden, doordat de fase van het kleurhuipdraaggolfsignaal tussen een oneven videobeeld en een even videobeeld met een bedrag ΐΐ/2 verschilt. Op soortgelijke wijze verschilt de fase van het kleurhulpdraaggolf-30 signaal ook tussen opeenvolgende beeldrasters met een bedrag Tt/2, evenals tussen opeenvolgende beeldregelintervallen. Het zal nu duidelijk zijn, dat wanneer de video-informatie, betrekking hebbende op een beeldraster of een beeldregel, van een videobeeld wordt vervangen door overeenkomstige video-35 informatie van een volgend videobeeld, de fase van het kleur-hulpdraaggolfsignaal van de vervangende video-informatie-eenheid dient te worden omgekeerd om een continue faserelatie voor het kleurhuipdraaggolfsignaal te behouden. Dit is meer 8104849 ' m - 4 - in details uiteengezet in aanvraagsters Amerikaanse octrooiaanvrage .06/194.830 van 7 oktober 1980. In genoemde oudere aanvrage is voorgesteld om aan de op te nemen video-informatie een identificatiesignaal toe te voegen, dat het videobeeld, 5 het beeldraster en de beeldregel, waarop de desbetreffende video-informatie betrekking heeft, te identificeren, of om tenminste te signaleren of het desbetreffende videobeeld, beeldraster of de desbetreffende beeldregel "even” of "oneven" is; de uit te voeren fase-omkering van het kleurhülpdraag-10 golfsignaal kan op grond van dergelijke identificatie-infor-matie plaatsvinden. Indien echter tijdens signaaltransmissie, -opname en/of -weergave een fout in deze identificatie-infor-matie optreedt, komt de gewenste fase-ömkering van het kleur-hulpdraaggolfsignaal in gevaar.
15 Ter verkrijging van een nauwkeuriger correctie van eventueel door signaaluitval veroorzaakte fouten heeft men reeds voorgesteld, aan het videosignaal nog een verdere fout-correctiecode toe te voegen, welke voor detectie en correctie van eventueel in het adressignaal en/of in het identificatie-20 signaal van ieder blok met video-informatie optredende fouten dient. De toepassing van een dergèlijke verdere foutcorrectie-code met een aanzienlijk foutdetectie- en -correctievermogen leidt echter tot een vergroting van de redundantie van het opgenomen videosignaal en vereist bovendien de toepassing, . 25 zowel bij signaalopname als bij signaalweergave, van een betrekkelijk gecompliceerde apparatuur.
De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, hierin te voorzien en een werkwijze en inrichting voor bewerking of behandeling van een digitaal signaal te verschaffen, waar-30 bij de hiervoor genoemde problemen zich niet voordoen.
Meer in het bijzonder stelt de uitvinding zich ten doel, een stelsel en inrichting voor bewerking van een in digitale vorm gebracht videosignaal of volgens een dergelijk formaat gecodeerd audiosignaal te verschaffen voor toevoeging 35 van geschikte identificatiesignalen aan in aanmerking komende informatieblokken met video-informatie, zodanig, dat de juiste ‘fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal kan worden bepaald 8104849 - 5- zonder een ongewenste toename van de redundantie van het opgenomen of op andere wijze overgedragen videosignaal te veroorzaken.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaf-5 fen van een stelsel en een inrichting voor toevoeging aan een digitaal videosignaal van geschikte identificatiesignalen tijdens speciale weergave van een dergelijk videosignaal door middel van een digitaal videobandapparaat.
Nog een ander doel van de uitvinding is het ver-10 schaffen van een stelsel en inrichting voor toevoeging van geschikte identificatiesignalen aan een digitaal signaal, onafhankelijk van het feit, of tijdens transmissie fouten in het videosignaal zijn opgetreden.
Daartoe verschaft de uitvinding een werkwijze en 15 inrichting voor toevoeging van een door twee complementaire waarden gekenmerkt, nieuw identificatiesignaal aan een.overgedragen digitaal signaal in de gedaante van opeenvolgende blokken met digitale informatie, waarbij zich op een vooraf bepaalde plaats in ieder blok een door twee complementaire 20 toestanden gekenmerkt, oorspronkelijk identificatiesignaal bevindt, dat dient voor identificatie van hét desbetreffende blok als zijnde van een oneven type of van een even type, terwijl eventueel in het oorspronkelijke identificatiesignaal opgetreden fouten kunnen worden gedetecteerd. Kenmerk van een der-25 gelijk stelsel en een dergelijke inrichting volgens de uitvinding zijn, dat het volgens detectie foutvrije, oorspronkelijke identificatiesignaal gedurende een oneven aantal malen wordt bemonsterd en de aldus verkregen monsters worden opgeslagen, beoordeeld wordt !:of de meerderheid van de verkregen 30 en opgeslagen monsters op de oneven of de even toestand van het oorspronkelijke identificatiesignaal wijst, een afhankelijk van de onderzochte meerderheid een nieuw identificatiesignaal van de oneven of de even waarde wordt gevormd, en het desbetreffende identificatiesignaal wordt afgegeven. Volgens 35 de uitvinding wordt, totdat het nieuwe identificatiesignaal op grond van het genoemde onderzoek wordt gevormd, een eerder op dergelijke wijze gevormd, nieuw identificatiesignaal afgegeven.
8104349 - 6 -
Wanneer het digitale signaal een videosignaal is, wordt volgens de uitvinding bij voorkeur aan ieder overgedragen in-formatieblok met video-iriformatie een oneven of een even waarde aan respectievelijk de oneven of even waarde van het desbetref-5 fende beeldraster en videobeeld toegevoegd. De waarde van het beeldregelinterval, waarop een informatieblok betrekking heeft, wordt oorspronkelijk bepaald door osn logische combinatie van de voor het desbetreffende videobeeld en het desbetreffende : beeldraster bepaalde identificatiesignaalwaarden, waarna de 10 waarde van het aldus gevonden beeldregelidentificatiesignaal met ieder volgend beeldregelinterval wisselt.
Volgens de uitvinding bevat een inrichting voor ! bepaling van de juiste waarde van het nieuwe identificatie-signaal een schakeling voor detectie van eventuele fouten in 15 het oorspronkelijke digitale signaal, een bemonsterschakeling voor bemonstering van een -oneven aantal dergelijke oorspronkelijke, bij detectie foutvrij gebleken identificatiesignalen en voor opslag van de aldus verkregen monsters, een beoor-. delingsschakeling voor beoordeling of een meerderheid van de 20 opgeslagen monsters in de ene of in de complementaire, andere toestand verkeert en voor; afgifte van een op de bij de beoordeling aangetroffen meerderheidstoestand gebaseerd, nieuw identificatiesignaal, een geheugeninrichting voor opslag van het nieuwe identificatiesignaal totdat een volgend identifi-25 catiesignaal is gevormd, en een met de geheugeninrichting gekoppelde kiesinrichting voor levering van een op het opgeslagen, nieuwe identificatiesignaal gebaseerd, aanvullend nieuw identificatiesignaal, zodra de beoordeling is voltooid.’
De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu 30 volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van een uitvoeringsvorm, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: fig. IA-1C de onderlinge relatie tussen een volledig videobeeld, een beeldraster en een beeldregelinterval 35 enerzijds en hun respectievelijk bijbehorende, oorspronkelijke identificatiesignalen anderzijds in een digitaal videosignaal, fig, 2 een blokschema van de opneemsectie van een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, 8104849 - 7 - fig. 3 een blokschema van de weergeefsectie van een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, fig. 4a en 4B enige schematische weergaven ter verduidelijking van de digitalisering en de codering van een 5 videosignaal voor toepassing bij een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, fig. 5 een schematascheweergave van het door middel van de opneemsectie volgens: fig. 2 op een magneetband verkregen regis tratiesporenverdelingspatroon, 10 fig. 6 een blokschema van een uitvoeringsvorm van de uitvinding van een identificatiesignaaldetectieschakeling voor toepassing bij de weergeefsectie volgens fig. 3, en fig. 7A-7F enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens fig. 6.
15 Terwille van een goed begrip van de uitvinding zul len eerst aan de hand van de fig. 1A-1C enige voor opname van een gedigitaliseerd kleurenvideosignaal van het NTSC-type belangrijke details worden beschouwd. Bij een dergeiijk signaal bestaat ieder volledig videobeeld uit 525 20 beeldregels, welke kunnen worden onderverdeeld in 262 beeld-regels voor het eerste (en ieder verder oneven) en 263 beeldregels voor het tweede (en ieder verder even) beeldraster. Gedurende het eerste (en ieder verder oneven) beeldraster zijn de verticale synchronisatie-impuls en de horizontale synchro-25 nisatie-impuls van het videosignaal in fase met elkaar; een dergelijk beeldraster wordt aangeduid als een "oneven" beeld-'raster, terwijl een beeldraster, gedurende hetwelk de zojuist genoemde impulsen met elkaar in tegenfase verkeren, wordt aangeduid als een "even" beeldraster.
30 Het in het kader van de digitalisering van het video signaal toegepaste aantal bemonsterde beeldelementen per beeld-regelaftastperioöe H varieert met de toegepaste bemonsterfre-quentie fg. Aangezien de frequentie fgc van het kleurhulpdraag-golfsignaal 455/2 maal de beeldregelaftastfrequentie f^ bedraagt, 35 is het aantal bemonsterde beeldelementen of monsters per beeld-regelaftastperiode voor een bemonster frequentie fg = 4fgc gelijk aan 910 (zie fig. 4A). Over 768 van deze 910 monsters strekt zich het effectieve videogebièd of -gedeelte van iedere 8104849
-f I
-8-.
beeldregelaftestperiode uit, terwijl het overblijvende gedeelte (142 bits) het horizontale onderdrukkingsinterval vormt, waarbinnen het horizontale synchronisatiesignaal en het kleursalvo-signaal vallen.
5 Bij een kleurenvideosignaal van het NTSC-type keert de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal bij iéder tweede beeld- r regelaftastinterval om. Beeldregelaftastintervallen, waarvan de kleurhulpdraaggolfsignaalfase niet omkeeft, worden als "even" intervallen beschouwd, terwijl de daarmede afwisselende beeld-10 regelaftastintervallen, gedurende welke de kleurhulpdraaggolf- -signaalfase omkeert, als "oneven" beeldregelaftastintervallen worden beschouwd. Aangezien bij een videosignaal van het hier beschouwde type 525 beeldregels. per volledig videobeeld worden toegepast, volgt uit het feit, dat het eerste' beeldregelinter-15 val van een volledig videobeeld een oneven interval is, dat het eerste beeldregelaftastinterval van het daarop volgende videobeeld een "even" ' interval is. In verband daarmede worden de beeld-intervallen eveneens beschouwd als een afwisselende opeenvolging van "oneven" en "even" intervallen. Zoals eveneens reeds 20 is opgemerkt, wisselen de beeldrasterintervallen eveneens tussen "oneven" en "even".
Bij omzetting van een dergelijk kleurenvideosignaal. van het NTSC-type in een gedigitaliseerd videosignaal, als waarvan in het voorafgaande sprake is, dient voor ieder deel 25 van het in digitale vorm gebrachte videosignaal op juiste wijze te worden geïdentificeerd als behorende tot een oneven of even beeldinterval, een oneven of even beeldrasterinterval, en een oneven of even beeldregelaftastinterval, zodanig, dat de horizontale synchronisatie-impuls en de verticale synchronisatie-30 impuls steeds de juiste relatie vertonen, en zodanig, dat bij omzetting van het digitale videosignaal in een voor beeldzicht-baarmaking bestemd, analoog videosignaal steeds de juiste kleurhulpdraaggolfsignaalfase wordt verkregen.
Aan het digitale videosignaal wordt met periodieke 35 intervallen een identificatiesignaal ID met respectieve signaal-delen voor identificatie van het desbetreffende videobeeld, het desbetreffende videobeeldraster en het desbetreffende beeldregel-interval als "even" of "oneven" toegevoegd.
8104349 - 9 -
Zoals fig. IA laat zien, bevat het identificatie-signaal ID een voor identificatie van het volledige videobeeld dienend signaaldeel met een hoge waarde voor 525 opeenvolgende beeldregelintervallen van een oneven videobeeld en vervolgens 5 een lage waarde voor de daarop volgende 525 beeldregelintervallen van een even videobeeld. Zoals fig. 1B laat zien, bevat het signaal ID bovendien een voor identificatie van het beeldraster dienend signaaldeel met een hoge waarde voor de eerste 263 beeldregelintervallen van ieder videobeeldinterval, 10 respectievelijk het oneven beeldrasterinterval, en vervolgens een lage waarde voor de daarop volgende 262 beeldregelintervallen, respectievelijk het even beeldrasterinterval. Zoals tenslotte fig. 1C laat zien, bevat het signaal ID bovendien een voor identificatie van de beeldregels dienend signaaldeel 15 met een hoge waarde voor ieder oneven beeldregelinterval en afwisselend daarmee een lage waarde voor de even beeldregelintervallen. Deze drie signaaldelen van het identificatiesignaal ID komen cyclisch voor met periodeduren van respectievelijk twee videobeeldintervallen, twee beeldrasterintervallen en 20 twee beeldregelintervallen.
Fig. 2 toont het blokschema van de opneemsectie van een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, dat aan zijn ingangsaansluiting 1 een op te nemen kleurenvideo-signaal van het NTSC-type krijgt toegevoerd. Dit kleurenvideo-25 signaal wordt vervolgens toegevoerd aan een multiplexeereen-heid 2 voer verdeling van het in digitale vorm gebrachte, effectieve gebied van het kleurenvideosignaal met intervallen van een halve beeldregelaftastperiode (1/2 H) over twee kanalen. In beide kanalen wordt de daaraan toegevoerde informatie op 30 dezelfde wijze bewerkt. In het ene kanaal wordt een voor opname geschikt signaal gevormd door de opeenvolgende werking van een tijdbasiscompressieschakeling 3a, een foutcorrectiecodeereen-heid 4a, een opneembewerkingseenheid 5a, een multiplexeereen-heid 6 en twee opneemversterkers 7a en 7b. De informatie van het 35 andeiekanaal wordt op soortgelijke wijze tot een voor opname geschikt signaal bewerkt door de opeenvolgende werking van een tijdbasiscompressieschakeling 3b, een foutcorrectiecodeereen- 8104849 - 10 - heid 4b, een opneembewerkingseenheid 5b, een wultiplexeereen-heid 6 en twee opneemversterkers 7c en 7d. De uitgangssignalen van de versterkers 7a-7d worden via respectieve uitgangsaan-sluitingen 8a-8d aan respectievelijk vier (niet in de tekening 5 weergegeven) roteerbare magneetkoppen toegevoerd, welke zich . in schuine richting ten opzichte van een magneetband 10 uitstrekken, zoals fig. 5 laat zien. Het zal duidelijk zijn, dat : iedere aftasting door de vier magneetkoppen resulteert in de collectieve opname van êên beeldraster met video-informatie 10 in vier onderling evenwijdige registratiesporen 9a-9d.
De bij de aan de roteerbare magneetkoppen toegevoerde, op te nemen signalen toegepaste codering zal nu worden beschreven aan de tand van de fig. 4A en 4B. Zoals fig. 4A laat zien, omvat ieder genoemd interval ter lengte van een halve 15 beeldregelaftastperiode met effectieve video-informatie 384 monsters; een dergelijk interval wordt verdeeld in vier blok- . ken van ieder 96 monsters, welke respectievelijk aan de uit-gangsaansluitingen 8a-8d van de opneemsectie volgens fig. 2 ter beschikking komen. De tijdcompressieschakeling 3 van ieder 20 kanaal voert signaalcompressie uit ter verkrijging, in ieder dergelijk blok, van een informatievrij interval, waarin een synchronisatiesignaal, een identificatiesignaal en foutcor-rectiewoorden kunnen worden ingevoegd. Dit is meer in het bijzonder weergegeven in fig. 4B; zoals daaruit blijkt, bestaat 25 ieder blok met gecodeerde digitale video-informatie of pari-teitsinformatie uit een bloksynchronisatiesignaal SYNC van drie monsters, adres- en identificatiesignalen AD en ID van. twee monsters, een adres- en identificatiésignaalfoutcontrolewoord CRCC, de 96 monsters met video-informatie, welke zijn gerang-30 schikt als 48 informatiewoorden en de ieder uit twee monsters bestaande informatiecontrolewoorden e.n Q^. Het bloksynchronisatiesignaal SYNC dient voor identificatie van het begin van een blok, waarna de adres- en identificatiesignalen AD en ID, de informatiewoorden en de controlewoorden kunnen 35 worden geëxtraheerd. Het identificatiesignaal ID identificeert, zoals in het~voorgaande reeds is uiteengezet, niet alleen het .kanaal (registratiespoor), doch ook het videobeeld, het beeld- ' 8104849 - 11 - raster en de beeldregel, waarop de informatie-inhoud van het blok betrekking heeft en voorts of de desbetreffende eenheden "even" of "oneven"zijn? het adressignaal AD vertegenwoordigt het adres van het desbetreffende blok, dat wil zeggen de 5 plaats van de desbetreffende video-informatie binnen ieder beeldraster. De controlewoorden vormen een foutcorrectiecode, welke bij latere weergave van de opgenomen informatie voor detectie en correctie van in de informatiewoorden van de blokken opgetreden fouten kan worden gebruikt.
.10 De in fig. 2 weergegeven tijdbasiscompressiescha- keling 3a of 3b voert voor ieder kanaal compressie van de video-informatie uit, zodanig, dat binnen ieder blok een video-informatievrij interval wordt verkregen, waarin op basis van het bloksynchronisatiesignaal de identificatie- en adres-15 signalen en de controlecodes voor ieder blok met 96 monsters video-informatie worden ingevoegd, terwijl de schakeling tevens informatievrije intervallen voor invoeging van blokken met pari texts informatie creëert. Het uitgangssignaal van de tijd-basiscompressieschakeling 3a of 3b van ieder kanaal wordt toe-20 gevoerd aan de respectievelijk bijbehorende foutcorrectie- codeereenheid 4a of 4b, welke dient om de paritèitsinformatie· in horizontale en verticale richting en de controlewoorden voor ieder blok te vormen.
Het bloksynchronisatiesignaal en de identificatie- 25 en adressignalen worden in de opneembewerkingseenheid 5a of 5b voor ieder kanaal aan de reeeds verkregen video- en pariteits- iriformatie toegevoegd. Het adressignaal AD vertegenwoordigt het reeds genoemde nummer van het blok. Voorts bevinden zich in iedere opneemhewerkingseenheid 5a of 5b een codeereenheid 30 van het blokcoderingstype voor omzetting van het aantal bits per monster van 8 in 10, benevens een parallel/serie-omzetter om de verkregen 10-bits code in serievorm te brengen. Zoals meer in details in aanvraagsters Amerikaanse octrooiaanvrage 06/171.481 van 23 juli 1980 is beschreven, wordt een blokco- 35 dering toegepast, volgens welke uit de beschikbare 2codes 0 van 10-bits woorden dié 2 codes gekozen worden, waarvan het gemiddelde gelijkspanningsniveau zo dicht mogelijk bij nul ligt; 8104049 · - 12 - de desbetreffende selectie geschiedt zodanig, dat aan iedere oorspronkelijke 8-bits code een eigen 10-bits code wordt toegevoegd. De‘zojuist genoemde maatregel dient om het gemiddelde gelijkspanningsniveau van het op te nemen signaal „zo 5 dicht mogelijk bij nul te brengen, hetgeen, wordt bereikt wanneer de bitwaarden "0" en "1" elkaar zoveel mogelijk afwis-. selen. Een dergelijke blokcodering heeft het voordeel, dat transmissie van een zoveel mogelijk van gelijkspanningscompo-nenten vrij signaal wordt verkregen, waardoor signaalkwali-10 teitsdaling aan de weergeef zijde wordt voorkomen. Aangezien de informatiebestanddelen van het identificatiesignaal ID van ieder blok belangrijk voor de in de weergeef sectie uit te voeren signaalbewerking zijn, geeft iedere opneembewerkingseenheid 5a of 5b voorts een adres- en identificatiesignaalcontrolecode 15 CRCC af, welke aan het bijbehorende, blok wordt toegevoegd, zoals fig. 4B laat zien.
De uitgangssignalen van de opneembewerkingseenheden 5a en 5b worden toegevoerd aan de multiplexeereenheid 6 (zie fig. 2) voor verdeling over vier kanalen, welke zich via de 20 respectieve opneemverstërkers 7a-7d naar de respectieve uit- gangsaansluitingen 8a-8d uitstrekken, zoals reeds is beschreven. Met de uitgangsaansluitingen 8a-8d zijn, bijvoorbeeld via roteerbare omzetters, vier respectieve (niet in de tekening weergegeven) roteerbare magneetkoppen verbonden, waarvan êén af-25 tastbeweging voldoende is voor signaalopname volgens vier onderling evenwijdige registratiesporen 9a-9d, welke zich in schuine richting over de magneetband 10 uitstrekken en tezamen êén volledig beeldraster met video-informatie omvatten.
Fig. 3 toont het blokschema van de weergeef sectie 30 van een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding met vier ingangsaansluitingen lla-lld voor ontvangst van de respectievelijk door vier roteerbare magneetkoppen uitgelezen, digitale video-informatie. Meer in het bijzonder worden tijdens signaalweergave de door de roteerbare magneetkoppen bij 35 hun aftasting van respectieve registratiesporen 9a-9d op de magneetband 10 uitgelezen videosignalen via respectieve weer-geefversterkers 12a-12d toegevoerd aan respectieve weergeef-
.... 8 1 0 4 8 4 S
- 13 - bewerkingseenheden 13a-13d. Deze bewerkingseenheden voeren een golfvormcorrectie van de ontvangen signalen uit, brengen de in serievorm ontvangen informatie in parallelvorm over, extraheren het bloksynchronisati-esignaal, het identificatie-5 signaal ID en het adressignaal AD en de controlecode uit de ontvangen informatie; daarnaast voeren de bewerkingseenheden blokdecodering uit, dat wil zeggen omzetting van de ontvangen signalen uit een 10-bits code in een 8-bits code, benevens foutdëtectie voor steeds 24 monsters van ieder uit 96 monsters 10 bestaand blok met informatie. De uitgangssignalen van de bewerkingseenheden 13a-13d worden toegevoerd aan respectieve tijdbasiscorrectie-eenheden 14a-14d voor correctie of eliminatie van eventuele tijdbasisfouten.
Voor ieder kanaal wordt de informatie door de des-15 betreffende tijdbasiscorrectie-eenheid 14a-14d via een multi-plexeereenheid 15 en een uitwisseleenheid 16 toegevoerd aan een foutcorrectiedecodeereenheid 17a of 17b. Meer in het bijzonder worden de uitgangssignalen van de tijdbasiscorrectie-eenheden 14a-14d eerst toegevoerd aan de multiplexeereenheid 20 15, welke de vier signalen recombineert tot twee kanalen, waar na de uitwisseleenheid 16 de door de multiplexeereenheid 15 i afgegeven, gemengde informatie in de juiste volgorde brengt.
Dit wil zeggen, dat tijdens normale signaalweergave,· waarbij de roteerbare magneetkoppen een nauwkeurige aftasting van de 25 tijdens signaalopname op de magneetband gevormde registratie-sporen uitvoeren, en tijdens signaalweergave bij langzaam bewegend beeld of bij stilstaand beeld, waarbij de roteerbare magneetkoppen speciaal worden bestuurd om een nauwkeurige aftasting van de registratiesporen uit te voeren, slechts 30 uit de bij de vier roteerbare magneetkoppen behorende signalen worden uitgelezen.
Tijdens signaalweergave bij hoge snelheid, waarbij de bandtransportsnelheid enige tientallen malen groter dan tijdens normale signaalweergave of tijdens signaalopname is, 35 zullen de door de magneetkoppen gevolgde aftastbanen echter afwijken van de registratiesporen, zoals in fig. 5 met gebroken lijnen 9' is weergegeven, hetgeen wil zeggen, dat iedere mag- 8104349 * - 14 - neetkop een schuin ten opzichte van de registratiesporen 9a-9d verlopende aftastbaan over de magneetband 10 volgt en daarbij steeds een aantal registratiesporen bestrijkt» Dit heeft tot gevolg, dat de uit verschillende registratiesporen afkomstige 5 signalen met elkaar gemengd worden. In een dergelijk geval voert de uitwisseleenheid 16 eerst identificatie van de juiste kanalen van de uitgelezen signalen uit op basis van het regis-tratiespooridentificatiesignaal; de aldus verkregen signalen worden aan de foutcorrectiedecodeereenheden 17a en 17b, en 10 meer in het bijzonder aan de respectieve voor het in aanmerking komende kanaal juiste adressen van geheugens van deze eenheden, toegevoerd. Tijdens signaalweergave bij normale bandtransportr snelheid wordt de uitgelezen informatie door de multiplexeer-eenheid eenvoudig via de uitwisseleenheid 16 aan de respec-15 tieve foutcorrectiedecodeereenheden toegevoerd. De uitwisseleenheid 16 bevat voorts aan zijn ingang een schakeling voor toevoeging van een juist identificatiesignaal aan een blok wanneer in het oorspronkelijke identificatiesignaal ID een fout optreedt.
20 Details van een dergelijke uitwisseleenheid 16 zijn bijvoorbeeld beschreven in aanvraagsters Amerikaanse octrooiaanvrage 06/192.196 van 30 september 1980.
Iedere fcutcorrectiedecodeereenheid 17a en 17b bevat foutdetectie- en -correctieschakelingen, waarvan de werking 25 is gebaseerd op de horizontale en verticale pariteitsinfor-matie en de verschillende informatiecontrölewoorden P^ en Q , Het zal duidelijk zijn, dat tijdens signaalweergave bij hoge . snelheid geen foutdetectie- en -correctie op basis van de horizontale en verticale pariteitsinformatie kunnen worden uit-30 gevoerd, doch dat slechts fouten in de respectieve identifi-catiesignalen in de uitwisseleenheid 16 worden opgevangen. De foutcorrectiedecodeereenheden 17a en 17b bevatten ieder een beeldrastergeheugen. Indien oncorrigeerbare informatie, dat wil zeggen informatie welke te veel fouten bevat, wordt uit-35 gelezen, wordt de aan de foutcorrectiedecodeereenheden 17a en 17b niet in het desbetreffende videobeeldgeheugen ingelezen; .''in plaats daarvan wordt aan de oncorrigeerbare informatie over 8 1 ö 4 8 4 9 .
«A
- 15 - ëën beeldraster voorafgaande informatie gebruikt voor op interpolatie gebaseerde vervanging of verberging van foutieve informatie. De door iedere foutcorrectiedecodeereenheid 17a en 17b afgegeven informatie wordt toegevoerd aan de respectieve 5 tijdbasisexpansieschakeling 18a of 18b, welke de oorspronkelijke transmissiesnelheid van de informatie herstelt en de informatie'-toevoert aan een gemeenschappelijke multiplexeer-eenhëid 19. Deze dient om de tweekanalig uitgelezen informatie te hergroeperen tot eenkanalige informatie, welke wordt toe-10 gevoerd aan een signaalbewerkingseenheid 20 met een uitgangs-aansluiting 21, waaraan het uitgelezen en bewerkte kleuren-videosignaal verschijnt. Wanneer een hiervoor genoemde verberging of vervanging van informatie dient plaats te vinden, scheidt de signaalbewerkingseenheid 20 de luminantie- en de 15 chrominantiecomponent uit het aldus verkregen kleurenvideo-signaal af, bijvoorbeeld door middel van een digitaal filter, voor correctie van de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal van de chrominantiecomponenten door middel van het identifi-catiesignaal ID. Bovendien wordt het digitale kleurenvideo-20 signaal door een niet in de tekening weergegeven, digitaal/ analoog-omzetter in een analoog kleurenvideosignaal omgezet.
Zoals reeds is opgemerkt, spelen het videobeeld-identificatiesignaal, het beeldrasteridentificatiesignaal en het beeldregelidentificatiesignaal bij de hiervoor genoemde 25 foutverberging een belangrijke rol, en zulks in het bijzonder omdat de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal en de juiste faserelatie van de verticale en horizontale synchronisatie-impulsen bij substitutie van een digitaal informatiewoord van een beeldregelinterval van een beeldraster voor bijvoorbeeld 30 een informatiewoord van een overeenkomstig beeldregelinterval van een volgend beeldraster juist dienen te zijn, respectievelijk juist dienen te worden gemaakt. Zoals reeds is opgemerkt, dient het identificatiesignaal ID voor identificatie van het videobeeldinterval, het beeldrasterinterval en het 35 beeldregelinterval van een bepaald blok met video-informatie; meer in het bijzonder wordt een dergelijke informatie-een-heid als "oneven" of "even" geïdentificeerd. Zo kan het iden- 8 1 0 4 8 4 9 __ Λ, - 16 - tificatiesignaal ID bijvoorbeeld een één-bit videobeeldidenti-ficatiecode FRMID, een éën-bit b'eeldrasteridentificatiecode FLDID en een éën-bit beeldregelidentificatiecode LINID bevatten, waarbij deze codes door hun respectievelijke waarden "1” of "0" 5 de identificatie "oneven" of "even" bieden»
Het is echter mogelijk, dat niet alleen de infor-matiewoorden doch ook het identificatiesignaal ID van een bepaald blok door willekeurig verdeelde of gegroepeerde fouten ; wordt getroffen, dat wil zeggen na uitlezing daardoor getroffen 10 blijkt te zijn. In het verleden is reeds voorgesteld, een zo-. danige foutcorrectiecodering toe te passen, dat eventueel in het identificatiesignaal ID optredende fouten op soortgelijke ’wijze worden behandeld als eventuele fouten in de video-infor-matiewoorden W^-W^g, dat wil zeggen door gebruikmaking van de 15 pariteitswoorden ‘Q en Toepassing van een identificatiecode-foutcorrectiecode leidt echter tot toevoeging van extra bits aan ieder blok met over te dragen video-informatie, waardoor de redundantie van informatie toeneemt. Bovendien vereist de toepassing van een speciale foutcorrectiecode voor het identi-20 ficatiesignaal ID een aantal aanvullende schakelingen, zowel aan de opneemzijde (fig. 2) als aan de weergeefzijde (fig. 3} .
Daarnaast kan nog worden opgemerkt, dat wanneer in een pariteitswoord of een ander aan de adres- en identificatie-signalen AD en ID toegevoegd foutcorrectiewoord optreedt, de 25 mogelijkheid bestaat, dat een poging tot foutcorrectie in dat geval leidt tot misplaatste of foutiéve correctie van. een dergelijk identificatiesignaal ID, zodat bijvoorbeeld een bepaald oneven videobeeld, beeldraster of beeldregel ten onrechte als even woord geïdentificeerd.
30 In verband met het cyclische karakter van het iden tificatiesignaal ID en met het feit, dat het beeldidentifica-tiesignaal FRMID en het rasteridentificatiesignaal FLDID voor respectievelijk een bepaald videobeeld en een bepaald video-beeldraster constant zijn, stelt de uitvinding nu voor, ëen 35 synthetisch identificatiesignaal te vormen door bemonstering van de identificatiesignalen. FRMID of FLDID over een aantal blokken met video-informatie? dit synthetische identificatiesignaal, dienende voor identificatie van de kwaliteit "oneven" of "even" 8 1 0 4 8 4 9 * - 17 - van een informatie-eenheid wordt daarbij gevormd op basis van het onderzoek of de bij bemonstering van het signaal FRMID of FLDID verkregen monsters in meerderheid "oneven" of "even" zijn. Tot aan de afsluiting van een dergelijk onderzoek en de 5 daaruit resulterende vorming van het synthetische identificatie-signaal wordt een dergelijk eerder gevormd, synthetisch iden-tificatiesignaal gebruikt.
Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm van een schakeling, welke bijvoorbeeld in de uitwisseleenheid 16 kan worden opge-10 nomen, voor uitvoering van dit onderzoek.
De schakeling volgens fig. 6 omvat een videobeeld-identificatieschuifregister 22A en een beeldrasteridentificatie-schuifregister 22B, welke respectievelijk de videobeeldiden-tificatiesignalen FRMID en de rasteridentificatiesignalen FLDID 15 krijgen toegevoerd en in opslag nemen. Drie uitgangsaansluitingen Qa, Qb en Qc van iedere van de beide schuif registers 22A en 22B zijn gekoppeld met respectieve ingangsaansluitingen A, B en C van respectievelijk toegevoegde decodeereenheden 23A en 23B.
Deze decodeereenheden worden bij de hier beschreven uitvoe-20 ringsvorm gevormd door drie-acht-code-omzetters en vertonen ieder acht uitgangsaansluitingen Yq-Y^. De uitgangsaansluitingen Yq-Y^ van iedere decodeereenheid 23 zijn gekoppeld met respectieve ingangs aansluitingen van een bijbehorende EN-poortscha-keling 24A, 24B, (¾) soortgelijke wijze zijn de uitgangsaan-25 sluitingen Y^-Y^ gekoppeld met respectieve ingangs aansluitingen van een bijbehorende EN-poortschakeling 25A, 25B. De EN-poort-schakeling 24A geeft een videobeeldmeerderheidssignaal MR ter waarde "1" af, wanneer de meerderheid van de aan de uitgangsaansluitingen Qa, Qb, Qc van het schuif register 22A verschij-30 nende signalen de waarde "1" vertoont, doch in alle andere gevallen vertoont het signaal MR de waarde *0". De EN-poortscha-keling 25A geeft een videobeeldminderheidssignaal MR af, dat het complement van het genoemde videobeeldmeerderheidssignaal MR vormt.
35 Op soortgelijke wijze geeft de EN-poortschakèling 24B een beeldrastermeerderheidssignaal ML ter waarde "1" af, wanneer de meerderheid van de aan de uitgangsaansluitingen 8104849 - 18 - q , Q , Q- van het schuif register 22B verschijnende signalen de waarde "1" vertonen, doch in alle overige gevallen heeft het signaal ML de waarde "0". De EN-poortschakeling 22B geeft een complementair beeldrasterminderheidssignaal ML af.
5 Voor vorming van het videobeeldmeerderheidssignaal MR en het beeldrastermeerderheidssignaal ML zijn de uitgangs- aansluitingen Yq-Y^ van de decodeereenheden 23A en 23B volgens het progamma van de hierna volgende tabel aan de respectieve ingangsaansluitingen A, B en C toegevoegdT__________
, q ingangsaan- uitgangsaansluiting 23A:öf 231 MR MR
Yi Y2 Y3 y4 γ,, y‘γ? 1 fe , 0 0 0 (Γ 1111111 0 1 001 ‘ 10 111111 0 1 15 010 11011111 0 1 011 111011111 o 10011110111 0 1 10 Ί 11111011. 1 o 20 110 1111110 1 1 o 111 11111110 1 o
Ieder paar EN-poortschakèlingen 24A, 25A en 24B, 25B wordt gevolgd door een respectieve RS-vergrendel-25 schakeling 26A, respectievelijk 26B, voor opslag van het videobeeldmeerderheidssignaal MR en het beeldrastermeerderheidssignaal ML en voor levering van respectievelijk de synthetische videobeeldidentificatie- en beëldraèteridentificatie-signalen FRMA en FLDA.
30 Een verder schuifregister 27 dient voor besturing van de werking van de videobeeldidenficatie- en beeldraster-identificatieschuifregisters 22A en 22B. Aan de bemonster-ingangsaansluiting SR van het schuifregister 27 wordt een invers foutsignaal ERR toegevoerd, dat een waarde "1” heeft 35 indien wordt vastgesteld, dat het oorspronkelijke adressignaal AD en identificatiesignaal ID foutvrij zijn, doch de waarde "0", indien in deze laatstgenoemde signalen de aanwezigheid 6104849 - 19 - van een fout wordt vastgesteld. Het inverse foutsignaal ERR kan gemakkelijk worden gevormd bij de bewerking van het controle codewoord CRCC. Daartoe is een EN-ingangsaansluiting 28 aan zijn uitgang gekoppeld met de klokimpulsingangsaansluiting 5 CK van het schuifregister 27, terwijl de ingangsaansluiting van de poortschakeling 28 behalve het genoemde inverse foutsignaal ERR tevens een vensterimpuls WND krijgen toegevoerd, welke bij het verschijnen van het adressignaal AD en het identificaties ignaal ID voor ieder blok met video-informatie wordt 10 aangeboden. Een inverse terugstelimpuls RST (zie fig. 7A) , waarvan de stijgende flank bij het begin van ieder beeldraster-interval ligt, wordt aan de wis aansluiting CL van het schuif-register 27 toegevoerd. Een derde uitgangsaansluiting Qc van het schuifregister 27 is gekoppeld met de vergrendelingangsaan-15 sluiting G1 van de beide decodeereenheden 23A en 23B en voorts, via een omkeerschakeling 27*, met de vrij geef aansluitingen van de verschillende schuifregisters 22A, 22B en 27. De omkeer-schakeling 27’ geeft aan zijn uitgangsaansluiting voorts een kiessignaal SLCT voor een kies inrichting 29 af, zoals nog nader 20 zal worden beschreven.
Tijdens bedrijf wordt het uitgangsniveau Q^, van het schuifregister 27 bij het begin van ieder beeldrasterinter-val op de waarde "0“ gebracht; wanneer drie foutvrije identi-ficatiesignalen FRMID en FLDID zijn "verschenen" wordt het 25 uitgangsniveau Qc op de waarde "1" gebracht. Als gevolg daarvan zullen de uitgangsaansluitingen Q^, ζ)β, Qc van de identi-ficatieschuifregisters 22A en 22B voor de respectieve video-beeldidentificatie- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMID en FLDID waarden in opslag nemen, welke als geldige waarden 30 kunnen worden beschouwd. De synthetische videobeeldidentificatie-en beèldrasteridentificatiesignalen FRMA en FLDA, welke de meerderheid van drie geldig veronderstelde identificatiesignaal-waarden vertegenwoordigen, hebben derhalve een hoge betrouwbaarheid.
35 Op de RS-vergrendelschakeling 26A volgen twee flipflops 30a en 30b van het D-type voor vorming van een tweede synthetisch videobeeldidentificatiesignaal FRMB, dat kan worden 81 0 Λ S 4 9 • - 20 - gebruikt tot een tijdstip, waarop drie foutvrije, oorspronkelijke identificatiesignalen ID zijn verkregen- Deze flipflops 30a en 30b zijn in cascade geschakeld en ontvangen aan hun klokirapulsingangsaansluitingen .het reeds genoemde signaal RST.
5 Het synthetische identificatie signaal FRMA wordt toegevoerd aan de D-ingangsaansluiting van de flipflop 30a, waarvan de niet-omkeeruitgangsaansltiiting Q is gekoppeld met de D-ingangsaansluiting van de flipflop 30b, De omkeeruitgangsaansluiting Q van de flipflop 30b geeft het tweede synthetische videobeeld-10 identificatiesignaal FRMB af.
Het zal duidelijk zijn, dat de identificatiesignalen FRMA en FRMB onder normale omstandigheden met elkaar in iase zijn. Het identificatiesignaal FRMB zal van waarde veranderen bij het begin van ieder volledig videobeeld, zulks in reactie 15 op het signaal RST, terwijl het identificatiesignaal FRMA niet van waarde verandert tot het tijdstip, waarop drie foutvrije identificatiesignalen F.RMID zijn verkregen. Het tweede synthetische videobeeldidentificatiesignaal FRMB kan derhalve worden gebruikt tot de waarde van het identificatiesignaal 20 FRMA is bepaald.
Op soortgelijke wijze is aan de RS-vergrendel-schakèling 26b een flipflop 31 van het D-type toegevoegd voor levering, aan zijn omkeeruitgangsaansluiting Q, van een tweede synthetisch beeldrasteridentificatiesignaal FLDB. Dit tweede 25 beeldrasteridentificatiesignaal FLDB wordt als hét.beeldraster-identificatiesignaal gebruikt tot het tijdstip, waarop de waarde van het beeldrasteridentificatiesignaal FLDA is bepaald.
De kieseenheid 29 is bij de hier beschreven uit-' voeringsvorm uitgevoerd als een tweepolige kiesschakelaar van 30 electronisch type (two-pole, two-throw) . Een eerste paar in-gangsaansluitingen A en B krijgt de respectieve (synthetische) videobeeldidentificatiesignalen FRMA en FRMB toegevoerd, terwijl het tweede paar ingangsaansluitingen A’ en B'de (synthetische) beeldrasteridentificatiesignalen FLDA en FLDB 35 krijgt toegevoerd. Een paar uitgangsaansluitingen Y en Y' leveren dan de respectieve videobeeld- en beeldrasteridenti-.ficatiesignalen FRMX en FLDX. Bij de hier beschreven uitvoe-ringsvorm worden de ingangsaansluitingen A en A*, wanneer het •8104849 ________ - 21 - van de omkeerschakeling 27‘ afkomstige signaal SLCT de waarde ”0" vertoont, met de respectieve uitgangsaansluitingen Y en Y’ doorverbonden, terwijl de ingangsaansluitingen B en B' steeds wanneer het signaal SLCT de waarde "1" vertoont, met de res-5 pectieve uitgangsaansluitingen Y en Y' worden doorverbonden. Aangezien het'kiessignaal SLCT de waarde wln behoudt totdat de waarden van het videobeeldmeerderheidssignaal MR en het beeldrastermeerderheidssignaal ML zijn bepaald, en daarna de waarde "0" vertoont, zal de kieseenheid 29 vanaf het begin 10 van ieder beeldraster, en totdat de meerderheidswaarden van de ontvangen videobeeld- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMB en FLDB zijn bepaald, de tweede (synthetische) videobeelden beeldrasteridentificatiesignalen FRMD en FLDB als respectieve uitgangsidentificatiesignalen FRMX. en FLDX afgeven.
15 Zodra de beoordeling van de meerderheidswaarden van de (bemonsterde) videobeeld- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMEDen FLDID is afgesloten, zal de kieseenheid 29 daarentegen als definitieve uitgangsidentificatiesignalen FRMX en FLDX de synthetische identificatiesignalen FRMA en FLDA gaan afgeven.
20 Een synthetisch beeldregelidentificatiesignaal LINY kan worden afgeleid uit de relatie tussen de videobeeld-, beeldraster- en beeldregelidentificatiesignalen, zoals fig.lA-1C laten zien. Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm wordt het tweede synthetische beeldrasteridentificatiesignaal FLDB 25 toegevoerd aan de ene ingangsaansluiting van een exclusieve OF-poortschakeling, welke aan zijn andere ingangsaansluiting een van de niet-omkeeruitgangsaansluiting Q van de flipflop 30b een invers .-videobeeldidentificatiesignaal FRMB krijgt toegevoerd. De poortschakeling 32 geeft derhalve een signaal LINX 30 af, dat de modulo-twee-som van de signalen FLDB en FRMB vormt. Dit signaal LINX wordt toegevoerd aan de ene ingangsaansluiting van een NIET-EN-poortschakeling 33 en voorts, via een omkeer-schakeling 34, aan de ene ingangsaansluiting van een NIET-EN-poortschakeling 35. De uitgangsaanslüitingen van de beide poort-35 schakelingen 33 en 35 worden respectievelijk aan de wisaansluiting oCL en de voorinstel aansluiting PR van een flipflop 36 van het D-type toegevoerd. Een andere flipflop 37 van het D-type 8104849 * - 22 - is v66r de flipflop 36 opgenomen en aan zijn niet-omkeer-uitgangsaansluiting gekoppeld met de klokimpulsingangs-aansluiting van de flipflop 36. De geïnverteerde uitgangs-aansluitingen en van de beide flipflops 36 en 37 zijn 5 met hun respectieve D-ingangsaansluitingen verbonden. Aan de k-lokimpulsingangsaansluiting van de flipflop 37 wordt een bloksignaal BLKR volgens fig. 7B toegevoerd, terwijl het reeds genoemde signaal RST aan de wisingangsaansluiting CL van de flipflop 37 wordt toegevoerd en tevens, via een omkeerschake-10 ling 38, aan.de beide andere ingangsaansluitingen van de reeds genoemde NIET-EN-poortschakelingen 33 en 35.
Het zojuist genoemde bloksignaal BLKR heeft de duur van één verzamelblok, bestaande uit vier informatieblokken volgens fig. 4B. Dit wil zeggen, dat het bloksignaal BLKR met 15 tweemaal de beeldregelaftastfrequentie verschijnt.
Het signaal RST wist de flipflop 37 bij het begin van ieder beeldrasterinterval, zodat hetrniveau aan de riiet-omkeeruitgangsaansluiting Q2 van de flipflop 37 bij het verschijnen van het eerste signaal BLKR de waarde "1" vertoont.
20 Als gevolg daarvan zullen de signaalniveaus aan de niet-omkeer-uitgangsaansluiting ^ en de omkeeruitgangsaansluiting C>2 van de flipflop 37 wisselen met tweemaal de beeldregelaftastsnel-heid, zoals fig. 7C en 7D laten zien. Indien het signaal LINX de waarde "1” heeft, als aanwijzing dat zowel het desbetref-25 fende videobeeld als het desbetreffende beeldraster "even" of "oneven" zijn, zal de NIET-EN-poortschakeling 35 de flipflop 36 zodanig voorinstellen, dat de niet-omkeeruitgangsaans lui ting daarvan het synthetische beeldregelidentificatiesignaal LINY afgeeft, dat aanvankelijk de waarde "1" heeft en vervolgens 30 alterneert tussen de waarden "0" en "1", zoals fig. 7E laat zien. Indien het signaal LINX daarentegen de waarde "0" heeft, hetgeen wil zeggen dat het videobeeld- en het beeldrasteriden-tificatiesignaal onderling verschillende waarden hebben (het ene signaal is "even"oen het andere signaal is "oneven"), zal 35 de NIET-EN-poortschakeling 33 de flipflop 36 wissen, zodat het synthetische beeldregelidentificatiesignaal LINY aanvankelijk de waarde "0” vertoont en daarna tussen de waarden "1" en "0" 8 1 0 4 8 4 9 - 23 - gaat wisselen, zoals fig. 7F laat zien.
Het zal duidelijk zijn, dat binnen het kader van de uitvinding geheel andere mogelijkheden voor uitvoering van de schakeling voor vorming van een synthetisch identificatie-5 signaal mogelijk zijn. Hoewel bij de hiervoor: beschreven uitvoeringsvorm-bemonstering van drie videobeeldidentificatie-signalen FRMID en drie beeldrasteridentificatiesignalen FLDID wordt toegepast, en vervolgens een meerderheid van de aldus gevonden monsterwaarden wordt gebruikt voor vorming van de 10 signalen MR en ML, kan in plaats daarvan met een willekeurig oneven aantal monsters, zoals 5, 7 of 9, worden gewerkt.
Voorts wordt opgemerkt, dat hoewel"de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding is gericht op bewerking van een/dïgitale vorm gebracht kleuren-15 televisiesignaal van het NTSC-type, aanpassing van de desbetreffende uitvoeringsvorm voor vergelijkbare bewerking volgens de uitvinding van kleurenvideosignalen van het PAL-type of het SECAM-type mogelijk is. Voorts kan de onderhavige uitvinding worden gebruikt bij een digitaal audiosignaal, en zulks meer 20 in het bijzonder indien de digitale codering van het audiosignaal van het voor toepassing bij een videobandapparaat gebruikelijke type is.
Samenvattend kan derhalve worden gesteld, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de in het voorgaande beschre-25 ven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm, doch dat verschillende wijzigingen in de beschreven details en in hun onderling samenhang kunnen worden aangebraeht, zonder dat daarbij het kader -van de uitvinding wordt overschreden.
...... 8 1 0 4 3 4 9

Claims (6)

1. Stelsel voor toevoeging van een door twee complementaire waarden gekenmerkt, nieuw identificatiesignaal aan een overgedragen digitaal signaal in de gedaante van opeenvolgende blokken met digitale informatie, waarbij zich op 5 een vooraf bepaalde plaats in ieder blok een door,twee complementaire toestanden gekenmerkt, oorspronkelijk identificatiesignaal bevindt, dat dient voor identificatie van het desbetreffende blok als zijnde van een oneven type of van" een even type, terwijl eventueel in het oorspronkelijke identifi-10 catiesignaal opgetreden fouten kunnen worden gedetecteerd, met het kenmerk, dat voor een aantal blokken, waarvan de oorspronkelijke stuursignalen (FRMID, FLDID) bij detèctie fout-vrij blijken te zijn, op periodiek terugkerende tijdstippen (RST), waarop de overgedragen informatie wordt verwacht van 15 het ene naar het andere van de genoemde types over te gaan, het oorspronkelijke stuursignaal (FRMID7 FLDID) wordt bemonsterd en de aldus verkregen monsters worden opgeslagen; onderzocht wordt of de meerderheid van de verkregen en opgeslagen identificatiesignaalmonsters in de ene of de andere van 20 de genoemde complementaire toestanden verkeren; als nieuw identificatiesignaal (FRMX, FLDX) een signaal (FRMA, FLDA) wordt gevormd, waarvan de.waarde wordt bepaald door de meerderheid van de opgeslagen identificatiesignaalmonsters (FRMID, FLDID); en dat na een volgend, dergelijk periodiek terugkerend 25 tijdstip (RST) en totdat een meerderheid van vervolgens bemonsterde en opgeslagen, oorspronkelijke identificatiesignaal-waarden is beoordeeld, als nieuw identificatiesignaal (FRMX, FLDX) een op het eerder gevormde signaal (FRMA, FLDA) gebaseerd, aanvullend signaal (FRMB', FLDB) wordt af gegeven. t
2. Inrichting voor toepassing bij een stelsel i volgens conclusie 1, waarbij het door twee complementaire I j toestanden gekenmerkte, oorspronkelijke identificatiesignaal . met regelmatige intervallen in het overgedragën digitale signaal voorkomt, en voorzien van een besturingsschakeling, ! 35 welke een foutsignaal krijgt toegevoerdr dat de ene waarde very ,8104349 - 25 - toont, wanneer het oorspronkelijke identificatiesignaal bij detectie foutvrij blijkt te zijn, doch de andere waarde vertoont, wanneer het oorspronkelijke identificatiesignaal bij detectie een fout blijkt te bevatten, gekenmerkt door een be-5 monsterschakeling (22A, 22B) voor bemonstering van een oneven aantal oorspronkelijke identificatiesignalen (FRMID, FLDÏD) en opslag van de daarbij verkregen monsters wanneer de bestu-ringsschakeling (27, 28) een foutsignaal van de genoemde ene waarde krijgt toegevoerd? een beoordelingsschakeling (23A, 24A, 10 25A, 23B, 24B, 25B) voor beoordeling of een meerderheid van de opgeslagen.'.identificatiesignaalmonsters in de ene of de andere van de complementaire toestanden verkeert en voor afgifte van een op de beoordeelde meerderheids toestand (MR, ML) gebaseerd, nieuw identificatiesignaal FRMA, FLDA); een opslag-15 schakeling (30a, 30b, 31) voor opslag van het nieuwe identificatiesignaal (FRMA, FLDA), tenminste tot na bemonstering, opslag en beoordeling van een volgend aantal oorspronkelijke identificatiesignalen (FRMID, FLDID), en voor levering van een op het opgeslagen nieuwe identificatiesignaal (FRMA, FLDA) ge-20 baseerd, aanvullend nieuw identificatiesignaal (FRMB, FLDB); en door een kiesschakeling (29) voor afgifte, als definitief nieuw identificatiesignaal (FRMX, FLDX), van het aanvullende nieuwe identificatiesignaal (FRMB, FLDB) gedurende het tijdvak, waarin de bemonstering van het volgende aantal oorspronke-25 lijke identificatiesignalen (FRMID, FLDID) plaatsvindt, doch het eerstgevormde nieuwe identificatiesignaal (FRMA, FLDA) vanaf het tijdstip, waarop de toestand van de meerderheid van het volgende aantal oorspronkelijke identificatiesignalen (FRMID, FLDID) is beoordeeld.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bemonsterschakeling (22A, 22B) een schuifregister bevat, dat aan een ingangsaansluiting (SR) het oorspronkelijke identificatiesignaal (FRMID, FLDID) krijgt toegevoerd, tot opslag van een oneven aantal n monsters in staat is en een daarmede 35 overeenkomend aantal n uitgangsaansluitingen (Q^, 0β, Qc) bevat, en dat de beoordelingsschakeling een code-omzetter (23A, 23B) met n ieder met een respectieve ui tgangs aansluiting van het schuifregister (22A, 22B) gekoppelde ingangsaansluitingen en 8104349 __ » V ί - 26 - met een daarvan verschillend aantal m uitgangsaansluitingen (Yq-Y^) bevat, benevens een logische poortschakeling (24A, 24B, 25A, 25B), waarvan de ingangsaansluitingen zijn gekoppeld met de m uitgangs aansluitingen van de code-omzetter (23A, 23B) en 5 de uitgangsaansluiting een signaal (MR, ML) afgeeft, dat de waarde "1" hëeft wanneer een meerderheid van de aan de n uit-gangsaansluxtingen (Q.., Q_,, Q_) van de schuif registers (22A, 22B) verschijnende signalen de toestand "1" vertoont, doch de waarde "0" heeft, wanneer de desbetreffende meerderheid van 10 signalen in de toestand "0" verkeert.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opslagschakeling (30a, 30b, 31) tenminste vier flipflops bevat voor opslag van het nieuwe identificatiesignaal (FRMA,-FLDA), omkering van het opgeslagen nieuwe identificatie- 15 signaal met periodieke intervallen (RST)en afgifte van het aanvullende nieuwe identificatiesignaal (FRMB, FLDB).
5. Inrichting volgens één of meer der conclusies 2-4, meer in het bijzonder voor bewerking van een digitaal videosignaal met signaaldelen voor respectieve identificatie. 20 van videobeeldintervallen, beeldrasterintervallen en beeld-regelintervallen als "oneven" of "even", zodanig, dat'de inrichting zowel een nieuw videobeëldidentificatiesignaal als een nieuw beeldrasteridentificatiesignaal afgeeft, gekenmerkt door een beeldregelidentificatieschakeling (32-38) voor levering 25 van een nieuw beeldregelidentificatiesignaal (LINY) op basis van de nieuwe videobeeld- en beeldrasteridentificatiesignalen (FRMA, FRMB, FLDA, FLDB), welke beeidregelidentificatiescha-keling een in het tempo van de beeldregelintervallen geactiveerde flipflop (36) met een wisaansluiting (CL) en een voor-30 instelaans lui ting (PR) bevat, benevens een met de wisaansluiting en de terugstelaansluiting van de flipflop (36) gekoppelde, exclusieve OF-poortschakeling (32) voor voorinstelling van de flipflop (36) wanneer hetnieuwe videobeeldidentificatie-signaal en het nieuwe beeldrasteridentificatiesignaal (FRMB,
35 FLDB) in onderling tegenstelde toestand verkeren, doch voor wissing van de flipflop (36) wanneer de nieuwe identificatie-signalen in onderlinge gelijke- toestand verkeren. .... 8 1 0 4 8 4 9
NL8104849A 1980-10-27 1981-10-27 Stelsel voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal. NL192911C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP55150421A JPS5773577A (en) 1980-10-27 1980-10-27 Control signal fetch circuit
JP15042180 1980-10-27

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8104849A true NL8104849A (nl) 1982-05-17
NL192911B NL192911B (nl) 1997-12-01
NL192911C NL192911C (nl) 1998-04-02

Family

ID=15496565

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8104849A NL192911C (nl) 1980-10-27 1981-10-27 Stelsel voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4437125A (nl)
JP (1) JPS5773577A (nl)
AT (1) AT388269B (nl)
CA (1) CA1170738A (nl)
DE (1) DE3142355C2 (nl)
FR (1) FR2493075B1 (nl)
GB (1) GB2086691B (nl)
NL (1) NL192911C (nl)

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS58188307A (ja) * 1982-04-27 1983-11-02 Matsushita Electric Ind Co Ltd 記録再生装置
JPS6057574A (ja) * 1983-09-08 1985-04-03 Sony Corp 信号処理装置
US4796243A (en) * 1985-06-21 1989-01-03 Nec Corporation Time base correcting apparatus
JPH0766631B2 (ja) * 1985-07-09 1995-07-19 ソニー株式会社 誤り検出回路
JP2597989B2 (ja) * 1986-02-28 1997-04-09 ソニー株式会社 データ再生装置
US4761782A (en) * 1987-03-09 1988-08-02 Eastman Kodak Company Error correction of digital image data by means of image redundancy
JPH01245470A (ja) * 1988-03-28 1989-09-29 Toshiba Corp 回転ヘッド型磁気記録再生装置
JP2695186B2 (ja) * 1988-05-09 1997-12-24 シャープ株式会社 回転ドラムヘッド磁気テープ再生装置
JPH02193366A (ja) * 1989-01-20 1990-07-31 Mitsubishi Electric Corp ディジタル信号再生装置
US4965679A (en) * 1989-02-27 1990-10-23 Eastman Kodak Company Method for electronically duplicating film images while maintaining a high degree of image quality
US4903141A (en) * 1989-02-27 1990-02-20 Eastman Kodak Company Apparatus for electronically duplicating film images while maintaining a high degree of image quality
JPH03132183A (ja) * 1989-10-18 1991-06-05 Hitachi Ltd ディジタル画像再生方式
KR920006995B1 (ko) * 1990-06-27 1992-08-24 삼성전자 주식회사 디지탈신호 재생처리장치
JPH04188979A (ja) * 1990-11-21 1992-07-07 Sharp Corp 映像信号記録装置
JPH04263588A (ja) * 1991-02-19 1992-09-18 Matsushita Electric Ind Co Ltd ディジタルvtr
JPH05307945A (ja) * 1991-04-24 1993-11-19 Sanyo Electric Co Ltd 平面型蛍光灯
US6870884B1 (en) * 1992-01-29 2005-03-22 Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha High-efficiency encoder and video information recording/reproducing apparatus
JPH0686228A (ja) * 1992-08-31 1994-03-25 Sony Corp タイムベースコレクタ
WO1994010798A1 (en) * 1992-11-05 1994-05-11 Ampex Systems Corporation Error detection and correction circuit for video synchronization signals
JPH06161368A (ja) * 1992-11-19 1994-06-07 Sony Corp 画像作成装置
KR970008634B1 (ko) * 1993-02-05 1997-05-27 가부시끼가이샤 히다찌 세이사꾸쇼 영상 신호의 기록 및 재생 장치
WO2001095512A1 (en) 2000-06-06 2001-12-13 Georgia Tech Research Corporation System and method for object-oriented video processing

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL284927A (nl) 1961-11-01
GB1445337A (en) * 1972-08-24 1976-08-11 Independent Broadcastin Author Television systems
US4081826A (en) * 1975-05-15 1978-03-28 Sony Corporation Video time base corrector
GB1566715A (en) * 1976-03-19 1980-05-08 Rca Corp Chrominance signal transcoding apparatus
JPS5339720A (en) * 1976-09-24 1978-04-11 Mitsubishi Electric Corp Pcm signal processor
JPS53114612A (en) * 1977-03-16 1978-10-06 Matsushita Electric Ind Co Ltd Compensating unit for color video signal defect
JPS53142208A (en) 1977-05-18 1978-12-11 Teac Corp Method of recording pcm signal
AU523619B2 (en) * 1978-04-07 1982-08-05 Sony Corporation Video signal processing system
US4288810A (en) 1978-05-30 1981-09-08 British Broadcasting Corporation Method of and apparatus for deriving a PAL color television signal corresponding to any desired field in an 8-field PAL sequence from one stored field or picture of a PAL signal
JPS5526781A (en) * 1978-08-17 1980-02-26 Sony Corp Transmitter for digital video signal

Also Published As

Publication number Publication date
JPS5773577A (en) 1982-05-08
FR2493075A1 (fr) 1982-04-30
JPH0212075B2 (nl) 1990-03-16
DE3142355A1 (de) 1982-09-02
AT388269B (de) 1989-05-26
CA1170738A (en) 1984-07-10
ATA457481A (de) 1988-10-15
GB2086691A (en) 1982-05-12
GB2086691B (en) 1984-04-11
DE3142355C2 (de) 1994-07-28
NL192911C (nl) 1998-04-02
FR2493075B1 (fr) 1985-07-26
NL192911B (nl) 1997-12-01
US4437125A (en) 1984-03-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8104849A (nl) Stelsel en inrichting voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal.
US7369746B2 (en) Device for recording digital video and audio signals in designated areas of a recording medium in a predetermined track format
US4376290A (en) Color video information processing apparatus
NL8005892A (nl) Werkwijze en inrichting voor bewerking, meer in het bijzonder foutcorrectie, van een digitaal signaal.
JPH061605B2 (ja) デイジタル信号記録伝送方法
KR920008110B1 (ko) 디지탈신호기록재생장치
JPH0533479B2 (nl)
US5122876A (en) Image signal restoring apparatus
US4409627A (en) Video signal decoding circuit
NL8005525A (nl) Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal.
KR0145161B1 (ko) 영상신호기록장치 및 재생장치
JPS63187469A (ja) 回転ヘツド形記録再生装置
AU606773B2 (en) Method for transmitting digital data
CA1178366A (en) System for decoding compressed data
KR910009465B1 (ko) 자기기록장치의 신호재생회로
US4518996A (en) Synchronization system that uses all valid signals
JPH0795538A (ja) 画像記録再生装置
JP2690979B2 (ja) 画像情報再生装置
JPH07154742A (ja) 記録装置および再生装置
JPH0336887A (ja) デイジタル画像再生方式
JPH028517B2 (nl)
US5235620A (en) Information signal demodulating apparatus
JPH05325435A (ja) 再生装置
JPS62208473A (ja) 画像記録再生方式
JPS60117879A (ja) フィルビット除去回路

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20011027