NL192911C - Stelsel voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal. - Google Patents
Stelsel voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL192911C NL192911C NL8104849A NL8104849A NL192911C NL 192911 C NL192911 C NL 192911C NL 8104849 A NL8104849 A NL 8104849A NL 8104849 A NL8104849 A NL 8104849A NL 192911 C NL192911 C NL 192911C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- signal
- identification
- image
- flip
- video
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N5/00—Details of television systems
- H04N5/76—Television signal recording
- H04N5/91—Television signal processing therefor
- H04N5/92—Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
- H04N5/926—Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback by pulse code modulation
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B20/00—Signal processing not specific to the method of recording or reproducing; Circuits therefor
- G11B20/10—Digital recording or reproducing
- G11B20/18—Error detection or correction; Testing, e.g. of drop-outs
- G11B20/1806—Pulse code modulation systems for audio signals
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N5/00—Details of television systems
- H04N5/76—Television signal recording
- H04N5/78—Television signal recording using magnetic recording
- H04N5/782—Television signal recording using magnetic recording on tape
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N5/00—Details of television systems
- H04N5/76—Television signal recording
- H04N5/91—Television signal processing therefor
- H04N5/92—Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
- H04N5/9201—Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback involving the multiplexing of an additional signal and the video signal
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N5/00—Details of television systems
- H04N5/76—Television signal recording
- H04N5/91—Television signal processing therefor
- H04N5/93—Regeneration of the television signal or of selected parts thereof
-
- H—ELECTRICITY
- H04—ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
- H04N—PICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
- H04N9/00—Details of colour television systems
- H04N9/79—Processing of colour television signals in connection with recording
- H04N9/87—Regeneration of colour television signals
- H04N9/88—Signal drop-out compensation
- H04N9/888—Signal drop-out compensation for signals recorded by pulse code modulation
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Multimedia (AREA)
- Signal Processing (AREA)
- Television Signal Processing For Recording (AREA)
- Signal Processing For Digital Recording And Reproducing (AREA)
- Detection And Prevention Of Errors In Transmission (AREA)
Description
1 192911
Stelsel voor toevoeging van een nieuw Identificatiesignaal aan een digitaal signaal
De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor toevoeging van een regelwaarde dat één van twee complementaire waarden inneemt aan een uitgezonden digitaal signaal in de gedaante van opeenvolgende 5 blokken digitale informatie en met een besturingssignaal met één van de genoemde twee complementaire toestanden op een vooraf vastgestelde plaats in elk blok om het respectieve blok te identificeren als zijnde van een oneven type of van een even type, en waarbij fouten indien zij optreden in het besturingssignaal gedetecteerd, gecorrigeerd of gemaskeerd kunnen worden.
Een dergelijk stelsel is bekend uit het Britse octrooischrift 2.019.158.
10 Sedert enige tijd worden bij de opname, weergave en transmissie van videosignalen digitale methoden toegepast. Meer in het bijzonder is men er reeds toe overgegaan, een videobandapparaat van het type met één of meer roteerbare magneetkoppen toe te passen voor opname van impulscodegemoduleerde videosignalen op een magneetband; bij signaalweergave door middel van een dergelijk videobandapparaat worden de uitgelezen signalen aan impulscodedemodulatie onderworpen ter verkrijging van een video-15 signaal in analoge vorm. In een dergelijk geval worden de digitale videosignalen gewoonlijk gegroepeerd volgens digitale informatieblokken met een vooraf bepaald aantal bits. Tijdens signaalweergave wordt ieder dergelijk blok met video-informatie in digitale vorm als een eenheid bewerkt.
Bij de opname en daarop volgende weergave van een videosignaal in impulscodegemoduleerde vorm bestaat echter de mogelijkheid, dat het uitgelezen videosignaal willekeurig verdeelde fouten bevat als gevolg 20 van verschillende soorten storing of ruis, zoals magneetkopruis, bandruis, versterkerruis en dergelijke; voorts kan het uitgelezen videosignaal zogenaamde ’’gegroepeerde fouten” (burst errors) bevatten, welke gepaard kunnen gaan aan signaaluitval en bijvoorbeeld worden veroorzaakt door op het magneetband-oppervlak aanwezige stof of vingerafdrukken of door onregelmatigheden in het bandoppervlak. Uiteraard zal het duidelijk zijn, dat het optreden van dergelijke fouten een ernstige bedreiging voor de kwaliteit van het uit 25 het weergegeven videosignaal zichtbaar gemaakte beeld vormen. Teneinde deze verschijnselen zoveel mogelijk tegen te gaan, is men er reeds toe overgegaan om de impulscodegemoduleerde videosignalen voorafgaande aan opname op een magneetband volgens een foutcorrectiecode te coderen. Zo kunnen bijvoorbeeld aan steeds een vooraf bepaald aantal blokken met video-informatie pariteitswoorden toegevoegd worden, welke tijdens de signaalweergave voor foutdetectie en -correctie worden gebruikt. De 30 toepassing van dergelijke foutcorrectiecodes maakt het mogelijk, door fouten getroffen signalen te corrigeren of te compenseren, zodanig, dat de hiervoor genoemde dreiging van een slechte beeldkwaliteit zich niet voordoet. Daarbij zal het voorts duidelijk zijn, dat toepassing van een groter aantal foutcorrectie-codewoorden leidt tot een nauwkeuriger foutdetectie en -correctie. Daar staat echter tegenover, dat moet worden vermeden, dat de door toepassing van dergelijke foutcorrectiecodes veroorzaakte ’’overhead”, dat 35 wil zeggen niet rechtstreeks voor opname van nuttige informatie dienende inspanning en gebruikte bandopneemcapaciteit, de laatstgenoemde uitgedrukt in het aantal voor de foutcorrectiecodes noodzakelijke bits, zo gering mogelijk dient te worden gehouden teneinde het voor opname van nuttige informatie beschikbare bandoppervlak zo groot mogelijk te maken.
Voorts kan nog worden opgemerkt, dat wanneer de foutfrequentie hoger wordt, zodanig, dat het aantal 40 optredende fouten het foutcorrectievermogen van de toegepaste foutcorrectiecode te boven gaat, een foutverbergingsmethode in plaats van een foutcorrectiemethode in aanmerking komt. Bij een dergelijke foutverbergingsmethode worden bijvoorbeeld door een fout getroffen video-informatiewoorden vervangen door andere video-informatiewoorden, welke bij benadering gelijk aan de oorspronkelijke video-informatiewoorden zijn. Daartoe wordt dan gebruik gemaakt van een beeldrastergeheugen voor opslag van 45 opeenvolgende beeldrasters met video-informatie; aan ieder blok met video-informatie wordt dan een adressignaal toegevoegd voor adressering van de verschillende blokken in het beeldrastergeheugen. Wanneer de bandtransportsnelheid tijdens signaalweergave hoger ligt dan tijdens signaalopname, kan de voor uitlezing dienende magneetkop zodanig worden verplaatst, dat bij een vooraf bepaald aantal registratiesporen op de magneetband overslaat en bijvoorbeeld ieder tweede registratiespoor uitleest.
50 Tijdens signaalweergave bij een lagere bandtransportsnelheid dan bij signaalopname voert de roteerbare magneetkop een meervoudige aftasting van eenzelfde registratiespoor uit om vervolgens naar een aangrenzend registratiespoor over te gaan. Duidelijk zal zijn, dat bij dergelijke speciale signaalweergeef-wijzen de uitgelezen video-informatie geen continu karakter heeft. De hiervoor genoemde adressignalen van de weergegeven video-informatiewoorden dienen nu om de informatie op vooraf bepaalde adressen in het 55 beeldrastergeheugen in te lezen, zodanig, dat een continu beeld wordt verkregen.
Wanneer de hiervoor genoemde foutverbergingsmethode bij een in digitale vorm gebracht kleurenvideo-signaal wordt toegepast, bestaat de mogelijkheid, dat de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal in het 192911 2 overgangspunt tussen een oorspronkelijk, door een fout getroffen video-informatiewoord en het daarvoor gesubstitueerde, verbergende video-informatiewoord een sprong vertoont. Meer in het bijzonder geldt voor kleurenvideosignalen van het NTSC-type, dat opeenvolgende videobeelden afwisselend ’’oneven” en "even” beelden vormen, welke zich van elkaar onderscheiden, doordat de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal 5 tussen een oneven videobeeld en een even videobeeld met een bedrag π/2 verschilt. Op soortgelijke wijze verschilt de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal ook tussen opeenvolgende beeldrasters met een bedrag π/2, evenals tussen opeenvolgende beeldregelintervallen. Het zal nu duidelijk zijn, dat wanneer de video-informatie, betrekking hebbende op een beeldraster of een beeldregel, van een videobeeld wordt vervangen door overeenkomstige video-informatie van een volgend videobeeld, de fase van het kleurhulp-10 draaggolfsignaal van de vervangende video-informatie-eenheid dient te worden omgekeerd om een continu faserelatie voor het kleurhulpdraaggolfsignaal te behouden. Dit is een op zich bekende methode. Zo is reeds voorgesteld om aan de op te nemen video-informatie een identificatiesignaal toe te voegen, dat het videobeeld, het beeldraster en de beeldregel, waarop de desbetreffende video-informatie betrekking heeft, te identificeren, of om ten minste te signaleren of het desbetreffende videobeeld, beeldraster of de 15 desbetreffende beeldregel ’’even” of ’’oneven” is; de uit te voeren fase-omkering van het kleurhulpdraaggolfsignaal kan op grond van dergelijke identificatie-informatie plaatsvinden. Indien echter tijdens signaaltransmissie, -opname en/of -weergave een fout in deze identificatie-informatie optreedt, komt de gewenste fase-omkering van het kleurhulpdraaggolfsignaal in gevaar.
Ter verkrijging van een nauwkeuriger correctie van eventueel door signaaluitval veroorzaakte fouten heeft 20 men reeds voorgesteld, aan het videosignaal nog een verdere foutcorrectiecode toe te voegen, welke voor detectie en correctie van eventueel in het adressignaal en/of in het identificatiesignaal van ieder blok met video-informatie optredende fouten dient. De toepassing van een dergelijke verdere foutcorrectiecode met een aanzienlijk foutdetectie- en -correctievermogen leidt echter tot een vergroting van de redundantie van het opgenomen videosignaal en vereist bovendien de toepassing, zowel bij signaalopname als bij signaal-25 weergave, van een betrekkelijk gecompliceerde apparatuur.
De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, hierin te voorzien en een stelsel voor bewerking of behandeling van een digitaal signaal, waarbij de hiervoor genoemde problemen zich niet voordoen.
Meer in het bijzonder stelt de uitvinding zich ten doel, een stelsel voor bewerking van een in digitale vorm gebracht videosignaal of volgens een dergelijk formaat gecodeerd audiosignaal te verschaffen voor 30 toevoeging van geschikte identificatiesignaien aan in aanmerking komende informatieblokken met video-informatie, zodanig, dat de juiste fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal kan worden bepaald zonder een ongewenste toename van de redundantie van het opgenomen of op andere wijze overgedragen videosignaal te veroorzaken.
Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een stelsel voor toevoeging aan een digitaal 35 videosignaal van geschikte identificatiesignaien tijdens speciale weergave van een dergelijk videosignaal door middel van een digitaal videobandapparaat.
Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een stelsel voor toevoeging van geschikte identificatiesignaien aan een digitaal signaal, onafhankelijk van het feit, of tijdens transmissie fouten in het videosignaal zijn opgetreden.
40 Daartoe verschaft de uitvinding een stelsel dat als kenmerk heeft dat het besturingssignaal wordt bemonsterd en opgeslagen op periodieke tijdstippen, wanneer van de uitgezonden digitale gegevens wordt verwacht dat zij omschakelen van hetzij van het even naar het oneven type of omgekeerd, voor een aantal van die blokken, waar voor de besturingssignalen wordt vastgesteld of zij vrij van fouten zijn, waarbij wordt beoordeeld of er een meerderheid van blokken is waarin een bemonsterd en opgeslagen besturingssignaal 45 in de ene of andere van die complementaire toestanden verkeert, het leveren als besturingswaarde van een identificatiesignaal, waarvan de toestand wordt bepaald door de toestand van de beoordeelde meerderheid van de blokken en na een volgende dergelijke periodieke tijd en tot een meerderheid van blokken waarin een bemonsterd en opgeslagen besturingssignaal in de ene of de andere van de complementaire toestanden blijkt te verkeren, het leveren als de besturingswaarde van een supplement identificatiesignaal 50 gebaseerd op een eerder vastgesteld identificatiesignaal.
De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvorm, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening toont, respectievelijk tonen: figuren 1A-1C de onderlinge relatie tussen een volledig videobeeld, een beeldraster en een beeldregel-55 interval enerzijds en hun respectievelijk bijbehorende, oorspronkelijke identificatiesignaien anderzijds in een digitaal videosignaal, figuur 2 een blokschema van de opneemsectie van een verbeterd digitaal videobandapparaat, 3 192911 figuur 3 een blokschema van de weergeefsectie van een verbeterd digitaal videobandapparaat, figuren 4A en 4B enige schematische weergaven ter verduidelijking van de digitalisering en de codering van een videosignaal voor toepassing bij een verbeterd digitaal videobandapparaat, figuur 5 een schematische weergave van het door middel van de opneemsectie volgens figuur 2 op een 5 magneetband verkregen registratiesporenverdelingspatroon, figuur 6 een blokschema van een uitvoeringsvorm van een identificatiesignaaldetectieschakeHng voor toepassing bij de weergeefsectie volgens figuur 3, en figuren 7A-7F enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens figuur 6.
10 Terwille van een goed begrip van het onderhavige stelsel zullen eerst aan de hand van de figuren 1A-1C enige voor opname van een gedigitaliseerd kleurenvideosignaal van het NTSC-type belangrijke details worden beschouwd. Bij een dergelijk signaal bestaat ieder volledig videobeeld uit 525 beeldregels, welke kunnen worden onderverdeeld in 262 beeldregels voor het oneven, en 263 beeldregels voor het even beeldraster. Gedurende het oneven beeldraster zijn de verticale synchronisatie-impuls en de horizontale 15 synchronisatie-impuls van het videosignaal in fase met elkaar; een dergelijk beeldraster wordt aangeduid als een "oneven” beeldraster, terwijl een beeldraster, gedurende hetwelk de zojuist genoemde impulsen met elkaar in tegenfase verkeren, wordt aangeduid als een "even” beeldraster.
Het in het kader van de digitalisering van het videosignaal toegepaste aantal bemonsterde beeldelementen per beeldregelaftastperiode H varieert met de toegepaste bemonsterfrequentie fs. Aangezien de 20 frequentie fsc van het kleurhulpdraaggolfsignaal 455/2 maal de beeldregelaftastfrequentie fH bedraagt, is het aantal bemonsterde beeldelementen of monsters per beeldregelaftastperiode voor een bemonsterfrequentie fs = 4fsc gelijk aan 910 (zie figuur 4A). Over 768 van deze 910 monsters strekt zich het effectieve videogebied of -gedeelte van iedere beeldregelaftastperiode uit, terwijl het overblijvende gedeelte (142 bits) het horizontale onderdrukkingsinterval vormt, waarbinnen het horizontale synchronisatiesignaal en het 25 kleursalvosignaal vallen.
Bij een kleurenvideosignaal van het NTSC-type keert de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal bij ieder tweede beeldregelaftastinterval om. Beeldregelaftastintervallen, waarvan de kieurhulpdraaggolfsignaalfase niet omkeert, worden als "even” intervallen beschouwd, terwijl de daarmede afwisselende beeldregelaftastintervallen, gedurende welke de kieurhulpdraaggolfsignaalfase omkeert, als "oneven” beeldregelaftast-30 intervallen worden beschouwd. Aangezien bij een videosignaal van het hier beschouwde type 525 beeldregels per volledig videobeeld worden toegepast, volgt uit het feit, dat het eerste beeldregelinterval van een volledig videobeeld een oneven interval is, dat het eerste beeldregelaftastinterval van het daarop volgende videobeeld een "even” interval is. In verband daarmede worden de beeldintervallen eveneens beschouwd als een afwisselende opeenvolging van ’’oneven” en "even” intervallen. Zoals eveneens reeds 35 is opgemerkt, wisselen de beeldrasterintervallen eveneens tussen "oneven” en "even”.
Bij omzetting van een dergelijk kleurenvideosignaal van het NTSC-type in een gedigitaliseerd videosignaal, als waarvan in het voorafgaande sprake is, dient voor ieder deel van het in digitale vorm gebrachte videosignaal op juiste wijze te worden geïdentificeerd als behorende tot een oneven of even beeldinterval, een oneven of even beeldrasterinterval, en een oneven of even beeldregelaftastinterval, zodanig, dat de 40 horizontale synchronisatie-impuls en de verticale synchronisatie-impuls steeds de juiste relatie vertonen, en zodanig, dat bij omzetting van het digitale videosignaal in een voor beeldzichtbaarmaklng bestemd, analoog videosignaal steeds de juiste kieurhulpdraaggolfsignaalfase wordt verkregen.
Aan het digitale videosignaal wordt met periodieke intervallen een identificatiesignaal ID met respectieve signaaldelen voor identificatie van het desbetreffende videobeeld, het desbetreffende videobeeldraster en 45 het desbetreffende beeldregelinterval als "even” of "oneven” toegevoegd.
Zoals figuur 1A laat zien, bevat het identificatiesignaal ID een voor identificatie van het volledige videobeeld dienend signaaldeel met een hoge waarde voor 525 opeenvolgende beeldregellntervallen van een oneven videobeeld en vervolgens een lage waarde voor de daarop volgende 525 beeldregellntervallen van een even videobeeld. Zoals figuur 1B laat zien, bevat het signaal ID bovendien een voor identificatie 50 van het beeldraster dienend signaaldeel met een hoge waarde voor de eerste 263 beeldregellntervallen van ieder videobeeldinterval, respectievelijk het oneven beeldrasterinterval, en vervolgens een lage waarde voor de daarop volgende 262 beeldregellntervallen, respectievelijk het even beeldrasterinterval. Zoals tenslotte figuur 1C laat zien, bevat het signaal ID bovendien een voor identificatie van de beeldregels dienend signaaldeel met een hoge waarde voor ieder oneven beeldregelinterval en afwisselend daarmee een lage 55 waarde voor de even beeldregellntervallen. Deze drie signaaldelen van het identificatiesignaal ID komen cyclisch voor met periodeduren van respectievelijk twee videobeeldintervallen, twee beeldrasterintervallen en twee beeldregellntervallen.
192911 4
Figuur 2 toont het blokschema van de opneemsectie van een verbeterd digitaal videobandapparaat, dat aan zijn ingangsaansluiting 1 een op te nemen kleurenvideosignaal van het NTSC-type krijgt toegevoerd. Dit kleurenvideosignaal wordt vervolgens toegevoerd aan een multiplexeereenheid 2 voor verdeling van het in digitale vorm gebrachte, effectieve gebied van het kleurenvideosignaal met intervallen van een halve 5 beeldregelaftastperiode (1/2 H) over twee kanalen. In beide kanalen wordt de daaraan toegevoerde informatie op dezelfde wijze bewerkt. In het ene kanaal wordt een voor opname geschikt signaal gevormd door de opeenvolgende werking van een tijdbasiscompressieschakeling 3a, een foutcorrectiecodeereenheid 4a, een opneembewerkingseenheid 5a, een multiplexeereenheid 6 en twee opneemversterkers 7a en 7b.
De informatie van het andere kanaal wordt op soortgelijke wijze tot een voor opname geschikt signaal 10 bewerkt door de opeenvolgende werking van een tijdbasiscompressieschakeling 3b, een foutcorrectiecodeereenheid 4b, een opneembewerkingseenheid 5b, een multiplexeereenheid 6 en twee opneemversterkers 7c en 7d. De uitgangssignalen van de versterkers 7a-7d worden via respectieve uitgangs-aansluitingen 8a-8d aan respectievelijk vier (niet in de tekening weergegeven) roteerbare magneetkoppen toegevoerd, welke zich in schuine richting ten opzichte van een magneetband 10 uitstrekken, zoals figuur 5 15 laat zien. Het zal duidelijk zijn, dat iedere aftasting door de vier magneetkoppen resulteert in de collectieve opname van één beeidraster met video-informatie in vier onderling evenwijdige registratiesporen 9a-9d.
De bij de aan de roteerbare magneetkoppen toegevoerde, op te nemen signalen toegepaste codering zal nu worden beschreven aan de hand van de figuren 4A en 4B. Zoals figuur 4A laat zien, omvat ieder genoemd interval ter lengte van een halve beeldregelaftastperiode met effectieve video-informatie 384 20 monsters; een dergelijk interval wordt verdeeld in vier blokken van ieder 96 monsters, welke respectievelijk aan de uitgangsaansluitingen 8a-8d van de opneemsectie volgens figuur 2 ter beschikking komen. De tijdcompressieschakeling 3 van ieder kanaal voert signaalcompressie uit ter verkrijging, in ieder dergelijk blok, van een informatievrij interval, waarin een synchronisatiesignaal, een identificatiesignaal en fout-correctiewoorden kunnen worden ingevoegd. Dit is meer in het bijzonder weergegeven in figuur 4B; zoals 25 daaruit blijkt, bestaat ieder blok met gecodeerde digitale video-informatie of pariteitsinformatie uit een bloksynchronisatiesignaal SYNC van drie monsters, adres- en identificatiesignalen AD en ID van twee monsters, een adres- en identificatiesignaalfoutcontrolewoord CROC, de 96 monsters met video-informatie, welke zijn gerangschikt als 48 informatiewoorden en de ieder uit twee monsters bestaande informatiecontrolewoorden Pt en Qv Het bloksynchronisatiesignaal SYNC dient voor identificatie van het 30 begin van een blok, waarna de adres- en identificatiesignalen AD en ID, de informatiewoorden en de controlewoorden kunnen worden geëxtraheerd. Het identificatiesignaal ID identificeert, zoals in het voorgaande reeds is uiteengezet, niet alleen het kanaal (registratiespoor), doch ook het videobeeld, het beeidraster en de beeldregel, waarop de informatie-inhoud van het blok betrekking heeft en voorts of de desbetreffende eenheden "even” of "oneven” zijn; het adressignaal AD vertegenwoordigt het adres van het 35 desbetreffende blok, dat wil zeggen de plaats van de desbetreffende video-informatie binnen ieder beeidraster. De controlewoorden vormen een foutcorrectiecode, welke bij latere weergave van de opgenomen informatie voor detectie en correctie van in de informatiewoorden van de blokken opgetreden fouten kan worden gebruikt.
De in figuur 2 weergegeven tijdbasiscompressieschakeling 3a of 3b voert voor ieder kanaal compressie 40 van de video-informatie uit, zodanig, dat binnen ieder blok een video-informatievrij interval wordt verkregen, waarin op basis van het bloksynchronisatiesignaal de identificatie- en adressignalen en de controlecodes voor ieder blok met 96 monsters video-informatie worden ingevoegd, terwijl de schakeling tevens informatie-vrije intervallen voor invoeging van blokken met pariteitsinformatie creëert. Het uitgangssignaal van de tijdbasiscompressieschakeling 3a of 3b van ieder kanaal wordt toegevoerd aan de respectievelijk bijbeho-45 rende foutcorrectiecodeereenheid 4a of 4b, welke dient om de pariteitsinformatie in horizontale en verticale richting en de controlewoorden voor ieder blok te vormen.
Het bloksynchronisatiesignaal en de identificatie- en adressignaien worden in de opneembewerkingseenheid 5a of 5b voor ieder kanaal aan de reeds verkregen video- en pariteitsinformatie toegevoegd. Het adressignaal AD vertegenwoordigt het reeds genoemde nummer van het blok. Voorts bevinden zich in 50 iedere opneembewerkingseenheid 5a of 5b een codeereenheid van het blokcoderingstype voor omzetting van het aantal bits per monster van 8 in 10, benevens een parallel/serie-omzetter om de verkregen 10-bits code in serievorm te brengen. Zoals op zich bekend is, wordt een blokcodering toegepast, volgens welke uit de beschikbare 210 codes van 10-bits woorden dié 28 codes gekozen worden, waarvan het gemiddelde gelijkspanningsniveau zo dicht mogelijk bij nul ligt; de desbetreffende selectie geschiedt zodanig, dat aan 55 iedere oorspronkelijke 8-bits code een eigen 10-bits code wordt toegevoegd. De zojuist genoemde maatregel dient om het gemiddelde gelijkspanningsniveau van het op te nemen signaal zo dicht mogelijk bij nul te brengen, hetgeen wordt bereikt wanneer de bitwaarden ”0” en ”1” elkaar zoveel mogelijk afwisselen.
5 192911
Een dergelijke btokcodering heeft het voordeel, dat transmissie van een zoveel mogelijk van gelijk-spanningscomponenten vrij signaal wordt verkregen, waardoor signaalkwaliteitsdaling aan de weergeefzijde wordt voorkomen. Aangezien de informatiebestanddelen van het identificatiesignaal ID van ieder blok belangrijk voor de in de weergeefsectie uit te voeren signaalbewerking zijn, geeft iedere opneembewerkings-5 eenheid 5a of 5b voorts een adres- en identificatiesignaalcontrolecode CROC af, welke aan het bijbehorende blok wordt toegevoegd, zoals figuur 4B laat zien.
De uitgangssignalen van de opneembewerkingseenheden 5a en 5b worden toegevoerd aan de multiplexeereenheid 6 (zie figuur 2) voor verdeling over vier kanalen, welke zich via de respectieve opneemversterkers 7a-7d naar de respectieve uitgangsaansluitingen 8a-8d uitstrekken, zoals reeds is 10 beschreven. Met de uitgangsaansluitingen 8a-8d zijn, bijvoorbeeld via roteerbare omzetters, vier respectieve (niet in de tekening weergegeven) roteerbare magneetkoppen verbonden, waarvan één aftastbeweging voldoende is voor signaalopname volgens vier onderling evenwijdige registratiesporen 9a-9d, welke zich in schuine richting over de magneetband 10 uitstrekken en tezamen één volledig beeldraster met video-informatie omvatten.
15 Figuur 3 toont het blokschema van de weergeefsectie van een verbeterd digitaal videobandapparaat met vier ingangsaansluitingen 11a-11d voor ontvangst van de respectievelijk door vier roteerbare magneetkoppen uitgelezen, digitale video-informatie. Meer in het bijzonder worden tijdens signaalweergave de door de roteerbare magneetkoppen bij hun aftasting van respectieve registratiesporen 9a-9d op de magneetband 10 uitgelezen videosignalen via respectieve weergeefversterkers 12a-12d toegevoerd aan respectieve 20 weergeefbewerkingseenheden 13a-13d. Deze bewerkingseenheden voeren een golfvormcorrectie van de ontvangen signalen uit, brengen de in serievorm ontvangen informatie in parallelvorm over, extraheren het bloksynchronisatiesignaal, het identificatiesignaal ID en het adressignaal AD en de controlecode uit de ontvangen informatie; daarnaast voeren de bewerkingseenheden blokdecodering uit, dat wil zeggen omzetting van de ontvangen signalen uit een 10-bits code in een 8-bits code, benevens foutdetectie voor 25 steeds 24 monsters van ieder uit 96 monsters bestaand blok met informatie. De uitgangssignalen van de bewerkingseenheden 13a-13d worden toegevoerd aan respectieve tijdbasiscorrectie-eenheden I4a-14d voor correctie of eliminatie van eventuele tijdbasisfouten.
Voor ieder kanaal wordt de informatie door de desbetreffende tijdbasiscorrectie-eenheid 14a-14d via een multiplexeereenheid 15 en een uitwisseleenheid 16 toegevoerd aan een foutcorrectiedecodeereenheid 17a 30 of 17b. Meer in het bijzonder worden de uitgangssignalen van de tijdbasiscorrectie-eenheden 14a-14d eerst toegevoerd aan de multiplexeereenheid 15, welke de vier signalen recombineert tot twee kanalen, waarna de uitwisseleenheid 16 de door de multiplexeereenheid 15 afgegeven, gemengde informatie in de juiste volgorde brengt. Dit wil zeggen, dat tijdens normale signaalweergave, waarbij de roteerbare magneetkoppen een nauwkeurige aftasting van de tijdens signaalopname op de magneetband gevormde registratiesporen 35 uitvoeren, en tijdens signaalweergave bij langzaam bewegend beeld of bij stilstaand beeld, waarbij de roteerbare magneetkoppen speciaal worden bestuurd om een nauwkeurige aftasting van de registratiesporen uit te voeren, slechts uit de bij de vier roteerbare magneetkoppen behorende signalen worden uitgelezen.
Tijdens signaalweergave bij hoge snelheid, waarbij de bandtransportsnelheid enige tientallen malen 40 groter dan tijdens normale signaalweergave of tijdens signaalopname is, zullen de door de magneetkoppen gevolgde aftastbanen echter afwijken van de registratiesporen, zoals in figuur 5 met gebroken lijnen 9' is weergegeven, hetgeen wil zeggen, dat iedere magneetkop een schuin ten opzichte van de registratiesporen 9a-9d verlopende aftastbaan over de magneetband 10 volgt en daarbij steeds een aantal registratiesporen bestrijkt. Dit heeft tot gevolg, dat de uit verschillende registratiesporen afkomstige signalen met elkaar 45 gemengd worden. In een dergelijk geval voert de uitwisseleenheid 16 eerst identificatie van de juiste kanalen van de uitgelezen signalen uit op basis van het registratiespooridentificatiesignaal; de aldus verkregen signalen worden aan de foutcorrectiedecodeereenheden 17a en 17b, en meer in het bijzonder aan de respectieve voor het in aanmerking komende kanaal juiste adressen van geheugens van deze eenheden, toegevoerd. Tijdens signaalweergave bij normale bandtransportsnelheid wordt de uitgelezen 50 informatie door de multiplexeereenheid eenvoudig via de uitwisseleenheid 16 aan de respectieve foutcorrectiedecodeereenheden toegevoerd. De uitwisseleenheid 16 bevat voorts aan zijn ingang een schakeling voor toevoeging van een juist identificatiesignaal aan een blok wanneer in het oorspronkelijke identificatiesignaal ID een fout optreedt.
Details van een dergelijke uitwisseleenheid 16 zijn op zich bekend.
55 Iedere foutcorrectiedecodeereenheid 17a en 17b bevat foutdetectie- en -correctieschakelingen, waarvan de werking is gebaseerd op de horizontale en verticale pariteitsinformatie en de verschillende informatie-controlewoorden P, en Qv Het zal duidelijk zijn, dat tijdens signaalweergave bij hoge snelheid geen 192911 6 foutdetectie- en -correctie op basis van de horizontale en verticale pariteitsinformatie kunnen worden uitgevoerd, doch dat slechts fouten in de respectieve identificatiesignalen in de uitwisseleenheid 16 worden opgevangen. De foutcorrectiedecodeereenheden 17a en 17b bevatten ieder een beeldrastergeheugen. indien oncorrigeerbare informatie, dat wil zeggen informatie welke te veel fouten bevat, wordt uitgelezen, 5 wordt de aan de foutcorrectiedecodeereenheden 17a en 17b niet in het desbetreffende videobeeldgeheugen ingelezen; in plaats daarvan wordt aan de oncorrigeerbare informatie over één beeldraster voorafgaande informatie gebruikt voor op interpolatie gebaseerde vervanging of verberging van foutieve informatie. De door iedere foutcorrectiedecodeereenheid 17a en 17b afgegeven informatie wordt toegevoerd aan de respectieve tijdbasisexpansieschakeling 18a of 18b, welke de oorspronkelijke transmissiesnelheid van de 10 informatie herstelt en de informatie toevoert aan een gemeenschappelijke multiplexeereenheid 19. Deze dient om de tweekanalig uitgelezen informatie te hergroeperen tot eenkanaiige informatie, welke wordt toegevoerd aan een signaalbewerkingseenheid 20 met een uitgangsaansluiting 21, waaraan het uitgelezen en bewerkte kleurenvideosignaal verschijnt. Wanneer een hiervoor genoemde verberging of vervanging van informatie dient plaats te vinden, scheidt de signaalbewerkingseenheid 20 de luminantie- en de chrominan-15 tiecomponent uit het aldus verkregen kleurenvideosignaal af, bijvoorbeeld door middel van een digitaal filter, voor correctie van de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaai van de chrominantiecomponenten door middel van het identificatiesignaal ID. Bovendien wordt het digitale kleurenvideosignaal door een niet in de tekening weergegeven, digitaal/analoog-omzetter in een analoog kleurenvideosignaal omgezet.
Zoals reeds is opgemerkt, spelen het videobeeld-identlficatiesignaal, het beeldrasteridentificatiesignaal en 20 het beeldregeiidentificatiesignaal bij de hiervoor genoemde foutverberging een belangrijke rol, en zulks in het bijzonder omdat de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaai en de juiste faserelatie van de verticale en horizontale synchronisatie-impulsen bij substitutie van een digitaal informatiewoord van een beeldregel-interval van een beeldraster voor bijvoorbeeld een informatiewoord van een overeenkomstig beeldregel-interval van een volgend beeldraster juist dienen te zijn, respectievelijk juist dienen te worden gemaakt.
25 Zoals reeds is opgemerkt, dient het identificatiesignaal ID voor identificatie van het videobeeldinterval, het beeldrasterinterval en het beeldregeiinterval van een bepaald blok met video-informatie; meer in het bijzonder wordt een dergelijke informatie-eenheid als "oneven” of "even” geïdentificeerd. Zo kan het identificatiesignaal ID bijvoorbeeld een één-bit videobeeldidentificatiecode FRMID, een één-bit beeldraster-identificatiecode FLDID en een één-bit beeidregelidentificatiecode LINID bevatten, waarbij deze codes door 30 hun respectieve waarden ”1” of ”0” de identificatie "oneven” of ’’even” bieden.
Het is echter mogelijk, dat niet alleen de informatiewoorden doch ook het identificatiesignaal ID van een bepaald blok door willekeurig verdeelde of gegroepeerde fouten wordt getroffen, dat wil zeggen na uitlezing daardoor getroffen blijkt te zijn. In het verleden is reeds voorgesteld, een zodanige foutcorrectiecodering toe te passen, dat eventueel in het identificatiesignaal ID optredende fouten op soortgelijke wijze worden 35 behandeld als eventuele fouten in de video-informatiewoorden V^-W^, dat wil zeggen door gebruikmaking van de pariteitswoorden Q1 en Q2. Toepassing van een identificatiecodefoutcorrectiecode leidt echter tot toevoeging van extra bits aan ieder blok met over te dragen video-informatie, waardoor de redundantie van informatie toeneemt. Bovendien vereist de toepassing van een speciale foutcorrectiecode voor het identificatiesignaal ID een aantal aanvullende schakelingen, zowel aan de opneemzijde (figuur 2) als aan de 40 weergeefeijde (figuur 3).
Daarnaast kan nog worden opgemerkt, dat wanneer in een pariteitswoord of een ander aan de adres- en identificatiesignalen AD en ID toegevoegd foutcorrectiewoord optreedt, de mogelijkheid bestaat, dat een poging tot foutcorretie in dat geval leidt tot misplaatste of foutieve correctie van een dergelijk identificatiesignaal ID, zodat bijvoorbeeld een bepaald oneven videobeeld, beeldraster of beeldregel ten onrechte als 45 even woord geïdentificeerd.
In verband met het cyclische karakter van het identificatiesignaal ID en met het feit, dat het beeld-identificatiesignaal FRMID en het rasteridentificatiesignaal FLDID voor respectievelijk een bepaald videobeeld en een bepaald videobeeldraster constant zijn, wordt bij het onderhavige stelsel een synthetisch identificatiesignaal gevormd door bemonstering van de identificatiesignalen FRMID of FLDID over een 50 aantal blokken met video-informatie; dit synthetische identificatiesignaal, dienende voor identificatie van de kwaliteit ’’oneven” of "even” van een informatie-eenheid wordt daarbij gevormd op basis van het onderzoek of de bij bemonstering van het signaal FRMID of FLDID verkregen monsters in meerderheid "oneven" of "even" zijn. Tot aan de afsluiting van een dergelijk onderzoek en de daaruit resulterende vorming van het synthetische identificatiesignaal wordt een dergelijk eerder gevormd, synthetisch identificatiesignaal gebruikt. 55 Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van een schakeling, welke bijvoorbeeld in de uitwisseleenheid 16 kan worden opgenomen, voor uitvoering van dit onderzoek.
De schakeling volgens figuur 6 omvat een videobeeldidentificatieschuifregister 22A en een beeldrasteri- 7 192911 dentificatieschuifregister 22B, welke respectievelijk de videobeeldidentificatiesignalen FRMID en de rasteridentificatiesignalen FLDID krijgen toegevoerd en in opslag nemen. Drie uitgangsaansluitingen QA, QB en Qc van iedere van de beide schuifregisters 22A en 22B zijn gekoppeld met respectieve ingangs-aansluitingen A, B en C van respectievelijk toegevoegde decodeereenheden 23A en 23B. Deze decodeer-5 eenheden worden bij de hier beschreven uitvoeringsvorm gevormd door drie-acht-code-omzetters en vertonen ieder acht uitgangsaansluitingen Y0-Y7. De uitgangsaansluitingen Y0-Y4 van iedere decodeer-eenheid 23 zijn gekoppeld met respectieve ingangsaansluitingen van een bijbehorende EN-poortschakeling 24A, 24B. Op soortgelijke wijze zijn de uitgangsaansluitingen Y3-Y7 gekoppeld met respectieve ingangsaansluitingen van een bijbehorende EN-poortschakeling 25A, 25B. De EN-poortschakeling 24A geeft een 10 videobeeldmeerderheidssignaal MR ter waarde ”1” af, wanneer de meerderheid van de aan de uitgangsaansluitingen Qa, Qb, Qc van het schuifregister 22A verschijnende signalen de waarde ”1” vertoont, doch in alle andere gevallen vertoont het signaal MR de waarde ”0”. De EN-poortschakeling 25A geeft een videobeeldminderheidssignaal MR af, dat het complement van het genoemde videobeeldmeerderheidssignaal MR vormt.
15 Op soortgelijke wijze geeft de EN-poortschakeling 24B een beeldrastermeerderheidssignaal ML ter waarde ”1” af, wanneer de meerderheid van de aan de uitgangsaansluitingen QA, QB, Qc van het schuifregister 22B verschijnende signalen de waarde ”1” vertonen, doch in alle overige gevallen heeft het signaal ML de waarde ”0”. De EN-poortschakeling 22B geeft een complementair beeldrasterminderheids-signaal ML af.
20 Voor vorming van het videobeeldmeerderheidssignaal MR en het beeldrastermeerderheidssignaal ML zijn de uitgangsaansluitingen Y0-Y7 van de decodeereenheden 23A en 23B volgens het programma van de hierna volgende tabel aan de respectieve ingangsaansluitingen A, B en C toegevoegd.
ingangsaansluiting 23A/23B uitgangs- MR of ML MR of ML
25 aansluiting 23A
of 23B
ABC Y0 Y, Y2 Y3 Y4 Y5Y6Y7 30 0 0 0 01111111 0 1 001 10111111 0 1 010 11011111 0 1 011 11101111 1 o 100 11110111 0 1 35 1 0 1 111110 11 1 0 110 11111101 1 o 111 11111110 1 o 40 leder paar EN-poortschakelingen 24A, 25A en 24B, 25B wordt gevolgd door een respectieve RS-vergrendelschakeling 26A, respectievelijk 26B, voor opslag van het videobeeldmeerderheidssignaal MR en het beeldrastermeerderheidssignaal ML en voor levering van respectievelijk de synthetische videobeeldidentificatie- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMA en FLDA.
Een verder schuifregister 27 dient voor besturing van de werking van de videobeeldidentificatie- en 45 beeldrasteridentificatieschuifregisters 22A en 22B. Aan de bemonsteringangsaansluiting SR van het schuifregister 27 wordt een invers foutsignaal ERR toegevoerd, dat een waarde ”1” heeft indien wordt vastgesteld, dat het oorspronkelijke adressignaal AD en identificatiesignaal ID foutvrij zijn, doch de waarde ”0”, indien in deze laatstgenoemde signalen de aanwezigheid van een fout wordt vastgesteld. Het inverse foutsignaal ERR kan gemakkelijk worden gevormd bij de bewerking van het controlewoord CROC. Daartoe 50 is een EN-ingangsaansluiting 28 aan zijn uitgang gekoppeld met de klokimpulsingangsaansluiting CK van het schuifregister 27, terwijl de ingangsaansluiting van de poortschakeling 28 behalve het genoemde inverse foutsignaal ERR tevens een vensterimpuls WND krijgen toegevoerd, welke bij het verschijnen van het adressignaal AD en het identificatiesignaal ID voor ieder blok met video-informatie wordt aangeboden. Een inverse terugstelimpuls RST {zie figuur 7A), waarvan de stijgende flank bij het begin van ieder beeldraster-55 interval ligt, wordt aan de wisaansluiting CL van het schuifregister 27 toegevoerd. Een derde uitgangs-aansluiting Qc van het schuifregister 27 is gekoppeld met de vergrendelingangsaansluiting G1 van de beide decodeereenheden 23A en 23B en voorts, via een omkeerschakeling 27', met de vrijgeefaansluitingen S0 192911 8 van de verschillende schuifregisters 22A, 22B en 27. De omkeerschakeling 27' geeft aan zijn uitgangs-aansluiting voorts een kiessignaal SLCT voor een kiesinrichting 29 af, zoals nog nader zal worden beschreven.
Tijdens bedrijf wordt het uitgangsniveau Qc van het schuifregister 27 bij het begin van ieder beeldraster-5 interval op de waarde ”0” gebracht; wanneer drie foutvrije identificatiesignalen FRMID en FLDID zijn "verschenen” wordt het uitgangsniveau Qc op de waarde ”1" gebracht. Als gevolg daarvan zullen de uitgangsaansluitingen QA, QB, Qc van de identificatieschuifregisters 22A en 22B voor de respectieve videobeeldidentificatie- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMID en FLDID waarden in opslag nemen, welke als geldige waarden kunnen worden beschouwd. De synthetische videobeeldidentificatie' en 10 beeldrasteridentificatiesignalen FRMA en FLDA, welke de meerderheid van drie geldig veronderstelde identificatiesignaalwaarden vertegenwoordigen, hebben derhalve een hoge betrouwbaarheid.
Op de RS-vergrendelschakeling 26A volgen twee flipflops 30a en 30b van het D-type voor vorming van een tweede synthetisch videobeeididentificatiesignaal FRMB, dat kan worden gebruikt tot een tijdstip, waarop drie foutvrije, oorspronkelijke identificatiesignalen ID zijn verkregen. Deze flipflops 30a en 30b zijn in 15 cascade geschakeld en ontvangen aan hun klokimpulsingangsaansluitingen het reeds genoemde signaal RST. Het synthetische identificatiesignaal FRMA wordt toegevoerd aan de D-ingangsaansluiting van de flipflop 30a, waarvan de niet-omkeeruitgangsaansluiting Q is gekoppeld met de D-ingangsaansluiting van de flipflop 30b. De omkeeruitgangsaansluiting Q van de flipflop 30b geeft het tweede synthetische videobeeididentificatiesignaal FRMB af.
20 Het zal duidelijk zijn, dat de identificatiesignalen FRMA en FRMB onder normale omstandigheden met elkaar in fase zijn. Het identificatiesignaal FRMB zal van waarde veranderen bij het begin van ieder volledig videobeeld, zulks in reactie op het signaal RST, terwijl het identificatiesignaal FRMA niet van waarde verandert tot het tijdstip, waarop drie foutvrije identificatiesignalen FRMID zijn verkregen. Het tweede synthetische videobeeididentificatiesignaal FRMB kan derhalve worden gebruikt tot de waarde van het 25 identificatiesignaal FRMA is bepaald.
Op soortgelijke wijze is aan de RS-vergrendelschakeling 26b een flipflop 31 van het D-type toegevoegd voor levering, aan zijn omkeeruitgangsaansluiting Q, van een tweede synthetisch beeldrasteridentificatie-signaal FLDB. Dit tweede beeldrasteridentificatiesignaal FLDB wordt als hét beeldrasteridentificatiesignaal gebruikt tot het tijdstip, waarop de waarde van het beeldrasteridentificatiesignaal FLDA is bepaald.
30 De kieseenheid 29 is bij de hier beschreven uitvoeringsvorm uitgevoerd als een tweepolige kies- schakelaar van elektronisch type (two-pole, two-throw). Een eerste paar ingangsaansluitingen A en B krijgt de respectieve (synthetische) videobeeldidentificatiesignalen FRMA en FRMB toegevoerd, terwijl het tweede paar ingangsaansluitingen A' en B' de (synthetische) beeldrasteridentificatiesignalen FLDA en FLDB krijgt toegevoerd. Een paar uitgangsaansluitingen Y en Y' leveren dan de respectieve videobeeld- en beeldrasteri-35 dentificatiesignalen FRMX en FLDX. Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm worden de ingangsaansluitingen A en A', wanneer het van de omkeerschakeling 27' afkomstige signaal SLCT de waarde ”0” vertoont, met de respectieve uitgangsaansluitingen Y en Y' doorverbonden, terwijl de ingangsaansluitingen B en B' steeds wanneer het signaal SLCT de waarde ”1” vertoont, met de respectieve uitgangsaansluitingen Y en Y' worden doorverbonden. Aangezien het kiessignaal SLCT de waarde ”1" behoudt, 40 totdat de waarden van het videobeeldmeerderheïdssignaal MR en het beeldrastermeerderheïdssignaal ML zijn bepaald, en daarna de waarde ”0” vertoont, zal de kieseenheid 29 vanaf het begin van ieder beeld-raster, en totdat de meerderheidswaarden van de ontvangen videobeeld- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMB en FLDB zijn bepaald, de tweede (synthetische) videobeeld- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMD en FLDB als respectieve uitgangsidentificatiesignalen FRMX en FLDX afgeven. Zodra de beoordeling 45 van de meerderheidswaarden van de (bemonsterde) videobeeld- en beeldrasteridentificatiesignalen FRMID en FLDID is afgesloten, zal de kieseenheid 29 daarentegen als definitieve uitgangsidentificatiesignalen FRMX en FLDX de synthetische identificatiesignalen FRMA en FLDA gaan afgeven.
Een synthetisch beeldregelidentificatiesignaa! LINY kan worden afgeleid uit de relatie tussen de videobeeld-, beeldraster- en beeldregelidentificatiesignalen, zoals figuren 1A-1C laten zien. Bij de hier 50 beschreven uitvoeringsvorm wordt het tweede synthetische beeldrasteridentificatiesignaal FLDB toegevoerd aan de ene ingangsaansluiting van een exclusieve OF-poortschakeling, welke aan zijn andere ingangs-aansluiting een van de niet-omkeeruitgangsaansluiting Q van de flipflop 30b een invers videobeeididentificatiesignaal FRMB krijgt toegevoerd. De poortschakeling 32 geeft derhalve een signaal LINX af, dat de modulo-twee-som van de signalen FLDB en FRMB vormt. Dit signaal LINX wordt toegevoerd aan de ene 55 ingangsaansluiting van een NIET-EN-poortschakeling 33 en voorts, via een omkeerschakeling 34, aan de ene ingangsaansluiting van een NIET-EN-poortschakeling 35. De uitgangsaansluitingen van de beide poortschakelingen 33 en 35 worden respectievelijk aan de wisaansluiting CL en de voorinstelaansluiting PR
Claims (5)
1. Stelsel voor toevoeging van een regelwaarde dat één van twee complementaire waarden inneemt aan een uitgezonden digitaal signaal in de gedaante van opeenvolgende blokken digitale informatie en met een besturingssignaal met één van de genoemde twee complementaire toestanden op een vooraf vastgestelde plaats in elk blok om het respectieve blok te identificeren als zijnde van een oneven type of van een even 45 type, en waarbij fouten indien zij optreden in het besturingssignaal gedetecteerd, gecorrigeerd of gemaskeerd kunnen worden, met het kenmerk, dat het besturingssignaal (FRMID, FLDID) wordt bemonsterd en opgeslagen op periodieke tijdstippen (RST), wanneer van de uitgezonden digitale gegevens wordt verwacht dat zij omschakelen van hetzij van het even naar het oneven type of omgekeerd, voor een aantal van die blokken, waar voor de besturingssignalen (FRMID, FLDID) wordt vastgesteld dat zij vrij van fouten zijn, 50 waarbij wordt beoordeeld of er een meerderheid van blokken is waarin een bemonsterd en opgeslagen besturingssignaal (FRMID, FLDID) in de ene of andere van die complementaire toestanden verkeert, het leveren als besturingswaarde (FRMX, FLDX) van een identificatiesignaal (FRMA, FLDA), waarvan de toestand wordt bepaald door de toestand van de beoordeelde meerderheid van de blokken en na een volgende dergelijke periodieke tijd (RST) en tot een meerderheid van blokken waarin een bemonsterd en 55 opgeslagen besturingssignaal in de ene of de andere van de complementaire toestanden blijkt te verkeren, het leveren als de besturingswaarde (FRMX, FLDX) van een supplement identificatiesignaal (FRMB, FLDB) gebaseerd op een eerder vastgesteld identificatiesignaal (FRMA, FLDA). 192911 10
2. Stelsel volgens conclusie 1, gekenmerkt door een opslagschakeling (30a, 30b, 31) voor opslag van het nieuwe identificatiesignaal (FRMA, FLDA), ten minste tot na bemonstering, opslag en beoordeling van een volgend aantal oorspronkelijke identificatiesignalen (FRMID, FLDID), en voor levering van een op het opgeslagen nieuwe identificatiesignaal (FRMA, FLDA) gebaseerd, aanvullend nieuw identificatiesignaal 5 (FRMB, FLDB); en door een kiesschakeling (29) voor afgifte, ais definitief nieuw identificatiesignaal (FRMX, FLDX), van het aanvullende nieuwe identificatiesignaal (FRMB, FLDB) gedurende het tijdvak, waarin de bemonstering van het volgende aantal oorspronkelijke identificatiesignalen (FRMID, FLDID) plaatsvindt, doch het eerstgevormde nieuwe identificatiesignaal (FRMA, FLDA) vanaf het tijdstip, waarop de toestand van de meerderheid van het volgende aantal oorspronkelijke identificatiesignalen (FRMID, FLDID) is 10 beoordeeld.
3. Stelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bemonsterschakeling (22A, 22B) een schuifregister bevat, dat aan een ingangsaansluiting (SR) het oorspronkelijke identificatiesignaal (FRMID, FLDID) krijgt toegevoerd, tot opslag van een oneven aantal n monsters in staat is en een daarmede overeenkomend aantal n uitgangsaansluitingen (QA, QB, Qc) bevat, en dat de beoordelingsschakeling een code-omzetter 15 (23A, 23B) met n ieder met een respectieve uitgangsaansluiting van het schuifregister (22A, 22B) gekoppelde ingangsaansluitingen en met een daarvan verschillend aantal m uitgangsaansluitingen (Y0-Y7) bevat, benevens een logische poortschakeling (24A, 24B, 25A, 25B), waarvan de ingangsaansluitingen zijn gekoppeld met de m uitgangsaansluitingen van de code-omzetter (23A, 23B) en de uitgangsaansluiting een signaal (MR, ML) afgeeft, dat de waarde ”1” heeft wanneer een meerderheid van de aan de n uitgangs-20 aansluitingen (QA, QB, Qc) van de schuifregisters (22A, 22B) verschijnende signalen de toestand "1 ” vertoont, doch de waarde ”0” heeft, wanneer de desbetreffende meerderheid van signalen in de toestand ”0” verkeert.
4. Stelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opslagschakeling (30a, 30b, 31) ten minste vier flipflops bevat voor opslag van het nieuwe identificatiesignaal (FRMA, FLDA), omkering van het opgeslagen 25 nieuwe identificatiesignaal met periodieke intervallen (RST) en afgifte van het aanvullende nieuwe identificatiesignaal (FRMB, FLDB).
5. Stelsel volgens één of meer der conclusies 2-4, meer in het bijzonder voor bewerking van een digitaal videosignaal met signaaidelen voor respectieve identificatie van videobeeldintervallen, beeldrasterintervallen en beeldregelintervallen ais "oneven” of "even", zodanig, dat de inrichting zowel een nieuw videobeeld- 30 identificatiesignaal als een nieuw beeldrasteridentificatiesignaal afgeeft, gekenmerkt door een beeldregeli-dentificatieschakeling (32-38) voor levering van een nieuw beeldregelidentificatiesignaal (LINY) op basis van de nieuwe videobeeld- en beeldrasteridentificatiesignalen (FRMA, FRMB, FLDA, FLDB), welke beeldregeli-dentificatieschakeling een in het tempo van de beeldregelintervallen geactiveerde flipflop (36) met een wisaansluiting (CL) en een voorinstelaansluiting (PR) bevat, benevens een met de wisaansluiting en de 35 terugstelaansluiting van de flipflop (36) gekoppelde, exclusieve OF-poortschakeling (32) voor voorinstelling van de flipflop (36) wanneer het nieuwe videobeeldidentificatiesignaal en het nieuwe beeldrasteridentificatie-signaal (FRMB, FLDB) in onderling tegengestelde toestand verkeren, doch voor wissing van de flipflop (36) wanneer de nieuwe identificatiesignalen in onderlinge gelijke toestand verkeren. Hierbij 4 bladen tekening
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP55150421A JPS5773577A (en) | 1980-10-27 | 1980-10-27 | Control signal fetch circuit |
JP15042180 | 1980-10-27 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8104849A NL8104849A (nl) | 1982-05-17 |
NL192911B NL192911B (nl) | 1997-12-01 |
NL192911C true NL192911C (nl) | 1998-04-02 |
Family
ID=15496565
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8104849A NL192911C (nl) | 1980-10-27 | 1981-10-27 | Stelsel voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4437125A (nl) |
JP (1) | JPS5773577A (nl) |
AT (1) | AT388269B (nl) |
CA (1) | CA1170738A (nl) |
DE (1) | DE3142355C2 (nl) |
FR (1) | FR2493075B1 (nl) |
GB (1) | GB2086691B (nl) |
NL (1) | NL192911C (nl) |
Families Citing this family (22)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS58188307A (ja) * | 1982-04-27 | 1983-11-02 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | 記録再生装置 |
JPS6057574A (ja) * | 1983-09-08 | 1985-04-03 | Sony Corp | 信号処理装置 |
US4796243A (en) * | 1985-06-21 | 1989-01-03 | Nec Corporation | Time base correcting apparatus |
JPH0766631B2 (ja) * | 1985-07-09 | 1995-07-19 | ソニー株式会社 | 誤り検出回路 |
JP2597989B2 (ja) * | 1986-02-28 | 1997-04-09 | ソニー株式会社 | データ再生装置 |
US4761782A (en) * | 1987-03-09 | 1988-08-02 | Eastman Kodak Company | Error correction of digital image data by means of image redundancy |
JPH01245470A (ja) * | 1988-03-28 | 1989-09-29 | Toshiba Corp | 回転ヘッド型磁気記録再生装置 |
JP2695186B2 (ja) * | 1988-05-09 | 1997-12-24 | シャープ株式会社 | 回転ドラムヘッド磁気テープ再生装置 |
JPH02193366A (ja) * | 1989-01-20 | 1990-07-31 | Mitsubishi Electric Corp | ディジタル信号再生装置 |
US4965679A (en) * | 1989-02-27 | 1990-10-23 | Eastman Kodak Company | Method for electronically duplicating film images while maintaining a high degree of image quality |
US4903141A (en) * | 1989-02-27 | 1990-02-20 | Eastman Kodak Company | Apparatus for electronically duplicating film images while maintaining a high degree of image quality |
JPH03132183A (ja) * | 1989-10-18 | 1991-06-05 | Hitachi Ltd | ディジタル画像再生方式 |
KR920006995B1 (ko) * | 1990-06-27 | 1992-08-24 | 삼성전자 주식회사 | 디지탈신호 재생처리장치 |
JPH04188979A (ja) * | 1990-11-21 | 1992-07-07 | Sharp Corp | 映像信号記録装置 |
JPH04263588A (ja) * | 1991-02-19 | 1992-09-18 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | ディジタルvtr |
JPH05307945A (ja) * | 1991-04-24 | 1993-11-19 | Sanyo Electric Co Ltd | 平面型蛍光灯 |
US6870884B1 (en) * | 1992-01-29 | 2005-03-22 | Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha | High-efficiency encoder and video information recording/reproducing apparatus |
JPH0686228A (ja) * | 1992-08-31 | 1994-03-25 | Sony Corp | タイムベースコレクタ |
WO1994010798A1 (en) * | 1992-11-05 | 1994-05-11 | Ampex Systems Corporation | Error detection and correction circuit for video synchronization signals |
JPH06161368A (ja) * | 1992-11-19 | 1994-06-07 | Sony Corp | 画像作成装置 |
KR970008634B1 (ko) * | 1993-02-05 | 1997-05-27 | 가부시끼가이샤 히다찌 세이사꾸쇼 | 영상 신호의 기록 및 재생 장치 |
WO2001095512A1 (en) | 2000-06-06 | 2001-12-13 | Georgia Tech Research Corporation | System and method for object-oriented video processing |
Family Cites Families (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL284927A (nl) | 1961-11-01 | |||
GB1445337A (en) * | 1972-08-24 | 1976-08-11 | Independent Broadcastin Author | Television systems |
US4081826A (en) * | 1975-05-15 | 1978-03-28 | Sony Corporation | Video time base corrector |
GB1566715A (en) * | 1976-03-19 | 1980-05-08 | Rca Corp | Chrominance signal transcoding apparatus |
JPS5339720A (en) * | 1976-09-24 | 1978-04-11 | Mitsubishi Electric Corp | Pcm signal processor |
JPS53114612A (en) * | 1977-03-16 | 1978-10-06 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | Compensating unit for color video signal defect |
JPS53142208A (en) | 1977-05-18 | 1978-12-11 | Teac Corp | Method of recording pcm signal |
AU523619B2 (en) * | 1978-04-07 | 1982-08-05 | Sony Corporation | Video signal processing system |
US4288810A (en) | 1978-05-30 | 1981-09-08 | British Broadcasting Corporation | Method of and apparatus for deriving a PAL color television signal corresponding to any desired field in an 8-field PAL sequence from one stored field or picture of a PAL signal |
JPS5526781A (en) * | 1978-08-17 | 1980-02-26 | Sony Corp | Transmitter for digital video signal |
-
1980
- 1980-10-27 JP JP55150421A patent/JPS5773577A/ja active Granted
-
1981
- 1981-10-20 CA CA000388328A patent/CA1170738A/en not_active Expired
- 1981-10-23 GB GB8132033A patent/GB2086691B/en not_active Expired
- 1981-10-26 DE DE3142355A patent/DE3142355C2/de not_active Expired - Lifetime
- 1981-10-27 AT AT0457481A patent/AT388269B/de not_active IP Right Cessation
- 1981-10-27 US US06/315,450 patent/US4437125A/en not_active Expired - Lifetime
- 1981-10-27 NL NL8104849A patent/NL192911C/nl not_active IP Right Cessation
- 1981-10-27 FR FR818120151A patent/FR2493075B1/fr not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
JPS5773577A (en) | 1982-05-08 |
FR2493075A1 (fr) | 1982-04-30 |
JPH0212075B2 (nl) | 1990-03-16 |
DE3142355A1 (de) | 1982-09-02 |
NL8104849A (nl) | 1982-05-17 |
AT388269B (de) | 1989-05-26 |
CA1170738A (en) | 1984-07-10 |
ATA457481A (de) | 1988-10-15 |
GB2086691A (en) | 1982-05-12 |
GB2086691B (en) | 1984-04-11 |
DE3142355C2 (de) | 1994-07-28 |
FR2493075B1 (fr) | 1985-07-26 |
NL192911B (nl) | 1997-12-01 |
US4437125A (en) | 1984-03-13 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL192911C (nl) | Stelsel voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal. | |
US4376290A (en) | Color video information processing apparatus | |
US7369746B2 (en) | Device for recording digital video and audio signals in designated areas of a recording medium in a predetermined track format | |
NL8005892A (nl) | Werkwijze en inrichting voor bewerking, meer in het bijzonder foutcorrectie, van een digitaal signaal. | |
GB2055009A (en) | Video signal dropout compensation apparatus and method | |
NL7908656A (nl) | Signaalbewerkingsstelsel voor een kleurentelevisie- signaal van het pal-type. | |
US5122876A (en) | Image signal restoring apparatus | |
NL8101915A (nl) | Werkwijze en inrichting voor bewerking van digitale signalen. | |
JPS6231872B2 (nl) | ||
EP0644691B1 (en) | Compressed television signal recording and reproducing apparatus | |
JPH02121584A (ja) | 映像信号記録装置 | |
EP0551672B1 (en) | Method of and system for transmitting and receiving digitally encoded video images | |
US4518996A (en) | Synchronization system that uses all valid signals | |
JPH0846914A (ja) | ディジタルvtr | |
US4315278A (en) | Apparatus for providing error compensation in a digital video recording and reproducing system | |
JPH06103945B2 (ja) | 記録再生装置 | |
JP3207739B2 (ja) | 画像再生装置 | |
GB2061665A (en) | Digital video signal processing | |
US5519547A (en) | Magnetic recording and reproducing apparatus recording and reproducing plural types of data signals at different data rates | |
US5079637A (en) | Apparatus for reproducing color video signal recorded by TCI signal format | |
JP2662385B2 (ja) | 画像情報信号伝送方法及び装置 | |
US6778758B1 (en) | Image processing apparatus | |
JP2707666B2 (ja) | 再生装置 | |
JP2715468B2 (ja) | ディジタル信号の再生装置 | |
JP3106479B2 (ja) | ディジタルコンポーネント信号の記録装置及び記録方法 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Free format text: 20011027 |