NL8104099A - Inrichting met een grijpmechanisme. - Google Patents

Description

* ~ 4 . η ' -1- 22114/CV/tl

Korte Aanduiding: Inrichting met een grijpmechanisme.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting met een grijpmechanisme voor het transporteren van een aantal in hoofdzaak verticaal 5 gerichte platen.

In metaalverwerkingspocessen,waarbij een electrolytisch bekleden wordt toegepast worden grote aantallen anodes en kathodes gebruikt voor het verzamelen of afgeven van metaal. Andere werkwijzen voor het behandelen van vloeistoffen maken gebruik van verticaal gerichte platen als 10 electrodes, scheidingsorganen en dergelijke.

Bij al deze industrieën wordt een transporteren van de platen naar vaten en vanaf een opslag en dergelijke vereist. Het grijpen van afzonderlijke platen met een hijswerktuig voor het transporteren naar of van op afstand gelegen plaatsen is bijzonder ondoelmatig. Verhoudingsgewijs 15 gecompliceerde inrichtingen voor het grijpen van een aantal platen hebben tot nu toe aanzienlijke arbeid vereist voor het veilig en selectief bevestigen aan de gewenste platen. Vaak bevinden anodes en kathodes zich nabij elkaar en moet er slechts de een of de ander worden getransporteerd .

20 Een electrolytisch bekleden en andere werkwijzen maken gebruik van gevaarlijke chemicaliën ,welke schadelijk kunnen zijn voor een arbeider die tijdens de verplaatsing van de platen in dicht contact met de platen moet komen. Het is dan ook van grote waarde voor de metaalverwerkingsin-dustrie en voor andere industrieën om een inrichting te hebben,welke een 25 selectief transporteren van een aantal verticaal gerichte platen met een minimale mate van moeilijkheden mogelijk maakt.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting met een * grijpmechanisme voor het transporteren van een aantal verticaal gerichte platen voorzien van heforen om een heffen of omlaag bewegen 30 van een aantal platen als een stel vanuit of in een vasthoudcontainer, zoals een vat raogelijk te maken. Indien de platen twee stellen van tussen elkaar geplaatste platen omvat (bijvoorbeeld afwisselendanode en kathode platen ) zijn verschillende heforen aangebracht op de verschillende stellen en zijn twee grijpinrichtingen»een voor ieder type plaat 35 aangebracht.

De inrichting omvat een mast voor samenwerking met een regelbaar 8104099 -2- 22114/CV/t.l ï, ‘ ' ï 1 f .

hefwerktuig. Een laadgestel is aangebracht welke is bevestigd aan de mast en is voorzien van een horizontaal gedeelte. Verder is een uitlijngestel aangebracht voorzien van een horizontaal gedeelte en een vertraal gedeelte waarbij het horizontale gedeelte is voorzien van geleidingsmidde-5 len voor het uitlijnen van het uitlijngestel met de vasthoudcontainer voor de platen. Het verticale gedeelte is schuifbaar geleid op het laadgestel. Een grijpgestel wordt gedragen door het horizontale gedeelte van het laadgestel en is voorzien van een aantal grijporganen,die zijn bemeten voor het in ingrijping komen met de heforen van althans een 10 stel platen. De grijpmiddelen worden geregeld voor het selectief in ingrijping komen met de daarbij behorende heforen.

De inrichting omvat verder bij voorkeur middelen voor het schuiven van het grijpgestel langs een horizontaal gedeelte van het laadgestel voor het selectief plaatsen van de· desbetreffende grijpmiddelen in een 15 werkzame verhouding met het daarbij behorende stel heforen op de verschillende stellen platen. Het grijpgestel kan zijn aangebracht op het horizontale gedeelte van het laadgestel met rollen om de beweging van het grijpgestel ten opzichte van het laadgestel mogelijk te maken.

De grijpmiddelen omvatten een aantal scharnierende aangrijpingsmid-20 delen voor de heforen aangepast om de heforen te snijden voor het ondersteunen van het gewicht van de platen. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de aangrijpingsmiddelen van de heforen afwisselende paren de heforen aangrijpende nüdelen welke selectief regelbaar zijnv>or het snijden van de oren op afwisselende platen.

25 De aangrijpingsmiddelen voor de oren zullen bij voorkeur zijn voorzien van centreermiddelen voor het plaatsen van de aangrijpingsmiddelen voor de oren ten opzichte van de heforen. Aanslagen kunnen zijn aangebracht voor het begrenzen van de beweging van de aangrijpingsmiddelen van de oren ter voorkoming van een verplaatsing van de platen. Uiteraard 30 kan beweging van het grijpgestel ten opzichte van het laadgestel ook worden beperkt door begrenzingsschakelaars,die zijn opgesteld om het grijpgestel op een gewenste plaats op te stellen.

Het uitlijngestel,dat de gehele inrichting ten opzichte van de vasthoudcontainer uitlijnt omvat geleidingsmiddelen voorzien van een plaat-35 singspen,welke samenwerkt met een de pen opnemend opvanggedeelte ,dat op de vasthoudhouder is geplaatst. In een de voorkeur verdienend uitvoe- 8104099 -3- 22114/CV/tl

£ * I

ringsvoorbeeld omvat het verticale gedeelte van het uitlijngestel een spoor en omvat het laadgestel rollen voor het samenwerkend bewegen op het spoor ten einde het mogelijk te maken,dat het laadgestel omhoog en omlaag wordt bewogen ten opzichte van het uitlijngestel door het ï 5 omlaag bewegen van de mast. Indien gewenst kunnen de sporen op het verti cale gedeelte van het uitlijngestel taps verlopend zijn om meer beweging van de rollen mogelijk te maken indien het laadgestel omlaag wordt bewogen. Indien gewenst kan het «itlijngestel uiteraard zijn voorzien van een aanslag,welke de afstand beperkt waarover het laadgestel omlaag kan worden 10 bewogen en heeft het een aanslagbëgrenzing voor het voorkomen van een te ver omhoog bewegen van het laadgestel.

In een uitvoeringsvoorbeeld van de huidige uitvinding omvat het uitlijngestel een kamvormige inrichting voor het tussengeplaatst van elkaar scheiden van de bodems van de platen,die zijn opgenomen nadat de platen 15 vanaf de vasthoudcontainer zijn opgelicht. Bovendien kan als een veiligheidsmaatregel de inrichting verder zijn voorzien van veiligheidssteun-staven,die zijn bevestigd aan het laadgestel en zijn opgesteld nabij de steunoren ten einde in de gewenste stand te kunnen worden verzwenkt en een neerwaartse beweging van de steunoren tegen te gaan indien de platen 20 door de heforen worden ondersteund.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm ian de huidinge uitvinding.

25 Fig. 2 toont op grotere schaal een zijaanzicht op fig.1,waarbij een van de delen in twee mogelijke standen is weergegeven.

Fig. 3 toont op groterec schaal een gedeelte van fig.2.

Fig. 4 toont op grotere schaal een ander gedeelte van fig.2,waarbij een verder deel in twee mogelijke standen is afgebeeld.

30 Fig. 5 toont een bovenaanzicht op een deel van de in fig.1 afge heelde inrichting.

Fig. 6 toont op grotere schaal een doorsnede over fig„5,gezien volgens de lijn 6-6.

Fig. 7 toont op grotere schaal een doorsnede over fig.5,gezien 35 volgens de lijn 7- 7.

Fig. 8 toont een bovenaanzicht van een deel van de in fig.1 afge- 8104099 -4- 22114 /CV/tl * 'y t * * $ beelde inrichting.

Fig. 9 toont een doorsnede over fig.3, gezien volgens de lijn 9-9.

Zoals is afgebeeld in fig.1 geleidt een buitenste geleiding schuif-5 baar een mast 12,welke de gehele inrichting ondersteunt. Een·oog 11 kan zijn bevestigd aan een kabel welke afkomt van een lier of een ander gebruikelijk hefwerktuig voor het verticaal omhoog en omlaag bewegen van de mast en de gehele inr idling.

Laadgestel 14 is rechtstreeks q> de mast aangebracht.Het laadgestel 10 heeft dwarsverlopende dwarsstukken 14a bij zijn einden. Op het horizontale gedeelte van het laadgestel 14 is een horizontaal spoor 15 (zie ook fig.

v 2) geplaatst,waarop een aantal rollen 16 wordt geleid. De rollen 16 zijn aangebracht op een grijpgestel 17,welke ook twee afzonderlijke stellen grijporganen 18 en 19 ondersteunt.

15 Onder het laadgestel 14 is een uitlijngestel 20 opgesteld,welk uit lijngestel uitlijnpennen 21 en 22 omvat voor ingrijping met een vasthoud-container of vat 38,zoals afgebeeld in fig.2. ÏJabij de einden aangebrachte verticale delen 24 van het uitlijngestel 20 zijn schuifbaar geleid op laadgestel steunen 26 via rollen en spoorgedeelten 27.

20 Een paar steunstaven 28,die worden gebruikt voor secondaire of vei- ligheidsondersteuning worden ieder gedragen door C-vormige armen 29,die zijn aangebracht op scharnierassen 30 aan tegenover elkaar gelegen zij1-kanten van het gestel 14 om in werking te worden gesteld met behulp van een scharnierorgaan 32,welke een dubbel werkende cilinder omvat.

25 · Een kaminrichting 34 (fg . len 8) voor het door tussenplaatsingsi scheiden van door de grijporganen gedragen platen is aangebracht op een as 36,welke is bevestigd aan het uitlijngestel 20. Versteluilinders 37 regelen de draaistand van het kamvormige' orgaan 34.

Aanvankelijk wordt de inrichting gedragen zoals weergegeven in 30 fig.1, behoudens dat de kamorganen horizontaal zijn zoals afgebeeld in fig.4. De verticale organen 24 bevinden zich in hun onderste stand en aan de bovenzijde van de verticale delen 24 aangebrachte aanslagen 24a rusten op delen van steunen 26,die zijn bevestigd aan de einden van het frame 14 en dus aan de mast 12.

35 Een omlaag bewegen van de gehele inrichting door de mast 12 in een stand boven-een vasthoud of opneemcontainer maakt het mogelijk,dat de 8104099

-5- 22114/CV/tX

4* * uitlijnpennen 21 en 22 samenwerken met de bovenste rand van de container of het vat 38,zoals afgebeeld in fig.2, voor het plaatsen van het uitlijngestel 20.

De verticale delen 24 voorzien in een schuivende geleiding voor steu- 5 nen 26 van het laadgestel via rollen 40 en 41,die zijn aangebracht op de steunen 26 en die in ingrijping zijn met spoordelen 27. De mast 12 wordt omlaag gebracht nadat het uitlijngestel 20 in ingrijping is gebracht met de bovenzijde van het vat 38 en secondaire steunen 28 naar buiten zijn verzwenkt naar de in fig.3 afgeheelde stand. Nadat de mast ongeveer 10 zestig centimeter omlaag is bewogen worden de kammen 34 naar de in fig,l afgeheelde stand verzwenkt. Het laadgestel 14 en de steunen 26 van het laadgestel schuiven naar beneden langs de sporen 27 onder geleiding door de rollen 40 en 41 in een stand nabij de plaat 42,zoals afgebeeld in fig.3. De plaat 42 vormt een van de platen van een stel ,zoals een anode- 15 plaat of een kathodeplaait,welke moet worden verplaatst. Zoals afgebeeld in fig.9 heeft de plaat 42 een bovenste dwarsstuk of kop 42a,welke een hefoor 44 draagt en een geleiding 43 centreert de plaat en het hefoor 44 geleidelijk om een juiste ingrijping met het grijporgaan 18 mogelijk te maken zoals hieronder nader zal worden beschreven.

20 In een vat voor het behandelen van metaal zijn anode-en kathode- een platen afwisselen opgesteld ( een anode en/kathode ).£en stel platen, bijvoorbeeld de anodes 42 zijn voorzien van oren 44. Het andere stel platen,hg voorbeeld de kathodes 42 b hebben oren 42c aan de bovenrand,zoals afgebeeld in fig.4 en 5.

25 Het grijpgestel 17 wordt ondersteund op spoor 15 met behulp van rol len 16 voor een beperkte horizontale beweging op het spoor. Aanvul leid worden rollen 46 gedragen door een steun 47,zoals afgebeeld in fig.4 en 5, voor aangrijping op de onderste zijranden van het spoor 15. Bij de hier weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting heeft het grijpgestel 30 17 een paar assen 50,welke een aantal grijporganen 18 ondersteunen. De assen 50 worden verdraaid met behulp van dubbel werkende cilinders 51,die inwerken via een aan iedere as 50 bevestigde arm 51a. De basiseinden van de cilinders 51 zijn bevestigd aan het gestel 17. De assen 50 strekken zich loodrecht op het vlak van de platen uit. Op soortgelijke wijze 35 dragen zich evenwijdig aan de assen 50 uitstrekkende assen 52 een aantal grijporganen 19. De assen 52 worden verdraaid door cilinders 53 waarvan het basiseinde is aangebracht op de steun 54. Een arm 53a is bevestigd 8 1 0 4 0 99 • '» -6- 22114/CV/tl aan de assen 52 en wordt bewogen door het in werking stellen van de cilinder 53. Selectieve werking van de cilinders 52 of 53 zal een beweging van de grijporganen 18 of 19 om de hartlijnen van de assen 50 of 52 veroorzaken. Indien de grijporganen 18 worden verdraaid komen zij 5 in ingrijping met heforen 44,zoals afgebeeld in fig.3. Ieder grijporgaan kan een vlakke staaf zijn met een opening 18a (fig.1) welke past om de naar buiten uitstekende delen van oor 44.

Aan het grijpgestel 17 zijn een aantal dwarsstukken 56,die in fig.5 zijn afgebeeld,bevestigd. Een cilinder 57 is bevestigd aan een steun 58 10 en kan in werking worden gesteld voor het verschuiven van dwarsstuk 56 (en dus het gestel 17) van begrenzingsschakelaar 59 naar begrenzingsschakelaar 60 langs het spoor 15. De rollen 46 en 16,die worden ondersteund door spoor 15 ,maken een dergelijke beweging mogelijk voor het instellen van de relative stad van de grijporganen 18 en 19 ten opzichte 15 van de oren 44 of 42c afhankelijk daarvan welke platen 42 of 42b ,die zich in het vat 38 bevinden ,moeten worden opgetild.

Indien de afstand tussen de begrenzingsschakelaars59 en 60 op de juiste wijze is ingesteld kan het dwarsstuk 56 van het grijpgestel 17 worden bewogen om ingrijping van iedere andere plaat 42 of 42 b door 20 grijporganen 18 resp.19 mogelijk te maken. Indien echter de grijporganen 18 of de grijporganen 19 op de juiste afstad van elkaar langs de assen 50 en 52 zijn opgesteld kunnen de begrenzingsschakelaars 50 en 60 de grijporganen 18 of 19 20 plaatsen dat zij samenwerken met iedere andere plaat,of iedere vierde plaat,of zelfs met alle platen,afhankelijk van de 25 tussenruimtes tussen de platen en de soorten daarop aangebrachte heforen.

Draaiing van de as 50 via cilinder 51 of van de as 52 via cilinder 53 zal dan bewerkstelligen,dat de grijporganen 18 of 19 met het stel desbetreffende platen in ingrijping komt. Het aantal grijporganen maakt 30 een oppikken van alle anode of kathode platen in een vat in een keer mogelijk. Zoals afgebeeld in fig.7 kunnen de begrenzingsschakelaars 62 en 63 aan weerszijden van de grijporganen 19 worden geplaatst ten einde een overmatige draaiing van de as 52 te voorkomen,waardoor een verplaatsing van de platen na ingrijping van de platen met behulp van de grijporganen 35 19 wordt voorkomen. Begrenzingsschakelaar 62 en 63 evenals ieder van de andere hier afgebeelde of genoemde begrenzingsschakelaars kan zijn verbonden met regelorganen voor het automatiseren van de werking van de 8104099 -7- 2214 /CV/tl ί * t inrichting. De draaibegrenzingen van de grijporganen 18 kunnen areneens op de weergegeven wijze met begrenzingsschakelaars worden geregeld.

Nadat de oren 44 of 42G in ingrijping zijn gekomen met de grijporganen 18 of 19 kan de mast en zodoende het laadgestel 14 en grijpmiddelen 5 17 omhoog worden bewogen waarbij de steunorgaen 45 uit het vat 38 worden verplaatst. Dientengevolge zal ook een stel platen 42 of 42' E worden opgetild. Indien de grijpmiddelen en platen 42 (42B) zodanig zijn opgelicht, dat de boveneinden van de platen boven de einden van de kammen 34, die zich in hun verticale Stand bevinden,zijn worden de cilinders 37 weer 10 in werking gesteld om de kammen 34 naar een in fig.8 afgebeelde horizontale stand te bewegen. De kammen 34 worden gedragen op assen 36,die aan weerszijden van het gestel 20 zijn aangebracht.

De’kammen 34 houden de platen 42 (of 42B) van elkaar gescheiden en voorkomen beschadiging tijdens transport naar en van het vat. De kammen 15 geven ook een geleiding voor de platen indien een stel platen in een vat omlaag wordt bewogen tijdens de inbrenghandeling.

Nadat de kammen omlaag zijn bewogen kunnen de steunstaven 28 omlaag worden bewogen onder het steunoor 45 door draaiing van C- vormige arm 29 om assen 30 met behulp Tan cilinders 32. Indien dan een bovenste 20 oor 44 óf 42C zou slippen of breken zullen de secondaire steunstaven 28 het steunoor 45 bij de einden van de bovenste organen 42A(of het bovenste orgaan op de platen 42B ) grijpen waardoor beschadiging aan de platen en mogelijke verwonding van de met de inrichting werkende personen wordt voorkomen.

25 Nadat de secondaire steunstaven 28 zijn opgesteld (er is er een aan iedere zijde van de platen) kan de mast 12 verder omhoog worden bewogen zodat de bodems van de platen 42 (of 42B) althans nagenoeg nabij het uitlijngestel 20 zijn.

Het op het verticale orgaan 24 van het uitlijngestel 20 aanwezige 30 spoor 27 kan taps verlopend zijn vanaf een nauw einde 27A naar een breder einde 27B (fig.2) zodat de beweging van de rollen 40 en 41 meest vrij is,indien het uitlijngestel 20 het dichtst bij het gestel 17 en het laadgestel 14 is. Indien de rollen langs het spoor 27 omhoog bewegen naar een stand nabij het bredere gedeelte 27B kunnen de rollen het spoor 35 27 stevig grijpen met meer stabiliteit en indien de aanslagor,ganen 24A

worden gegrepen zal het uitlijngestel 20 worden qpgelicht.

8104099 -8- 22114/CV/tl r 'v ' I ♦

De onderste begrenzing van de daling van het laadgestel 14 kan worden geregeld door aanslagorgaan of plaat 66 (fig.2) welke ook kanworden· gevormd door een begrenzingsschakelaar indien een volledige automatisering wordt gewenst. Op soortgelijke wijze^frenst de aanslag 24 A de maximale 5 afstand,welke het laadgestel 14 omhoog kan worden bewogen zonden aanvullend uitlijngestel 20 te heffen. Ook hier kan weer een begrenzingsschakelaar worden geplaatst bij plaat 24A voor informatie,welke in een automatische regelinrichting kan worden gebruikt.

In bedrijf wordt de inrichting volgens de huidige uitvinding ge-10 bracht in een stand^°yen een vat welke een aantal platen bevat, met behulp van een hoog liggende de buis 10 dragende kraan. De seondaire steun-staaf 28 wordt van het gestel 14 weggezwenkt,zoals afgebeeld in fig.3.

Het hijsmechanisme 10 beweegt de mast 12 omlaag in een zodanige stand, dat de uitlijnpennen 21 en 22 met het vat 38 in ingrijping komen. De 15 inrichting is nu althans in hoofdzaak uitgelijnd voor gebruik met de zich in het vat 38 bevindende platen 42 of 42A. De mast 12 wordt met behulp van het hijswerktuig verder omlaag bewogen,zodat het laadgestel 14 en het grijpgestel 17 langs het verticale steunorgaan 24 van het uitlijngestel 2Q onder geleiding door de rollen 40 en 41 omlaag bewegen. De kammen 20 34 worden naar hun verticale stand bewogen op een geschikt tijdstip nadat het grijpgestel ongeveer zestig centimeter omlaag is bewogen. De oderste plaat of begrenzingsschakelaar 66 of de bediening door de be-dieningsman stopt de omlaag gerichte beweging.

Dan afhankelijk daarvan welk stel platen moet worden verwijderd 25 wordt het grijpgestel 17 door de cilinder 57 ingestéH bij de begrenzingen bepaald door de begrenzingsschakelaars 59 of 60,zodat de grijporganen 18 of 19 in de juiste stand zijn. Ook de kammen 34 worden op de juiste wijze ingesteld. De platen 42 ( indien dit dè op te tillen platen zijn ) komen in ingrijping met geleidingsorgaan 43 voor het juist opstel-30 len van de bovenste rails van de platen en oren 44 (of 42C) ,die op de bovenzijde van de platen 42 (of 42B) zijn. Draaiing van bijvoorbeeld het grijporgaan 18 om de as 50 met behulp van de cilinder 51,zoals afgebeeld in fig.3,· veroorzaakt ingrijping van haak of grijporganen 18 om de heforen 44 op de platen 42. Begrenzingsschakelaars voorkomen beweging 35 van ieder van de grijporganen 18 naar een stand,welke in conflikt zal komen met de ligging van de platen.

8104099 Λ -9- 22114/CV/tl

De mast 12 wordt dan omhoog bewogen voor het opheffen van het grijpgestel 17 afgekeerd van het uitlijngestel 20 en daarbij voor het opheffen van platen 42 uit het vat 38. Nadat de platen voldoende zijn opgetild zodat de steunbenen boven de kammen 34 (die verticaal zijn) 5 zijn gelegen worden de kammen door het in werking stellen van cilinder 37 omlaag bewogen. Dan kunnen op een gewenste plaats, de secondaire steun-staven 28 in de beoogde stand worden bewogen zoals afgebeeld in fig.2 dooor draaiing van de C- vormige armen 29 om de assen 30 met de cilinder 32. De steunstaven 28 zijn gelegen onder de steunoren 45,die worden 10 gevormd door de verlengingen van de koppen 42 A voorbij de zijkanten van de plaat 42 (of 42B) waardoor mogelijke beschadiging van de oren 44 wordt voorkomen. De steun 26 van het laadgestel onderschept aanslag of begrenzingsschakelaar 67. Zoals hierboven beschreven is het spoorgedeelte 27B van het spoor 27 in een voorkeursuitvoeringsvorm aanzienlijk breder 15 dan bij 27A,zodat de rollen 40 en 41 zich beperken op de as of het spoor 27B voor een later heffen van uitlijngestel 20. Op dit punt zijn de onderzijden van de platen 42 verwijderd uit het vat 38.

De cilinder 67 kan worden gebruikt voor het plaatsen van de kammen 34 ten opzfchte van de desbetreffende platen,die uit het vat 38 zijn ge-20 trokken. Gewezen wordt nog naar de aanslagkraag 70 op de as 36 in fig.1. De platen kunnen naar en van de vaten worden getransporteerd om op een gewenste wijze in een bepaald proces te worden gebruikt.

De buis 10 kan worden ondersteund op een hoger liggende kraan of spoor,zodat de gehele inrichting met de opgetilde platen naar een op af-25 stand gelegen plaats kan worden bewogen voor reiniging of .behandeling van de platen of dergelijke. Nieuwe platen kunnen in het vat waaruit de oorspronkelijke platen zijn verwijderd,worden ingebracht. In vele gevallen zijn verschillende vaten naast elkaar opgesteld. De hoger liggende kraan kan worden verplaatst om een onderhoud aan ieder van de vaten in de 30 reeks mogelijk te maken.

Opgemerkt wordt,dat er aan iedere zijde van het uitlijngestel kammen 34 zijn,zodat de onderste gedeelten van de platen,die worden opgetild, langs beide randen worden vastgehouden. De kammen 34 aan iedere zijde van het gestel bewegen als een eenheid,indien zij worden Verdraaid.

35 8104099

Claims (11)

1. Inrichting met een grijpmechanisme voor het transporteren van een aantal althans in hoofdzaak verticaal gerichte platen,die zijn voorzien van heforen en die worden ondersteund in een vasthoudcontainet met een vast plaatsingsorgaan dat daarop is aangebracht en is voorzien van een 5 uitlijngestel met een horizontaal gedeelte en een verticaal gedeelte waarbij het verticale gedeelte verschuifbaar ten opzichte van het laad-gestel is opgesteld en een grijpgestel,dat door het horizontale gedeelte van het laadgestel wordt gedragen en is voorzien van grijpmiddelen, die zijn bemeten voor het grijpen van de heforen van althans een van de 10 platen,terwijl de grijpmiddelen worden geregeld voor het selectief grijpen van de heforen,gekenmerkt door een vast plaatsingsorgaan dat is aangebracht op de vasthoudcontainer en geleidingsmiddelen op het uitlijngestel bestemd voor ingrijping met het vast opgestelde plaatsingsorgaan om daarbij het uitlijngestel mechanisch met de vasthoudcontainer uit te lijnen. .15

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk,dat er twee afzon derlijke stellen platen in de container zijn,welke stellen tussen elkaar zijn opgesteld,terwijl middelen zijn aangebracht voor het selectief bewegen van het grijpgestel langs het horizontale gedeelte van het laadgestel voor het selectief plaatsen van de grijpmiddelen in een 20 werkzame verhouding met de heforen van een van beide stellen platen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat het grijpgestel is voorzien van een aantal rollen en het horizontale gedeelte van het laadgestel is voorzien van een spoor dat in ingrijping is met de rollen ten einde beweging van het grijpgestel ten opzichte van het 25 laadgestel mogelijk te maken.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de grijpmiddelen zijn voorzien van twee afzonderlijke stellen scharnierende de oren grijpende organen,waarbij ieder stel is voorzien van een aantal gelijktijdig in werking te stellen verzwenkbare de oren 30 grijpende organen,die zijn aangepast om de heforen van de platen van een stel platen te snijden en om het gewicht van de platen te ondersteunen.

5. Inrichting volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat het aantal de oren grijpende organen is voorzien van twee afzonderlijke stellen van paren de oren grijpende organen,,die selectief worden geregeld voor het 35 snijden van oren op afwisselende platen van ieder stel.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 8 1 0 4 0 9 9 ___ f· * * -11- 22114/CV/tl dat de geleidingsmiddelen van. het uitlijngestel zijn voorzien van een plaatsingspen en het vaste plaatsingsorgaan ó.s voorzien van een de pen opnemend orgaan,dat is opgesteld op de de platen opnemende container.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 5 dat het verticale gedeelte van het uitlijngestel is voorzien van een spoor en het laadgestel is voorzien van rollen,die samenwerkend beweegbaar zijn op het spoor ten einde een omlaag bewegen van het laadgestel langs het spoor mogelijk te maken.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk,dat het spoor 10 tapsverlopend is uitgevoerd ten einde een grotere relatieve beweging van de rollen zijdelings ten opzichte van het spoor mogelijk te maken indien het laadgestel omlaag is bewogen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande cnnclusies,met het kenmerk, dat het uitlijngestel is voorzien van aanslagmiddeleiyfcelke de afstand 15 waarover het laadgestel omlaag kan worden bewogen,begrenzen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het uitlijngestel is voorzien van een sleuven omvattend kamorgaan nabij iedere zijde van het uitlijngestel en ieder van de kamvormige organen een aantal op afstand van elkaar gelegen sleuven bezit voor het 20 openemen van de onderste gedeeltaavan de door het grijpgestel ondersteunde platen nadat het grijpgestel ten opzchte van het uitlijngestel omhoog is bewogen en de kamvormige organen zich in een eerste stand bevinden.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de platen zijn voorzien van koppen,die zich voorbij de uiteinden van 25 de platen uitstrekken voor het vormen van steunstaven en aan weerszijden van het laadgestel een stel uitstekende steunorganen scharnierend zijn aangebracht en ieder zijn voorzien van horizontale staven voor het stoppen van iedere onbeoogde beweging van de steunstaven indien de platen < door de heforen worden adersteund,terwijl de steunorganen zijn verzwenkt 30 naar standen waarin de horizontale staven zich onder de steunstaven bevinden. 8104099