NL8102142A

NL8102142A - Pomp voor het afgeven van vloeistof.

Info

Publication number: NL8102142A
Application number: NL8102142A
Authority: NL
Original assignee: Diamond Int Corp
Priority date: 1980-05-07
Filing date: 1981-04-29
Publication date: 1981-12-01
Also published as: GB2076076B; DE3114873C2; GB2076076A; CA1154412A; IE50974B1; JPS6111671B2; DK150367C; BE888690A; NL185269B; DK150367B; GR74500B; AU547060B2; FR2482207A1; IT1142425B; IE810751L; DK202081A; DE3114873A1; NL185269C; FR2482207B1; LU83306A1

Description

813090/Rey

Korte aanduiding: Pomp voor het afgeven van vloeistof·

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een draagbare pomp voor het afgeven van vloeistof, en meer in hetbijzonder op een pomp met een uit één stuk bestaand zuigerelement dat verschillende klepfunkties kan uitoefenen waarbij het aantal onderde-5 len wordt verkleind en de pomp gemakkelijk en doelmatig is te bedienen*

Bekende afgiftepompen van het hier beschreven type omvatten in het algemeen een plunjer in de vorm van een stang die in een klepelement steekt, dat heen en weer kan bewegen in een pompkamer 10 en is voorzien van een uitlaatklepzitting die naar de kamer is toegericht* De stang kan een axiale verplaatsing ten opzichte van het klepelement uitvoeren, en is aan het laatste uiteinde daarvan voorzien van een soort kleplichacmi dat bij een eerste indrukking van de stang van de uitlaatklepzitting af beweegt voor het openen 15 van de uitlaat zodat bij een verdere indrukking van de stang die de neerwaartse slag van de zuiger veroorzaakt vloeistof kan worden afgegeven door een uitlaatkanaal dat door de stang loopt* Dergelijke pompkonstrukties hebben echter een groot aantal onderdelen die specifiek zijn gevormd voor het uitvoeren van de verschillende 20 handelingen zoals het openen en sluiten van de inlaat, het openen en sluiten van de uitlaat en het openen en sluiten van de luchtinlaat van de houder. Bovendien zijn vaak kritische afmetingen en toleranties vereist waardoor de fabrikagekosten en de bewerkingen toenemen.

25 ' De uitvinding beoogt een vloeistofafgiftepomp te verschaffen van een zeer eenvoudige konstruktie met weinig onderdelen die toch betrouwbaar is, ekonomisch is te vervaardigen en gemakkelijk is te bedienen*

Dit oogmerk wordt volgens een uitvoeringsvorm van de uitvin-30 ding bereikt doordat de pomp' een pompcilinder omvat die een pompkamer vormt met een klep-gestuurde inlaat, een heen en weer beweegbare zuiger met aan een uiteinde een ringvormige zuigermanchet die in glijdend kontakt staat met de wand van de pompkamer, en een af-voerkop voor het verkrijgen van de neerwaartse slag van de zuiger. 35 De kop heeft een uitlaatopening en een afvoerkanaal dat door de zuiger en de kop loopt voor het verschaffen van een verbinding 8102 142 * * - 2 - tussen de pompkamer en de opening· De kop en de zuiger zijn onderling verbonden voor een relatieve axiale beweging voor het openen en sluiten van een uitlaat in het afvoerkanaal dat klep-gestuurd is door middel van een kleplichaatn aan het tegenover de zuiger gelegen 5 uiteinde. De pompcilinder heeft een beluchtingsopening voor de houder, die klep-gestuurd is door een naar buiten uitwaaierend deel van de zuigermanchet, dat tegen een rondgaand deel van het pomphuis rust. Zodoende zorgt een uit één stuk bestaand zuiger-element voor het openen van de uitlaat bij een eerste indrukking 10 van de afvoer en dwingt bij een verder gaande indrukking van de af-voerkop die de neerwaartse zuigerslag veroorzaakt vloeistof vanuit de pompkamer in het afvoerkanaal. Tevens wordt de beluchtingsopening voor de houder door de zuiger geopend aan het begin van de neerwaartse zuigerslag. Bovendien kan het zuigerelement doelmatig 15 zijn voorzien van middelen voor het bedienen van de inlaatklep die zijn gevormd als een neerhangende bus di® in een de inlaat sluitende stand kan worden gebracht met een in de pompkamer stekende leiding. Eventueel kan de klep-gestuurde inlaat zijn gevormd als een veiligheidskogelklep.

20 Volgens een andere uitvoeringsvorm, wordt de pomp bediend met een trekker en beweegt de pompcilinder heen en weer ten opzichte van de zuiger. Een pomphuis omvattende de cilinder en de zuiger heeft een deel dat eindigt in een uitlaatopening, een afvoerkanaal dat door de zuiger loopt en een deel dat een verbinding verschaft 25 tussen de pompkamer en deze openingr Het pomphuis staat in verbinding met de zuiger voor een beperkte relatieve axiale beweging van de zuiger tussen de standen waarin de uitlaatopening is gesloten en geopend. Een in het huis opgehangen trekker heeft een nokdeel dat in aanraking staat met de cilinder teneinde de zuiger te verplaatsen 30 in een stand waarbij de uitlaatopening is geopend en om de cilinder door het bedienen van de trekker ten opzichte van de zuiger te bewegen voor pers- en zuigslagen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

35 Fig. 1 is een vertikale doorsnede van een eerste uitvoerings vorm van de vloeistofafgiftepomp volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een met fig. 1 overeenkomende doorsnede waarbij de 8102142 2 * - 3 - afvoerkop en de ruiger zijn weergegeven aan het begin von de opwaartse zuigerslag waarbij de kogel van de zitting is geheven·

Fig. 3 is een vertikale doorsnede van de afgiftepomp volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

5 Fig. 4 is een met fig. 3 overeenkomende doorsnede waarbij de afvoerkop en de zuiger tijdens een pomphandeling zijn ingedrukt·

Fig. 5 is een vertikale doorsnede van een door een trekker bediende afgiftepomp volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

10 Fig. 6 is een met fig. 5 overeenkomend aanzicht dat de pomp- cilinder in een opgeheven stand toont door de trekker in een stand te brengen voor het afgeven van vloeistof.

De tekening, waarin dezelfde en korresponderende onderdelen in de verschillende aanzichten zijn voorzien van dezelfde referen-15 tiecijfers, toont met het verwijzingscijfer 10 in de figuren 1 en 2 een uitvoeringsvorm van een afgiftepomp volgens de uitvinding die bestaat uit een pomphuis 11 met een van inwendige schroefdraad voorziene dop 12 om de pomp op een (niet weergegeven) vloeistof-houder te bevestigen. De dop omgeeft een pompcilinder 11 die een 20 pompkamer 14 vormt. Vanaf de onderkant van de pompcilinder loopt een inlaatleiding 15 omlaag in welke inlaatleiding een aanzuigbuis 16 is geklemd die zich op bekende wijze tot onder het vloeistofniveau binnen de houder uitstrekt. De inlaatleiding heeft een inlaatopening 17, die klep-gestuurd is door middel van een conven-25 tionele veiligheidskogelklep 18 die rust op een klepzitting 19, en van de zitting af wordt begrensd door een aanslag 21. De pompcilinder heeft een dwarsstaande ringvormige flens 22 die onder een dwars-rand 23 van de dop ligt, welke flens 22 op een gebruikelijke wijze aan het pomphuis is bevestigd. De wand 23 heeft een centrale 30 opening 24, met een taps lopende wand die een klepzitting vormt voor een klep-gestuurde beluchtingsopening 25 van de houder, welke opening is gelegen in de wand van de pompcilinder.

Een uit één stuk bestaand zuigerelement 26 heeft aan zijn onderste uiteinde een ringvormige en naar buiten toe uitwaaierende 35 zuigermanchet 27 die tijdens de heen en weer gaande beweging van de zuiger langs de wand van de pompkamer kan glijden. De zuiger bestaat in hoofdzaak uit een holle buis die buiten de opening 24 8102 142 - 4 - * ft steekt en is voorzien van een coaxiale kolom 28 die door middel van een dwarsplaat 29 hierin is gemonteerd. De kolom is op een afstand van de binnenwand van de zuiger gelegen teneinde een ringvormige ruimte 31 te bepalen die via een gat of gaten 32 in de 5 plaat 29 uitmondt in dè pompkamer.

De zuiger heeft aan zijn bovenste uiteinde een naar buiten toe lopende ringvormige aanslagschouder 33, en de kolom 28 heeft aan zijn bovenste uiteinde een kleplichaam in de vorm van een ringvormig*en veerkrachtige klepmanchet 34 die in fig. 1 in zijn 10 afdichtende enigszins radiaal naar binnen gedrukte stand is weergegeven. De afgiftepomp 10 omvat vervolgens een afvoerkop 35 met een bovenste wand die is voorzien van een conventioneel vingerdrukdeel 36 dat tijdens het pompen gemakkelijk de vinger van de gebruiker op kan nemen. Een buitenste ringvormige wand of mantel 37 loopt 15 van de bovenste wand naar beneden en heeft een naar buiten toe lopende ringvormige aanslagschouder 38. Een rechtopstaande ringvormige wand 39 op het pomphuis 11 heeft een naar binnen toe lopende ringvormige aanslagschouder 41, die in aanraking komt met de schouder 38 wanneer de afvoerkop zich in de in fig. 1 weergegeven 20 bovenste stand bevindt.

De afvoerkop heeft tevens een naar beneden lopende binnenste ringvormige wand of mantel 42 met aan het uiteinde hiervan een naar binnen toe gerichte ringvormige aanslagschouder 43. Deze aanslagschouder komt in aanraking met de aanslagschouder 33 van de zuiger 25 wanneer de afvoerkop en de zuiger in hun bovenste stand van fig. 1 worden gedrukt door een terugdrukveer 44 die met zijn onderste uiteinde tegen de wand 23 van het pomphuis aanligt en met zijn bovenste uiteinde rust tegen een aanslagwand 45 die binnen de afvoerkop is gelegen. Een holle afvoerleiding 46 loopt vanaf de boven-30 ste wand van de afvoerkop naar beneden en eindigt in een veerkrachtige manchet die met wrijving tegen de binnenwand van het zuiger-element aanligt. De leiding 46 heeft een centrale opening 48 die via een ringvormige ruimte 49 in verbinding staat met een uitlaat-opening 51 die een zodanige konstruktie heeft dat de af te geven 35 vloeistof wordt verstoven. De ruimte 49, de opening 48, de ruimte 31 en het gat 32 bepalen een afvoerkanaal dat tijdens het pompen een verbinding verschaft tussen de pompkamer 14 en de uitlaat- 8102142 ? * - 5 - opening. Dit afvoerkanaal is zoals weergegeven in fig. 1 in de bovenste stand van de afvoerkop gesloten, door een uitlaatklep die wordt gevormd door de tegen de wand 52 van de opening 48 rustende klepmanchet 34. Een deel 53 van deze wand 52 heeft een verbrede 5 diameter dat in de bovenste in fig. 1 weergegeven stand grenst aan het bovenste uiteinde van de mantel 34. In deze stand, is het bovenste uiteinde van de zuiger op een geringe afstand gelegen van de aanslagwand 45, teneinde een beperkte axiale beweging van de afvoerkop ten opzichte van de zuiger toe te laten tussen de in de 10 figuren 1 en 2 weergegeven standen.

Een buitenwand 54 van de zuigermantel 27 waaiert naar buiten toe uit naar het onderste uiteinde van de zuiger en werkt als een kleplichaam voor het sluiten van de beluchtingsopening 25 voor de houder daar de wand 54 in de bovenste stand van de zuiger tegen de 15 rand van de centrale opening rust zoals weergegeven in fig. 1.

Uit het voorafgaande blijkt dat het zuigerelement van de hiervoor beschreven ροηφ niet alleen funktioneert als een pompzui-ger, maar tevens als een kleplichaam voor het openen en sluiten van de beluchtingsopening voor de houder en als kleplichaam voor 20 het openen en sluiten van de uitlaat. Zodoende wordt de afvoerkop nadat de pompkamer is gevuld met af te geven vloeistof, van zijn in fig. 1 weergegeven stand ingedrukt naar zijn in fig. 2 weergegeven stand. In het begin, beweegt de afvoerkop wanneer deze door de gebruiker wordt ingedrukt over een beperkte afstand die is bepaald 25 door de aanslagwand 45 en het bovenste uiteinde van de zuiger. Het afvoerkanaal wordt zodoende geopend doordat het verbrede deel 53 naast de klepmanchet 34 komt te liggen en een ononderbroken doorgang voor vloeistof tussen de manchet 34 en de wand 52 ontstaat. Wanneer de wand 45 tegen de bovenste rand van de zuiger aankomt 30 wordt de zuiger door de verdergaande naar beneden gerichte beweging van de afvoerkop naar zijn in fig. 2 weergegeven stand bewogen waarbij de vloeistof in de pompkamer wordt samengedrukt en door het open afvoerkanaal en door de uitlaatopening wordt afgegeven. Het ontsnappen van vloeistof tussen de leiding 46 en de inwendige wand 35 van de zuiger wordt tijdens het pompen voorkomen daar de onder druk « staande vloeistof de manchet radiaal naar buiten drukt en een goede afdichting ontstaat met de inwendige wand van de zuiger. Aan het 810 2 14 2 - 6 - begin van de neerwaartse slag van de zuiger, beweegt de buitenwand 54 van de zuiger van de rand van de centrale opening 24 af, zodat een spleet ontstaat waardoor atmosferische lucht via de beluch-tingsopening 25 in het inwendige van de houder wordt toegelaten ter 5 compensatie van de hoeveelheid vloeistof die tijdens het pompen uit de houder is onttrokken. De atmosferische lucht wordt van buiten de pomp toegevoerd tussen de wanden 37 en 39 door hun schouders 38 en 41 niet afdichtend in verbinding staan met de wanden waarlangs zij glijden. Deze wanden 37 en 39 funktioneren als een geleiding tij-10 dens de heen en weer gaande beweging van de afvoerkop, en zorgen ervoor dat de afvoerkop zonder kantelen en onbelemmerd heen en weer kan bewegen. De zuiger en de afvoerkop worden naar de in fig. 1 weergegeven stand terug bewogen door een veer 44 wanneer de druk van de vinger op de kop wordt opgeheven. Fig. 2 toont het begin 15 van deze teruggaande slag tijdens welke de pompkamer via de inlaat 17 wordt bijgevuld met vloeistof uit de houder daar de kogel 18 door de onderdruk, die ontstaat door de uitzettende pompkamer, van zijn zitting wordt gelicht.

De vloeistofverdeelpomp 10A die is weergegeven in de figuren 20 3 en 4 is in hoofdzaak gelijk aan de pomp 10 volgens de figuren 1 en 2, zodat dezelfde onderdelen zijn aangegeven met dezelfde ver-wijzingscijfers. Het enige verschil is gelegen in het soort klep-gestuurde inlaat voor de pomp 10A. De inlaat 17 loopt door een korte rechtopstaande leiding 55 met aan zijn bovenste uiteinde een 25 naar buiten toe uitwaaierende lip 56. Een bus 57 loopt vanaf de bodem van de zuiger in het verlengde van de leiding 55 en is in de in fig. 3 weergegeven bovenste stand van de zuiger op een afstand van het bovenste uiteinde hiervan gelegen. Het uit één stuk bestaande zuigerelement heeft zodoende vergeleken bij dat van fig, 1 30 de extra eigenschap dat het sluiten en openen van de inlaat ge-* schiedt door het heen en weer bewegen van de zuiger. Wanneer de afvoerkop tijdens het pompen wordt ingedrukt naar zijn in fig. 4 weergegeven stand, beweegt de kop eerst ten opzichte van de zuiger omlaag over de beperkte afstand tussen het bovenste uiteinde van de 35 zuigerwand en een aanslagwand 58 van de kop. Het verbrede deel 53 van de opening 48 wordt evenals in de uitvoeringsvorm volgens fig, 1 naast de klepmanchet 34 geschoven voor het openen van het afvoerkanaal. Een voortgezette naar beneden gerichte beweging van de 810 2 142 ψ r - 7 - afvoerkop veroorzaakt een neerwaartse slag van de zuiger die de vloeistof in de pompkamer samendrukt en onder druk door het afvoerkanaal via de uitlaatopening 51 naar buiten perst. Aan het begin van de neerwaartse zuigerslag, beweegt de wand 54 van de zuiger-5 manchet van de rand van de centrale opening 24 af, waarbij een spleet ontstaat waardoor lucht via de beluchtingsopening 25 naar het inwendige van de houder wordt toegevoerd ter vervanging van de afgevoerde vloeistof. Tijdens de neergaande slag van de zuiger, is de inlaat gesloten daar de bus 57 telescopisch over de leiding 55 10 schuift en de lip 56 met wrijving langs de inwendige wand van de bus 57 glijdt, zoals weergegeven in fig. 4. Door het opheffen van de druk van de vinger, keren de zuiger en de afvoerkop terug naar de in fig. 3 weergegeven stand door de werking van de veer 44 waarbij het volume van de pompkamer toeneemt en een onderdruk wordt 15 gecreëerd waardoor vloeistof via de inlaat in de pompkamer wordt gezogen wanneer de bus 57 νβη het uiteinde van de lip 56 beweegt naar zijn hoogste stand volgens fig. 3.

Volgens een in de figuren 5 en 6 weergegeven andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de in zijn totaal met 10B weer-20 gegeven afgiftepomp bediend door een trekker. Deze pomp omvat een pomphuis 59 met een hierop geplaatste afsluitdop 61 die is voorzien van een inwendige schroefdraad teneinde het pomphuis gemakkelijk op een (niet weergegeven) vloeistofhouder te bevestigen.

Een pompcilinder 62 binnen het pomphuis omvat een pompkamer 63 die 25 coaxiaal loopt met een centrale opening 64 in de bovenste wand van de sluitdop. Een buisvormig uitsteeksel 65 loopt vanaf de cilinder 62 naar beneden en heeft een hieraan bevestigde aanzuigbuis 66,

Een uit één stuk bestaande zuigerelement 67 steekt buiten de pompcilinder en heeft aan zijn onderste uiteinde een naar buiten 30 toe uitwaaierende manchet 68 die in aanraking komt met de wand van de pompkamer. Evenals in de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, heeft het bovenste uiteinde van de zuiger een naar buiten toe gerichte ringvormige aanslagschouder 69 die in aanraking staat met een naar binnen toe gerichte ringvormige aanslagschouder 71 die aan 35 het laatste uiteinde van een manchet 72 is aangebracht die vanaf het bovenste uiteinde van het pomphuis naar beneden loopt. De schouders 69 en 71 worden zoals in fig. 5 weergegeven met elkaar in 81 02142 - 8 - kontakt gehouden door middel van een veer 73 die met zijn onderste uiteinde tegen een op de pompcilinder aangebrachte steun 74 en met zijn bovenste uiteinde tegen een aanslagwand 75 van het pomphuis rust. Deze wand is op een afstand van het bovenste uiteinde van de 5 zuiger gelegen teneinde een beperkte axiale beweging van de zuiger ten opzichte van het pomphuis toe te laten bij de aanvang van de beweging van de trekker zoals hierna nog zal worden toegelicht. De concentrische manchetten 76 en 77 hebben naar buiten toe uitwaaierende onderste uiteinden die in verbinding staan met de inwen-10 dige wand van het zuigerelement, en op een radiale afstand van elkaar liggen zodat hiertussen een doorgang wordt gevormd. Een deel 78 van deze inwendige wand heeft een verbrede diameter die grenst aan het onderste uiteinde van de manchet 76 tijdens de niet werkzame stand van de pomp volgens fig. 5.

15 Een uitlaatkanaal 79 is in het pomplichaam aangebracht, welk kanaal vanaf de ruimte tussen de manchetten 76 en 77 naar een uit-laatopening 81 loopt.

De pompkamer heeft een klep-gestuurde inlaat die bestaat uit een bus 82 die van de zuiger naar beneden loopt en uit een rechtop-20 staande leiding 83 die binnen de buis 65 is gelegen en via de aan-zuigbuis in verbinding staat met het inwendige van de houder. In de niet werkzame stand volgens fig. 5, staan de bus 82 en de leiding 83 niet met elkaar in verbinding en vormen een geopende inlaatklep.

Een bedieningshefboom of trekker 84 is aangebracht voor de 25 handbediening, welke trekker scharnierend in het pomphuis is opgehangen door middel van een tap 85 of dergelijke. De trekker omvat een gevorkte arm 86 met aan het uiteinde hiervan een nokvormig oppervlak 87. Dit nokvormige oppervlak staat in aanraking met het onderste oppervlak van een flens 74 van de pompcilinder. Het onder-30 ste uiteinde van de cilinder is gevormd als een klepzitting 88 die in de stand volgens fig. 5 rust tegen de wand 89 van de centrale opening 64 die in de sluitdop is aangebracht.

Aannemende dat de pompkamer is gevuld met af te geven vloeistof, wordt door de trekker in de richting van de pijl in fig. 6 35 te bewegen de pompcilinder tegen de werking van de terugdrukveer 73 in omhoog bewogen en, door de afdichtende verbinding tussen de zuigermanchet en de wand van de pompkamer, verplaatst de zuiger 8102142 • · f - 9 - zich in eerste instantie ten opzichte van het pomphuis over een beperkte afstand naar boven. Het verbrede deel 79 wordt derhalve verplaatst ten opzichte van het onderste uiteinde van de manchet 76 teneinde een spleet te vormen zoals in fig. 6 is weergegeven, 5 via welke spleet vloeistof van de pompkamer in het afvoerkanaal en door de uitlaatopening naar buiten wordt afgegeven. Een afvoeruit-laat is zodoende klep-gestuurd tijdens de beperkte verplaatsing van de zuiger tussen zijn stand waarbij de uitlaatklep is gesloten volgens fig. 5 en de stand waarbij de uitlaatklep is geopend vol-10 gens fig. 6. Een voortgezette druk op de trekker beweegt de pomp-cilinder naar zijn verhoogde stand volgens fig. 6 en is er de oorzaak van dat de vloeistof binnen de pompkamer wordt samengedrukt en via de geopende uitlaatopening door de afvoer naar buiten wordt geperst. De relatieve beweging tussen de zuiger en de cilinder doet 15 de bus 82 telescopisch over de leiding 83 bewegen zodat de inlaat wordt gesloten. Zodra de pompkamer door het bedienen van de trekker omhoog wordt bewogen wordt de klepzitting 88 bovendien van de wand 89 af bewogen zodat de beluchtingsopening tussen de leiding 65 en de centrale opening 64 wordt geopend. Atmosferische lucht zal ver-20 volgens de uit de houder afgegeven vloeistof aanvullen. Het opheffen van de druk op de trekker doet de onderdelen van de pomp terugkeren naar de stand volgens fig. 5, waarbij de beluchtingsopening van de houder is gesloten, de uitlaat is gesloten en de inlaat is geopend teneinde vloeistof uit de houder in de pompkamer te kunnen 25 aanzuigen via de spleet tussen de los van elkaar staande delen 82 en 83. Het zal zodoende duidelijk zijn dat tijdens de heen en weer gaande beweging van de pompcilinder de hieraan bevestigde aanzuig-buis binnen de houder beweegt.

Tevens zijn een groot aantal wijzigingen en variaties van de 30 onderhavige uitvinding mogelijk in het kader van het hierboven beschrevene. De bussen 57 en 82 kunnen bijvoorbeeld telescopisch zijn aangebracht binnen hun respektievelijke leidingen 55 en 83 tijdens de gesloten stand van de klep, zonder van de uitvindingsgedachte af te wijken.

8102142

Claims

1. Pomp voor het afgeven van vloeistof, gekenmerkt door een pompcilinder die een pompkamer vormt met een van een klep voorziene inlaatopening, een heen en weer gaande zuiger met aan één uiteinde hiervan een ringvormige zuigermanchet, die tussen de 5 bovenste en onderste standen van de zuiger in glijdend köntakt staat met de wand van de kamer, een afvoerkop voor het teweegbrengen van de neerwaartse slag van de zuiger, welke afvoerkop is voorzien van een uitlaatopening, alsmede door een afvoerkanaal dat door de zuiger en de kop loopt en een verbinding verschaft tussen 10 de pompkamer en de genoemde opening, welke kop in aanraking staat met een hiertegenover gelegen uiteinde van de zuiger voor een beperkte relatieve axiale beweging van de genoemde kop tussen een de afvoer sluitende en openende stand, waarbij het indrukken van de genoemde afvoerkop het openen van het genoemde afvoerkanaal 15 veroorzaakt en de zuiger naar zijn onderste stand doet bewegen, waarbij vloeistof uit de kamer via het kanaal en de opening wordt afgegeven.

2. Pomp volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de zuiger is voorzien van een kleplichaam dat zich aan het genoemde 20 tegeriliggende uiteinde bevindt en in verbinding staat met de wand van het afvoerkanaal in de afvoerkop tijdens de gesloten stand, welk kleplichaam een klepmanehet omvat dat een ringvormige opening vormt met een verbreed deel in het genoemde afvoerkanaal tijdens de geopende stand.

3. Pomp volgens conclusie 1, gekenmerkt door een pomphuis om de cilinder op een vloeistofhouder te monteren en middelen die de kop in de genoemde gesloten stand drukken.

4. Pomp volgens conclusie 1, gekenmerkt door een pomplichaam omvattende een dwars staande flens met een centrale 30 opening waar de zuiger doorloopt, en de zuigermanchet is voorzien van een naar buiten uitwaaierend wanddeel dat naar het genoemde centrale uiteinde hiervan is gericht, welk wanddeel aan het einde I van de opwaartse zuigerslag tegen de wand van de centrale opening rust, en de pompcilinder is voorzien van een beluchtingsopening 810 2 142 « · - π ~ die via de centrale opening wordt geopend bij de neerwaartse zuigerslag.

5. Pomp volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de van een klep voorziene inlaatopening een veiligheidskogelklep omvat* 5 6. Pomp volgens conclusie 1, i e t het kenmerk, dat de van een klep voorziene inlaatopening een rechtopstaande leiding op de pompcilinder en een van de zuiger naar beneden hangende bus omvat, welke bus in verbinding staat met de genoemde leiding tijdens de neerwaartse zuigerslag voor het afsluiten van de inlaat, 10 en de bus aan het einde van de opwaartse zuigerslag los komt van de leiding voor het openen van de inlaat. 7* Pomp volgens conclusie 1, gekenmerkt door middelen die de zuiger naar zijn opwaartse stand drukken.

8. Pomp voor het afgeven van vloeistof, gekenmerkt 15 door een pomphuis met een pompcilinder en een pompzuiger met aan één uiteinde hiervan een ringvormig naar beneden gerichte zuiger-manchet die tijdens de neerwaartse en opwaartse zuigerslagen een resiprocerend glijdend kontakt met de wand van de cilinder maakt, welke cilinder een pompkamer vormt en is voorzien van een klep-20 gestuurde inlaatopening, een indrukbare afvoerkop die in kontakt staat met de zuiger en hiermee een beperkte relatieve axiale beweging maakt, welke ook is voorzien van een uitlaatopening, alsmede een afvoerkanaal dat door de zuiger en de kop loopt en een verbinding verschaft tussen de kamer en de opening, waarbij de cilinder 25 is voorzien van een klep-gestuurde beluchtingsopening voor de houder, en de manchet naar buiten toe uitwaaiert en een deel van het huis in verbinding staat met de manchet teneinde respektievelijk een kleplichaam en een klepzitting voor de beluchtingsopening te vormen, een klep-gestuurde uitlaat in het genoemde kanaal dat 30 respektievelijk kan worden geopend en gesloten bij het naar binnen en naar buiten bewegen van de kop ten opzichte van de zuiger, waarbij tijdens de neerwaartse slag van de zuiger door het indrukken van de genoemde kop vloeistof uit de kamer wordt afgegeven.

9. Pomp volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 35 uitlaat is voorzien van een kleplichaam aan het tegenoverliggende uiteinde van de zuiger en van een klepzitting in het kanaal van de kop. 8102 142 <t Λ - 12 -

10. Pomp volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de zuiger en de afvoerkop zijn voorzien van aanslagorganen die zodanig zijn aangebracht dat ze een beperkte axiale beweging toelaten welke aanslagorganen met elkaar in aanraking staan wanneer de uitlaatklep 5 is gesloten. Π. Pomp volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de klep-gestuurde inlaat een veiligheidskogelklep omvat.

12. Pomp volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de klep-gestuurde inlaat een opstaande leiding op de pompcilinder en 10 een van de zuiger afhangende bus omvat, welke bus in aanraking staat met de leiding tijdens de neerwaartse zuigerslag voor het afsluiten van de inlaat, en de bus nabij het einde van de opwaartse zuigerslag los staat van de leiding voor het openen van de inlaat.

13. Pomp voor het afgeven van vloeistof, gekenmerkt 15 door een heen en weer gaande pompcilinder die een pompkamer vormt met een van een klep voorziene inlaatopening, een zuiger met aan één uiteinde hiervan een ringvormig zuigermanchet die met wrijving in kontakt staat met de wand van de kamer, een pomphuis waarin de cilinder en de zuiger zijn aangebracht, welk huis is voorzien van 20 een deel dat eindigt in een afvoerkanaal dat door de zuiger en het deel van het huis loopt en een verbinding verschaft tussen de pompkamer en de opening, het pomphuis in kontakt staat met de zuiger voor een beperkte relatieve axiale beweging van de zuiger tussen de afvoer sluitende en openende standen, en een in het huis opgehangen 25 trekker die is voorzien van een nokvormig deel dat in kontakt staat met de cilinder teneinde de zuiger te bewegen in een stand waarbij de uitlaatopening is geopend en om de cilinder ten opzichte van de zuiger te bewegen voor pers- en zuigslagen door het bedienen van de trekker.

14. Pomp volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat een uitlaatklepmanchet op het pomphuis in de zuiger loopt en in de gesloten stand in kontakt staat met de wand hiervan, welke zuiger-wand is voorzien van een verbreed deel, en de klepmanchet in de ge- ί opende stand tussen het verbrede deel een doorgang vrijlaat.

15. Pomp volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het pomphuis een sluitdop bevat met een centrale opening, met welke dop het huis op een vloeistofhouder kan worden bevestigd, alsmede 81 02142 - 13 - fc * een buisvormig uitsteeksel dat vanaf de cilinder door de genoemde centrale opening steekt en een aanzuigbuis die aan het uitstekende deel is bevestigd en hiermee kan bewegen.

16. Pomp volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat 5 de centrale opening in de dop een grotere afmeting heeft dan de dwarsdoorsnede van het genoemde buisvormig uitsteeksel en een be-luchtingsopening voor de houder vormt, en de cilinder is voorzien van een klepzitting die aan het einde van elke zuigslag in verbinding staat met de wand van de genoemde centrale opening.

17. Pomp volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de van een klep voorziene inlaatopening een rechtopstaande leiding binnen het buisvormig uitsteeksel en een van de zuiger afhangende bus omvat, welke bus in verbinding staat met de genoemde leiding tijdens de persslag voor het sluiten van de inlaat, en de bus na-15 bij het einde van de zuigslag vrij staat van de leiding voor het openen van de inlaat.

18. Pomp volgens conclusie 13, gekenmerkt door middelen om de cilinder in een richting te drukken die tegengesteld is aan de persslag.

19. Pomp voor het afgeven van vloeistof, gekenmerkt door een pomphuis met een dop om het huis aan een houder van af te geven vloeistof te bevestigen, welke dop is voorzien van een centrale opening, een pompcilinder die een coaxiaal met de centrale opening gelegen pompkamer vormt en een van een klep voorziene in-25 laat heeft, een zuiger die buiten de cilinder uitsteekt en aan een uiteinde hiervan is voorzien van een zuigermanchet die in kontakt staat met de wand van de genoemde kamer, middelen die een afvoerkanaal vormen dat aan haar buitenste uiteinde hiervan een uitlaat-opening heeft en aan het inwendige uiteinde hiervan een van een 30 klep voorziene uitlaat voor de pomp heeft, welke zuiger een axiale opening heeft die een verbinding verschaft tussen de kamer en het kanaal door de van een klep voorziene uitlaat, middelen op het pomplichaam die in kontakt staan met de zuiger en een beperkte en relatoëve axiale beweging hiertussen toelaten voor het openen en 35 sluiten van de uitlaat, waarbij de zuiger of de cilinder heen en weer beweegbaar is voor het verkrijgen van een relatieve heen en weer gaande beweging tussen de zuigermanchet en de wand van de 8102142 *· w - 14 - kamer tijdens het pompen waarbij de zuiger en de cilinder naar elkaar toe worden bewogen voor het afgeyen van vloeistof door de uitlaatopening en waarbij de zuiger en de cilinder van elkaar af worden bewogen voor het uit de houder naar de kamer aanzuigen van 5 vloeistof, en een van een klep voorziene beluchtingsopening wordt gevormd door de centrale opening en hetzij de zuiger of de cilinder voor het openen en sluiten van de beluchtingsopening tijdens de relatieve reciprocerende beweging.

20. Pomp volgens conclusie 19, m e t het kenmerk, dat 10 de zuiger heen en weer beweegbaar is en de cilinder vast met het huis is verbonden.

21. Pomp volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de cilinder heen en weer beweegbaar is, een trekker in het huis is opgehangen welke trekker is voorzien van een nokvormig deel dat in 15 verbinding staat met de cilinder teneinde de zuiger axiaal ten opzichte van het huis te bewegen en voor het bewegen van de cilinder tijdens het pompen.

22. Pomp volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de zuigermanchet is voorzien van een wanddeel dat naar een uit- 20 einde hiervan naar buiten toe uitwaaiert, welk wanddeel tegen de wand van de centrale opening rust voor het sluiten van de beluchtingsopening.

23. Pomp volgens conclusie 21,met het kenmerk, dat een buisvormig uitstekend deel van de cilinder door de centrale 25 opening loopt, een aanzuigbuis aan het uitstekend deel is bevestigd en hiermee kan bewegen, en de centrale opening in de genoemde dop een grotere afmeting heeft dan de dwarsdoorsnede van het buisvormig uitsteeksel voor het vormen van de beluchtingsopening, en de cilinder is voorzien van een klepzitting die in de gesloten stand van de 30 beluchtingsopening in verbinding staat met de wand van de centrale opening.

24. Pomp volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de van een klep voorziene inlaat een rechtopstaande leiding op de cilinder en een van de zuiger afhangende bus omvat, welke bus in 35 verbinding staat met de leiding in de gesloten stand van de inlaat en in de geopende stand van de inlaat los staat van deze leiding.

25. Pomp volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat 8102142 4» s - 15 - de van een klep voorziene inlaat binnen het buisvormig uitsteeksel een rechtopstaande leiding en een van de zuiger afhangende bus omvat, welke bus in de gesloten stand van de inlaat in verbinding staat met de leiding en in de geopende stand van de inlaat vrij 5 van deze leiding staat· 8102142