NL8101034A

NL8101034A - Tandheelkundig of tandtechnisch trilhoekstuk.

Info

Publication number: NL8101034A
Application number: NL8101034A
Authority: NL
Original assignee: Kaltenbach & Voigt
Priority date: 1980-03-04
Filing date: 1981-03-03
Publication date: 1981-10-01
Also published as: SE8101262L; DE3008297C2; CH650396A5; FR2477407B1; JPS571333A; JPS5940020B2; US4341519A; FR2477407A1; ATA48081A; SE444885B; DE3008297A1; AT372595B

Description

c * SSi/wd/6 s' -1-

Tandheelkundig of tandtechnisch trilhoekstuk

De uitvinding heeft betrekking op een tandheelkundig of tandtechnisch trilhoekstuk dat bestaat uit een de handgreep vormend busvormig deel met daarin gelégerd een aandrijfas en een aan het ene eind van het handgreepbusgedeelte aan-5 gebracht kopbusdeel, waarvan de as onder een hoek staat met de as van het handgreepbusgedeelte en waarin een,door middel van een aan het eind van de aandrijfas aangebracht excentriek een terugslag uitvoerende slagplunjer axiaal heen . en weer kan bewegen, welke plunjer voor het aangrijpen van het excentriek 10 een zijdelingse uitsparing vertoont die aan de rand een trap-vormig gedeelte vertoont en met welke plunjer een arbeids-veer is gecombineerd die na het passeren van het trapvormige gedeelte door het excentriek de plunjer de arbeidsslag laat uitvoeren en welke veer voordat het excentriek het trapvormige 15 gedeelte bereikt,wordt gespannen, waarbij de slagplunjer bij het uitvoeren van de arbeidsslag een slag uitoefent op het naar het inwendige van het kopbusdeel gerichte eind van een in dit deel geplaatst axiaal beweegbaar gelegerd stotervormig trilgereedschap. Hét stotervormige tril-20 gereedschap, bijvoorbeeld een beitel, voert daarbij slaande of hamerende bewegingen uit. Dergelijke hoekstukken worden bijvoorbeeld toegepast als klinkhamer bij tandheelkundige klinkwerkzaamheden, als amalgaamvibrator bij het verdichten van tandvullingen,' in de orthodontie bij het naar boven halen 25 of na^reguleren bijvoorbeeld van de banden van tandregulatie-inrichtingen en dergelijke. Bij een dergelijk hoekstuk wordt de slaande slag of de werkzame slag van het stotervormige trilgereedschap door de gespannen arbeidsveer en de terugslag onder het opnieuw spannen van de arbeidsveer door de 30 bijvoorbeeld met een rotatiesnelheid van 100 tot 500 omwentelingen per minuut draaiende aandrijfas via het excenter tot stand gebracht.

Een dergelijk trilhoekstuk is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 16 41 031. Bij dit bekende hoekstuk kan welis-35 waar het trilgereedschap met inbegrip van een daaraan vastgeschroefd, de slagen van de slagplunjer opnemend verdikt 8101034 ί * -2- kopstuk door een axiaal aandrukken van het gereedschap tegen de tand of dergelijke in het inwendige van het kopbusdeel worden geschoven. Hierdoor wordt bereikt, dat het kopstuk en daardoor ook het gereedschap vrijkomen van het van een door-5 laatopening voor het niet-verdikte kopstukdeel voorziene bodem van het kopbusdeel en bij het in aanraking komen van de slagplunjer met het kopstuk een slaande slag afleggen, tot de verdikking van het kopstuk ter verkrijging respectievelijk ' ter vergroting van de slag-of trilwerking van het 10 getroffen gereedschap van binnenuit tegen de bodem van het kopbusdeel aanslaat. Daarbij heeft men echter het nadeel dat het vrijwel onmogelijk is na elke arbeidsslag het werkstuk over eenzelfde respectievelijk de gewenste afstand naar binnen gedrukt te houden, zodat de uitgevoerde slagen die 15 ook hun werking uitoefenen op het handgreepbusgedeelte van het hoekstuk, uiterst onregelmatig zijn, hetgeen aanleiding geeft tot hinder voor de het hoekstuk vasthoudende tandarts of tandtechnicus. Ten gevolge van de genoemde onregelmatigheid van de slagen bestaat ook het gevaar dat verbindingen van het 20 hoekstuk, bijvoorbeeld een schroefverbinding tussen het kopbusdeel en het handgreepbusdeel, los gaan zitten.

De uitvinding zoals die in de conclusies is omschreven, geeft een oplossing voor het probleem om een tandheelkundig of tandtechnisch trilhoekstuk van de hiervoor beschreven 25 soort te verschaffen waarbij men een waarborg heeft voor een ^.‘ongehinderd vasthouden van het hoekstuk tijdens het aandrukken van het gereedschap tegen de tand of dergelijke en waarbij onder handhaving van een grote slagkracht resp. trilwerking van het gereedschap de axiale stand van het gereedschap 30 vast is ingesteld en dus het gereedschap steeds in dezelfde mate of in de telkens gewenste mate naar binnen gedrukt kan worden gehouden.

De dankzij de uitvinding bereikte voordelen moeten in hoofdzaak daarin worden gezien, dat door de,op het naar 35 het inwendige van het kopbusdeel gerichte eind van het werkstuk werkende,houdveer een tegenkracht wordt gevormd voor de door de tandarts of tandtechnicus uitgeoefende aandrukkracht, dié het mogelijk maakt dat het gereedschap met een nauwkeurig vastliggende resp. te bepalen kracht door het aandrukken tegen 8101034 ♦ -3- een tand of dergelijke naar binnen kan worden gedrukt. Deze aandrukkracht kan dank zij de houdveer ook naar believen ter aanpassing aan de verschillende tandheelkundige of tandtechnische werkzaamheden gemakkelijk worden veranderd. In 5 ieder geval wordt dank zij het door de houdveer mogelijk gemaakte met een bepaalde kracht aandrukken van het. gereedschap een gelijkmatigheid van de door het gereedschap uitgeoefende slagen bereikt, waardoor hinder voor de het hoekstuk door het vastgrijpen van het handgreepbusgedeelte vasthoudende 10 tandarts resp. tandtechnicus wordt vermeden.

In de verschillende volgconclusies zijn voordelige verdere ontwikkelingen van het hoekstuk volgens de uitvinding beschreven.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de volgende 15 beschrijving van verschillende uitvoeringsvormen van het hoekstuk volgens de uitvinding aan de hand van de tekening.

In de tekening toont: fig. 1 het kopbusdeel en · in afgebroken toestand het handgreepbusdeel van het trilhoekstuk met het gereedschap 20 in de teruggetrokken stand van de slagplunjer gedeeltelijk in doorsnede en in een gestippelde afbeelding het gereedschap met de hamerplunjer in de bovenste stand; fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II uit fig. 1; fig. 3 het trilhoekstuk volgens fig. 1 nadat de slag-25 plunjer de arbeidsslag heeft uitgevoerd; fig. 4 een doorsnede "volgens de lijn IV-IV uit fig.

3; fig. 5 het kopbusdeel volgens fig. 4 afgebroken in bovenaanz icht f 30 fig. 6 een trilgereedschap in zijaanzicht; en fig. 7 een ten opzichte van fig. 6 anders uitgevoerd trilgereedschap.

Het tandheelkundig of tandtechnisch trilhoekstuk bestaat uit een langgerekt handgreepbusdeel 1. De eigenlijke handgreep-35 bus is aangeduid met 2. Uit de handgreepbus 2 steekt een bus-schacht 4 naar buiten, waarin een binnenbus 5 is aangebracht.

In de binnenbus 5 is door middel van glij legers 6 een aandrijfas 7 draaibaar gelegerd. Het trilhoekstuk bestaat verder uit een aan het ene einde van het handgreepbusdeel aangebracht 8101034 * -4- kopbusdeel 3, waarvan de as -A met de as B van het hand-greepbusdeel 1 een hoek maakt, dat wil zeggen in het geval volgens de figuren 1 en 3 staan de assen A en B loodrecht op elkaar. In het in hoofdzaak cylindrische kopbusdeel 3 is 5 een legerbus 8 aangebracht, waarin een slagplunjer 10 axiaal heen en weer beweegbaar is gelegerd en welke plunjer met behulp van een aan het verdikte eind 7a van de aandrijfas aangebracht excentriek 9 in teruggaande richting'kan worden bewogen. De verder cylindrische slagplunjer 10 heeft een 10 zijdelings afgeplat gedeelte 11 (fig. 5) die voor het aangrijpen van het excentriek 9 een uitsparing 13 vertoont die aan de rand is voorzien van een· trapvormig deel 12.

Zoals uit figuur 5 blijkt is het afgevlakte gedeelte 11 enigszins dakvormig toelopend waarbij de beide dakvlakken met 15 14 en 15 zijn aangegeven.

De slagplunjer 10 is voorzien van een arbeidsveer 16 die, nadat het excentriek 9 het trapvormige deel 12 van de uitsparing 13 heeft gepasseerd, de slagplunjer 10 de arbeids-slag of de slaande slag laat uitvoeren en die wanneer het 20 excentriek 9 het trapvormige gedeelte 12 nadert, wordt gespannen. Bij het uitvoeren van de arbeidsslag of de slaande slag geeft de slagplunjer 10 een slag op het naar het inwendige van het kopbusdeel 3 gerichte stompe eind van een in het deel 3 geplaatst axiaal beweegbaar gelegerd stoter-25 vormig trilgereedschap 18.

In het kopbusdeel 3 is een houdveer 19 aangebracht die werkt op het naar het inwendige van het deel 3 gericht einde van het gereedschap 17.

De als schroefvormige drukveer uitgevoerde houdveer 30 19 kan steun vinden tegen de legerbus 8 van het kopbusdeel 3. Overeenkomstig de figuren 1 en 3 steunt de houdveer 19 tegen de wand 20 van het kopbusdeel 3 en wel tegen het hierin geschroefde deksel 21.

De houdveer 19 steekt door de slagplunjer 10 heen. Hier-35 voor is de slagplunjer 10 voorzien van een doorlaatopening 22 voor het doorlaten van de tegen het deksel 21 steunende houdveer 19. De doorlaatopening 22 heeft de vorm van een centrale zich axiaal door de slagplunjer 10 uitstrekkende opening, waarin een de houdveer 19 opnemende, vast met het 8101034 * -5— kopbusdeel 3 en wel met het deksel 21 hiervan verbonden opneem-bus 23 aanwezig is, welke opneembus 23 tevens dienst doet als geleiding voor de slagplunjer 10.

Ter versterking van de slagwerking van de slagplunjer 10 5 is tussen de houdveer 19 en het trilgereedschap 18 een hamer-plunjer 24 aangebracht die aan het naar het trilgereedschap 18 gekeerde eind een verdikking 25 vertoont in de vorm van een ringvormige flens, die in een overeenkomstig gevormde ringvormige verdieping 26 aan het ondereind dat wil zeggen aan 10 het slageind van de slagplunjer 10 kan grijpen.

De afmetingen zijn zodanig gekozen dat de opneembus 23 bij ontspannen houdveer 19 op een afstand a voor de flensvormige verdikking 25 van de hamerplunjer 24 eindigt/ vergelijk hiervoor fig. 1). Ter verandering van deze afstand a 15 is het deksel 21 door schroeven verbonden met het kopbusdeel 3 en wel door middel van de schroefdraad 27.

Het trilgereedschap 18 is axiaal beweegbaar gelegerd in een het aan de zijde van het gereedschap gelegen eind van het kopbusdeel 3 vormende geleidingsbus 28. Ter begrenzing 20 van deze axiale beweging heeft het trilgereedschap 18 aan het omtreksvlak van de gereedschapschacht volgens de figuren 1, 3 en 6 vier op gelijke omtreksafstand van elkaar gelegen in de vorm van axiale groeven uitgevoerde insnapgroeven 29, waarvan de axiale afmeting overeenkomt met de lengte van de 25 axiale slag van het trilgereedschap 18. Elk van deze vier insnapgroeven 29 is voorzien van een door een kogel gevormd insnaplichaam 30, die samenwerkt met de bijbehorende insnapgroeven 29 onder de werking van een veer 31. Door het uitoefenen van een trekkracht op het vrije e^nd van het gereed-30 schap of van een drukkracht door middel van een drukpen via de centrale opening in het deksel en in de hamerplunjer op het inwendige eind van de schacht van het gereedschap, kan het trilgereedschap 18 onder overwinning van de veerkracht uit de geleidingsbus 28 worden getrokken, respectievelijk wor-35 den verwijderd.

In plaats van vier afzonderlijke als axiale groeven uitgevoerde insnapgroeven 29 kan ook volgens figuur 7 êên enkele insnapgroef 29 aanwezig zijn die wordt gevormd door een om de omtrek van het de schacht van het gereedschap liggende ring- 8101034 -6- vormige radiale groef. In dit geval is het mogelijk êén of meer insnaplichamen 30 to.e te passen.

Wanneer nu tijdens de rotatie van de aandrijfas 7 het hoekstuk met het vrije eind van het trilgereedschap 18 tegen 5 een tand of dergelijke wordt gedrukt, wordt het trilgereed-schap met het in het inwendige van het kopbusdeel 3 stekende eind tegen de werking van de houdveer 18 in naar binnen geschoven, zodat bij het spannen van de houdveer 19 de afstand a afneemt. Daarbij nadert het bovenvlak van de verdikking 10 25 van de hamerplunjer 24 het onderste ringvormige eindvlak van de opnamebus 23, zodat bij het uitvoeren van de ^slaande slag van de slagplunjer 10 de slag en daardoor de slagkracht van de hamerplunjer 24 wordt vergroot en de werking van het trilgereedschap 18 wordt versterkt. Dank zij.lde houdveer 19 15 kan daarbij de tandarts of de tandtechnicus het hoekstuk met de gewenste en nauwkeurig bepaalde aandrukkracht tegen een tand of dergelijke houden.

8101034

Claims

1. Tandheelkundig of tandtechnisch trilhoekstuk dat bestaat uit een handgreepbusgedeelte met een daarin gelegerde aandrijfas en een aan het ene eind van het handgreepbusgedeelte aangebracht kopbusdeel, waarvan de as onder een hoek 5 staat ten opzichte van de as van het handgreepbusgedeelte en waarin een . door middel van een aan het uiteinde van de aandrijfas aangebracht excentriek een teruggaande slag uitvoerende slagplunjer axiaal heen en weer kan bewegen, welke slagplunjer ten behoeve van het aangrijpen van het ex-10 centriek aan de zijkant een uitsparing vertoont met aan de rand een trapvormige gedeelte en waarbij een arbeidsveer aanwezig is,die nadat het excentriek het trapvormige deelte passeert de slagplunjer een arbeidsslag laat uitvoeren en welke veer voor het bereiken van het trapvormige gedeelte 15 wordt gespannen, en waarbij de slagplunjer tijdens de arbeidsslag een slag geeft op het naar het inwendige van het kopbusdeel gerichte eind van een hierin geplaatst, axiaal beweegbaar gelegerd stotervormig ^trilgereedschap, met het kenmerk, dat in het kopbusdeel (3) een houdveer (19) is aangebracht 20 die werkt op het naar het inwendige van het kopbusdeel gerichte eind (17) van het trilgereedschap (18).

2. Hoekstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houdveer (19) steun vindt tegen het kopbusdeel (3).

3. Hoekstuk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 25 de houdveer (19) steun vindt tegen het deksel (21) van het kopbusdeel (3).

4. Hoekstuk volgens een of meer der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de houdveer (19) is uitgevoerd als drukveer.

5. Hoekstuk volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de de houdveer (19) vormende drukveer is uitgevoerd als schroefvormig gewonden veer.

6. Hoekstuk volgens een of meer der conclusies 2 tot 5, met het kenmerk, dat de slagplunjer (10) een doorlaatopening 35 (22) voor het. doorlaten van de tegen het kopbusdeel (3) steunende 8101034 *5 , -8- houdveer (19) vertoont.

7. Hoekstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de doorlaatopening (22) de vorm heeft van een centrale axiaal verlopende doorgaande opening in de slagplunjer (10)..

8. Hoekstuk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in de doorgaande opening een opneembus (23) voor de houd-veer (19) aanwezig is.

9. Hoekstuk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de opneembus (23) vast is verbonden met het kopbusdeel (3).

10. Hoekstuk volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de opneembus (23) vast is verbonden met het deksel (21) van het kopbusdeel (3).

11. Hoekstuk volgens een der conclusies 8 tot 10, met het kenmerk, dat de opneembus (23) is uitgevoerd als geleiding 1$' voor de slagplunj.er (10).

12. Hoekstuk volgens een der conclusies 1 tot 11, met het kenmerk, dat tussen de houdveer (19) en het trilgereed-schap (18) een hamerplunjer (24) is gelegen.

13. Hoekstuk volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat 20 de hamerplunjer (24) aan het naar het trilgereedschap (18) gekeerde eind een verdikking (25) in de vorm van een ringvormige flens vertoont, die kan grijpen in een overeenkomstig gevormde ringvormige verdieping (26) in het slaande eindvlak van de slagplunjer (10).

14. Hoekstuk volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 25 de opneembus (23) bij ontspannen houdveer (19) op een afstand fe) voor de verdikking (25) van de hamerplunjer (24) in de vorm van een ringvormige flens (25) eindigt.

15. Hoekstuk volgens de conclusies 10 tot 14, met het kenmerk, dat voor het veranderen van de afstand (a) het deksel 30 met het overige deel van het kopbusdeel (3) is verbonden door middel van schroefdraad (27).

16. Hoekstuk volgens een df meer der conclusies 1 tot 15, met het kenmerk, dat het in een het aan de zijde van het gereedschap gelegen einde van het kopbusdeel (3) vormende 35 geleidingsbus (28), gelegerde trilgereedschap (18) voor de axiale beweging aan het omtreksvlak van de gereedschapsschacht ten minste êên insnapgroef (29) vertoont waarvan de axiale lengte overeenkomt met de' lengte van de axiale verplaatsings- 8101034 Ti -9- weg van het trilgereedschap (18), en dat in de geleidingsbus (28) tenminste êên onder de werking van een veer (31) met de tenminste êên insnapgroef (29) samenwerkend insnaplichaam (30) is gelegerd.

17. Hoekstuk volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het tenminste ene insnaplichaam (30) wordt gevormd door een insnapkogel.

18. Hoekstuk volgens conclusie 16 en/of 17, met het kenmerk, dat de tenminste ene insnapgroef (29) wordt gevormd 10 door een zich rondom de omtrek van de gereedschapsschacht uitstrekkende ringvormige radiale groef.

19. Hoekstuk volgens conclusie 16 en/of 17, met het kenmerk, dat de insnapgroeven (29) worden gevormd door een aantal in omtreksrichting op afstand van elkaar gelegen axiale 15 groeven. 8101034