NL8020320A - Blaasmachine. - Google Patents

Blaasmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8020320A
NL8020320A NL8020320A NL8020320A NL8020320A NL 8020320 A NL8020320 A NL 8020320A NL 8020320 A NL8020320 A NL 8020320A NL 8020320 A NL8020320 A NL 8020320A NL 8020320 A NL8020320 A NL 8020320A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
blower
boom
opening
plane
probe
Prior art date
Application number
NL8020320A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Nelson Robert Tivis
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nelson Robert Tivis filed Critical Nelson Robert Tivis
Publication of NL8020320A publication Critical patent/NL8020320A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B24GRINDING; POLISHING
    • B24CABRASIVE OR RELATED BLASTING WITH PARTICULATE MATERIAL
    • B24C3/00Abrasive blasting machines or devices; Plants
    • B24C3/02Abrasive blasting machines or devices; Plants characterised by the arrangement of the component assemblies with respect to each other
    • B24C3/06Abrasive blasting machines or devices; Plants characterised by the arrangement of the component assemblies with respect to each other movable; portable
    • B24C3/062Abrasive blasting machines or devices; Plants characterised by the arrangement of the component assemblies with respect to each other movable; portable for vertical surfaces

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Cleaning In General (AREA)
  • Coating Apparatus (AREA)
  • Spray Control Apparatus (AREA)

Description

vo 171T 80 2 0 3 2 0 *
Blaasmachine.
$
Bij het behandelen van oppervlakken in het bijzonder grote oppervlakken op industriële schaal, worden blaasmachines gebruikt als middel voor het doelmatig schoonmaken van oppervlakken, in het bijzonder wanneer het verwijderen van verf, roest, of ander ongewenst opper-5 vlaktemateriaal wordt vereist. Dergelijke blaasmachines omvatten een eenheid met een blaaswiel voor het voortstuwen van schuurmateriaal tegen het te reinigen oppervlak. Het blaasvlak of de zone waarnaar het schuurmiddel wordt gevoerd is in hoofdzaak omsloten, zodat het schuurmiddel zo ook het oppervlaktemateriaal dat door het schuurmiddel wordt verwijderd, 10 niet op ongewenste wijze in de omgevende atmosfeer wordt uitgestoten.
. In verbinding met het omsloten gedeelte bevindt zich een systeem voor het opnemen van gebruikt schuurmiddel ten einde dit naar het blaaswiel terug te voeren voor het opnieuw gebruiken bij het schoonmaken van nog te behandelen vlakken.
15 Op betrekkelijk horizontale vlakken kunnen deze blaas machines gemakkelijk worden bewogen en werken doelmatig hetzij met de hand, wagens, trekkers en dergelijke. Wanneer vlakken behandeld moeten worden welke hoofdzakelijk in verticale zin verlopen, is de apparatuur voor het bewegen van de machine meer samengesteld. Voor grote opslag-20 tanks en scheepswanden wordt vaak een speciale constructie ontwikkeld welke de blaasmachine aan een zijde van het vlak behandeld moet worden hangend opneemt waarbij de machine volgens een bepaalde baan verticaal wordt bewogen en vervolgens ook horizontaal ten einde het te behandelen vlak te schuren en te reinigen. Dit type inrichting omvat hetzij vast-25 houddelen voor het ondersteunen van de machine en het doen bewegen daarvan over elk vlak dat moet worden behandeld dan wel wordt op elk vlak wanneer dit met de blaasmachine moet worden gereinigd een bepaalde constructie wordt opgebouwd. Dit is niet alleen duur en tijdrovend doch vaak wordt ook rails of andere geleidingsmiddelen vereist, welke aan het 30 vlak een lelijk aanzien geven, doch welke noodzakelijk zijn om aan de blaasmachine de juiste bewegingen te kunnen geven.
Er zijn verplaatsbare constructies ontwikkeld voorzien van een mechanisme voor het doen bewegen van de blaasmachine over een werkzaam traject langs een verticaal vlak zonder dat sporen of andere 8020320 2 « constructiedelen op dat vlak gemonteerd behoeven te worden. Deze in- ft # 0 * m ψ w 9 · richtingen zijn onhandig m gebruik en vereisen bediening ten einde de juiste stand en contact van de blaasmachine en het te behandelen oppervlak te handhaven. Dit geldt in het bijzonder wanneer het vlak niet glad 5 is doch afgerond of verhogingen bevat zodat het blaasviel verschillende malen ten opzichte van het vlak moet· worden versteld, terwijl dit over het werktraject beweegt.
Deze inrichtingen zijn voorzien van magnetische mechanismen of die welke onder vacuüm werken hetgeen duur is en vaak een 10 extra ondersteuningsconstructie vereist. Voor sommige inrichtingen is het noodzakelijk dat het blaaswiel zich op enige afstand van het schoon te maken vlak bevindt. Dit betekent een extra verlies in snelheid van het schuurmiddel over de extra afstand tussen het wiel en het vlak en dergelijke systemen kunnen niet of moeilijk gebruikt op vlakken welke 15 zich hoog boven de grond bevinden. Verplaatsbare inrichtingen zoals omschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3*908.31^· hebben een teles-coperende boom op een zwenkfreem waardoor de blaasmachine over een traject langs het te behandelen vlak kan worden bewogen. Een duur freem dat de blaasmachine steunt, bevindt zich aan het einde van de telesco-20 perende boom. Ten einde de machine in contact te brengen met een vlak dat een hoek maakt met de verticaal, moet de bedienaar de machine in de juiste stand brengen. Hierbij beweegt een freem over een ander onder invloed van een stel kabels en poelies ten einde een juiste stand van de machine ten opzichte van het onder een hoek staande te behandelen vlak 25 te verkrijgen. Gedurende het bewegen van de machine over het werktraject is het de taak van de bedienaar om de noodzakelijke instellingen te verzekeren en om de blaasmachine in de juiste stand te houden terwijl deze over het vlak beweegt.
Bedoelde problemen worden volgens de uitvinding onder-30 vangen doordat een blaasmachine wordt gebruikt welke oppervlakken kan behandelen welke in hoofdzaak hellen ten opzichte van het verticale vlak. Een eenvoudig doch doelmatig mechanisme dient om de gewenste stand van de blaasmachine nabij het vlak te verkrijgen terwijl deze over een baan of strook beweegt, ongeacht welke hoek het vlak maakt met de verticaal 35 en waarbij de bedienaar ook minimaal wordt belast. Wanneer de blaasmachine eenmaal in de juiste stand nabij het vlak is gezet en in beweging 8020320 3 gebracht langs het werktraject, wordt de instelling van de blaasmachine automatisch verkregen om veranderingen in het vlak terwijl de machine over het werktraject beweegt, te vereffenen. Voor dat doel wordt gebruik gemaakt van een verplaatsbare steunconstructie welke nabij het te behan-5 delen vlak kan worden gebracht doch daardoor niet wordt gesteund terwijl de telescoperende boom aanwezig is welke zich vanaf die steunconstructie uitstrekt. Het boveneinde van de boom heeft een blaaswiel welke in verschillende richtingen kan worden gedraaid of bewogen. Een stel tasters bevindt zich nabij de blaaszone van de blaasmachine ten 10 einde de stand van de machine ten opzichte van het te behandelen vlak vast te stellen. Deze tasters zijn opgenomen in middelen aan het boveneinde van de machine terwijl voorts middelen aanwezig zijn nabij de steunconstructie voor het doen verdraaien of op andere wijze verstellen van de stand van de machine, afhankelijk van de hoek of de buiging van het 15 afgetaste vlak.
Het mechanisme voorziet in twee manieren van bediening. Volgens de eerste wijze wordt een trekker welke dit als steunconstructie evenwijdig aan het te behandelen vlak gezet en ver genoeg daarvan af zodat wanneer de boom is ingetrokken deze langs de zijde van de trekker 20 kan worden ingesteld. De blaasmachine wordt in de juiste stand ten opzichte van het te behandelen vlak gehouden terwijl deze machine langs een verticale strook of een ander werktraject wordt bewogen. Voor het behandelen van een volgende strook kan de bedienaar de boom in een volgende stand draaien grenzend aan de strook welke juist behandeld is waar-25 bij de machine volgens een ander werktraject wordt bewogen dat naast de behandelde strook is gelegen. Een tweede manier van handelen kan worden toegepast in het geval dat er niet voldoende ruimte is om de ingetrokken boom over de zijde van de trekker te draaien. In dat geval wordt de trekker dicht bij het verticale vlak gezet en wordt de boom bewogen 30 totdat de blaaskop in contact is met het vlak waarbij de boom reikt over de hoek van de trekker nabij bedoeld vlak. De blaaskop wordt dan in de juiste stand met betrekking tot het vlak gehouden en de bedienaar regelt de afstand en de helling van de boom teneinde een boogvormig of ander patroon op het te behandelen vlak te kunnen bestrijken.
35 Als gevolg van de buigzaamheid van de boom met de grote massa aan het uiteinde is een juiste instelling van de blaasmachine met de regelmiddelen beperkt.
8020320 h
Het freem dat de "blaaszone bepaalt kan zwevend ten opzichte van de rest van de blaasmachine en kan durend worden belast bijvoorbeeld door luchtcilinders ten einde het zwevende freem verend naar het te behandelen vlak te bewegen. Een afdichting uit elastomeer omgeeft de blaaszone en werkt 5 samen met het te behandelen vlak waardoor voorkomen wordt dat schuurmiddel in de omgevende atmosfeer komt.
Zwenkwielen op het zwevende freem reiken naar het te behandelen oppervlak en voorkomen breuk van de elastomere pakking als gevolg van de kracht welke door de luchtcilinders wordt geleverd.
10 Door de verschillende maatregelen van de uitvinding zo als deze nog besproken zullen worden, worden de problemen van de bekende blaasinrichtingen in hoge mate ondervangen. Het tastmechanisme met het systeem voor het bewegen van het blaaswiel neemt een groot gedeelte van de werkzaamheden van de bedienaar over. Het seharniermecha-15 nisme ondervangt het dure en onbetrouwbare systeem van freems en gelei-dingsbanen voor poelies, kettingen of kabels welke worden gebruikt bij de andere min of meer verplaatsbare systemen.
Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing naar de tekening besproken. Daarin toont: 20 Fig. 1 een zijaanzicht van een inrichting voor het doen bewegen van een blaasmachine met een boom in uitgeschoven toestand volgens een eerste manier waarop de inrichting kan worden gebruikt.
Fig. 1A een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens fig. 1 waarbij de boom is ingetrokken en horizontaal staat.
25 Fig. 1B een gedeeltelijk zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1 met de boom in uitgeschoven toestand waarbij de blaasmachine in contact is met een schuin ten opzichte van eaiverticaal staand vlak.
Fig. 2 een achteraanzicht van de inrichting met de 30 boom in uitgeschoven toestand.
Fig. 3 een 'zijaanzicht van de inrichting met een op het vlak weergegeven boog, die een werktraject voorstelt.
Fig. 3A een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 3 volgens een tweede manier van werken.
35 , Fig. op vergrote schaal een gedeelte van de blaas machine op de boom waarbij bepaalde delen duidelijkheidshalve zijn weg- 8020320 5 gelaten.
Fig. 5 op vergrote schaal een vooraanzicht van de blaasmachine.
Fig. 6 schematisch het elektrische systeem dat deel 5 uitmaakt van de regeling dienende voor het in werking stelling van de inrichting.
Fig. T schematisch het hydraulische systeem dat deel uitmaakt van de controlemiddelen om het apparaat in werking te stellen.
Fig. 8 op vergrote schaal de blaasmachine aan het uit-10 einde van de boom.
In het hierna volgende zullen twee manieren van werken met de inrichting volgens de uitvinding worden beschreven met betrekking tot het reinigen of schuren van vlakken op verschillende hoogtes boven de grond.
15 In die gevallen waar de inrichting op voldoende afstand van het te behandelen vlak kan worden geplaatst, kan deze en in hoofdzaak verticale baan of strook behandelen zoals is weergegeven in fig. 2. In die gevallen dat niet voldoende ruimte aanwezig is om de inrichting dicht bij een vlak te brengen om verticaal te kunnen werken, wordt deze ingesteld om een 20 boog of een andere baan over het oppervlak dat behandeld moet worden te beschrijven waarbij de inrichting dichter bij het te behandelen vlak wordt gezet. De inrichting voor deze beide manieren van werken is in hoofdzaak dezelfde en worden de elementen van de inrichting in hoofdzaak besproken met betrekking tot fig. 1 en 2 terwijl uit fig. 3 bepaal-25 de verschillen blijken.
Zoals blijkt uit fig. 1 bestaat de verplaatsbare inrichting 10 uit drie delen. Deze delen omvatten een samenstel 11 van de blaaskop en de bediening 12, welke laatste wordt gedragen en gesteund door de boom en een steunstelsel 1U.
30 Ofschoon de inrichting beschreven zou kunnen worden buiten de andere hulpstelsels worden deze in het belang van de duidelijkheid van de uitvinding nader besproken.
De boom en steunstelsel 1H omvat een trekker 16 met een kabine 18 op het voorste gedeelte daarvan. Het bed 20 loopt vanaf de 35 kabine achterwaarts en draagt de andere delen van de boom en het onder-steuningsstelsel 1U. Dit omvat een kabine 22 met de boommontage 25 welke zich achterwaarts vanaf de boomkabine uitstrekt en dwars daarop staat 8020320 6 de ondersteuning van de telescoperende boom 2b.
Om het mogelijk te maken de boomkabine 22, de boom 2b en de boommontage 25 als een eenheid te kunnen draaien, zijn zij draaibaar op het bed 26 van het chassis 20 van de trekker. De werking van de 5 boomkabine 22, de montage 25 en de boom 2b op het draaibare bed 26 zijn als zodanig aan de deskundige bekend en worden niet nader in detail beschreven. Omdat de boomkabine 22 met de boom 2b meedraait, is de bedienaar altijd in een stand om de plaats van het blaaskopstelsel 11 en het bedieningsstelsel 12 waar te nemen. Het bedieningspaneel voor het in 10 werking stellen van de verschillende elementen van de onderstelsels kan verplaatsbaar zijn met een elektrische bedrading naar de bedieningsmid-delen, zodat de bedienaar de boomkabine kan verlaten en de bediening van de bewegingen van de boom desgewenst vanuit een beter punt te regelen .
15 Het uiteinde 29 van de boom is draaibaar bevestigd aan de boommontage 25 waardoor.de boom 2b via een aantal vlakken kan draaien welke haaks staan op het bewegingsvlak waarin het bed 26 kan draaien. Voor het doen draaien van de boom 2b via deze verticale vlakken zijn twee gescheiden hydraulische bedieningshefcilinders 58 op de boom-20 montage 25 aanwezig ten einde de boom naar wens naar omhoog en naar omlaag te bewegen. Het ondereinde van elke hefcilinder 58 is draaibaar bevestigd aan de boommontage 25 waarbij het boveneinde van de cilinder draaibaar bevestigd is aan een console 59 op het onderste gedeelte van de boom 2b, zodat wanneer de cilinder in werking is om de boom 2b naar 25 omhoog of naar omlaag te bewegen, de stand van de boom 2b met betrekking tot de boommontage 25 gevolgd kan worden.
Behalve dat de boom met het draaibare bed 26 kan draaien via een aantal verticale vlakken, is de boom 2b van het telescoperende type waardoor deze kan worden uitgeschoven en zo nodig ingetrok-30 ken terwijl een strook van het te behandelen vlak 8 wordt schoongeblazen. De telescoperende eigenschap maakt het de boom en de blaasmachine of de kop mogelijk door een aantal verticale vlakken te bewegen ten einde verticale stroken op het oppervlak 8 schoon te blazen zoals blijkt uit fig. 1A, waar de boom 2b is uitgeschoven. De boom 28 kan aanvankelijk 35 in een bepaalde stand worden gebracht door deze te verdraaien en naar het te behandelen vlak toe te bewegen en vervolgens op en neer te laten 8020320 7 bewegen onder invloed van de cilinders 58 waardoor de boom derhalve , een verticaal werktraject of strook kan bestrijken. Gelijktijdig met deze beweging wordt de boom teruggetrokken of uitgeschoven zodat het blaas-kopstelsel 11 altijd bewegend in contact blijft met het te behandelen op-5 pervlak. Wanneer de boom naar omlaag wordt gedraaid zal de blaasmachine 28 tegen het vlak 8 worden gedrukt in een mate waarbij de boom eventueel niet verder in dezelfde verticale richting kan worden bewogen. Wanneer een verticale strook is behandeld wordt de boom 2k gedraaid naar een naburige of andere stand, naar omhoog bewogen en uitgeschoven om het • 10 blaaskopstelsel 11 tegen het te behandelen vlak aan te drukken gereed voor het bestrijken van een volgend verticaal vlak. Vervolgens kan de boom naar omlaag worden bewogen om een ander verticaal deel van het vlak nabij het behandelde, te kunnen bestrijken. Aldus kan in volgorde het ene deel na het andere worden behandeld totdat het hele vlak schoon- · 15 gemaakt, is. Wanneer een rond of ander gebogen vlak gereinigd moet worden bestaan er beperkingen met betrekking tot het verdraaien van de boom waarbij er toch. een verticaal gedeelte bestreken moet worden wanneer deze in verticale zin beweegt. In figuur 2 wordt door stippellijnen een gebied weergegeven waarbinnen een aantal verticale gedeeltes in één stand 20 van het stelsel 10 bestreken kan worden. Wanneer het vlak is behandeld kan de trekker naar een volgende plaats worden bewogen en de handeling worden herhaald.
Bewegingen van de boom 2h op de boven omschreven wijze zijn niet altijd voldoende om de blaasinrichting in de juiste stand ten 25 opzichte van het te behandelen vlak in te stellen. De blaaskop en het bedieningsstelsel 11, 12 omvatten een aantal elementen om veranderingen in de stand van de boom te vereffenen welke aanleiding zouden kunnen zijn dat het blaaskopstelsel 11 van het te behandelen vlak af beweegt. De bediening van deze elementen is zodanig, dat wanneer de bedienaar de 30 boom 2b naar omlaag, naar omhoog of anderzins beweegt met betrekking tot h.et werktraject door tussenkomst van de hef cilinders 58, dan kan de juiste stand van de blaasmachine 28 worden gehandhaafd door het aftasten bedieningsmechanisme.
De blaasmachine 28 heeft een blaaszone aan de voorzij-35 de welke kan samenwerken met het te behandelen vlak. Zoals blijkt uit de figuren kt5 en 8 heeft de blaasmachine 28 een achtergedeelte 32 met een bovengedeelte 3¾ en een onderst gedeelte 36 welke zich respectievelijk 8020320 8 onder en boven de blaaszone 30 uitstrekken. Om de blaasmachine 28 verticaal draaibaar op het boveneinde 27 van de boom 24 te houden, is het ondereinde van de schacht 38 draaibaar bevestigd boven de console 42 op de boom 24. De console 40 heeft een gedeelte dat scharniert om de 5 as 38 waardoor de console 40 om het einde 27 van de boom 2h kan draaien waarbij de as 38 als draaiïngsas dient. De console 40 heeft voorts een bovenarm 44 en een onderarm k6. Het achtergedeelte 32 van de blaasmachine 28 is draaibaar bevestigd aan de onderarm b6 van de console 40 in het draaipunt 48. Twee kantelcilinders 50 zijn elk bevestigd aan de boven-10 arm UU ten einde de blaasmachine 28 om het draaipunt 48 te kunnen kantelen (zie fig. 3A). Door dit stel scharnieren kan de blaasmachine 28 onafhankelijk draaien om het draaipunt 48 met betrekking tot de console 40 welke op zijn beurt kan draaien om het eerste draaipunt 1+2.
De console 1+0 maakt het voorts mogelijk dat het gehele blaasmachinestel-15 sel 28 om de as 38 draait. Als gevolg van de verschillende scharnierpunten en de bewegingen van de boom van de blaasmachine 28 en in het bijzonder de blaaszone in de juiste stand met betrekking tot het te behandelen vlak worden gehouden ongeacht de hoek van het vlak zoals blijkt uit fig. 1B respectievelijk de stand van de boom zoals blijkt uit fig.
20 2. Voor het handhaven van de juiste stand van de blaasmachine 28 zijn cilinders, tasters en bedieningsmechanismen opgenomen in het boven bedoelde schamierstelsel ten einde de verschillende delen van het blaas-kopstelsel 11 te doen draaien of kantelen met het bedieningsstelsel 12, zo dit noodzakelijk mocht zijn. In het systeem is een vereffeningscilin-25 der 52 opgenomen waarvan een gedeelte scharnierbaar is om de as 38 en een ander gedeelte bevestigd is aan het boveneinde 27 van de boom 24.
Het boveneinde 24 omvat een balk 23 welke achterwaarts loopt onder een scherpe hoek met het boomeinde 24 langs de achterzijde 24' daarvan ter vorming van een ondersteuning van de cilinder 52 ten einde deze in de 30 juiste stand voor het bedienen van de as 38 te houden.
De cilinder 52 is een hulpcilinder welke werkzaam verbonden is met de hoofdcilinder 54 welke zich bevindt op de bodem van de boom 24 zoals blijkt uit figuur 1. Op deze wijze zal bij het op en neer bewegen van de boom 24 onder invloed van de hefcilinders 58 dienovereenkomstig 35 schuivend en intrekkend van de zuiger plaatsvinden binnen de hoofdcilinder 54. Daardoor treedt de hulpcilinder 52 in werking waardoor de 8029320 9 blaasmachine 28 om het punt k2 draait en de juiste stand van de blaas-machine 28 met betrekking tot het verticale vlak wordt ingenomen om veranderingen van de stand van de boom 2h te vereffenen. Zoals blijkt uit figuur 1 zal wanneer de boom 2k onder invloed van de cilin-5 ders 58 naar omlaag beweegt, de hoofdcilinder 5^· zodanig van stand ... veranderen dat de hulpcilinder 52 de as 38 aantrekt en de console Uo en de blaasmachine 28 waarmee de as verbonden is naar de achterzijde 2k1 van de boom 2h worden getrokken via een boog welke in overeenstemming is met de boog welke wordt beschreven door de werking van de hef-10 cilinders 58 bij draaiing van de boom 2b om het ondereinde. Op deze wijze wordt de stand van de blaasmachine 28 met betrekking tot de boom 2k gehandhaafd terwijl deze over een verticaal traject beweegt.
Elke hefcilinder 50 heeft een gedeelte dat draaibaar bevestigd is aan de bovenarm IA en de zuigstang b9 van elke cilinder 50 15 is draaibaar bevestigd aan het bovenste gedeelte van de blaasmachine 28. Daardoor kan de blaasmachine 28 draaien om een tweede punt U8 om de blaaskop in te stellen op die vlakken welke een hoek maken met de verticaal zoals weergegeven in figuur 1B. Zelfs wanneer het te behandelen vlak van de verticaal afwijkt wanneer de boom 2k een werktraject be-20 strijkt, zal de blaaszone 30 in de juiste stand met betrekking tot het te behandelen vlak worden gehouden als gevolg van de werking van de kan-telcilinder 50 wanneer de boom wordt ingetrokken waarbij het bewegen over het verticale werktraject naar omlaag wordt gedraaid.
Een hydraulische motor 62 is bevestigd op de as 38 en 25 verbonden met de console l+O zodat deze om de as kan draaien. Aangezien de blaasmachine 28 in het tweede punt U8 met de console ho is verbonden, zal de beweging van de console UOdoor de hydraulische motor 62 resulteren in een dienovereenkomstige verdraaiing van. de blaasmachine 28. Dit vereenvoudigt de instelling van de stand van de blaaskop hori-30 zontaai om de verticale as, bepaald door de as 38, met betrekking tot de boom 2h. Zoals blijkt uit figuur 2 zal wanneer de boom 2k uit de middenstand wordt gedraaid en de blaasmachine in hetzelfde vlak ligt als de boom 2k en zich beweegt naar andere standen als getoond door stippellijnen de blaasmachine worden gedraaid ten einde de blaaszone 30 35 tegen het te behandelen vlak aan te houden.
De boom 2k wordt gedraaid voor het bestrijken van een ander.werktraject 8020320 10 waarbij de stand van de blaasmachine 28 kan worden ingesteld door bediening van de motor 62 met het effect van ,de boombeweging te vereffenen daar anders de machine 28 van het vlak zon af bewegen.
De cilinders voor het in werking stellen van de ver-5 schillende elementen van het stelsel., het bewegen van de blaasmachine in het werktraject en het bewegen van de blaasmachine naar andere delen van het te behandelen oppervlak of voor een andere wijze van werken, zijn opgenomen in een systeem voor het aftasten van de stand van de blaasmachine en het bedienen van de juiste cilinders ten einde elke 'neiging 10 welke' de machine heeft om van een gewenste stand af te wijken te vereffenen welke deze ten opzichte van het te behandelen vlak heeft. Details van het hydraulische en elektrische systeem voor het in werking stellen van de cilinders worden nog besproken; allereerst wordt echter de constructie van de blaasmachine en de werking bij het behandelen van een 15 te reinigen oppervlak nader besproken.
Zoals blijkt uit figuur U, strekt een elevatorhuis 6h zich in hoofdzaak over de gehele hoogte van de blaasmachine 28 uit. Een gruistrechter 66 verbindt het elevatorhuis 6b met het blaaswiel 68 via een klep 70. Het gruis dat door het wiel 68 tegen het te behandelen 20 vlak wordt uitgestoten wordt in het bodemgedeelte van het elevatorhuis 6b verzameld en teruggevoerd naar de trechter 66 via een opvoersysteem dat niet in figuur ^ is getekend doch algemeen bekend is. Het gruis wordt door de klep 70 naar het blaaswiel 68 gedoseerd waar dit met hoge snelheid naar de blaaszone 30 wordt getransporteerd om het vlak schoon 25 te maken. Nadat het gruis door het vlak is teruggestoten wordt dit naar het bodemgedeelte van het elevatorhuis 6b voor opnieuw gebruik gevoerd.
De elektromotor 72 dient voor de drijvende kracht van het blaaswiel zoals blijkt uit figuur U, ofschoon andere aandrijfmiddelen toegepast kunnen worden.
30 In het onderhavige geval worden er twee blaaswielen 68 toegepast, elk met een eigen motor 72. De blaaswiel- en motorstelsels bevinden zich achter die weergegeven in figuur U, waarbij de afvoerwegen zodanig opgesteld zijn dat een maximum effect van het gruis op het te reinigen oppervlak wordt verkregen.
35 Blaaszone 30 wordt omgeven door een elastomere pakking
Jb welke buiten het voorvlak van de blaasmachine 28 uitsteekt. Wanneer 8020320 11 de machine op de juiste stand is ingesteld wordt deze afdichting of pakking tegen het te behandelen vlak gedrukt, zodat het gruis dat door het blaaswiel 68 wordt uitgestoten niet in de omgevende atmosfeer kan komen. Daardoor zal lekken van het gruis, stof of dergelijke dat verwijderd wordt 5 van het oppervlak niet naar buiten kunnen treden. Zwevend freem 76 wordt op het voorste gedeelte van de blaasmachine 28 ondersteund en kan ten opzichte daarvan bewegen en vormt een verbinding voor de baan van het gruis met de blaaszone 30, alsmede een ondersteuning voor de elastomere pakking ^7 rondom de blaaszone, zoals hierboven omschreven.
10 Het vaste freem 78 vormt een onregelmatige veelhoek waarbij elke zijde groter is dan die van de bijbehorende zijde van het zwevende freem j6 wat dan eveneens veelhoekig in doorsnede is. Daardoor kan het zwevende freem j6 binnen het vaste freem 78 bewegen.
Het zwevende freem 76 is gemonteerd op het vaste freem 78 en steekt ook 15 buiten het voorgedeelte van de blaasmachine 28 uit door drie instel- organen 82 zodanig dat relatieve bewegingen tussen het zwevende freem 76 en het vaste freem 78 mogelijk zijn. Op drie op elkaar volgende zijden dat wil zeggen elke verticale zijde 81 en de bovenste horizontale zijde 83 zijn, zoals blijkt uit figuur 5j aan de omtrek van het vaste 20 freem 78 drie stel consoles 80 aangebracht. Zoals blijkt uit figuur U en 5 is elke console bevestigd aan het elevatorhuis 6b langs de omtrek van het vaste freem 78 en ongeveer in het midden van elke zijde van het vaste freem. Elk instelorgaan is met een einde bevestigd aan de instel-console 80 waarin het andere einde draaibaar bevestigd is aan de console 25 8U van het zwevende freem welke zich bevindt nabij een hoek daarvan.
Het zwevende freem 76 heeft zoals blijkt uit figuur 5 een horizontale zijde 79 en een onderste horizontale zijde 77 alsmede een bovenste stang 73 en een onderste stang 75 welke bevestigd zijn respectievelijk aan het voorvlak van het zwevende freem 76 en het snij-30 punt met de bovenste zijde 79 en de onderste zijde 77· De einden van de stangen 73 en 79 steken buiten de verticale zijden 81 van het vaste freem 78. Tier luchtcilinders. 86 bevinden zich tussen het zwevende freem 76 en de blaasmachine 28. Zoals blijkt uit figuur b en 5 is er op elk einde van de staven 73 en 75 een cilinder aanwezig waarbij een einde van die 35 cilinder op een geschikte plaats op de blaasmachine 28 is vastgezet terwijl het andere einde draaibaar bevestigd is op een. daartoe dienende 8020320 12 console op de stangen 73, 75· Deze luchtcilinders veroorzaken een "bepaalde voorbelasting van het zwevende freem j6 ten opzichte van het vaste freem 78 derhalve de blaasmachine, zodat het zwevende freem in de weergegeven stand wordt gehouden zodat krachten de werking van de 5 luchtcilinders tegenwerken en het zwevende freem 76 naar de blaasmachine 28 toe of daarvan af bewegen.
Zwenkwieltjes 87 bevinden zich op elk hoekpunt van het zwevende freem 76 op het einde van de stangen 73, 75 waarbij het buitenvlak van de elastomere pakking 7^ wanneer deze niet samengedrukt is.
10 Door het op deze wijze aanbrengen van de zwenkwieltjes wordt elke be^ schadiging van de elastomere pakking 7^ verhinderd in die gevallen dat krachten de blaasmachine te veel op de elastomere pakking doet drukken en onherstelbare schade zouden veroorzaken. Een stel tasters bevindt zich langs de omtrek van het zwevende freem J6 om de bewegingen van dat 15 freem ten opzichte van het vaste freem 78 respectievelijk de blaasmachine 28 af te tasten en derhalve de stand van het vlak van de blaaszone met betrekking tot het behandelende oppervlak. De tasters kunnen eventueel ook in contact worden gebracht met het te behandelen oppervlak en kunnen de relatieve stand daarvan bepalen ten opzichte van de blaaszone.
20 De tasters zijn opgenomen in een systeem voor het instellen van de stand van de blaasmachine 28 ten einde neigingen van de machine om uit de juiste stand te raken wordt genivelleerd door signalen welke door de tasters worden geproduceerd. Een eerste taster 88 voor het waarnemen van het uitschuiven of verdraaien van de boom bevindt zich ongeveer in het 25 midden van het bovenste gedeelte van het zwevende freem 76 waarbij êén einde bevestigd is aan het zwevende freem 76 en het andere op het vaste freem. Opgemerkt zij, dat deze eerste taster, doordat deze zich in het midden van het zwevende freem bevindt, gelegen is in het snijpunt van de horizontale en verticale draaiïngsassen van het zwevende freem. De 30 taster 88 kan op de eerste plaats de bewegingen van het zwevende freem ten opzichte van het vaste freem vaststellen wanneer de boom naar het te behandelen oppervlak toe of daarvan af wordt bewogen.
Met andere woorden, de taster reageert niet om een verdraaiing van de as 38 of het kantelen van de blaasmachine om het tweede draaipunt U8. De 35 taster 88 wordt beïnvloed door het uitschuiven en terugtrekken bij de eerste bedieningswijze en verdraaiing van de boom 2k bij de tweede be- 8020320 13 dieningswijze zoals hierboven omschreven.
Een tweede taster 90 bevindt zich of nabij het hoekpunt van het zwevende freem j6, d.w.z. op enige afstand van de verticale •bedieningsas van het zwevende freem waarbij het ene uiteinde bevestigd 5 is aan het.zwevende freem en het andere aan het vaste freem. De stand van de tweede taster 90 ligt in hoofdzaak in het vlak van de horizontale as van het tweede draaipunt U8 en ligt op enige afstand van de verticale bedieningsas van het zwevende freem, d.w.z. de as 38. Op deze wijze zal de taster 90 bewegingen van het zwevende freem jè om de as 38 waarnemen 10 d.w.z. verdraaiing van de blaasmachine 28 om de as 38. Een derde taster 92 bevindt zich in het bodemgedeelte van het zwevende freem 76 midden tussen de hoekpunten daarvan. De derde taster 92 ligt in hoofdzaak in hetzelfde verticale vlak als de taster 88 doch op enige afstand van de horizontale kantelas van de blaaskop d.w.z. het draaipunt U8. De taster 15 92 neemt beweging van de blaasmachine 28 om de kantel- of draaiïngs- as h8 waar welke worden veroorzaakt door veranderingen in het te behan-· delen oppervlak wanneer de blaasmachine 28 door de boom 2h over het werktraject wordt bewogen.
Het elektrische systeem voor het bedienen en instellen 20 van de stand van de blaasmachine 28 is schematisch in figuur 6 getoond. Dit systeem bevat de tasters 88, 90, 92 en is gekoppeld met het hydraulische systeem volgens figuur 7 ten einde bewegingen van de blaasmachine 28 uit de juiste instelstand ten opzichte van het te behandelen vlak, te corrigeren. Voorts zijn middelen in het circuit aanwezig om de automa-25- tische regeling in werking te stellen en deze te vervangen door bediening met de hand voor die gevallen dat dit doelmatiger is of anderzins worst gewenst. Bij voorkeur zijn de tasters mechanisch gevoelig voor verplaatsingen door indrukken of uitschuiven ten opzichte van een normale stand, d.w.z. waar het vlak door de open zijde van de blaaszone min of 30 meer evenwijdig loopt aan het te behandelen vlak en ze zijn opgenomen in een elektrisch circuit voor het produceren van een signaal dat in overeenstemming is met de bewegingsrichting uit de normale stand en de mate van verplaatsing. In de normale stand correspondeert het signaal met de juiste stelling van de blaasmachine 28 voor elke taster.
35 Voor elke taster is de stel spoelen of andere appa ratuur aanwezig ten einde een klep of een hydraulische motor in het hy- 8020320
1U
draulische circuit in werking te stellen voor het beïnvloeden van de zuiger- en cilinderstelsels in een richting welke afhangt van het signaal dat door een spoel wordt ontvangen. Taster 88 is via de bedieningsscha-kelaar voor draaien en uitschuiven verbonden met de boomrotatiespoe-5 len 9b. Taster 88 is eveneens verbonden met de boomuitschuifspoelen 100 via een schakelaar 13^ zo ook met de rotatiepolariteitsschakelaar 132. Schakelaar 13^ is voorts geschakeld tussen de taster 88 en de boomrota-tiespoelen 9I+. Op deze wijze kan de gewenste bedieningswijze eenvoudig worden gekozen door de schakelaar 13^· tussen de rotatiewijze en de uit-10 schuifwijze te bewegen. Wanneer de rotatiewijze wordt gekozen worden de boomrotatiespoelen 9^· binnen het circuit in verbinding gebracht met taster 88 en worden de uitschuifspoelen 100 afgeschakeld; wanneer de uitschuifwijze wordt gekozen worden de rotatiespoelen uit het circuit geschakeld terwijl de uitschuifspoelen 100 in het circuit worden opgenomen 15 en door de taster 88 worden bekrachtigd. De rotatiepolariteitsschakelaar 132 maakt het de bedienaar mogelijk te kiezen tussen zwenken volgens een linker of een rechter boog. ΐ^ιηέθΓΐ>άβ''ΐ30ΰκ:.2νΓηβ3£^0φΐ33^·όί via 'een“buog"wordt bewogen, zal de taster 88 de boom 2b doen draaien voer het instellen van de blaasmachine 28 naar en:'· van het oppervlak. Wan-20 neer de wijze van uitschuiven van de boom wordt gekozen, beïnvloedt de taster 88 de spoelen 100 en zal de boom 2b worden ingeschoven terwijl deze naar omlaag volgens een verticaal trajeet’beweegt.
Op overeenkomstige wijze worden de kantelklepspoelen 106 beïnvloed door de taster 92 afhankelijk van de mate van rotatie van 25 de blaasmachine 28 om het tweede draaipunt U8. Wanneer het oppervlak delen bevat die een hoek maken met de verticaal, zal de taster 92 uit zijn normale stand worden gebracht als gevolg van de neiging van de blaasmachine 28 om om het punt bö te draaien wanneer deze tegenover een dergelijk schuin vlak komt. Deze beweging wordt omgezet in een elektrisch 30 signaal zoals in het circuit volgens figuur 6 waardoor de kantelklepspoelen 106 worden bekrachtigd waardoor de kantelmotor 108 in werking wordt gesteld om de klep 110 te bedienen. Voor het openen van de klep 110 wordt hydraulisch fluïdum naar de kantelcilinders gevoerd waardoor de blaasmachine 28 op de juiste wijze om het punt I18 draait. Verande-35 ringen in de stand van de blaasmachine welke het contact zouden verbreken worden vereffend waardoor de juiste stand en de juiste samenwerking «020320 15 van de machine 20 met het vlak wordt gehandhaafd.
Spoelen 112 voor de zwenkklep zijn verbonden met de taster 90 en worden bekrachtigd door een elektrisch signaal dat in overeenstemming is met de mechanische bewegingen bij veranderingen in het 5 vlak waardoor de blaasmachine 28 om de verticale as draait. Afhankelijk van de beweging van de taster worden de spoelen bekrachtigd ten einde de kantelmotor 113 te beïnvloeden welke op zijn beurt de klep 11U opent waardoor de hydraulische motor in de ene of in de andere zin gaat draaien en de blaasmachine 28 van stand verandert ten einde de neiging tot 10 het verbreken van het contact met het te behandelen oppervlak bij veranderingen daarin, te corrigeren.
Wat hierboven is beschreven geldt voor een automatisch systeem voor het vereffenen van veranderingen in het vlak, zodat de blaasmachine steeds in de juiste stand ten opzichte van dit vlak gehouden 15 kan worden. Het kan voorkomen dat bepaalde delen van of het gehele automatische systeem niet gewenst is. In die gevallen kan handbediening worden ingeschakeld om de blaaskop over het werktraject te bewegen.
De handbediening voor de boomrotatie bij boomrotatie-regeling 116 is op dezelfde wijze als de taster 88 met de boomrotatie-20 spoelen verbonden. In dit circuit tussen de boomrotatiespoelen 9^· en de regeling 116 voor het met de hand doen draaien van de boom-optische schakelaar 136 opgenomen voor het uitschuiven van de boom of het met de hand of automatisch doen draaien daarvan. Wanneer het gewenst is het uitschuiven of doen draaien van de boom met de hand te doen plaats-25 vinden, wordt de schakelaar 136 op handbediening gezet en wordt de automatische handeling buiten werking gesteld. Op dezelfde wijze is met de hand bedienbare regeling 118 voor het uitschuiven van de boom aanwezig en verbonden met de spoelen 100 via een schakelaar 136 voor het met de hand of automatisch doen draaien van de boom. De met de hand bedien-30 bare regeling voor het doen draaien van de boom en de regeling 118 voor het uitschuiven daarvan zijn via de schakelaar 136 en de betreffende spoelen verbonden. Schakelaar 136 is met de regelschakelaar 13^ voor het doen draaien en uitschuiven van de boom verbonden met de daartoe dienende spoelen. Wanneer eenmaal de wijze van bediening gekozen is, 35 d.w.z. draaien of uitschuiven via de bedieningsschakelaar 13^ en het handbedieningssysteem is gekozen via de schakelaar 136, wordt de handbe- 802 O 3 E0 16 diening 116 gebruikt voor het doen draaien en de regeling 118 wanneer de boom uitsohoven moet worden.
De met de hand bedienbare regeling 120 voor het kantelen is verbonden met de spoelen 106 via de schakelaar 138 voor handbe-5 diening en automatisch werken.
Op dezelfde wijze wordt de regeling 122 voor het zwenken verbonden met de spoelen 112 via de schakelaar 1U0 voor handbediening en automatisch werken. In beide circuits geschiedt de bediening van de spoelen 112 en 106 op dezelfde wijze als voor de betreffende kantelschakelaar 138 en 10 zwenksehakelaar 1Uo waarbij het automatische tastsysteem en het hand-bedieningssysteem door de betreffende regelmiddelen 120 en 122 buiten werking gesteld. Andere elementen van het elektrische systeem betreffen op de eerste plaats de regeling van de blaasmachine 28 voor het leveren van vermogen voor de rest van het systeem waarbij het automatisch als 15 met de hand bedienen. Het schema volgens figuur 6 is voor de deskundige overigens duidelijk en behoeft niet verder toegelicht te worden.
Figuur 7 toont schematisch het hydraulische systeem voor de verschillende kleppen, zuigers en cilinders als boven beschreven. Aangezien dit schema volgens de deskundige voldoende duidelijk is wor-20 den niet alle details nader besproken doch slechts voor zover ze betrekking hebben op de bediening van de verschillende onderstelsels als boven omschreven.
De boomrotatieklep 98 beïnvloedt de motor 96, zoals dit schematisch is aangeduid, welke verbonden is met de hydraulische motor 25 1^8 en kan in een groot aantal standen bewegen. De klep 98 bevindt zich in een neutrale stand waarbij de hydraulische motor buiten werking is en de boom in hoofdzaak niet beweegt totdat onder invloed van de taster 88 of de handbediening 116 deze weer wordt bekrachtigd. Wanneer de klep 98 bij voorbeeld naar rechts wordt bewogen als aangeduid in figuur 7 zal 30 de hydraulische motor 1^8 de boom in een bepaalde richting doen draaien welke gericht is naar het vlak dat behandeld moet worden. Wanneer de klep 98 naar links wordt geschoven zal de fluïdumstroom in het circuit worden omgekeerd waardoor de motor 1U8 in tegengestelde zin gaat draaien en de boom 2b van het vlak. af beweegt. De rotatiesnelheid hangt af van de 35 verplaatsing van de klep. De kantelklep 110 kan bepaalde standen innemen en is verbonden met de kantelcilinders 50 ten einde een van de zijden van 8020320 17 de zuigers binnen de cilinders te bekrachtigen, afhankelijk van de wijze van bediening. Wanneer bijvoorbeeld de kantelklep 110 voor handbediening of automatisch werken naar rechts wordt bewogen als weergegeven in figuur 7, zal de rechter zijde van de zuigers in cilinders 50 onder druk 5 komen en de zuigerstangen naar rechts bewegen waarbij de blaasmachine 28 om het punt U8 naar voren kantelt. Beweging van de klep 110 naar links bekrachtigt de rechter zijde van de zuigers waardoor de zuigerstangen naar links worden bewogen en de blaasmachine 28 om het punt U8 in tegengestelde richting daaruit en naar omhoog kantelt. De bewegings-10 snelheid is afhankelijk van de wijze van verplaatsen van de klep.
De zwenkklep 1kan ook verschillende standen innemen voor het in werking stellen van de hydraulische motor 62 welke de console 1*0 met de blaasmachine 28 doet draaien om de verticale as 38. De richting en snelheid van draaien is een functie van de stand van de klep 15 11U welke op dezelfde wijze werkt als de klep 98; verdere toelichting is dan ook niet nodig.
De klep 10l voor het uitschuiven van de boom werkt hydraulisch door dubbel werkende cilinders 105 ten einde het boomstelsel uit te schuiven of in te trekken, afhankelijk van de stand van de klep.
20 Evenals bij de andere kleppen, kan de klep 101* verschillende standen innemen waarbij de beweging tussen de eindstanden de richting en snelheid van de fliudumstroom doet veranderen voor het in werking stellen van de dubbelwerkende cilinders 105, welke op hun beurt uitschuiven of terugtrekken van de boom 2b op bekende wijze bewerkstelligen.
25 Voor het naar omhoog of naar omlaag bewegen van de boom 2l* worden de hydraulische cilinders 58 gecommandeerd door een hefklep 128. Beweging van de klep 128 naar rechts doet hydraulisch fluïdum naar de zuigers in cilinders 58 naar rechts toestromen waardoor de zuigerstangen worden ingetrokken en de boom naar omlaag beweegt.
30 Beweging van de klep 128 in tegenovergestelde richting waardoor hydraulisch fluïdum in de cilinders 58 naar rechts stroomt, schuiven de zuigerstangen naar buiten waardoor de boom naar omhoog beweegt. Voor het instellen van de klep 128 kan dus het naar omhoog of naar omlaag bewegen van de boom bediend worden.
35 Ten slotte dient de vereffeningsklep 11+6, welke ge commandeerd wordt door de solenoïden 1U2 en 1 h-U voor het in werking stellen van de cilinder 51* en de hulpcilinder 56 ten einde de as 38 in de 8020320 18 gewenste verticale stand te brengen. Bedienen van de vereffeningsschakelaar ïbj tussen een voorwaartse en achterwaartse stand 150, 152 is een middel om as 38 in de verticale stand te brengen. Eenmaal in de juiste stand gebracht zal de hulpcilinder 56 direct samenwerken met de hulpcilin-5 der 5^ ten einde de machine 28 op het juiste niveau te brengen. Wanneer bijvoorbeeld de boom naar omhoog wordt bewogen zal de zuigerstang in de hoofdcilinder 5^ worden ingetrokken als gevolg van de opwaartse beweging van de boom 2b terwijl de zuigerstang in de hulpcilinder 56 dienovereenkomstig uitschuift teneinde het niveau van de blaasmachine 28 10 te handhaven. Bij het naar omlaag bewegen van de boom 2b wordt de zuigerstang in de hoofdcilinder 5^ uitgeschoven en die van de hulpcilinder 56 teruggetrokken.
De werking van de blaasmachine 28 zal worden besproken in verband met het elektrische en -het hydraulische circuit waaruit ook 15 de onderlinge samenwerking zal blijken. Nadat het apparaat 10 bewogen is tot nabij het te behandelen vlak, aangenomen dat de machine voldoende ver wegstaat om de boom 2b geheel te doen draaien in de ingetrokken stand naar een stand nabij het oppervlak, worden de uithouders naar buiten geschoven ten einde het apparaat in de juiste stand te houden 20 voor het reinigen van het vlak. Nadat de hoofdschakelaar 1^9 is ingeschakeld wordt de handbediening 130 in werking gesteld om de boom naar omhoog te draaien in de juiste stand of onder een hoek met betrekking tot het horizontale vlak. Dit wordt verwezenlijkt door het bekrachtigen van spoelen ~\2b welke op hun beurt de motor 126 bekrachtigen. De 25 motor 126 brengt de hefklep 128 in een stand waarbij hydraulisch fluïdum naar de cilinders wordt gevoerd ten einde de stangen naar buiten te bewegen en de boom 2b naar omhoog te bewegen.
De schakelaar 13^ voor het regelen van het verdraaien of het uitzetten van de boom wordt in de juiste stand gezet. Wanneer de 30 boom eenmaal is uitgeschoven en naar omhoog gedraaid wordt de schakelaar 136 op handbediening gezet en de bedieningsschakelaar 131* in de stand voor uitschuiven. De bediening 118 wordt dan met de hand in werking gesteld ten einde de boom 2b nabij het te behandelen vlak te brengen. Door het in werking stellen van de regelmiddelen 118 worden de spoelen 110 35 bekrachtigd waardoor de motor 102 wordt gedreven welke motor de klep 10U in een stand brengt waardoor de hydraulische motoren 105 de boom 2b 8020320 19 uitschuiven. Wanneer de juiste stand is bereikt worden de regelmid-delen 118 in de neutrale stand gezet waarbij de spoelen 100 buiten werking treden en de motor 102 stopt waardoor de klep 10^ naar de normale stand terugkeert.
5 Wanneer het te behandelen vlak niet plat is, niet in de verticaal staat wordt de blaasmachine 28 allereerst nabij het te behandelen vlak gebracht door het uitschuiven en verdraaien van de betreffende middelen om er zeker van te zijn dat de blaasmachine 28 in de juiste stand ten opzichte van het vlak 8 is gekomen onder invloed van 10 de tasters 88, 90, 92. Wanneer het schoonblazen geschiedt over een verticaal traject wordt de boom naar omlaag bewogen totdat onder invloed van de hefcilinder en de gewenste samenwerking tussen blaasmachine 28 en het te behandelen oppervlak is bereikt onder invloed van de tasters 88, 92 en 90. Dit is mogelijk door de schakelaar 136 in de stand auto-15 matisch uitzetten van de boom te plaatsen. De schakelaars 138 en 1^0 worden op automatisch gezet en de handbediening 129 en 122 wordt afgeschakeld en worden de tasters 88, 92 en 90 in werking gesteld. De bedieningsmiddelen 130 voor het met de hand uitschuiven wordt verzet en einde de hefcilinder 58 in werking te stellen waarbij de zuigerstang 20 terug beweegt en de boom naar omlaag verplaatst. Bij dit draaien zorgt de taster 88 ervoor dat het zwevende freem j6 tegen het vaste freem 78 wordt aangedrukt als resultaat van de neerwaartse beweging. De spoelen 100 voor het uitschuiven van de boom worden geactiveerd door bekrachtiging van de motor 102 waarbij de klep 10^ wordt verzet en de boom wordt 25 ingetrokken waardoor de neerwaartse beweging van de boom welke tegen het te behandelen vlak geklemd zou kunnen worden, wordt vereffend.
Wanneer de geaardheid van het vlak met betrekking tot de horizontale en verticale as verandert, wordt deze verandering afgetast door de kanteltaster 92 en de zwenktaster 90.
30 Als resultaat van de verandering in verticale zin bijvoorbeeld naar het verticale vlak vanuit de hoek volgens fig. 1B, zal de taster 92 de beweging van het zwevende freem 76 ten opzichte van het vaste freem 78 waarnemen. Dit resulteert in een signaal naar de spoelen 106 waardoor de motor 108 de klep 110 beweegt in een stand waarbij de zuigers U9 en de 35 zuigerstangen naar buiten bewegen en de blaasmachine 28 om het tweede draaipunt gaat draaien ten einde op de oppervlakteverandering ingesteld 8020320 20 te worden. Ingeval het oppervlak verandert met betrekking tot de horizontale as, zal de zwenktaster 90 de beweging van het zwevende freem j6 met betrekking tot het vaste freem 78 waarnemen waardoor verdraaiing plaatsvindt om de verticale as 38. Daardoor wordt het elektrische signaal ge-5 produceerd voor het bekrachtigen van de spoelen 112 en wordt de motor 113 in werking gesteld ten einde de klep 11^ in een stand te brengen waarbij de hydraulische motor de console HO met de blaaskop 28 om een verticale as draait totdat de juiste onderlinge stand tussen het vaste freem j6 en het zwevende freem 78 is bereikt.
10 In het andere geval dat de trekker en de bijbehorende delen niet voldoende ver van het oppervlak kan worden gezet als de boom als. boven omschreven te bewegen, dan kan de boom 2k over een boog als weergegeven in figuur 3 draaien. In dat geval wordt de schakelaar 13^· voor het doen draaien van de boom in de werkzame stand gezet in welk 15 geval de handbediening 118 wordt uitgeschakeld terwijl de bedieningsmid-delen 116 voor het doen draaien van de boom in het systeem worden opgenomen. De taster 88 werkt nu op het verdraaien van de boom in plaats van het naar buiten schuiven. Voor het inleiden van de werking wordt de boom in de gewenste stand als boven omschreven gezet. In plaats van de 20 boom terug te bewegen wordt deze volgens een boog naar omlaag gebracht onder invloed van de hefcilinder 58 en wordt naar het te behandelen vlak toegedraaid of daarvan af bewogen en beweegt automatisch volgens een baan onder invloed, van de taster 88 het andere in het elektrische en hydraulische systeem opgenomen middelen. Wanneer bijvoorbeeld een cilin-25 drisch oppervlak moet worden behandeld zal dit van de blaasmachine 28 worden af bewogen als zou dit naar omlaag bewegen volgens een boog. Deze neerwaartse beweging wordt ingeleid door regelmiddelen 130; tijdens de neerwaartse beweging zal de taster 88 de beweging van het vlak ten opzichte van de trekker waarnemen alsof het zwevende freem j6 van het 30 vaste freem 78 af beweegt. Een resulterend signaal wordt naar de spoelen 9^ gestuurd, waardoor de motor 96 wordt bekrachtigd en de klep 98 in werking wordt gesteld in een stand waarbij de hydraulische motor 1^8 de boom dichter naar het vlak draait in overeenstemming met de veranderingen in de geaardheid van het vlak. Met betrekking tot de kantel-35 en zwenkinstelling-wordt opgemerkt dat deze op dezelfde wijze werken als met betrekking tot de eerder besproken wijze van bediening en behoeft dit geen nadere uitleg.
8020529

Claims (19)

1. Inrichting voor het behandelen van een oppervlak bestaande uit een ondersteuning, een boom welke door de ondersteuning wordt gedragen, welke boom een eindgedeelte nabij de ondersteuning heeft en een boveneindgedeelte op enige afstand van die ondersteuning, een 5 blaastoestel op bedoeld boveneindgedeelte, middelen om de boom te draaien met betrekking tot de ondersteuning zodat het blaastoestel naar omhoog of naar omlaag bewogen kan worden, middelen om de boom in dwars-richting te verplaatsen, welk blaastoestel een opening heeft voor het afvoeren van het schuurmiddel en dit in contact te brengen met het nabu-10 rige te behandelen vlak, welk blaastoestel beweegbaar op de boom is, terwijl tastmiddelen aanwezig zijn voor het bepalen van de stand van de opening met betrekking tot het vlak en instelmiddelen welke werkzaam gekoppeld zijn met tastmiddelen voor het dicht bij het naburige vlak houden van die opening als gevolg van signalen van de tastmiddelen die 15 verandering in de stand van de opening met betrekking tot het vlak aangeven.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de boom in- en uitschuifbaar is terwijl de middelen voor het doen bewegen van het blaastoestel mede de mate van het in- en uitschuiven van die 20 boom bepalen terwijl op het buiteneinde van de boom een as aanwezig is en vasthoudmiddelen om het blaastoestel op het boveneind van de boom te houden, middelen voor het bewegen van voldoende middelen om de as, een draaipunt op het blaastoestel aanwezig is en middelen voor het doen draaien van dat toestel om bedoeld draaipunt ten einde de opening 25 van het blaastoestel nabij het te behandelen vlak te houden voor het toevoeren van schuurmiddel.
3. Inrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de tastmiddelen een eerste taster bevatten voor het waarnemen van de stand van de opening ten opzichte van het te behandelen vlak en mid- 30 delen voor het in werking stellen van de instelling voor het uit schuiven en intrekken van de boom als gevolg van signalen van de tastmiddelen; een tweede sensor aanwezig is voor het waarnemen van de stand van de horizontale as van de opening ten opzichte van het te behandelen vlak en middelen voor het doen draaien van de vasthoudmiddelen en het blaas- 8020320 toestel om die as als gevolg van signalen van de tweede taster terwijl een derde taster aanwezig is voor het waarnemen van de stand van de verticale as van de opening met betrekking tot het te behandelen vlak; en middelen voor het doen bewegen van het blaastoestel om dat draaipunt 5 als gevolg van signalen van de derde taster. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de instelmiddelen hydraulische motoren omvatten voor het doen bewegen van de vasthoudmiddelen en het blaastoestel om hun betreffende assen.
5· Inrichting volgens conclusie k, met het kenmerk, dat 10 de motor een door.fluïdum in werking te stellen zuiger en cilinder omvat.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat kleppen aanwezig zijn voor de toevoer van hydraulisch fluïdum naar de zuiger en cilinder. 15 7· Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat bedieningsmiddelen aanwezig zijn voor de kleppen welke onder invloed staan van de tastmiddelen.
8. Inrichting volgens conclusie J, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen solenoïdes omvatten waarbij de tastmiddelen elek-20 trische signalen kunnen uitzenden welke corresponderen met de stand van de opening met betrekking tot het te behandelen vlak zodanig, dat de solenoïdes in werking treden als functie van de stand van de opening. 9· Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de as draaibaar is gemonteerd op het boveneinde van de boom terwijl de 25 motor cilinders en zuigers omvat waarbij een van de cilinders en zuigers draaibaar bevestigd is en met de as meedraait terwijl de andere draaibaar bevestigd is aan het boveneinde van de boom en de as kan doen draaien.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat 30 de motor tweede zuigers en cilinders omvat waarbij een van de zuigers en cilinders draaibaar bevestigd is aan het blaastoestel en de andere gemonteerd is op de vasthoudmiddelen ten einde het blaastoestel om een punt te doen draaien, afhankelijk van de stand welke door de derde taster wordt waargenomen.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een derde motor aanwezig is voor het doen draaien van de vasthoudmi dde- 8020320 len terwijl het hlaastoestel om zijn as kan draaien afhankelijk van de stand welke door de tweede taster wordt waargenomen.
12. Inrichting voor het "behandelen van een oppervlak be staande uit een ondersteuning, 'een boom op de ondersteuning, welke boom 5 een eindgedeelte heeft waarbij de ondersteuning en een boveneindgedeel-te op enige afstand van de ondersteuning, een blaastoestel zich bevindt, op het boveneinde van de boom dat kan draaien om een verticale en een horizontale as en een blaasopening bevat, middelen aanwezig zijn voor het doen draaien van het blaastoestel om de verticale as en om de ho-10 rizontale as zodat dit naar en van het oppervlak bewogen kan worden, een eerste taster op het'blaastoestel nabij de verticale middellijn van de blaasopening en nabij de horizontale as voor het waarnemen van bewegingen van het blaastoestel naar en van het oppervlak, een tweede taster welke zich bevindt op het blaastoestel nabij de horizontale as op enige 15 afstand van de verticale middellijn van de opening ten einde bewegingen van het blaastoestel om de verticale as waar te nemen en een derde taster op het blaastoestel nabij de verticale middellijn van de opening op enige afstand van de horizontale as ten einde bewegingen van het blaastoestel om die horizontale as waar te nemen.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een motor aanwezig is voor het bewegen van het blaastoestel naar en van het behandelingsoppervlak en voor het bewegen daarvan om een verticale en een horizontale as, bedieningsmiddelen aanwezig zijn voor het in werking stellen van de motor als gevolg van signalen van de tas-25 ters welke verandering van de stand van het blaastoestel ten opzichte van het vlak aangeven welke bedieningsmiddelen de motor in werking stellen ten einde veranderingen in de stand van het blaastoestel te vereffenen en de blaasopening nabij het vlak te houden. 1¾. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 30 eerste tastmiddelen een beweegbaar orgaan omvatten dat beweegt uit de normale stand, dat de juiste stand van de blaasopening nabij het vlak aangeeft naar een ingedrukte stand nabij de normale stand in de richting van het vlak en een ontkoppelstand nabij de normale stand welke van het vlak, is. af gericht, welke taster signalen overbrengt welke correspon-35 deren met de stand van het eerste beweegbare orgaan, terwijl de bedieningsmiddelen een motor in werking stellen ten einde de blaasopening van 8020320 2k * het oppervlak af te bewegen na ontvangst van een signaal dat een bewe- ging naar het vlak toe aangeeft waardoor het blaaswiel naar het oppervlak beweegt na ontvangst van een signaal dat de beweging van het blaas-toestel van het vlak af aangeeft.
15. Inrichting volgens conclusie 1U, met het kenmerk, dat de tweede taster een tweede beweegbaar orgaan heeft voor bewegingen vanuit de normale stand, welke overeenstemt met de juiste stand van de opening van het blaastoestel ten opzichte van de verticale as en met betrekking tot dat vlak, naar een stand nabij de normale in een richting 10 welke een verdraaiing om de verticale as aangeeft vanuit de juiste stand, waarbij de bedieningsmiddelen een motor in werking stellen ten einde de blaasopening om de verticale as te doen draaien in een richting die tegengesteld is aan die beweging welke wordt aangegeven door een signaal dat door de regelmiddelen wordt overgebracht.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat een derde taster een derde beweegbaar orgaan heeft voor bewegingen vanuit een normale stand, in overeenstemming met de juiste stand van de blaasopening ten opzichte van de horizontale as naar een stand nabij de normale stand in een richting, welke verdraaiing om die horizontale 20 as geeft in de inrichting en nabij de normale stand in tegengestelde richting welke een verdraaiing van de blaasopening in een andere richting aangeeft, waarbij de regelmiddelen de motor in werking stellen ten einde de blaasopening om de verticale as te doen draaien in een richting welke tegengesteld is aan de bewegingsrichting zoals deze 25 wordt aangegeven door het signaal dat door de regelmiddelen wordt over gebracht.
17· Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de middelen voor het bewegen van de blaasopening naar en van het oppervlak dat behandeld moet worden middelen omvat voor het doen uitschuiven 30 of intrekken van de boom.
18. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de middelen voor het doen bewegen van de blaasopening naar en van het behandelingsvlak middelen omvat voor het draaien van de boom naar en van dat vlak.
19. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de middelen voor het doen bewegen van de blaasopening naar en van het 8020320 ί "behandelingsvlak middelen omvatten voor het uitschuiven en intrekken t van de "boom en middelen voor het doen draaien daarvan naar en van dat vlak, waarbij de bedieningsmiddelen een keuze voor de wijze van bediening van de boom inhouden.
20. Inrichting volgens conclusie 17 cf 19, met h.et kenmerk, dat de boom in hoofdzaak via. een verticaal vlak kan bewegen.
21. Inrichting volgens conclusie 17 of 19» met het kenmerk, dat de boom over een hoek kan zwenken.
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat 10 de bedieningsmiddelen met de hand bedienbaar zijn voor het in werking stellen van de motor onafhankelijk van de tasters, terwijl de bedieningsmiddelen handbediening of door de tasters mogelijk maken voor het doen bewegen van de blaasopening.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat 15 de opening omgeven wordt door een freem dat beweegbaar is ten opzichte van het blaastoestel dat in contact kan worden gebracht met het te behandelen oppervlak waarbij de tasters verbonden zijn tussen het beweegbare freem en het vaste freem ten einde de relatieve stand ertussen waar te nemen. 20 2k. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het blaastoestel een blaaswiel heeft en een elevator voor het in hercirculatie brengen van gebruikt schuurmiddel naar dat wiel. 8020320
NL8020320A 1979-08-08 1980-08-08 Blaasmachine. NL8020320A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/064,753 US4286417A (en) 1979-08-08 1979-08-08 Blasting machine with position sensing and adjustment
US6475379 1979-08-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8020320A true NL8020320A (nl) 1981-06-16

Family

ID=22058064

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8020320A NL8020320A (nl) 1979-08-08 1980-08-08 Blaasmachine.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4286417A (nl)
EP (1) EP0034167A1 (nl)
JP (1) JPH0133307B2 (nl)
CA (1) CA1141551A (nl)
ES (1) ES8103680A1 (nl)
GB (1) GB2066712B (nl)
NL (1) NL8020320A (nl)
PT (1) PT71671B (nl)
WO (1) WO1981000372A1 (nl)

Families Citing this family (42)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4408419A (en) * 1980-12-03 1983-10-11 Appling Tom J Apparatus and method for sandblasting flanged beams
US4523100A (en) * 1982-08-11 1985-06-11 R & D Associates Optical vernier positioning for robot arm
DE3629623A1 (de) * 1986-08-30 1988-03-03 Schlick Roto Jet Masch Einrichtung zum reinigen von oberflaechen grossflaechiger objekte mit einem bewegbaren strahlkorb
US4869635A (en) * 1988-03-31 1989-09-26 Caterpillar Industrial Inc. Apparatus for controllably positioning a lift mast assembly of a work vehicle
US5138800A (en) * 1991-04-30 1992-08-18 Compustrip Systems Ltd. Positioning apparatus for supporting and guiding a tool
CA2085391A1 (en) * 1991-12-31 1993-07-01 Wheelabrator Clean Water Systems Inc. Magnetic tread blast cleaning machine
US5408407A (en) * 1993-03-15 1995-04-18 Pentek, Inc. System and method for positioning a work point
US5440476A (en) * 1993-03-15 1995-08-08 Pentek, Inc. System for positioning a work point in three dimensional space
CA2139558A1 (en) * 1994-01-14 1995-07-15 Robert B. Watkin Oscillating blast cleaner
US5716261A (en) * 1994-01-14 1998-02-10 The Wheelabrator Corporation, Oscillating blast cleaner
FI2239U1 (fi) * 1995-11-22 1995-12-19 Hannu Antero Koskinen Apparat foer dammfri blaestring, maolning och hoegtryckstvaett av ytor
US5938509A (en) * 1996-07-15 1999-08-17 Center For Advanced Ship Repair And Maintenance, Inc. Apparatus for abrasive blasting of ship bottoms; method and apparatus for testing blasted surfaces
US5775979A (en) * 1996-10-22 1998-07-07 Coke; Dan A. Enclosed abrasive blasting apparatus
US5780936A (en) * 1996-10-24 1998-07-14 Cardello; Paul S. Apparatus for controlling mobile equipment
GB9717451D0 (en) * 1997-08-19 1997-10-22 Mansfield Philip A Apparatus for treatment of surfaces
DE19808691A1 (de) * 1998-03-03 1999-09-09 Tkd Gmbh & Co Kg Hubarbeitsbühne und Verfahren zum Betrieb einer Hubarbeitsbühne
US6315648B1 (en) 1998-03-13 2001-11-13 Dana L. Neer Apparatus for pressure treating a surface
DE19836743A1 (de) * 1998-08-13 2000-02-24 Schwemle Gmbh Vorrichtung zur Bearbeitung von Gebäudewänden
US20030064668A1 (en) * 1998-11-23 2003-04-03 Dusan Mrak Surface cleaning apparatus using abrading particulate cleaning material
US6341933B1 (en) 1999-06-04 2002-01-29 Macdonald Detwiler Space & Advanced Robotics Limited Hinged scoop end-effector
SE9902166D0 (sv) * 1999-06-09 1999-06-09 Jaerven Plast & Smide Ab Räddningslakan för snabb utrymning av sängliggande personer
DE19938478A1 (de) * 1999-08-13 2001-03-08 Schwemle Gmbh Vorrichtung zum Bearbeiten einer beliebigen Fläche
US6675548B2 (en) * 2000-08-31 2004-01-13 Dyk Incorporated Method and apparatus for texturizing tank walls
US6830599B1 (en) 2001-12-10 2004-12-14 Christy, Inc. Back-flow valve and trigger for cleaning machine
US6749490B1 (en) * 2002-05-16 2004-06-15 The United States Of America As Represented By The Secretary Of The Navy Portable numerically controlled water-jet driller
WO2005054672A1 (en) * 2003-12-04 2005-06-16 Pp Energy Aps Method and apparatus for treatment of a part of a wind turbine
US7934467B2 (en) * 2004-02-02 2011-05-03 John Stephen Morton Cost effective automated preparation and coating methodology for large surfaces
US8056674B2 (en) * 2004-02-26 2011-11-15 Jlg Industries, Inc. Boom lift vehicle and method of controlling lifting functions
JP2007050469A (ja) * 2005-08-17 2007-03-01 Hitachi Plant Technologies Ltd ブラスト装置及びブラスト方法
US8499716B2 (en) * 2008-07-08 2013-08-06 Richard James Norcross Portable spray containment enclosure
US20110031066A1 (en) * 2009-08-04 2011-02-10 General Electric Company Tower climbing and servicing device
US8516654B1 (en) 2009-10-05 2013-08-27 Pathfinder Concepts, Llc Filter system for a vacuum cleaner
US9827650B2 (en) * 2011-06-23 2017-11-28 Robert J Santure Surface media blaster
US8894467B2 (en) * 2011-06-23 2014-11-25 Robert J. Santure Surface media blasting system and method
SG11201407150RA (en) * 2012-05-04 2014-12-30 Palfinger Systems Gmbh Tool mounting
US9027243B2 (en) 2012-10-23 2015-05-12 General Electric Company Method and system for replacing a single wind turbine blade
US9745953B2 (en) 2012-10-23 2017-08-29 General Electric Company Method and system for replacing a single wind turbine blade
CN104772707A (zh) * 2015-04-30 2015-07-15 黄尚进 一种喷射打磨结构
JP7164294B2 (ja) * 2017-10-24 2022-11-01 株式会社小松製作所 作業車両
US11027396B2 (en) * 2018-01-11 2021-06-08 Anthony Cibilich System for blast-cleaning a barge bottom
US10780550B2 (en) * 2018-01-11 2020-09-22 Anthony Cibilich System for blast-cleaning a barge deck, sides, and fittings
CN111332426A (zh) * 2020-02-28 2020-06-26 舟山中远海运重工有限公司 一种超高压水除锈智能高架车

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3566543A (en) * 1968-02-06 1971-03-02 Wheelabrator Corp Machine for treatment of large vertical surfaces
DE1951107B2 (de) * 1969-10-10 1972-09-21 Hammelmann, Paul, 4740 Oelde Vorrichtung zum reinigen und/oder konservieren der bordwand eines schiffes oder sonstiger grosser, senkrechter oder geneigter flaechen
US3747277A (en) * 1971-04-12 1973-07-24 Carborundum Co Abrasive blasting unit
DE2304751B2 (de) * 1973-02-01 1980-01-31 Paul 4740 Oelde Hammelmann Gerät zum Reinigen oder Konservieren von senkrechten oder geneigten Flächen, insbesondere von Bordwänden
JPS5122263B2 (nl) * 1973-06-08 1976-07-08
JPS5027300A (nl) * 1973-07-12 1975-03-20
NL7316929A (nl) * 1973-12-11 1975-06-13 Delnoz Maastrich Maschf Inrichting voor het behandelen van een scheepshuid.
US3864876A (en) * 1974-04-15 1975-02-11 Wheelabrator Frye Inc Fixture for a blast cleaning machine
DE2525761A1 (de) * 1975-06-10 1976-12-23 Gutmann Ges Fuer Maschinenbau Vorrichtung zum strahlen von grossraeumigen und grossflaechigen werkstuecken
US4027433A (en) * 1975-09-17 1977-06-07 Wayne Hockett Sand blasting apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
GB2066712B (en) 1983-02-09
JPS56500959A (nl) 1981-07-16
GB2066712A (en) 1981-07-15
CA1141551A (en) 1983-02-22
PT71671A (en) 1980-09-01
US4286417A (en) 1981-09-01
WO1981000372A1 (en) 1981-02-19
PT71671B (en) 1981-06-26
ES494068A0 (es) 1981-03-16
EP0034167A1 (en) 1981-08-26
JPH0133307B2 (nl) 1989-07-12
ES8103680A1 (es) 1981-03-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8020320A (nl) Blaasmachine.
EP0415563B1 (en) Floor scrubber having laterally variable scrub brush position
JP2014524270A (ja) 駆動可能な床洗浄機、及び床洗浄機を作動するための方法
CN205999753U (zh) 具有用于装料过程的提升装置的建筑机械
US20180179892A1 (en) Collision Avoidance Control Method and System
US6264754B1 (en) Vehicle washing apparatus and method
CZ292558B6 (cs) Zařízení pro broušení kolejnic
KR100581425B1 (ko) 착암(鑿巖)장치용 붐 구조
BE1012693A3 (nl) Heftruck.
EP0256699B1 (en) Internal body cleaner
CA2065917C (en) Sandblasting system and process
BE1009417A3 (nl) Machine voor het afstrijken van gestort beton.
RU2035533C1 (ru) Устройство для установки инструментальной рамы на рельсы железнодорожного пути
US2734293A (en) barnes
US4317594A (en) Mounting for material loading means in a mining tunnelling machine
EP3028907B1 (en) Device for cleaning vehicle wheels
CA2412693C (en) Pipe scarifier
HU215725B (hu) Berendezés szerszámkeret vágányra helyezésére
WO2020261079A1 (en) Workbench for supporting and moving articles and machine for machining and cutting articles
JPS62132563A (ja) 表面処理装置
JP2685677B2 (ja) 通り抜けリフト
NL1025032C2 (nl) Werktuig, zoals een baggerwerktuig, voor opstelling op een onder water gelegen bodem.
JP2003040598A (ja) 高所作業車の干渉防止装置
JP2000262134A (ja) コンバインの姿勢変更装置
JPS6345634B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed