NL8005466A - Werkwijze en inrichting voor het behandelen van koperen buizen. - Google Patents

Description

*· 1 N.0. 29.478

Werkwijze en inrichting voor het behandelen van koperen buizen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het behandelen van koperen buizen, die door persen of walsen en daaropvolgend trekken onder toepassing van trekolie op de gerede afmeting worden gebracht en na het laatste trekken worden verwarmd, om de trek-5 olie te verdampen, waarbij de trekoliedampen uit het inwendige van de buis verwijderd worden.

Bij een bekende werkwijze (Duits octrooischrift 26 27 406) worden koperen buizen in een afzonderlijke oven na het trekken op een voor de ontwikkeling van een voldoende dampdruk van de trekolie geschikte tem-10 peratuur in de orde van grootte van 500 tot 550°C verhit en tegelijkertijd door een draaggas voor de trekoliedampen doorstroomd. Na deze behandeling worden de koperen buizen voor het verkrijgen van een zachte goed buigbare buis, zoals voor huisinstallaties door installateurs wordt gewenst, bij een temperatuur van 650°C gedurende een langere tijd 15 zacht gegloeid. Deze werkwijze, die op zich aanleiding geeft tot zeer bruikbare resultaten wat betreft de op het binnenvlak van de buis achterblijvende koolstof is niet economisch omdat een continue behandeling niet mogelijk is.

De uitvinding heeft daarom tot opgave een werkwijze aan te geven 20 waarmede het mogelijk is op economische wijze koperen buizen te vervaardigen, die goed buigbaar zijn en van een zo veel mogelijk gereduceerde hoeveelheid koolstof op het binnenste buisoppervlak bezit. Deze opgave wordt bij een werkwijze van het bovengenoemde type opgelost doordat afzonderlijk de buisstukken met de einden met elkaar onder toe-25 passing van gas doorlatende verbindingsstukken worden verbonden, dat steeds een deel van de lengte van de buis tot een temperatuur van meer dan 600°C door weerstandsverhitting of induktieverhitting in continue doorloop wordt verhit en de trekoliedampen continu worden verwijderd. Door de maatregelen volgens de uitvinding is het mogelijk koperen bui-30 zen in bijna oneindige lengten zonder onderbreking te gloeien en daarbij tegelijkertijd de door verdampen of door kraken ontstaande dampen respectievelijk reactieprodukten uit te drijven en een buis te verkrijgen die goed buigbaar is en dus gemakkelijk kan worden gelegd. Een verder belangrijk voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat 35 men de werkwijze volgens de uitvinding in dezelfde behandeling als het opbrengen van een kunststofmantel kan doorvoeren. De van de laatste trek af als voorraadspoel aanwezige koperen buis wordt in een behandeling gericht, gegloeid en daarbij worden de ontstaande dampen uitge- 80 05 46 6

% V

2 dreven en direct daarna worden zij van een kunststofmantel voorzien. Volgens een verdere gedachte van de uitvinding is erin voorzien dat een oxyderend werkzaam gas wordt gebruikt. Daardoor wordt met zekerheid vermeden, dat overmatige koolstof zich op het binnenoppervlak van de 5 buis afzet. In het bijzonder wordt door de oxyderende atmosfeer in de gloeizone koolstof verbrand en als gasvormig oxide uitgedreven. De werkwijze werkt optimaal als de zuurstofhoeveelheid in het inwendige van de buis juist voldoende is om de achterblijvende koolstof te verbranden. Omdat de hoeveelheid trekolie op het binnenoppervlak van de 10 buis niet gelijkmatig verdeeld is, voert men bij voorkeur zuurstof in overmaat toe en neemt men daarbij een oxydatie van het binnenoppervlak van de buis op de koop toe. De daardoor ontstaande koperoxidelaag verslechtert de weerstand tegen corrosie van de koperen buis niet maar waarborgt dat als gevolg van de hogere affiniteit tot zuurstof het bin-15 nenoppervlak van de buis koolstofvrij is. Al naar de hoeveelheid gebruikte trekolie leidt men lucht of ook met zuurstof verrijkte lucht in de buis. Het oxyderend werkende gas kan hetzij door zuigen of door blazen bij voorkeur vanaf het achterste buiseinde plaats hebben. Bij het blazen vanaf het achterste buiseinde, wat zonder twijfel de technisch 20 meest eenvoudige oplossing is, loopt men echter het gevaar, dat bij te geringe stroomsnelheid in het inwendige van de buis de trekoliedampen min of meer op het buisoppervlak van de gegloeide echter afkoelende buis condenseren. Om deze reden is het van voordeel gebleken na het verbinden van twee buisstukken het vrije einde van het buisstuk op een 25 zuigpomp of een ventilator aan te sluiten. Bij deze uitvoering van de uitvinding worden de trekoliedampen tegen de behandelingsrichting afgezogen, waardoor een praktisch koolstofvrij oppervlak van de buis wordt verkregen. Worden dan nog koolstofresten tot in het gebied van de gloeizone getransporteerd, dan worden zij daar door het toestromende 30 oxyderende gas verbrand. Een verdere voordelige uitvoering bestaat daarin, dat men het oxyderend werkende gas vanaf het voorste buiseinde ook tegen de behandelingsrichting in in de buis blaast. De snelheid van de gasstroom in het inwendige van de buis moet meer dan de dubbele waarde bezitten van de doorloopsnelheid van de buis, bij voorkeur over-35 eenkomend met meer dan 5-voudige waarden. Door deze maatregel wordt gewaarborgd dat verreweg het grootste deel van de ontstaande trekoliedampen wordt afgezogen.

Volgens een verdere gedachte van de uitvinding is erin voorzien dat in het inwendige van de buis een beschermingsgas wordt ingeleid. Daar-40 door is het mogelijk, koperen buizen met metallisch blank binnenopper- 80 05 46 6 • , y vlak te vervaardigen, die nagenoeg vrij zijn van koolstofresten.

Het uitdrijven van de trekoliedampen respectievelijk reactieproduk-ten van het kraken kan ook bij toepassing van een beschermingsgas als boven beschreven door zuigen of blazen bij voorkeur vanaf het achterste 5 buiseinde plaats hebben. Van voordeel is gebleken na het verbinden van twee buisstukken het vrije einde van het navolgende buisstuk op een zuigpomp af te sluiten, en het einde van de reeds gegloeide buis in een beschermingsgasatmosfeer te houden. Bij deze uitvoering van de uitvinding worden de trekolledampen tegen de behandelingsrichting in afgezo-10 gen, waardoor een praktisch koolstofvrij oppervlak van de buis wordt verkregen. Daarbij is het van belang dat vanaf het aanzuigeinde van de buis zuurstof niet kan binnentreden, omdat dit bij de hoge temperaturen van meer dan 600°C aanleiding zou kunnen geven tot een ten minste gedeeltelijke oxydatie van het binnenoppervlak. Ook de snelheid van de 15 beschermingsgasstroom in het inwendige van de buis moet meer dan de dubbele waarde van de doorloopsnelheid van de buis dragen, bij voorkeur meer dan de 5-voudige waarde.

Om het toetreden van de zuurstof met zekerheid uit te sluiten wordt in de beschermingsgasatmosfeer, die zich aan het einde van de reeds ge-20 gloeide buis bevindt, een overdruk in stand gehouden. De behandelde koperen buis, die als installatiebuis respectievelijk verwarmingsbuis in gebouwen wordt gelegd, worden gewoonlijk in lengten van 25 tot 50 m in voorraadspoelen geleverd. Omdat de op de markt meest gangbare buizen met de afmetingen 15 x 1 in een normale behandeling na de laatste trek 25 in lengten van tot 400 m worden verkregen, moet dus na het ommantelen met kunststof de handelslengte worden afgescheiden. Dit afscheiden wordt bij voorkeur in dezelfde behandeling uitgevoerd en wel door een zaagsnede. Bij de werkwijze volgens de uitvinding is het in dit geval van voordeel gebleken gedurende het zagen en kort daarvoor alsmede kort 30 daarna de stroomsnelheid van het beschermingsgas door het uitschakelen van de zuigpomp tot de waarde nul te reduceren respectievelijk door omschakelen van de zuigpomp een in tegengestelde richting lopende stroom te ontwikkelen. Deze maatregel is van voordeel om het instromen van lucht gedurende het zagen te verhinderen. Van deze maatregel zou afge-35 zien kunnen worden als de totale inrichting onder beschermingsgas wordt bedreven, maar dit is te duur zodat afgezien kan worden van een afzonderlijke beschermingsgaskamer voor het zagen. Door de toepassing volgens de uitvinding van verwarmd beschermingsgas wordt gewaarborgd dat aan de buis gedurende het gloeien niet te veel warmte wordt onttrokken, 40 zodat het weekgloei-effect in stand gehouden blijft.

80 05 46 6 .. 4

Volgens een bijzonder gunstige uitvoering van de uitvinding is erin voorzien dat afzonderlijke buisstukken na de laatste trek eenzijdig onder handhaving van ten minste een deel van de doorgang van de dwarsdoorsnede van de buis in het gebied van de verbindingsplaats verbonden 5 worden, dat steeds een deelstuk van de buislengte op een temperatuur van meer dan 600°C wordt gehouden bij voorkeur door weerstands- of inr duktieverwarming in continue doorloop, dat de buislengten na het gloeien in stukken van handelslengte wordt gesneden én daarbij in het gebied van de scheidingsplaats de buis tot op een kleine doorstroomdoorsnede 10 wordt gesloten en dat vanaf het andere einde van het buisstuk de trek-oliedampen continu tegen de doorlooprichting van de buis in afgezogen worden. Van belang is daarbij dat door het afzuigen van de trekoliedam-pen een lager onderdruk in het inwendige van de buis wordt ontwikkeld, echter toch nog een stroming in stand wordt gehouden. Deze stroming 15 wordt mogelijk gemaakt doordat in het gebied van de scheidingsplaats de buis tot op een kleine doorstroomdwarsdoorsnede wordt gesloten. Bij het uitvoeren van deze werkwijze is het op zich van voordeel gebleken voor het begin van het vervaardigen een aantal buislengten aan elkaar te solderen of aan elkaar te lassen, een einde van de buislengte te slui-20 ten en het andere einde op de aanzuigleiding van een onderdruk vormende inrichting aan te sluiten en na het bereiken van een bepaalde onderdruk de uit een aantal buislengten bestaande buisstreng door de behande-lingsinrichting te zenden. Bij het samen-lassen of samen-solderen van de afzonderlijke buislengten ontwikkelt men bij voorkeur een buisstreng 25 van een aantal kilometers, zodat de behandelingstijd respectievelijk de tijd waarin de buisstreng in de behandelingsinrichting aanwezig is, zich uitstrekt over een aantal uren. Door het samen-solderen of samenlassen van de buizen wordt in het gebied van de verbindingsplaats de doorstroomdwarsdoorsnede niet of slechts in geringe mate verkleind.

30 Volgens een andere gedachte van de uitvinding wordt op de op een bepaald ogenblik in behandeling zijnde buislengte de nieuwe buislengte aangesloten en daarbij gedurende de verbindingsarbeid zowel door de verbindingsplaats alsook door het einde van de nieuwe buislengte afgezogen. In de praktijk zal men een over het buiseinde klapbare afzuig-35 inrichting toepassen die na het samenbrengen respectievelijk verbinden van de afzonderlijke buislengten wordt verwijderd. Direct na het verbinden van de buizen moet het zuigvermogen van de ventilator respectievelijk van de de onderdruk veroorzakende inrichting kortstondig met een veelvoud worden verhoogd. Een andere oplossing is op de zich in behan-40 deling bevindende buislengte de nieuwe buislengte aan te sluiten en ge- 80 05 46 6 . , 5 durende het aansluiten vanaf het begin van de zich in behandeling bevindende buislengte een gasvormig medium in de buisstreng te blazen.

Dit blazen wordt zolang uitgevoerd, tot de aanzuigleiding op het buis-einde is aangesloten en een geringe onderdruk in het inwendige van de 5 buis wordt ontwikkeld. Door het inblazen van het gasvormige medium, in de praktijk zal dit lucht of een beschermingsgas, bijvoorbeeld stikstof zijn, dat in geringe mate met zuurstof is verrijkt, worden de bij het verhitten van de buis ontstaande trekoliedampen tegen de behandelings-richting in uit de buis gedreven. Het is vanzelfsprekend dat bij de be-10 schreven werkwijze achter het gloeigedeelte de koperen buis nog in geringe mate kleiner kan worden getrokken (holtrekken), om zogenaamde halfharde buizen te verkrijgen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze welke inrichting het kenmerk heeft, dat in 15 doorlooprichting gezien voor een weerstandsdoorloopgloei-inrichting een aflooptafel voor een voorraadspoel aanwezig is, in het gebied waarvan de aanzuig- of drukleiding van een pomp respectievelijk een ventilator eindigt. Nadert gedurende de continue werkwijze het buisstuk dat bewerkt wordt zijn einde dan wordt de aanzuig- of drukleiding bij voor-20 keur door middel van een snelkoppeling van het buiseinde losgemaakt, een opvolgende buislengte met het nu vrij geworden buiseinde verbonden, en wel door middel van gasdoorlatende verbindingsstoppen en de aanzuig-of drukleiding op het vrije einde van het nieuw bevestigde buisstuk aangesloten. Bij voorkeur zal men met twee aansluitleidingen werken zo-25 dat de hierboven beschreven werkzaamheden snel kunnen worden uitgevoerd. Achter de weerstanddoorloopgloei-inrichting zijn ten minste twee evenwijdig met de behandelingsrichting verplaatsbare beschermingsgas-kamers aangebracht. Eén van deze beschermingsgaskamers wordt direct na de zaagsnede over het afgezaagde einde van de roerstreng die onder be-30 handeling is gestulpt en loopt met het einde met de snelheid van de bewerking mee. Na de volgende scheiding wordt de beschermingsgaskamer bijvoorbeeld uitgezwenkt en loopt hij naar zijn uitgangsstand terug. Terwijl de ene beschermingsgaskamer zich met het buiseinde verplaatst, verplaatst de tweede beschermingsgaskamer zich in tegengestelde rich-35 ting en wel met een zodanige snelheid dat hij zich na het snijden ter hoogte van de zaag bevindt en voor het vrijgemaakte buiseinde kan worden gezwenkt. Om het verbruik aan het beschermingsgas tot een minimum te reduceren heeft het het voordeel de beschermingsgaskamers via lei-dingbuizen met de pomp respectievelijk ventilator te verbinden. De lei-40 dingbuis respectievelijk de koperen buis vormen dus een kringloop voor 80 05 46 6 ' . ' 6 het beschermingsgas. Om een oververzadiging van het beschermingsgas met trekoliedampen te verhinderen, is erin voorzien, dat tussen de beschermingsgas kamers en de pomp respectievelijk de ventilator een filter wordt aangebracht. Dit filter moet gemakkelijk uitwisselbaar zijn.

5 Aan de hand van een tekening, waarin schematisch uitvoeringsvoor- beelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 2 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld.

De op een voorraadspoel 1 aanwezige koperen buis 2 wordt van een 10 aflooptafel 3 afgetrokken en eerst in een richtrolreeks 4 geleid. Achter het richtrolstel 4 is een weerstandsdoorloopgloei-inrichting 5 aanwezig, waarin de koperen buis tot ten minste 600°C wordt verwarmd. De uit de weerstandsdoorloopgloei-inrichting 5 tredende koperen buis 2 koelt langzaam af wordt door middel van een extrusie-inrichting van een 15 niet in het bijzonder aangegeven echter op zichzelf bekende kunststof-mantel voorzien. Achter de extrusie-inrichting 6 is een vliegende zaag 7 aangebracht, die de ommantelde koperen buis tot handelslengten snijdt. De handelslengten komen dan in een niet meer weergegeven ge-leidingsrollengang en worden aan een wikkelinrichting toegevoerd.

20 In het gebied van de aflooptafel 3 is een pomp of een ventilator 8 geplaatst waar de aanzuigleiding 9 met het einde van de voorraadspoel 1 door middel van een snelkoppeling is verbonden. Bevindt zich in de voorraadspoel 1 slechts nog een kort stuk koperen pijp 2, dan wordt de snelkoppeling losgemaakt, de in behandeling zijnde koperen buislengte 25 met een nieuwe voorraadspoel door middel van een doorlatende stop trekvast verbonden en de snelkoppeling op de nieuw toegevoerde voorraadspoel 1 aangesloten.

De ventilator 8 zuigt de in het gebied van de weerstandsdoorloop-gloei-inrichting 5 ontstaande trekmiddeldampen zo goed mogelijk uit het 30 inwendige van de koperen buis 2 af. Doordat het afgezaagde einde van de koperen buis 2 in de vrije atmosfeer uitmondt, kan lucht in het inwendige van de buis komen en kan onder bepaalde omstandigheden ontstaande elementaire koolstof in het gebied van de doorloopgloei-inrichting branden. Is de zuurstofhoeveelheid, die zich in de lucht bevindt, niet 35 voldoende dan gebruikt men bij voorkeur met zuurstof verrijkte lucht. Hiertoe zijn twee kamers 10 en 11 aanwezig, die op rails 12 en 13 evenwijdig met de behandelingsinrichting verplaatsbaar zijn. De kamers 10 en 11 zijn in het vlak van de koperen buis 2 zwenkbaar. Direct na het zagen wordt het afgezaagde buisstuk 14 versneld weggetransporteerd en 40 als in de fig. weergegeven wordt de kamer 11 over het einde van de ko- 80 05 46 6

• * ' I

peren buis 2 gestulpt. In het inwendige van de kamer 11 wordt de met zuurstof verrijkte lucht ingeleid, die als gevolg van het zuigeffeet van de ventilator 8 ook in het inwendige van de koperen buis 2 komt.

Na de volgende zaagsnede wordt de kamer 10 over het door de zaag-5 snede ontstaande buiseinde gestulpt en de kamer 11 in zijn uitgangs-stand in het gebied van de zaag 7 teruggebracht. De kamers 10 en 11 kunnen ook worden gebruikt om vanaf het voorste einde van de koperen buis 2 lucht of met zuurstof verrijkte lucht in het inwendige van de buis te blazen.

10 Wenst men metallisch blanke koperen buizen te vervaardigen, dan moet men verhinderen dat het zuurstof in overmaat in het inwendige van de buis komt. Voor dit doel zijn de kamers 10 en .11 als beschermings-gaskamers uitgevoerd (fig. 2). De beschermingsgaskamers 10 en 11 zijn via buisleidingen 15 en 16 verbonden met de ventilator 8. Een niet meer 15 weergegeven uitwisselbaar filter is in de buis 15 respectievelijk 16 geplaatst om de trekoliedampen respectievelijk de gecondenseerde trek-olie uit het beschermingsgas te verwijderen.

Een verder uitvoeringsvoorbeeld verklaart de uitvinding nader.

Een koperen buis met een buitendiameter van bijvoorbeeld 12 mm en 20 een wanddikte van 1 mm alsmede een lengte van ongeveer 1500 m wordt door middel van hardsoldeer met een overeenkomstige koperen buis aan de kopzijde verbonden. Aan de zo gevormde buisstreng wordt een aantal verdere gelijksoortige buislengten eveneens door solderen aangesloten. Bij een behandelingssnelheid van ongeveer 50 m per minuut zijn acht buis-25 stukken voor een behandelingsduur van vier uur voldoende.

Het begin van de buis van de aldus gevormde buisstreng wordt samengeperst en het andere einde van de buisstreng wordt op de aanzuiglei-ding 9 van een onderdrukontwikkelaar 8 aangesloten. De onderdrukontwik-kelaar evacueert het inwendige van de buisstreng. Het afgevlakte einde 30 van de buisstreng wordt dan in de behandelingsinrichting gebracht, waarin de buis’ eerst wordt gericht daarna in een weerstandsdoorloop-gloei-inrichting 5 wordt geleid. De van de laatste trek stammende trek-olieresten verdampen bij een bepaalde temperatuur van ongeveer 500°C en worden aan het einde van de buisstreng tegen de behandelingsrichting in 35 aangezogen. De buis wordt in de weerstandsdoorloopgloei-inrichting 5 tot ongeveer 650°C verwarmd en koelt na het uittreden langzaam af. Door middel van de extrusie-inrichting 6 wordt de afgekoelde buis van een kunststofmantel voorzien. Achter de extrusie-inrichting 6 wordt de ontmantelde koperen buis tot stukken van handelslengte afgesneden en komt 40 hij in een transportrol of wordt hij toegevoerd aan een wikkelinrich- 80 05 46 6 8 ting.

De scheidingssnede voor het vormen van verkooplengten wordt nu zo uitgevoerd dat een geringe vrije doorstroomdoorsnede aanwezig blijft. Door deze doorstroomdoorsnede stroomt lucht in het inwendige van de 5 buis en maakt dan een stroming tegen de behandelingsrichting in mogelijk, zodat de trekoliedampen afgevoerd kunnen worden. Een daardoor ontstaande lichte oxydatie van het binnenoppervlak wordt bewust op de koop toegenomen.

Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding is het gelukt de 10 gevreesde koolstoffilm op het inwendige oppervlak van de buis, welke film tot een corrosie bij bepaalde watersoorten aanleiding kan geven, tot een concentratie van minder dan 0,05 mS/<Jm^ omlaag te brengen.

Om elke vervaardigde verkooplengte te beproeven kan het bedieningspersoneel na het aanbrengen van de scheidingssnede de uit de behande-15 lingsinrichting uitgetreden buislengte aan het einde met een lichte hamerslag openen en de kwaliteit van het inwendige oppervlak van de buis beoordelen. Bij onder het kwaliteitsniveau liggende buisoppervlakken worden de instellingen van de inrichting dienovereenkomstig veranderd.

80 05 46 6

Claims (20)

1. Werkwijze voor het behandelen van koperen buizen, die door persen of walsen, enzovoort, en daaropvolgend trekken onder toepassing van trekolie tot een gerede afmeting wordt gebracht en na de laatste trek- 5 handeling worden verwarmd, om de trekolie te verdampen, waarbij de trekoliedampen uit het inwendige van de buis worden verwijderd, met het kenmerk, dat de afzonderlijke buisstukken aan de zijde van hun einden met elkaar onder toepassing van gasdoorlatende verbindingsstukken worden verbonden, dat telkens een deelstuk van de buislengte op een 10 temperatuur van meer dan 600°C door middel van weerstands- of induktie-verwarming bij continue doorloop wordt verhit en de trekoliedampen continu worden verwijderd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de trekoliedampen door middel van een oxyderend werkend gas worden verwijderd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat lucht in de buis wordt geleid.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of één of meer van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat met zuurstof verrijkte lucht in de buis wordt geleid.

5. Werkwijze volgens conclusie 1 of één of meer van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat na het verbinden van twee buislengten het vrije einde van de buislengte op een zuigpomp wordt aangesloten.

6. Werkwijze volgens conclusie 1 of één of meer van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat de snelheid van de gasstroom in het 25 inwendige van de buis met meer dan de dubbele waarde van de doorloopsnelheid van de buis, bij voorkeur met meer dan de 5-voudige waarde, overeenkomt.

7. Werkwijze volgens conclusie 1 of één of meer van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat in het inwendige van de buis een be- 30 schermingsgas wordt geleid.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat na het verbinden van de twee buisstukken het vrije einde van het opvolgende buis-stuk op een zuigpomp wordt aangesloten en het einde van de reeds gegloeide buis in een beschermingsgasatmosfeer wordt gehouden.

9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat in de beschermingsgasatmosfeer een overdruk in stand wordt gehouden.

10. Werkwijze volgens conclusie 7 of één of meer van de volgende conclusies, waarbij na de behandeling de buisstuklken tot handelslengten worden gezaagd, met het kenmerk, dat gedurende het zagen alsmede 40 kort daarvoor en kort daarna de stroomsnelheid van het beschermingsgas 8005466 V * . * 10 door het uitschakelen van de zuigpomp tot de waarde nul wordt gereduceerd respectievelijk door het omschakelen van de zuigpomp een tegengestelde gerichte stroming wordt ontwikkeld.

11. Werkwijze volgens conclusie 7 of één of meer van de volgende 5 conclusies, met het kenmerk, dat een verwarmd beschermingsgas wordt gebruikt.

12. Werkwijze volgens conclusie 1 of één of meer van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat afzonderlijke buisstukken na de laatste trek eenzijdig onder handhaving van ten minste een deel van de 10 doorstroomopening van de dwarsdoorsnede van de buis in het gebied van de verbindingsplaats worden verbonden, dat steeds een deelstuk van de buislengte tot een temperatuur van meer dan 600°C bij voorkeur door weerstands- of induktieverwarming tijdens het continue doorlopen wordt verwarmd, dat de buislengte na het gloeien in verkooplengten wordt ge- 15 sneden en daarbij in het gebied van de scheidingsplaats de buis tot op een kleine doorstroomdoorsnede wordt gesloten en dat vanaf het andere einde van de buislengte de trekoliedampen continu tegen de doorloop-richting van de buis in afgezogen worden.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat voor het 20 begin van het behandelen een aantal buislengten aan elkaar wordt gesoldeerd of gelast, één einde van de buislengte wordt gesloten en het andere einde op de aanzuigleiding van een onderdrukontwikkelaar wordt aangesloten en na het bereiken van een bepaalde onderdruk de uit een aantal buislengten bestaande buisstreng door de behandelingsinrichting 25 wordt geleid.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat op de zich in behandeling bevindende buislengte de nieuwe buislengte wordt aangesloten en daarbij zowel vanaf de verbindingsplaats alsook vanaf het einde van de nieuwe buislengte wordt afgezogen.

15. Werkwijze volgens copnclusie 12, met het kenmerk, dat op de zich in behandeling bevindende buislengte de nieuwe buislengte wordt aangesloten en gedurende het aansluiten vanaf het begin van de zich in behandeling bevindende buislengte een gasvormig medium in de buisstreng wordt geblazen.

16. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclu sie 1 of één of meer van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat in doorlooprichting gezien voor een weerstandsdoorloopgloei-inrichting (5) een aflooptafel (3) voor een voorraadspoel (1) is aangebracht, in het gebied waarvan de aanzuig- of drukleiding (9) van een pomp respec- 40 tievelijk ventilator (8) eindigt. 80 05 40 0 ‘ 11

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de aanzuig- of drukleiding (9) door middel van een snelkoppeling op het buis-einde kan worden aangesloten.

18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat 5 achter de weerstandsdoorloopgloei-inrichting (5) ten minste twee evenwijdig met de behandelingsrichting verplaatsbare beschermingsgaskamers (10, 11) aanwezig zijn.

19. Inrichting volgens conclusie 18 of één of meer van de volgende conclusies, met het kenmerk, dat de beschermingsgaskamers (10, 11) via 10 leidingbuizen (15, 16) met de pomp respectievelijk de ventilator (8) zijn verbonden.

20. Inrichting volgens de conclusies 18 of 19, met het kenmerk, dat tussen de beschermingsgaskamers (10, 11) en de pomp respectievelijk de ventilator (8) een filter is geplaatst. 15 80 05 46 6