NL8004494A

NL8004494A - Drankzakje uit een gelaagd materiaalsamenstel.

Info

Publication number: NL8004494A
Application number: NL8004494A
Authority: NL
Original assignee: Sisi Werke Gmbh
Priority date: 1979-04-14
Filing date: 1980-08-06
Publication date: 1982-03-01
Also published as: DE2915238B2; AT368973B; SE8005772L; FR2489269A1; ATA427480A; BE885087A; CH648802A5; FR2489269B1; CA1152038A; DE2915238A1; GB2081214A; SE433738B; GB2081214B

Description

f. " *1- ! VO 829

Drankzakje uit een gelaaglmateriaals amenstel

De uitvinding heeft betrekking op een drankzakje uit een gelaagd materiaalsamenstel met een vloeistofdichte binnenlaag uit thermoplastische (lasbare) kunststof en een tegen het passeren van aromastoffen dichte tussenlaag, welk zakje is gevormd uit twee langs hun langszijden door 5 langslasnaden met elkaar verbonden foeliebanen en uit een, in het bereik van de éne smalle zijde van de foeliebanen V-vormig binnenwaarts gevou-. wen bodem in de vorm van een ingezet en door middel van telkens een U-vormige lasnaad aan elke foeliebaan vastgelast bodemstuk van soort, zoals beschreven in het Duitse Offenlegungsschrift 2.23^.933.

10 Het uit deze publikatie bekende drankzakje bevat een vloeistof dichte binnenlaag uit thermoplastische (lasbare) kunststof alsmede een tegen het passeren van aromastoffen dichte tussenlaag, en is gevormd uit twee langs, hun langszijden door langslasnaden met elkaar verbonden foeliebanen en een in het bereik van de Ine smalle zijde van de foeliebanen 15 V-vormig binnenwaarts gevouwen bodem in de vorm van een ingezet en door middel van telkens een U-voraige lasnaad aan elke foeliebaan vastgelast bodemstuk.

Bij een ander, ook reeds bekend drankzakje van deze soort, zoals beschreven in het Duitse octrooischrift 1.281.1Uo, bestaan de zijwanden 20 van het zakje en de bodem uit één stuk in de vorm van een d66rlopende foeliebaan. Bij dit drankzakje is in het bereik van de Ine smalle zijde van het zakje het bodemdeel V-vormig binnenwaarts gevouwen, d.w.z. tussen de, de zijwanden vormende foeliebanen in, en zijn de foeliebanen langs hun langszijden met elkaar verbonden door middel van langslasnaden, 25 welke in het bereik van het bodemgedeelte telkens .vier foelielagen omvatten.

Teneinde bij drahkzakjes van. de soort, zoals bekend uit de hierboven aangegeven literatuurplaatsen, met voldoende veiligheid en betrouwbaarheid de dichtheid en tevens ook een stabiele stand te waarborgen, zijn 30 tussen de buitenste langsnaden in het bereik van de binnenvouwrand van het, tussen de buitenste foeliebanen in gevormde bodemgedeelte en de onderranden van het zakje, aanvullende schuine lassen alsmede aanvullende steunnaden langs de genoemde onderranden van dat zakje nodig, waarbij 800 4 4 94 τ -2- die extra lasnaden telkens één foeliebaan en het bodemgedeelte met elkaar verbinden. De schuine lassen en de steunnaden zijn bij deze bekende zakjes ook noodzakelijk, om bij het rullen het openvouwen van de bodem en de overgang van die bodem in een ongeveer ruitvormige gedaante te 5 bevorderen.

Met de uitvinding wordt daarentegen beoogd een drankzakje uit gelaagd, samengesteld materiaal te verschaffen, dat in opbouw eenvoudiger is dan de bekende zakjes en daardoor ook voordeliger te vervaardigen is.

Dit doel wordt bij een drankzakje van de in de aanhef vermelde 10 soort volgens de uitvinding bereikt, doordat daarbij de, het bodemstuk met de foeliebanen verbindende lasnaden een aanzienlijk grotere breedte hebben, dan de langslasnaden, en elk bestaan uit een zich langs de éne smalle zijde van de, de wanden van het zakje vormende, foeliebanen uitstrekkende dwarse lasnaad én uit evenwijdig aan de langslasnaden verΙοί 5 pende lasnaadgedeelten, welke in het bereik van de het door de binnen-vouwrand van het bodemstuk gevormde wigvormige gedeelten met buitenwaarts gerichte, schuine aanzetgedeelte ter plaatse van de binnenranden van de langslasnaden eindigen.

Bij de volgens de uitvinding voorgestelde uitvoering komen aldus 20 de voor de bekende zakjes typerende, schuine lassen en steunnaden te vervallen. Het openvouwen van de bodem bij het vullen en voldoende stabiliteit in staande toestand worden veeleer bereikt, doordat op de dwarse lasnaden, die het bodemstuk in het bereik van de smalle zijden van de wanden van het zakje met de, deze wanden vormende foeliebanen, verbin-25 den, telkens een evenwijdig aan de langslasnaden verlopend lasnaadgedeelte aansluit, waarvan de breedte aanzienlijk groter is dan de breedte van de langslasnaden en welke laatstgenoemde lasnaadgedeelten in het bereik van de door de binnenste vouwrand van het ingezette bodemstuk gevormde, wigvormige stukken schuin buitenwaarts verlopen en aan de binnenrand van 30 de döörgaande langslasnaden eindigen. In verbinding met de, ten opzichte van de breedte van de langslasnaden, grotere breedte van de, voor het vastlassen van de bodsn. toegepaste dwarse lasnaden waarborgt deze eenvoudig uit te voeren lasbevestiging van de bodem ênerzijds uitstekende dichtheid en anderzijds grote stijfheid in het bereik van de bodem, het-35 geen hetzelfde betekent als een goede stabiliteit in staande toestand.

De schuine aanzetstukken van de evenwijdig aan de langslasnaden verlopende lasnaadgedeelten in de nabijheid van de binnenvouwrand van het bodem- 800 4 4 94 ? .· * -3- stuk "bevorderen van het op voordelige wijze openvouwen van het zakje hij het vullen, waarbij evenwel door de wijze waarop de bodem, vastgelast is doorzakking van het middendeel van de bodemstuk tot onder het, door de rand van het zakje gevormde standvlak werkzaam ondervangen wordt.

5 Een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding zal thans, onder ver wijzing naar de tekening waarin, schematisch een uitvoeringsvorm van een drankzakje volgens de uitvinding uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding is weergegeven nog nader worden toegelicht. In schematische aanzichten tonen: 10 Fig. 1 is een aanzicht van het drankzakje voor het vullen met gezicht op een platte zijde van het zakje; fig. 2 is een langsdoorsnede van het bodembereik van dat zakje volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 is een aanzicht met doorsnede op vergrote schaal van het 15 gedeelte III in fig. 2 van êên van de, de bodem met de zijwanden van het zakje verbindende dwarse lasnaden; fig. k is een perspectivisch aanzicht van een gevuld en een gesloten drankzakje met gezicht op êên platte zijde; en fig.-5 is een aanzicht van de platte zijde van het gevulde en ge-20 sloten drankzakje met gedeeltelijke doorsnede volgens de snijlijn V-V in fig! U dêêr het bodembereik.

Het weergegeven drankzakje 10 bestaat uit de wanden 11, 12 vormende, foelielagen en een bodemstuk 13, dat aan het ondereinde van het zakje in het bereik van êên smalle zijde van de zijwanden vastgelast 25 en V-vormig binnenwaarts d.w.z. tussen de, de zijwanden vormende foelielagen in, gevouwen is.

Bij de, de zijwanden 11, 12 en het bodemstuk 13 vormende foelielagen gaat het om samengesteld materiaal met een binnengelegen, vloeistofdichte laag 14, welke uit een, in smaak neutrale en lasbare kunst-30 stof bestaat, bij voorbeeld uit polyetheen. De middelste laag 15 van de verbonden foelies bestaat uit een, tegen het passeren van aromastoffen dichte, metalen foelie, zoals algemeen ook, als dampkeerlaag, bekend is.

Bij de buitenste laag 16 gaat het om een beschermende bekledingslaag, bij voorbeeld een bekledingslaag uit kunststoflak.

35 De foelielagen, welke de zijwanden 11, 12 van het zakje vormen, zijn langs hun langsranden 17, 18 door middel van langslasnaden 19, 20 vast met elkaar verbonden. Het, in het bereik van de ene smalle zijde 21 800 4 4 94 v· -fc- van deze foelielagen V-vormig binnenwaarts gevouwen bodemstuk 13 is telkens door middel van een U-vormige lasnaad 22, 23 - waarvan de "breedte groter is, dan die van de langslasnaden 19» 20 - aan elk van de zijwanden vastgelast. Deze lasbevestiging van de bodem bestaat uit telkens 5 een dwarse lasnaad 2bs 25, welke dwarse lasnaden zich aan het ondereinde van het zakje langs de éne smalle zijde 21 van de zijwanden over de volle breedte van het zakje uitstrekken, en telkens twee evenwijdig aan de, de wanden van het zakje met elkaar verbindende langslasnaden verlopende lasnaadgedeelten 26, 26' resp. 27, 27', welke naast hun ten 10 opzichte van de langslasnaden 19, 20 grotere breedte, in het bereik van de door de binnenste vouwrand 28 van het bodenstuk 13 gevormde, wigvormige gedeelte met buitenwaarts gerichte, schuine aanzetstukken 29, 29' resp. 30, 30' aan de binnenranden van de langslasnaden eindigen.

De langslasnaden, door middel waarvan de zijwanden van het zakje 15 langs hun zijranden aaneengelast zijn, lopen aldus over de binnenvouw-rand 28 van het bodemstuk 13 heen, waarbij echter in het bereik van het bodanstuk vier foelielagen optreden. Van deze foelielagen is telkens de éne foelielaag van het bodemstuk vastgelast aan de buitengelegen foelie-laag van de naburige zijwand, terwijl via de genoemde schuine aanzetstuk-20 ken 29, 29' resp. 30, 30’ de langslasnaden over gaan in de evenwijdig 9 daaraan verlopende, lasnaadgedeelten 26, 26’ resp. 27-, 27’ van de lasbevestiging van de bodem, welke een ten opzichte van de langslasnaden grotere lasnaadbreedte hebben.

Strokend met de langslasnaden 19, 20, is voorzien in uitgestanste 25 of los gemaakte gedeelten 31 , 32 van de, het bodemstuk vormende foelielagen, terwijl de thermoplastische binnenlagen van de, de zijwanden vormende, foelielagen in het bereik van die uitgestanste of losgemaakte gedeelten aaneengelast zijn, zodat de, onder de binnenvouvrand 28 gelegen langsranden van de zijwanden aan uitéênspreiding gehinderd worden.

30 De lasnaden zijn in de fig. 1, U en 5 ter verduidelijking door een harcering aangegeven.

Véör het vullen liggen de, de zijwanden van het zakje vormende foelielagen plat op elkaar en evenzo de gedeelten van het binnenwaarts gevouwen bodemstuk. Bij het vullen van een dergelijk zakje 10 spreiden 35 de langs hun buitenste langsranden door de langslasnaden bijeengehouden zijwanden 11, 12 uiteen en wordt het bodemstuk 13 langs de binnenvouw-rand 28 open gevouwen. Door de in schuine aanzetstukken 29, 29' resp. 30, 8 0 0 4 4 94 ’ -5- ti 30’ in het bereik van de binnenvouwrand gevormde, wigvormige stukken tot op de breedte van de langslasnaden 19, 20 uitlopende lasnaadgedeelten 26, 26' resp. 27 , 27' van de lasbevestiging van de bodem wordt het openvouwen in het bereik van de ingezette bodem bij het vullen van een derge-5 lijke zakje begunstigd. Dit is te zien in de fig. en 5·

De, de wanden van het zakje en het bodemstuk vormende foelielagen . hebben slechts een geringe stijfheid» zodat het bij het weergegeven zakje . om een als geheel slechts een geringe stijfheid bezittend drankzakje met flexibele wanden gaat. Door de, wat betreft hun breedte ten opzichte 10 van de, de zijwanden verbindende langslasnaden 19, 20, een grote breedte bezittende lasnaden van de lasbevestiging van de bodem verkrijgt het zakje als geheel een, de stabiele stand van dat zakje bevorderende verstijving, waardoor ook het door zakken van het middendeel van de bodan tot onder het, door de onderrand van het zakje gevormde standvlak, onder-15 vangen wordt. Speciaal fig. 5 laat, bij een gevuld drankzakje, dat. door middel van een, aan de van de lasbevestiging van de bodem verwijderd gelegen, smalle zijde verlopende lasnaad 33 gesloten is, de vorming zien van een geprononceerde standvoet in de vorm van de langs de onderranden ..van de zijwanden verlopende dwarse lasnaden 2ks 25 van de lasbevestiging 20 van de bodem.

' ( 800 44 94

Claims

1. Drankzakje uit een gelaagd materiaal^samenstel met een vloeistofdichte binnenlaag uit thermoplastische (lasbare) kunststof en een tegen het passeren van aromastoffen dichte tussenlaag, welk zakje gevormd is uit twee langs hun langszijden door langslasnaden met elkaar verbonden 5 foeliebaan en uit een in het bereik van de ene smalle zijde van de foelie-banen V-vormig naar binnen gevouwen bodem in de vorm van een ingezet en door middel van telkens een U-vormige lasnaad aan elke foeliebaan vastgelast bodemstuk, met het kenmerk, dat de, het bodanstuk (13) met de foeliebanen (11, 12) verbindende lasnaden. (22, 23) een aanzienlijk gro-10 tere breedte hebben dan de langslasnaden (19» 20).en elk bestaan uit een zich langs de éne smalle zijde van de, de wanden van het zakje vormende foeliebaan uitstrekkende dwarse lasnaad (2h, 25) In uit. evenwijdig aan de langslasnaden verlopende lasnaadgedeelten (26, 26') en (27» 27’)» welke in het bereik van de door de binnenvouwrand(28) van het bodemstuk ge-15 vormde wigvormige, gedeelten met buitenwaarts, gerichte, schuine aanzet-stukken (29, 29' en 30, 30') aan de binnenranden van de langslasnaden (19, 20) eindigen. 800 44 94