NL8000994A - Oogstmachine voor het hooien en aanharken van gewas. - Google Patents
Oogstmachine voor het hooien en aanharken van gewas. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8000994A NL8000994A NL8000994A NL8000994A NL8000994A NL 8000994 A NL8000994 A NL 8000994A NL 8000994 A NL8000994 A NL 8000994A NL 8000994 A NL8000994 A NL 8000994A NL 8000994 A NL8000994 A NL 8000994A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- tool
- machine according
- rake
- arms
- cam
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D78/00—Haymakers with tines moving with respect to the machine
- A01D78/08—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
- A01D78/10—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
- A01D78/12—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis the tines having an additional movement superimposed upon their rotary movement
- A01D78/125—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis the tines having an additional movement superimposed upon their rotary movement by a guiding track
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvesting Machines For Root Crops (AREA)
- Outside Dividers And Delivering Mechanisms For Harvesters (AREA)
- Guiding Agricultural Machines (AREA)
- Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)
- Agricultural Machines (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Description
V
* YO 136
Titel: Oogstmachine voor het hooien en aanharken van gewas.
De uitvinding heeft "betrekking pp een oogstmachine voor het hooien een aanharken van gewas.
Deze machine heeft tenminste een aangedreven harkviel dat voorzien is van armen , welke het gereedschap dragen. Elk van deze armen 5 heeft een commandcikruk voorzien van een rol, welke tijdens het harken kan verplaatsen in een geleidingsnok, welke nok een naar omhoog gerichte doordieping heeft waardoor de gereedschapamen tijdens een gedeelte van kun rondgaande "beweging kunnen draaien waardoor het gereedschap wordt opgelicht en vervolgens weer naar omlaag "beweegt als gevolg 10 van deze draadbeweging waardoor het gewas in de vorm. van een zwad wordt neergelegd, welke rol tijdens het hooien van de geleidingsnok wordt afgehouden en elke gereedschaparm tegen verdraaiing cm zijn langsas wordt geborgd.
Bij een machine van dit type, zoals deze bekend is uit het Franse .15 octrooischrift 2.010.323 worden voor het hooien gereedschaparmen naar buiten verplaatst als gevolg van een verdraaiing van hun steunarm om een nagenoeg horizontale as, totdat de rol van de geleic&gsnok verwijderd is. Teneinde de gereedschaparmen in de haakse.·stand te brengen, moet ervoor gezorgd worden dat de rollen in de geleidingsnok en niet 20 erboven of eronder komen, waardoor beschadiging van het bedieningsme-chanisme tijdens het draaien van het harkviel zou kunnen ontstaan.
Als gevolg van het profiel van de geleidingsnok is het al dan niet samenwerken van de rollen van" de gereedschaparmen slechts mogelijk op een klein gedeelte van die nok. Dit gedeelte bevindt, zich-irude-platte—.—.— 25 zone van de nok, waarbij de rollen naar elkaar van de nok af of daar naartoe bewogen, kunnen worden. Dit vergt tijd en is moeilijk te verwezenlijken. Bij de overgang van de ene werkstand in de andere kan bet voorkomen dat een of meer gereedschaparmen van een zelfde harkwiel niet van stand veranderen. Dit betekent een verstoring van het werktempo en kan 30 tot beschadigingen van de machine leiden.
De middelen voor het buiten werking stellen van de gereedschaparmen t.o.v. het harkwiel tijdens het hooien bevinden zich langs de ontrek van een bovendeksel en op de gereedschaparmen nabij het gereedschap, waardoor verontreinigingen ontstaan en kan het gewas on de legers 35 worden gewikkeld hetgeen nadelig is voor een goede werking.
Uit het Franse octrooischrift 2.307.^58 is het bekend de 80 0 0 9 94 -2- * -* gereedschapaimen van een oogstmachine mechanisch in een hooi- of hark-stand danwel omgekeerd, te brengen. De bewegingen van de rollen t.o.v. de nok geschieden afzonderlijk en uitsluitend in de platte' zone van de nok. Hierbij kunnen storingen ontstaan wanneer de gebruiker het mechanis-5 me dat de overgang van de ene werkstand in de andere moet bewerkstelligen, niet voldoende lang wordt bediend. Middelen voor het blokkeren van de gereedschaparmen t.o.v. een betreffend harkwiel tijdens het hooien wordt eveneens blootgesteld aan verontreinigingen en kan het gewas zich daar omheen wikkelen.
10 Bij een andere machine, zoals deze bekend is uit het Franse octrooi-schrift 2.636.081 worden alle gereedschaparmen van een zelfde harkwiel gemeenschappelijk van de harkstand in de hooistand gebracht en angekeerd. Ook hierbij komen de rollen van de canmaadokrukken slechts in samenwerking met de nok op het platte gedeelte daarvan. Daartoe moeten scharnieren 15 aanwezig zijn tussen de bedieningskrukken en de gereedschaparmen teneinde deze laatste t.o.v. die krukken te doen draaien wanneer een rol niet direct met de verwijdingsnck kan gaan samenwerken tijdens de overgang naar de harkstand. Bovendien moet elke gereedschaparm zijn voorzien van een veer, welke steunt op de bedieningskruk teneinde de rol met de gelei-20 dingsnok te doen samenwerken wanneer deze in het platte gedeelte daarvan komt. De scharnieren en de veren maken de machine gevoelig en onzeker cmdat de rollen niet voldoende in de geleidingsnok worden geleid.
Middelen welke dienen om de gereedschaparmen t.o.v. een harkwiel tijdens het hooien te blokkeren, kunnen vervuilen terwijl ook gewas zich 25 daar omheen kan wikkelen.
Het doel van de uitvinding is de geschetste bezwaren te ondervangen en een zeker werkende en sterke machine te verschaffen waarbij de rollen van de gereedschapazm van een zelfde harkwiel gelijktijdig, al dan niet met de geleidingskam in samenwerking kunnen treden.
30 Daartoe heeft de machine volgens de uitvinding eerste, vaste middelen cm de rollen tijdens de overgang van de hooi- in de harkstand over de geleidingsnok te voeren ongeacht hun stand t.o.v. die nok. Het is' voor de bestuurder dan niet meer noodzakelijk de gereedschaparmen in een bepaalde stand te zetten cm deze in de harkstand te brengen. De rollen _ 35 kunnen dan geen verkeerde stand innemen en aangezien het hier am vast- 80 0 0 9 94 ' 1l·' - i -3- staande middelen gaat is hun verhing zeker.
Het is mogelijk op alle rollen van een zelfde harkviel gelijktijdig invloed uit te oefenen teneinde deze met de geleidingsnok in samenverking te "brengen. De overgang van de gereedschaparmen van de hooistand in 5 de harkstand kan uitermate snel en zeker plaatsvinden.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding zijn tveede middelen aanwezig cm tijdens de overgang van de hark- in de hooistand de geleiding van de gereedschaparmen naar de horizontale stand te voeren en daarin vast te zetten, ongeacht de stand van de rol in de geleidingsnok.
10 Ook in dat geval kunnen de rollen van een zelfde harkviel gelijktijdig worden "bediend teneinde het stelsel van de geleidingsnok af te houden.
De overgang van de gereedschaparmen in de hooistand kan dan ook snel en zeker geschieden.
Deze tweede middelen "bevinden zich doelmatig "buiten het einde van 15 de gereedschaparm welke het dichtst "bij de rotatieas van een "betreffend harkviel gelegen is. Ze liggen voorts op enige afstand van het gereedschap en zijn dan beschermd tegen verontreinigingen en het cmvikkelen van het gewas.
Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing s 20 naar de tekening nader toegelicht. Daarin toont: fig. 1 een bovenaanzicht van een machine volgens de uitvinding in de hooistand; fig. 2 een bovenaanzicht van de machine volgens de uitvinding in de harkstand; 25 fig. 3 op grotere schaal een doorsnede van een harkviel in de harkstand; fig. k een doorsnede over de lijn I7-IV van fig. 3; fig. 5 een doorsnede overeenkomstig fig. 3 van een harkviel in de hooistand en 30 fig. 6 een doorsnede over de lijn VI-VI van fig. 5·
Zoals veergegeven in de fig. 1 en 2 heeft de machine volgens de uitvinding twee harkwielen 1 en 2 welke onderling verbonden zijn door een balk 3. De machine kan worden gekoppeld aan een niet veergegeven trekker door koppelmiddelen velke zich in een kast U bevinden die ge- 35 legen is aan de voorzijde van de machine, gezien in de verplaatsings- 8.00 0 9 94 6 * -Inrichting A. Een balk 5 verbindt de kast h met de balk 3. De verbinding tussen de balken 3 en 5 wordt verkregen door een scharnieras 6 welke nagenoeg horizontaal loopt en een schroefkruk 7· Door bedienen daarvan kan men de balk 3 en de harkwielen 1 en 2 cm de scharnieras 6 laten draaien 5 teneinde de helling t.o.v. de grond voor die harkwielen 1 en 2 te wijzigen. Op deze wijze kunnen de harkwielen naar voren in de bewegingsrichting A worden gezet tijdens het hooien waardoor het gewas gemakkelijker kan worden gelicht en neergelaten terwijl tijdens het harken de wielen in hoofdzaak verticaal warden gezet waardoor het gewas over de 10 gehele werkbreedte wordt aangeharkt.
Tijdens bedrijf worden de harkwielen 1 en 2 aangedreven via een niet weergegeven overbrenging die gekoppeld is met de drijfas van de trekker waarbij de bewegingen op de harkwielen 1 en 2 wordt overgezet via overbrengingen 8, 9 en 10 van de machine. De harkwielen kunnen 15 naar Voren hellend in de zin van de pijlen F en F’ zoals weergegeven in fig. 1 en 2 worden aangedreven danwel in dezelfde zin b.v. cm naar opzij te kunnen harken.
Zoals blijkt uit fig. 3 tot 6 steunt elk harkwiel 1 of 2 op een vaste kolom 11 welke op bekende wijze voorzien is van een niet weer-20 gegeven rol, waardoor de machine over de grond kan verplaatsen. Het harkwiel 1 of 2 wordt cm de kolcrn 11 gedraaid door tussenkomst van een getande kroon 12 welke zich bevindt in het huis 9 of 10. Deze kroon 12 is verbonden met de naaf 13 welke cm de kolcrn 11 kan draaien door tussenkomst van legers lb en 15. De naaf 13 heeft een aantal draaiïngs-25 assen 16, welke in de richting van de kolcrn 11 hellen. Op deze assen 16 bevinden zich steunlegers 17 voor de armen 18 waaraan het gereedschap 19 is bevestigd, zoals tanden, vorken of dergelijke elementen. De gereeds chaparmen 18 kunnen vrij in de steunlegers 17 draaien en worden vastgehouden door twee ringen 20 en 21 welke zich ter weerszijden van 30 de legers 17 bevinden. Op de kolcrn 11 is een nagenoeg ronde geleidings-nok 22 bevestigd.
EHe gereedschaparm 18 heeft aan het naar de kolcrn 11 toegekeerde einde van het betreffende harkwiel 1 of 2 een bedieningskruk 23 welke voorzien is van een rol 2k.
35 Bedoelde krukken 23 zijn op de greedschaparmen 18 vastgezet, 80 0 0 9 94 -5- * zodanig, dat de rotatieas 25 van de "betreffende rol 2b nagenoeg een rechte hoek maakt met de langsas 26 van een betreffende gereedschaparm. Gedurende het harken verplaatsen de rollen 2b zich over de geleidingsnok 22 (zie fig. 3 en U).
5 Deze laatste heeft een naar omhoog gerichte doordieping 27 waar door de gereedschaparmen 18 cm hun langsas 26 kunnen draaien over een gedeelte van het ronde traject teneinde het gereedschap 19 naar omhoog en vervolgens naar omlaag te "bewegen zodat het gewas in de vorm van een zwad gedeponeerd kan worden. In het voorbeeld volgens fig. 2 vindt de 10 draaiing plaats in het centrale gedeelte van de machine waardoor tussen de harkvielen 1 en 2 een zwad gevormd kan worden.
Tijdens het hooien zijn de rollen 2b uit de geleidingsnok 22 teruggetrokken en elke gereedschapaim 18 is tegen verdraaiing em zijn langsas 26 geborgd, zie fig. 5 en 6. Het gereedschap 19 blijft over het gehele 15 ronde traject in hetzelfde vlak t.o.v. de kolcm 11 van het betreffende harkwiel 1 of 2. In deze stand heeft het gereedschap 19 een goede greep op het gewas.
Het overbrengen van de gereedschaparmen l8 en de rollen 2b van de harkstand in de hooistand wordt verkregen door een verdraaiing van de 20 steunlegers 17 over een hoek van ongeveer 90° cm de betreffende draai-ingsas 16.
De armen staan dan nagenoeg radiaal waardoor de diameter beschreven door het gereedschap 19» wordt vergroot. De banen beschreven door het gereedschap 19 van de twee naburige harkvielen overlappen elkaar ten 25 dele. Daardoor grijpen de gereedschappen 19 in elkaar waardoor het gewas enigszins geconditioneerd wordt. Als gevolg van het hellen van de draaiïngsassen 16 van.de steunlegers 17 t.o.v. de kolom 11 worden de gereeds chaparmen 18 enigszins gelicht bij hun verplaatsing in de hooistand. Wanneer dus de harkwielen 1 en 2 naar voren hellen in de ver-30 plaatsingsridating A, zoals hierboven beschreven, zullen alle werkzame gereedschappen 19 van elke arm 18 in het voorste gedeelte van hun baan in contact kernen met de grond. Op deze wijze wordt een doeltreffende greep op het gewas in bedoeld gedeelte uitgeoefend. Bovendien zullen als gevolg van dit lichten, de werkzame gereedschappen naar de achter-35 zijde van een harkwiel worden gezicht, waardoor het lossen van het gewas 80 0 0 9 94 *
A
-6- in het achterste gedeelte van het traject wordt begunstigd.
Bij de overgang naar de harkstand draaien de gereedschaparmen 18 cm de draaiïngsassen 16 van de betreffende steunlegers 17 in een richting, welke tegengesteld is aan die waarbij deze in de hooistand worden 5 gebracht.
Volgens de uitvinding zijn op elk tastwiel 1 of 2 eerste vaste middelen 28 aanwezig voor het geleiden van de rollen 2b in de geleidings-nok 22 ongeacht hun stand. t.o.v. die ncik, wanneer wordt overgegaan van de hooistand in de harkstand.
10 Deze eerste middelen 28 worden gevormd door tenminste een hellend deel 29 dat aansluit op de binnenwand 30 van de geleidingsnok 22 in de doordiepingszone 27 waarover de rollen 2b van de bedieningskrukken 23 verplaatsen wanneer zij in de geleidingsnok 22 terugkeren voor een harkfase. Dit hellende gedeelte 29 loopt naar buiten en naar cmlaag 15 tot aan het niveau van de platte zone van de nok 22. Dankzij deze helling 29 kernen de rollen automatisch in de geleidingsnok 22 zelfë in het naar cmhoog doorgediepte gedeelte 27·
Teneinde het verplaatsen van de rollen 2b over de helling 29 te bevorderen maakt deze een hoek uC tussen 5° en 60°, met een draaixngas 20 16 van de steunlegers 17 van de gereedschaparmen 18, van welke hoek de top naar cmlaag gericht is. Wanneer dus de rollen 2b met een bepaalde druk tegen de helling 29 aanliggen, hebben zij automatisch de neiging naar cmhoog in de richting van de geleidingsnok 22 te verplaatsen.
Bedoelde eerste middelen 28 bestaan voorts uit een tweede hellend 25 gedeelte 31 dat aansluit op de bovenwand 32 van de geleidingsnok 22 in een nagenoeg platte zone. Deze helling 31 loopt naar buiten en naar omhoog tot ongeveer het midden van de uitstulping 27 van de ge-leidingskam ter vorming van een hoek met de draaiïngsas l6 van de steunlegers 17 van de gereeds chaparmen 18, van welke hoek de top naar 30 omhoog is gekeerd. De waarde van deze hoek ^ligt ongeveer tussen 5 en 6o°. Deze helling 31 richt de rollen 2b welke daar tegenaan steunen automatisch naar de geleidingsnok 22. De helling 31 vormt een bevei-ligingsscherm, dat voorkomt dat de rollen 2b bij de overgang naar de harkstand op de geleidingsnek 22 komen.
35 Volgens een ander kenmerk van de uitvinding heeft de machine 80 0 0 9 94 c * -τ- tweede middelen 33 voor het brengen van de gereedschaparmen 16 naar* de hooi stand en de vergrendeling daarvan, ongeacht de stand van de rol 2b in de geleidingskam 22 tijdens de overgang van de harkstand naar de hooistand. Deze tweede middelen 33 worden gevormd door een pen 3U op 5 het einde van de gereedschaparm 18, welke gericht is naar de kolan 11 van het betreffende harkwiel 1 of 2 en door een aanslag 35· De aanslagen 35 bevinden zich op de einden van de draaiingsassen l6 van de steun-legers 17, welke assen bevestigd zijn aan de naaf 13 van een harkwiel 1 of 2. Deze aanslagen 35 vormen een geleidingssleuf 36 in de vorm van 10 een V, waarin de pennen 3^ reiken. Zij bevinden zich nagenoeg tegenover de commanddkruk 23 van een gereedschaparm 18. Door deze stand liggen de tweede middelen 33 dicht bij het midden van de harkvielen 1 of 2 en zijn gevrijwaard van stof en contact met het gewas.
In de top van deze sleuven 36 bevindt zich een insnijding 37 waarin 15 de pennen 3^· treden wanneer de gereeds chaparmen 18 in de hooistand worden gebracht. Deze insnijdingen 37 'blokkeren de pennen 3^ en wordt verdraaiing van de gereedschaparmen 18 cm de langsas 26 voorkomen wanneer deze zich in de hooistand bevinden.
De flanken 38 en 39 van de sleuven 36 vormen ribben, welke de be-20 weging van de pennen 3^ beperken bij het verzetten van de gereedschap— armen 18. Door deze flanken 38 en 39 kan men de mogelijke verplaatsingen van de rollen 2b voorkomen zodanig, dat deze nagenoeg tégenover de platte zone van de geleidingsnok 22 kamen te liggen of de hellingen 29 en 31 tijdens de overgang naar de harkstand. Zodra de rollen 2b teruggetrokken 25 zijn van de geleidingskam 2b tijdens de overgang naar de hooistand, komen de pennen 3^+ in contact met de flanken 38 en 39 waardoor deze vervolgens naar de blokkerende insnijding 37 worden gevoerd. Teneinde de harkwerking niet te storen is de afstand tussen de twee flanken 38 en 39 van eensleuf 36 tegenover de insnijding 37 tenminste gelijk 30 aan de verplaatsing van de pennen 3^ tijdens het draaien van de gereedschaparmen 18 om de langsas 26, hetgeen wordt veroorzaakt door de rollen 2b wanneer deze samenwerken met de geleidingskam 22 tijdens het harken.
De aanslagen 35 zijn doelmatig uitgevoerd in de vorm van cirkelbogen waarvan het midden gelegen is in de draaixngsas 16 van de steun-35 legers 17· Daardoor zullen de pennen 3¼ bij elke beweging in samenwerking 80 0 0 9 94 -8- b lij ven met de sleuven 36 wanneer de gereedschaparmen 18 van de ene werkstand in de andere worden gezet.
Dankzij deze eerste en tweede middelen zullen alle gereedschap-armen l6 van een harkwiel 1 of 2 gelijktijdig van de harkstand in 5 de hooistand en omgekeerd gebracht kunnen worden. Zoals weergegeven in fig. 3 tot 6 wordt het gelijktijdig bedienen van de gereedschap-armen 18 van een harkwiel 1 of 2 gerealiseerd door de steunlegers 17 te verbinden met een kap 1+0 welke de legers angeeft. Deze verbinding wordt verwezenlijkt door tappen 1+1 welke zich op de kap 1+0 10 bevinden en welke kunnen samenwerken met holtes 1+2 in de amen 1+3 welke verbonden zijn met de steunlegers 17. De kap 1+0 is vrij draaibaar op de naaf 13 van een harkwiel 1 of 2. Hij kan echter t.o.v. deze naaf 13 in tenminste twee standen worden geborgd, waarvan de een correspondeert met de harkstand van de gereedschaparm 18 en 15 de andere met de hooistand. Deze vergrendeling vindt plaats door middel van een grendel 1+1+ welke schamierbaar is op de naaf 13 en onder invloed staat van een veer in de kroon 1+5 welke zich bevindt in een versterkingsring 1+6 van de kap 1+0. Om de gereedschaparm 18 van de ene in de andere werkstand te brengen is het voldoende de kap 1+0 te 20 ontgrendelen en een trek of druk uit te oefenen op een van de amen 18 zodat deze met zijn steunleger 17 gaat draaien cm de as l6. Tijdens het draaien neemt het leger 17 alle andere legers 17 van een zelfde harkwiel 1 of 2 mee, door tussenkomst van de kap 1+0 waardoor dus de gereedschaparm 18 van een betreffend harkwiel van de ene in de andere 25 stand kan worden gebracht. In de nieuwe werkstand werkt de grendel 1+1+ opnieuw samen met de kroon 1+5 van de versterkingsring 1+6 waardoor de kap 1+0 wordt vergrendeld en daarmee de steunlegers 17 van de ge-reedschapamen 18, welke daarmee verbonden zijn. Voor het bedienen van de grendel 1+1+ zijn toegangsopeningen 1+7 in de kap 1+0 aanwezig.
80 0 0 9 94
Claims (12)
1. Machine voor het hooien en aanharken van gewas, bestaande uit tenminste een aangedreven harkwiel, dat voorzien is van gereedschaparmen, elk met een ccmmandokruk, voorzien van een rol, welke tijdens het harken in een geleidingsnok kan verplaatsen, welke nok een naar omhoog 5 gerichte doordieping heeft voor het om hun langsas doen draaien van de gereedschaparmen tijdens een gedeelte van hun ronde bewegingspaan, waardoor het gereedschap als gevolg van de verdraaiing wordt opgelicht en vervolgens naar omlaag beweegt, waarbij het gewas in de vorm van een zwad wordt neergelegd, welke rol tijdens het hooien van de geleidingsnok 10 wordt getrokken en elke gereeds chaparm -tegen verdraaiing om zijn langs-as wordt geborgd, met het kenmerk, dat eerste vaste middelen (28) aanwezig zijn om de rollen (2¼) tijdens de overgang van de hooi- naar de harkstand over de geleidingsnok (22) te voeren ongeacht hun stand t.o.v. die nok,
2. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze tweede middelen (33) heeft cm tijdens de overgang van de hark- in de hooistand de geleiding van de gereedschaparmen (18) naar de hooistand te voeren en daarin vast te zetten, Ongeacht de stand van de rollen (2¼) in de geleidingsnok (22).
3. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste middelen (28) worden gevormd door tenminste een hellend gedeelte (29) dat aansluit op de binnenwand (30) van de geleidingsnok (22) in de naar omhoog doorgediepte zone (27) en waarover de rollen (2¼) van de cammando-krukken (23) verplaatsen tijdens de teruggaande beweging in de geleidings-25 nok naar de harkstand. k. Machine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het hellende gedeelte (29) zich uitgaande van de binnenwand (30) van de geleidingsnok (22) naar buiten en naar achteren uitstrekt tot nagenoeg het platte niveau van de nok.
5. Machine volgens conclusies 3 of t, met het kenmerk, dat het hel lende gedeelte (29) een hoek ('·* ) met de draailngsas (l6) van de steun-legers (17) van de gereedschaparmen (18) maakt waarvan de top naar omlaag gericht is.
6. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de eerste mid-35 delen (28) worden gevormd door een extra hellend gedeelte (31) dat 80 0 0 9 94 * -10- aansluit op de bovenwand (32) van de geleidingsnok (22) in het nagenoeg platte gedeelte, welke helling zich naar achteren en naar onhoog uitstrekt tot nagenoeg het midden van de hoogte van de doordieping (27) van de geleidingsnok (22) en een hoek (β>) vormt met de draaiingsas(l6) 5 van de steunlegers (17) van de gereedschaparmen (l8), waarvan de top naar cmhoog gericht is.
7· Machine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de tweede middelen (33) worden gevormd door een pen (3*0 op het einde van een gereedschaparm (18) welke naar de kolom (ll) van een harkwiel (l) of (2) 10 is gericht en door een vaste aanslag (35) van het harkwiel een geleidings-gleuf (36) heeft waarmee een pen (3^) samenwerkt.
8. Machine volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat de geleidingssleuf (36) van de aanslag (35) de vorm heeft van een V.
9· Machine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de pen (3b) 15 tegenover de commandokruk (23) van de gereedschaparm (18) gelegen is.
10. Machine volgens conclusies 7-9» met het kenmerk, dat de top van V-vormige sleuf (36) een insnijding (37) voor het borgen van de pen (3^) heeft, wanneer de gereedschaparm (l8) zich in de hooi stand bevindt.
11. Mrhcine volgens conclusies 1, 2 of 7-10, met het kenmerk, dat de flanken (38 en 39) van de geleidings sleuf (36) ribben vormen, wdke de beweging van· de wennen (3^) van de gereedschanarmen (l8) . bewerken, derhalve die van de rollen (2U) bij verwlaatsingen van die armen en de wennen (3M naar de insnijdingen (37) leiden tijdens de 25 overgang van de gereedschaparmen (l8) naar de hooistand.
12. Machine volgens conclusies 7-H, met het kenmerk, dat de afstand tussen de flanken (38 en 39) aan het buiteneinde van de geleidings-sleuf (36) tenminste gelijk is aan de verplaatsing van de pennen (3*0 bij hetverdraaien van de gereedschaparmen (18) amr hun langsas (26) 30 tijdens het harken.
13. Machine volgens conclusies 7-12, met het kenmerk, dat elke aanslag (35) een gleuf (36) heeft in de vorm van een cirkelboog, waarvan het middelpunt gelegen is in de draaiingsas (l6) van de steunlegers (17) van de gereedschaparmen (18). 35 80 0 0 9 94
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
FR7909250A FR2452866A1 (fr) | 1979-04-06 | 1979-04-06 | Perfectionnement aux machines de fenaison pour le fanage et pour l'andainage de fourrage |
FR7909250 | 1979-04-06 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8000994A true NL8000994A (nl) | 1980-10-08 |
NL183795B NL183795B (nl) | 1988-09-01 |
NL183795C NL183795C (nl) | 1989-02-01 |
Family
ID=9224244
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NLAANVRAGE8000994,A NL183795C (nl) | 1979-04-06 | 1980-02-18 | Machine voor het schudden en harken van gewas. |
Country Status (10)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4288972A (nl) |
JP (1) | JPS5830006B2 (nl) |
AT (1) | AT388484B (nl) |
DE (1) | DE3012944C2 (nl) |
ES (1) | ES8102772A1 (nl) |
FR (1) | FR2452866A1 (nl) |
GB (1) | GB2046566B (nl) |
IT (1) | IT1136157B (nl) |
NL (1) | NL183795C (nl) |
NZ (1) | NZ193122A (nl) |
Families Citing this family (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH642817A5 (de) * | 1980-06-04 | 1984-05-15 | Poettinger Alois Maschf | Heuwerbungsmaschine zum schwaden und zetten. |
DE3104544A1 (de) * | 1981-02-09 | 1982-08-19 | Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede | Zentral umstellbare heuwerbungsmaschine fuer verschiedene arbeitsgaenge |
DE3123790A1 (de) * | 1981-06-16 | 1982-12-30 | Klöckner-Humboldt-Deutz AG Zweigniederlassung Fahr, 7702 Gottmadingen | Heuwerbungsmaschine mit gesteuerten und ungesteuerten rechwerkzeugen |
JPS5821215U (ja) * | 1981-07-31 | 1983-02-09 | セイレイ工業株式会社 | ロ−タリモア |
DE3412491A1 (de) * | 1983-05-05 | 1984-11-08 | Alois Pöttinger Landmaschinen-Gesellschaft mbH, 8900 Augsburg | Heuwerbungsmaschine zum zetten und schwaden |
US4905466A (en) * | 1988-08-12 | 1990-03-06 | Alden Heppner | Windrow mover |
FR2648310B1 (fr) * | 1989-06-16 | 1991-09-20 | Kuhn Sa | Machine agricole pour l'andainage, comportant des bras porte-outils repliables |
US5377482A (en) * | 1993-09-03 | 1995-01-03 | Miller-St. Nazianz, Inc. | Hydraulic lift rotary rake |
US6272826B1 (en) | 1999-04-29 | 2001-08-14 | Sitrex S.R.L. | Method and apparatus for positioning a hay rake |
AU2011200651B2 (en) * | 2011-02-09 | 2015-04-30 | Marshn Pwb Limited | An Improved Rake and a Kitset of Parts |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE7805721U1 (de) * | 1978-06-08 | Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede | Heuwerbungsmaschine | |
FR2010323A1 (nl) * | 1968-06-07 | 1970-02-13 | Stoll Walter | |
AT306424B (de) * | 1969-12-04 | 1973-04-10 | Poettinger Ohg Alois | Kreiselrechen |
DE2357049A1 (de) * | 1973-11-15 | 1975-05-22 | Fella Werke Gmbh | Heuwerbungsmaschine |
DE2403694C2 (de) * | 1974-01-26 | 1982-09-02 | Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede | Heuwerbungsmaschine |
DE2517202A1 (de) * | 1975-04-18 | 1976-10-28 | Stoll Maschf Gmbh Wilhelm | Heuwerbungsmaschine |
FR2339330A1 (fr) * | 1976-01-30 | 1977-08-26 | Kuhn Sa | Machine de fenaison pour le fanage et pour l'andainage |
DE2636081C2 (de) * | 1976-08-11 | 1985-11-07 | Wilhelm Stoll Maschinenfabrik Gmbh, 3325 Lengede | Heuwerbungsmaschine |
-
1979
- 1979-04-06 FR FR7909250A patent/FR2452866A1/fr active Granted
-
1980
- 1980-02-18 NL NLAANVRAGE8000994,A patent/NL183795C/nl not_active IP Right Cessation
- 1980-03-14 NZ NZ193122A patent/NZ193122A/en unknown
- 1980-03-17 JP JP55032793A patent/JPS5830006B2/ja not_active Expired
- 1980-03-18 IT IT12484/80A patent/IT1136157B/it active
- 1980-03-27 ES ES490610A patent/ES8102772A1/es not_active Expired
- 1980-04-01 US US06/136,398 patent/US4288972A/en not_active Expired - Lifetime
- 1980-04-01 GB GB8010881A patent/GB2046566B/en not_active Expired
- 1980-04-02 DE DE3012944A patent/DE3012944C2/de not_active Expired
- 1980-04-03 AT AT0186080A patent/AT388484B/de not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ES490610A0 (es) | 1981-02-16 |
GB2046566B (en) | 1982-11-10 |
FR2452866B1 (nl) | 1984-02-10 |
NL183795C (nl) | 1989-02-01 |
NZ193122A (en) | 1982-12-21 |
DE3012944C2 (de) | 1983-07-07 |
DE3012944A1 (de) | 1980-10-09 |
ES8102772A1 (es) | 1981-02-16 |
JPS55135513A (en) | 1980-10-22 |
AT388484B (de) | 1989-06-26 |
NL183795B (nl) | 1988-09-01 |
US4288972A (en) | 1981-09-15 |
IT1136157B (it) | 1986-08-27 |
IT8012484A0 (it) | 1980-03-18 |
FR2452866A1 (fr) | 1980-10-31 |
ATA186080A (de) | 1988-12-15 |
GB2046566A (en) | 1980-11-19 |
JPS5830006B2 (ja) | 1983-06-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8000994A (nl) | Oogstmachine voor het hooien en aanharken van gewas. | |
US6502379B1 (en) | Crop harvesting header with cam controlled movement of the reel fingers | |
JPH05184229A (ja) | 刈り取った干草を列に並べる干草刈り機 | |
US3827224A (en) | Device comprising at least one rake member adapted to rotate about an upwardly extending axis | |
US3251631A (en) | Discharge spout control | |
US20020148210A1 (en) | Harvester pickup reel | |
US3546868A (en) | Hay harvesting machines | |
US4601162A (en) | Rotary mowing attachment for a tractor and the like | |
US4059944A (en) | Haymaking machine for the tedding and windrowing of fodder | |
US20150251187A1 (en) | Material reducing apparatus including an automatically positioned thrown object deflector | |
US4346549A (en) | Agricultural machine for tedding and windrowing fodder crops | |
US3975892A (en) | Rotary rake for haying machine usable for tedding and windrowing | |
CA2358883A1 (en) | Crop harvesting header with cam controlled movement of the reel fingers | |
US5586421A (en) | Haymaking machine | |
US4700535A (en) | Drum-type windrowing machine | |
NL8005199A (nl) | Vorkloze hooimachine. | |
US4157644A (en) | Haymaking machines | |
GB2052939A (en) | Haymaking machines | |
JPS6125329B2 (nl) | ||
US4161860A (en) | Haymaking machine | |
CZ280713B6 (cs) | Rotační obraceč sena | |
GB2139467A (en) | Hay-making machine for swath turning and tedding | |
EP3087823B1 (en) | Agricultural raking device | |
JP3589751B2 (ja) | コンバインの排出オーガ | |
BE1024310B1 (nl) | Deblokkeertoestel voor een werkmachine |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BV | The patent application has lapsed | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 19990901 |