NL8000329A

NL8000329A - Van een uitschakelmiddel voorzien besturingsstelsel.

Info

Publication number: NL8000329A
Application number: NL8000329A
Authority: NL
Original assignee: Ass Eng Ltd
Priority date: 1979-01-23
Filing date: 1980-01-18
Publication date: 1980-07-25
Also published as: GB2041604A; GB2041604B; IT8009324A0; SE8000493L; JPS5598627A; US4312419A; DE3001662A1; BE881303A; FR2447287A1; FR2447287B1; SE444150B; IE800124L; IE49884B1; IT8009324A1; IT1153755B; ZA80391B; DK26480A; LU82104A1

Description

5 *

Lx 5640 V

>

Van een uitschakelaiddel voorzien besturingsstelsel.

De uitvinding heeft betrekking op een automatisch besturingsstelsel, dat van een uitschakelaiddel is voorzien.

In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een snelheidsregelstelsel voor een motorvoertuig, met behulp waarvan de 5 bestuurder van het voertuig een gewenste snelheid kan instellen, die dan door het stelsel automatisch wordt gehandhaafd, voor zover het beschikbare veraogen en de toestand van de weg dit toelaten.

In dergelijke stelsels is het bekend een uitschakelaiddel aan te brengen, waarmede het stelsel automatisch buiten werking wordt 10 gesteld, zodra de bestuurder de remmen van het voertuig bedient. Het is uiteraard van belang, dat een dergelijk uitschakelmiddel doeltreffend werkt. Bij een bekende uitvoeringsvorm omvat een dergelijk uitschakelmiddel een elektrische schakelaar in serie met een spoel, welke schakelaar door het uitschakelmiddel kan worden geopend, teneinde 15 de spoel van de bijbehorende stroombron af te schakelen, waarbij de aldus uitgeschakelde spoel het stelsel buiten werking stelt. Ben nadeel daarvan is, dat de werking niet doeltreffend kan plaatsvinden, wanneer de schakelaar blijft hangen, of op een andere wijze niet open gaat, wanneer de remmen van het voertuig worden bediend.

20 De uitvinding beoogt een verbeterd uitschakelmiddel te ver schaffen, waarmede een automatisch regelstelsel buiten werking kan worden gesteld.

De uitvinding verschaft een dergelijk stelsel, dat in het bijzonder bestemd is voor een stelsel voor het automatisch regelen 25 van de snelheid van een landvoertuig, welk stelsel een bedienings-onderdeel omvat, dat gewoonlijk door een elektronische keten wordt bestuurd, welk voertuig van een of meer remlampen ia voorzien, die bij het bedienen van de remmen worden ingeschakeld, terwijl middelen aanwezig zijn om het regelstelsel buiten werking te stellen, wanneer 30 de remmen van het voertuig worden bediend, waarbij volgens de uitvinding een uitschakelmiddel aanwezig is, dat rechtstreeks elektrisch op het bedieningsonderdeel inwerkt., wanneer ae remmen worueu ingeschakeld, teneinde de sneiheidsregeling buiten werking te stellen, wanneer de normale uitschakeling niet werkt.

35 In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking emi snelheidsregelstelsel voor het automatisch regelen van de unuineid van een wegvoertuig, teneinde dit op een gewenste sneliieiu ie laten 8000329 - 2 - * rijden, welk stelsel wordt gekenmerkt door een elektro-pneumatisch bedieningsonderdeel voor het regelen van het door de motor van het voertuig gelevadevermogen, welk onderdeel is voorzien van een eerste regelklep, waarmede dit onderdeel met een bron van onderdruk Kan 5 worden verbonden, waarbij het verbinden met deze onderdrukbron tot gevolg heeft, dat het motorvermogen wordt vergroot, welk onderdeel voorts is voorzien van een gesloten uitschakelklep, die bij opening dit onderdeel met de buitenlucht in verbinding stelt, waardoor de werking van de regelklep teniet wordt gedaan, en het bedieningson-10 derdeel het motorvermogen tot een kleinste waarde tracht te verminderen, terwijl een elektrisch bekrachtigbare spoel voor het bedienen van deze uitschakelklep aanwezig is, die bij bekrachtiging de uitschakelklep gesloten houdt, zodat bij uitschakeling van deze spoel deze klep wordt geopend, door voor de snelheid gevoelige middelen, 15 die bij een verschil tussen de feitelijke snelheid van het voertuig en de gewenste snelheid daarvan de regelklep zodanig kunnen bedienen, dat de onderdruk van het bedieningsonderdeel wordt verlegd, teneinde aldus het motorvermogen in te stellen om de gewenste snelheid te handhaven, door middelen, waarmede de ene zijde van de voornoemde 20 spoel door tussenkomst van een elektrische uit3Chakelaar met een zijde van een elektrische stroombron is verbonden, met welke uitscha-kelaar de spoel kan worden uitgeschakeld, door een of meer elektrische lampen, waarvan een aansluiting met de voornoerade zijde van de stroombron is verbonden door tussenkomst van een bijkomende elek-25 trische schakelaar, die gesloten is, wanneer de remmen van het voertuig zijn ingeschakeld, terwijl andere aansluitingen ervan met de andere zijde van deze stroombron zijn verbonden, door uitschakelmid-delen, die bij het sluiten van deze bijkomende schakelaar u« mt,schakelaar kunnen openen, en door middelen, waarmede de andere zijde van 30 de spoel met de verbinding tussen de bijkomende schakelaar en de elektrisch bedieude lamp o£ lampen is verbonden, een en ander zodanig, dat de bekracntigingsketen van de spoel door deze lamp ui Lampen verloopt, zodat het sluiten van de bijkomende schakelaar tot gevolg heeft, dat aan de beide zijden van de spoel althans uaguuoeg 35 dezelfde spanning admt te liggen, wanneer de uitsciiaK.el.uar niet wordt geopend, zodat ook in het geval van een dergeiijlte ataring u» o,..oel doeltreffend wordt uitgeschakeld·

De uitvinding zal in het onderstaande nador worden l·.,toelicht aan de hand van een tekening, waarin een op ao wijza van de 8000329

A

* Μ» ί Μ ✓ uitvinding uitgevoerd regelstelsel schematisch is voorgesteld.

Het afgebeelde stelsel omvat een elektro-pneumatisch be-dieningsonderdeel 5 met een mechanische koppeling 6, die naar een snelheidsregelonderdeel, bijvoorbeeld een brandstofklep van een mo-5 tor, voert. Dit bedieningsouderdeel omvat verder een balg 8, waarvan het inwendige met een niet-afgebeelde bron van onderdruk kan worden verbonden door tussenkomst van een leiding 10 en een klep 12, welke klep door een magneetspoel 14 kan worden bediend, die tevens een klep 15 bedient, die een met de omgeving in verbinding staande ope-10 ning kan openen of sluiten. Wanneer de spoel 14 wordt bekrachtigd, wordt de klep 12 geopend en de klep 15 gesloten, zodat dan het inwendige van de balg 8 mét de bron van onderdruk in verbinding wordt gesteld en de balg 8 tengevolge daarvan wordt saoengetrokken, waardoor de koppeling 6 wordt aangetrokken, en de brandstofklep van de 15 motor verder wordt geopend, waardoor de snelheid van de motor wordt vergroot. Wanneer de spoel 1½ wordt uitgeschakeld, wordt het inwendige van de balg 8 van de bron van onderdruk afgesloten, en wordt lucht door de opening, die van de klep 15 is voorzien, toegelaten.

Het bedieningsonderdeel 5 heeft verder een uitschakelklep 20 16, die door een magneetspoel 18 wordt bediend. Deze spoel 18 is gewoonlijk ingeschakeld, en houdt dan de klep 16 gesloten. Wanneer echter de spoel 18 wordt uitgeschakeld, wordt de klep 16 geopend, waardoor het inwendige van de balg 8 met de buitenlucht in verbinding wordt gesteld, tengevolge waarvan de balg 8 zich zal uitzetten, 25 en de brandstofklep van de motor zal sluiten.

De stroomtoevoer voor de spoelen 14 en 18 begint aan een pool (in het beschouwde geval de positieve) van een stroombron van het voertuig, en loopt verder over een leiding 22, waarin een hoofd-schakslaar 24 en een uitschakelaar 26 zijn opgenomen, ba iaatstge-30 noemde is met de ene zijde van de beide spoelen 14 en 18 verbonden.

De andere zijde van de spoel 14 is door tussenkomst van ecu stuur-schakelaar 30 en een leiding 32 met de massa 2b van net voertuig verbonden. De andere zijde van ue spoel 18 is door tussenkomst van een leiding 34 met een leiding 'jö verbonden, waarmede een user ue remmen 35 te bedienen schakelaar ï>& met koplampen 40 van het voertuig m verbinding s-taat. Deze lumpen worden ingeschakeld, zodra αβ bestuurder van het voertuig de remmen bedient.

De schakelaar 3υ wordt bestuurd door tUuSeukuust v-m usii bijkomende schakelaar 42 en een te»s tarings keten 44, welke laatste een 8000325 > - b - eerste signaal op een leiding b& kan ontvangen, dat een aanwijzing van de feitelijke voertuigsnelheid geeft, alsmede een tweede signaal op een leiding 50» dat de gewenste voertuigsnelheid voorstelt. De besturingsketen ^ zal niet nader worden beschreven, doch is een ke-5 ten, die een afwijkingssignaal kan afgeven, dat afhangt van het verschil tussen de feitelijke en de gewenste voertuigsnelheid, waarbij een uitgangssignaal door tussenkomst van de schakelaar bz wordt afgegeven, dat de schakelaar 30 zodanig sluit en opent, dat üe klep 12 de balg 8 en daardoor de brandstofklep van de motor dienovereenkom-10 stig bestuurt, teneinde de voertuigsnelheid steeds op dezelfde waarde te houden. De keten bb kan bijvoorbeeld van de vorm zijn, die in het Britse octrooi 1 386 961 is beschreven.

De schakelaars 26 en bZ worden bestuurd door een bistabiele keten 52. De keten 52 wordt door een signaal op een leiding $b in de 15 instelstand gebracht, welke leiding van een schakelaar afkomstig is, die door de bestuurder wordt bediend, wanneer hij de snelheidsrege-ling in werking wil stellen. In de instelstand van de keten 52 worden de schakelaars 2b en bZ door tussenkomst van leidingen 56 reap. 58 gesloten.

20 De keten 52 is voorts door middel van een leiding 60 met de leiding 36 verbonden. Üodra de remschakelaar 38 wordt gesloten, d.w.z. bij het bedienen van de remmen, komt de leiding 60 aan de spanning te liggen, tengevolge waarvan de keten 52 in de terugstel-stand wordt omgeschakeld, hetgeen het openen van de schakelaars 26 25 en bz tot gevolg heeft.

Vanneer wordt aangenomen, dat de hoofdschakelaar Zb ia gesloten, brengt de bestuurder de snelheidsregeling in werking door de daartoe dienende schakelaar te bedienen, waardoor de leiding 5^ onder spanning wordt gezet, en de keten 52 in de instelstand wordt ge-30 bracht. Daardoor worden de schakelaars 2o en bZ gesloten, ilet voertuig wordt dan door de besturingsketen bb op de voornuemde wijze bestuurd.

Wanneer de reuniten worden bediend, wordt au üciuuel.<ar 58 gesloten, waardoor de reutlampen ^0 worden mgeschakeld. De ut rooa-35 toevoer naar de keten 52 over de leiding 6ü brengt de keten 52 in de terugstelstand, waarin de schakelaars 26 «n bZ worden geopend. Dit heeft tot gevolg, dat de besturingsketen bb de snelheidsreguiing niet verder kan verzorgen. Bovendien wordt de klep 12 gesloten, waardoor de verbinding met de bron van onderdruk wordt verbroken, «n 3000329 it.

- 5 - wordt verder de klep 15 geopend. Voorts wordt de spoel 18 uitgeschakeld, zodat ook de uitschakelklep 16 wordt geopend. Het inwendige van de balg 8 wordt derhalve met de omgeving in verbinding gesteld, zowel door de van de klep 15 voorziene opening als door de uitscha-5 kelklep 16, zodat de balg 8 onder invloed van een veer snel zal uitzetten, hetgeen het sluiten van de brandstofklep van de motor tot gevolg heeft.

De verbinding 3^ is van belang, daar hierdoor een bijkomend middel wordt verschaft, waarmede de spoel 18 kan worden uitgeschakeld, 10 zodra de voertuigremmen worden bediend. Wanneer de schakelaar 3Ö wordt gesloten, wordt de desbetreffende pool van de stroombron door middel van de leiding met de spoel 1Ö verbonden. Zelfs wanneer er een storing zou optreden, die het openen van de schakelaar 26 verhindert, wanneer de remmen worden bediend, bijvoorbeeld een fout in 15 de keten 52, waardoor deze niet over de leiding 60 wordt teruggesteld, zal nochtans de spoel 18 doeltreffend worden uitgeschakeld, aangezien nu de beide zijden ervan met dezelfde pod van de stroombron zijn verbonden. Deze bijkomende uiischakelwerking van de leiding 3^ werkt doeltreffend, zelfs wanneer een storing in het stelsel 20 het openen van de schakelaar kz bij het bedienen van de remmen verhindert. Wanneer een dergelijke storing zou optreden, zou de spoel 14 bekrachtigd blijven, wanneer ook de schakelaar 26 tengevolge van dezelfde fout gesloten zou blijven, zodat dan het inwendige van de balg 8 door tussenkomst van de klep 12 met de bron van onderdruk 25 verbonden zou blijven. Onder deze omstandigheden wordt echter de spoel 18 uitgeschakeld, zodat de verbinding met de omgeving door tussenkomst van de uitschakelklep 1b is verzekerd, tengevolge waarvan de onderdruk in de balg 8 wordt opgeheven, en de balg zich Kan uitzetten.

30 De schakelaars 2o, 30 ea ^2 zijn gewoonlijk trauma tors cha- kelaars, doch ook relaisschakelaars kunnen voor dit doel worden gebruikt. Het is ook mogelijk de leiding 32 op dezelfde wijze als de leiding 3^ met de leiding óü in plaats van met de masua 2ö ie verbinden. Wanneer door een storing de schakelaars 26 en 30 niet worden 35 geopend, zodra de reuisoKakeLaar 3& wordt gesloten, wordt nochtans de spoel 11» uitgeschukeld, aangeziett de beide zijden ervan dan aan dezelfde spanning liggen.

Hoewel in het ulg«heelde geval de spoel 1½ de beide kleppen 12 en 15 bedient, kan de klep 15 ook worden weggelaten, ca door 8000320 >

M ^ W

een kleine voortdurend open opening worden vervangen, waarmede het inwendige van de balg 8 met de omgeving wordt verbonden, in welk geval de spoel 1½ alleen de klep 12 bedient.

8000320

Claims

1. Elektrische uitschakeling voor een automatisch regelstel-sel, in het bijzonder bestemd voor het regelen van de snelheid van een landvoertuig, omvattende een bedieningsonderdeel, dat gewoonlijk door een elektronische keten wordt bestuurd, welk voertuig van een 5 of meer remlampen is voorzien, die bij het bedienen van de remmen worden ingeschakeld, welk stelsel voorts van een uitschakelaar is voorzien, waarmede het stelsel buiten werking kan worden gesteld, zodra de remmen worden bediend, gekenmerkt door een uitschakelke-ten (3*+), die rechtstreeks elektrisch op het bedieningsonderdeel 10 (5„.18) inwerkt, zodra de remmen worden bediend (38), teneinde aldus de snelheidsregeling buiten werking te stellen, ook wanneer de uitschakelaar (52, 26) is gestoord.

2· Uitschakeling volgens conclusie 1, waarbij het bedieningsonderdeel een hesturingsmiddel omvat, dat met een elektrisch te be-15 krachtigen element is gekoppeld, dat wordt bekrachtigd, wanneer de snelheidsregeling in werking is, en bij uitschakeling het beaturings-mxddel kan bedienen om het stelsel buiten werking te stellen, omvattende een elektrische uitschakelaar, die met de ene zijde van het elektrische element is verbonden, en de verbinding daarvan met een 20 stroombron van het voertuig kan regelen, bestemd voor het uitschakelen van dit element, zodra de remmen worden bediend, gekenmerkt door een verbindingsketen (38, 3*0» die gevoelig is voor de werking van da rembedieningsmiddelen (38)» waarmede de andere zijde van het element (18) aan een elektrische spanning kan worden gelegd, die al-25 thans nagenoeg gelijk is aan die spanning, die de stroombron (20, 28) aan de eerste zijde door tussenkomst van de uitschakelaar (2o) legt, teneinde het element (18) doeltreffend uit te schakelen, wammur de remmen worden bediend, en de uitschakelaar (2b) deze uitschakeling niet bewerkstelligt. 30 3* Uitschakeling volgens conclusie 2, met u^t Kenmerk, dat het element (1ö) een elektrisch te bekrachtigen spoel is, waarmede een mechanische kracht op het besturingamiddel (16) kju worden uitgeoefend. Uitschakeling volgens conclusie 2 of 3« omvattende een rem-35 schakelaar, die met de roiiibedieningsmiddelen is gekoppeld, en xn serie met een remlamp met de stroombron is verbonden en parallel ia geschakeld met de uitscnakelaar en het elektriscu bekrachtighure ele- 8000321 - 8 - ment, waarbij de ene zijde van dit element door tussenkomst van deze schakelaar met de andere zijde van de remschakelaar is verbonden, met het kenmerk, dat de verbindingsketen een leiding (3½) omvat, die de andere zijde van het element (18) met het verbindings-5 punt tussen de remschakelaar (38) en de remlamp (*t0) verbindt.

5· Uitschakeling volgens conclusie 4, gekenmerkt door een keten (52) met twee toestanden, waarmede de uitschakelaar (26) kan worden bestuurd, welke keten in een eerste toestand komt, wanneer de automatische snelheidsregeling in werking wordt gesteld, in 10 welke toestand de uitschakelaar (26) in een toestand wordt gebracht, waarin het element (l8) met de stroombron (20) wordt verbonden, en die tevens voorts met de remschakelaar (38) is verbonden, teneinde in de tegenovergestelde toestand te worden gebracht, zodra de rera-schakelaar (38) de remlamp (^0) inschakelt, tengevolge waarvan de 15 uitschakelaar (26) in de andere toestand wordt gebracht, waarin het element (18) van de stroombron (20) wordt afgeschakeld.

6. Uitschakeling volgens een van de conclusies 1..5» waarbij het bedieningsonderdeel een elektro-pneumatisch bedieningsonderdeel is, waarmede het vermogen van een voertuigmotor en dus de snelheid 20 van het voertuig kan worden geregeld, met het kenmerk, dut het bedieningsonderdeel een elektrisch bediende uitschakeiklep (16) omvat, waarmede het inwendige van dit onderdeel met de buitenlucht kan worden verbonden, teneinde de besturing daarvan met behulp van de uitschakelketen (5½) onwerkzaam te maken. 25 7- Uitscnakeling volgens conclusies ^ en 6, waarbij het elek- tro-pneumatiscke bedieningsonderdeel een regelklep bezit, waarmede dit onderdeel met een bron van onderdruk kan worden verbonden, alsmede een elektrische spoel, die met bekrachtiging deze regelklep kan openen, teneinde een onderdruk in het inwendige van het beüienings-30 onderdeel teweeg te brengen, en daardoor het vermogen vsu de motor te vergroten, terwijl voorts een besturingsketen aanwezig is, die gevoelig is voor een verschil tussen een gewenste en een lei te lijke snelheid van het vourtuLg, teneinde de bekrachtiging van Ue snoei zodanig te besturen, dat de aan het bedieningsonderdeel tuegevoerde onderdruk het vermogen van de motor in een zodanige zin hun veranderen, dat het voertuig op de gewenste snelheid blijit, met het kenmerk, dat een zijde van de spoel (1½) met de uitschakelu«r ί-t; is verbonden, en wel parallel aan het elektrisch te bekracutigei. element (1Ó), en dat de andere zijde van de spoel ('l*U met au unaera 3 0 0 0 3 2 ff - 9 - zijde ran de elektrische stroombron (20, 28) is verbonden onder tussenschakeling van de besturingsketen (Mf).

8. Uitschakeling volgens conclusies k en 6, waarbij het elektro-pneumatische bedieningsonderdeel een regelklep omvat, die de 5 verbinding tussen dit onderdeel en een bron van onderdruk kan regelen, alsmede een elektrische spoel, die bij bekrachtiging de regelklep kan openen, teneinde de onderdruk aan het bedieningsonderdeel toe te voeren, en aldus het vermogen van de motor te vergroten, terwijl verder een besturingsketen aanwezig is, die gevoelig is voor 10 een verschil tussen een gewenste en een feitelijke snelheid van het voertuig, teneinde de bekrachtiging van een tweede elektrische spoel zodanig te regelen, dat de aan het bedieningsonderdeel toegevoerde e onderdruk het vermogen van de motor kan veranderen in een zodanige zin, dat het voertuig op de gewenste snelheid blijft, met het 15 kenmerk, dat een zijde van de spoel (14) met de uitschakelaar (26) is verbonden, en wel parallel aan het elektrisch te bekrachtigen element (18), en dat de andere zijde van de tweede spoel (14) met het verbindingspunt tussen de remschukelaar (38) en de reaiamp {kQ) is verbonden. 8000329