NL7909085A - Inrichting voor het in regelmatige lagen stapelen van lange produkten, in het bijzonder buizen. - Google Patents

Description

-1- » 3

Inrichting voor het in regelmatige lagen stapelen van lange prodnkten, in het "bijzonder buizen.

De uitvinding heeft' betrekking op een inrichting voor het in regelmatige lagen stapelen van lange produkten, in het bijzonder van buizen, met het oog op het vormen van bundels met vierhoekige dwarsdoorsnede,in het bijzonder vierkante of rechthoekige dwarsdoor-5 snede.

Het is gebruikelijk bij het vervaardigen van buizen de buisvormige produkten te verpakken in kisten of omwikkelde bundels met cirkelvormige dwarsdoorsnede. Dergelijke bundels kunnen betrekkelijk moeilijk worden behandeld en vereisen veel ruimte voor de opslag er-10 van.

Het is daarom gewenst gebleken de buizen in de vorm van omwikkelde bundels met vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnedlfverpakken, welke bundels worden gevormd door stapelen in de vorm van regelmatige lagen van buisvormige produkten in houders die gewoon-15 lijk worden gevormd uit een aantal elementenf^-vormige dwarsdoorsneden, die op afstand van elkaar over de lengte van een houder zijn geplaatst, en zijn gevormd uit zijdelingse vertikale staanders, die met hun onderste deel zijn verbonden door dwarsstukken die loodrecht staan op de langshartlijn van de houder en de bodem daarvan vormen 20 voor het opnemen van de buizen. In de praktijk worden de buizen een voor een met de hand gestapeld in de houder die aldus is gevormd.

Het vormen van de bundel vraagt dus veel tijd en vraagt betrekkelijk veel personeel.

De uitvinding stelt in het bijzonder voor een inrihting te 25 verschaffen voor het automatisch stapelen in regelmatige lagen van buizen in zodanige houders dat het mogelijk is op snelle wijze nauwkeurig regelmatige bundels te verkrijgen zonder veel personeel te vereisen voor het behandelen van de buizen.

Hierna wordt een inrichting volgens de uiixinding beschreven 50 die bruikbaar is voor het stapelen van buizen en in het bijzonder van buizen met cirkelvormige dwarsdoorsnede: . Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding op geen enkele wijze is beperkt tot dergelijke buizen met cirkelvormige dwarsdoorsnede: maar dat hij kan worden toegepast zo wel voor buizen met een niet-cirkelvormige dwars-55 doorsnede als voor langwerpige produkten, die wel of niet uit metaal bestaan en een willekeurige dwarsdoorsnede bezitten.

De inrichting volgens de uitvinding heeft in het bijzonder het 7909085 -2- r 4 kenmerk dat hij middelen omvat voor het hellend plaatsen van de op-neemhouder voor de huizen op zodanige wijze dat de "bodem een tevoren bepaalde hoek vormt ten opzichte van het horizontale vlak, hellende aanvoermiddelen om onder invloed van de zwaartekracht achtereenvol-5 gens de buizen een voor een loodrecht op het hoogste deel van de bodem te brengen, waarbij de aldus geplaatste buizen rollen over de hellende bodem en evenwijdig met elkaar komen te liggen over de breedte van genoemde bodem, waarbij een aantal armen evenwijdig met genoemde bodem aanwezig is, welke armen omslaag en om^hoog kunnen 10 worden gebracht ten opzichte daarvan voor het vormen van een ruimte met tevoren bepaalde regelbare hoogte boven genoemde bodem voor het vormen van een eerste laag zijdelings naast elkaar liggende buizen, middelen voor het omhoog brengen van genoemde armen evenwijdig met de bodem na het vormen van elke laag buizen met een tevoren bepaalde 15 hoogte voor het boven de gevormde laag begrenzen van een ruimte met een tevoren bepaalde hoogte voor het vormen van de volgende laag.

.Yolgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding zijn genoemde armen hellend geplaatst ten opzichte van het horizontale vlak, op zodanige wijze dat zij evenwijdig met de bodem kunnen be-20 wegen in de hellende stand, terwijl zij zijn bevestigd en scharnieren op een in hellende giLeidingen beweegbaar gestel. Door verplaatsing van het gestel in de geleidingen zijn de armen ook beweegbaar naar en op afstand van genoemde bodem waarbij zij evenwijdig blijven daarmede, terwijl de lengte van genoemde armen zodanig is dat het 25 daardoor mogelijk is dat zij zich in hoofdzaak uitstrekken over de gehele breedte van de houder tot op een afstand van de zijdelingse staanders liggende tegenover het steungestel van de armen die iets groter is dan de diameter van de te stapelen buizen. Het uiteinde van genoemde armen kan bij voorkeur worden gevormd door een beweegbare 50 neus die nabij of axiaal op afstand van de rest van de arm kan worden gebracht om de afstand te regelen tussen het uiteinde van de neus en de zijdelingse staanders als funktie van de diameter van de te stapelen buizen, waarbij de neuzen van de armen bij voorkeur bovendien op hun bovenuiteinde een afschuining bezitten voor het geleiden 55 van de buizen in de ruimte gevormd tussen het uiteinde van de neuzen en de zijdelingse staanders van de houder.

De armen zijn scharnierend aangebracht op het gestel dat ze draagt op zodanige wijze dat zij beweegbaar zijn ten opzichte van het gestel tassen een teruggetrokken stand in hoofdzaak evenwijdig 40 met de langsrichting van de houder en een werkstand loodrecht op deze 7909085 ? ? -3- hartlijn,

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de middelen v oor het laten hellen van de houder een scharnierend gestel dat de houder draagt en hellend kan worden geplaatst 5 onder een tevoren bepaalde hoek ten opzichte van het horizontale vlak door de werking van in het bijzonder pneumatische vijzel. Volgens de uitvinding is de hellingshoek van de bodem van de houder ten opzichte van het horizontale ^ak, dat wil zeggen eveneens de hellingshoek ten opzichte van het horizontale vlak van de beweeg-10 hare armen en de hellingshoek ten opzichte van het vertikale vlak van het ondersteuningsgestel voor genoemde armen, bij voorkeur ongeveer 20°, en ligt in bijzonder tussen 10 en 30°.

Be hellende toevoerorganen voor het onder invloed van de zwaartekracht achtereenvolgens voortbewegen van de buizen loodrecht 15 op het hoogste deel van de bodem van de houder omvatten een aantal op afstand van elkaar liggende kabels die elk een geheel vormen met het uiteinde van een arm, dat wil zeggen van een beweegbare neus, als deze aanwezig is, waarbij genoemde kabels zich volgens een bepaalde hoek uitstrekken vanaf een bovenste uitsteeksel waarop de 20 buizen worden voortbewogen door een gebruikelijk willekeurig verdeelsysteem voor buizen.

Bij een bijzondere uitvoeringsvorm ligt de hoek van de kabels ten opzichte van het horizontale vlak tussen ongeveer 21° als de armen in de hoge stand zijn boven de houder en 33° als de armen in 25 aanraking/met ‘de bodem van de houder.

De werksnelheid van de inrichting volgens de uitvinding maakt een toevoer mogelijk tot 1 buis per seconde. Het verdeelsysteem van de buizen kan "en reprise" zijn aangebracht of ook direkt op de uitgang van een lasbaan voor de buizen.

30 In het laatste geval kan men twee stapelinrichtingen voor buizen aanbrengen met het oog op het vervaardigen van bundels welke inrichtingen ter weerszijden van de afvoerlijn zijn geplaatst zodat een continue produktie wordt verzekerd van de lasinrichting aangebracht op de laslijn voor de buizen. Als 1 houder is gevuld kan het 35 vullen van de andere houder beginnen.

Het verdeelsysteem kan eveneens worden gevormd door de uitgang van een afwerkinrichting, van een trekbank, van een niet-des-struotieve controle-inrichting en in het algemeen van elk verdeelsysteem. Het is eveneens duidelijk dat andere verdeelsystemen kunnen 40 worden toegepast in het geval waarin de inrichting volgens de uit- 7909085 -4- r- < vinding wordt gebruikt voor langwerpige voorwerpen, die geen buizen zijn.

De inrichting volgens de uitvinding omvat eveneens aan het einde een drukinrichting, in het bijzonder van het pneumatische type, 5 om in langsrichting de buizen tijdens het stapelen op een lijn te brengen.

In het geval van buizen met cirkelvormige dwarsdoorsnede maakt de inrichting het stq> elen mogelijk in de vorm van evenwijdige lagen waarin de buizen van de een laag ten opzichte van de andere 10 in groepen van van 5 bijeen zijn gebracht.

Hiertoe zijn voor het vormen van de eerste laag op de bodem van de houder de armen daar boven beplaatst op zodanige wijze dat een ruimte wordt gevormd met een hoogte die slechts enkele milimeters groter is dan de diameter D van de buizen zodat een eerste laag van 15 H buizen wordt gevormd op de bodem van de houder, waarna de armen over een afstand gelijk aan D omhoog worden gebracht voor het vormen van de tweede laag, vervolgens voor het vormen van elk van de vol-gende lagen in een mate van ~„"g ~ ·" waardoor aldus boven de gevormde laag een net voldoende ruimte wordt gevormd opdat de volgende 20 laag wordt gevormd met de plaatsing van de buizen in groepen van 5· Men verkrijgt aldus een opeenvolging van lagen die beurtelings N en ïï-1 buizen bevatten.

Om de reeksen gevormd door de N-1 buizen nauwkeurig gericht te houden kan men op gebruikelijke wijze erin voorzien dat 25 bepaalde vertikale staanders, die de houder vormen, op hun inwendige vlak zijn voorzien van een reeks pennen, waarvan de lengte en de onderlinge hartafstand variabel zijn als funktie van de diameter van de buizen. Het is eveneens mogelijk dit systeem van pennen te vervangen door een systeem van vaste terugtrekbare aanslagen in het 50 bijzonder op de beweegbare armen.

De inrichting kan eveneens op gebruikelijke wijze voorzien zijn van geleidingsbanden,die verdeeld zijn aangebracht over de lengte van de houder om de omwikkelingsbanden van de bundel gevormd uit buizen op te nemen, 35 Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven «-wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Figuur 1 toont in perspectief een deel van de inrichting volgens de uitvinding in werkstand.

Figuur 2 toont een vooraanzicht van de inrichting volgens 40 de uitvinding waarbij de aandrijfmiddelen voor de buizen duidelijk- 7909085 * f -5- heidshalve zijn weggelaten.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht van de inrichting weergaven in figuur 2.

«

Figuren 4 tot 9 tonen schematische zijaanzichten die de 5 werking van de inrichting volgens de uitvinding weergeven.

De inrichting volgens de uitvinding omvat in hoofdzaak een gestel 1 dat scharnierend om een horizontale hartlijn is aangebracht en onder de invloed van in het bijzonder een pneumatische vijzel heen en weer kan worden verplaatst, vanuit een horizontale 10 stand als bijvoorbeeld weergegeven in figuur 4 naar een hellende stand ten opzichte van het horizontale vlak, zoals bijvoorbeeld weergegeven in figuur 5·

Volgens de uitvinding bedraagt de hellingshoek bij voorkeur ongeveer 20°.

15 Dit scharnierende gestel 1 kan een opneemhouder voor buizen bezitten gevormd uit een aantal ïï-vormige elementen 2 die elk zijn gevormd uit twee vertikale staanders 3, die aan hun ondereinde zijn verbonden door een dwarsorgaan 4·

Het samenstel van dwarsorganen 4 vormt de bodem van de houder.

20 Als weergegeven in figuur 1 bezitten bepaalde staanders 3 op hun inwendige vlak reeksen pennen 5» waarvan de lengte en de afstand van de hartlijnen variabel zijn als funktie van de diarofcer van de buizen, waarbij de reeksen pennen zijn bedoeld om het in groepen van 5 vasthouden van de buizen voor het vormen van een geschikte 25 bundel,

De inrichting volgens de uitvinding omvat verder een aantal op een gestel 8 bevestigde en bij 7 scharnierend aangebrachte armen, die kunnen worden verplaatst door middel van kogelpennen die het duidelijkst zijn weergegeven in figuren 4 tot 9, langs rechte ge-30 leidingen 10, die een geheel vormen met de ondersteuningen 11.

De ondersteuningen 11 dragen eveneens rondsels 12 voor het besturen van kettingen 13, die verplaatsing van het gestel 8, dat de armen 6 draagt mogelijk maken. Zoals in het bijzonder duiddijk is uit de figuren 4 tot 9 zijn de rechte geleidingen 10 waarlaijp het 35 heen en weer bewegen van het gestel 8 plaats heeft, hellend aangebracht onder een bepaalde hoek ten opzichte van het vertikale vlak, welke hoek dezelfde is als die waaronder het gestel 1, dat de houder 2 draagt hellend kan worden geplaatst ten opzichte van het horizontale vlak.

40 Als boven aangegeven ligt deze hoek bij voorkeur in de orde 7909085 h * -6- van 20°.

Het zal duidel ijk zijn dat de armen 6 aldus beweegbaar zijn met het gestel 8 en altijd onderling evenwijdig blijven en ten opzichte van het horizontale vlak dezelfde hoek insluiten als de 5 bodem 4 van de houder 2,

De armen 6 kunnen zich aldus verplaatsen naar en op afstand van de bodem van de houder, waarbij zij daarmede evenwijdig blijven als deze zich in de hellende stand bevindt.

De rondsels 12, die het mogelijk maken verplaatsing en de 10 plaatsing van het gestel 8 en dus van de armen 6 te verzekeren zijn voorzien van een motorreduktiegroep 14 (figuur 1) met variabele snelheid door middel van een elektronische bidirektionele variator die het aandrijven van het gestel 8 mogelijk maakt en dus van de armen 6 naar boven en naar beneden met geschikte regelbare snel-15 heden.

Het samenstel van gestel 8 en armen 6 is uitgebalanceerd door middel van tegenwichten die schematisch bij 15 in figuur 1 zijn aangegeven.

Elk van de armen 6 bezit aan zijn uiteinde een neus 16 die 20 axiaal regelbaar is ten opzichte van de overeenkomstige arm 6, welke neus 16 aan zijn boveneinde van het einde een afschuining. 17 bezit.

Aan het uiteinde van de neuzen 16 is een kabel 18 bevestigd voor het afgeven van te stapelen buizen.

Zoals in het bijzonder blijkt uit de figuren 5 tot 7 worden 25 de buizen T, die moeten worden gestapeld, gedwongen zich onder invloed van de zwaartekracht te bewegen langs kabels 18, die zich onder een hoek vanaf een uitsteeksel 19 uitstrekken, waarbij de buizen worden toegevoerd door een verdeelsysteem voor buizen zoals schematisch weergegeven bij 20 in figuur 4· 50 De inrichting volgens de uitvinding omvat verder een drukor- gaan, in het bijzonder van het pneumatische type 21 (figuur 3) bedoeld voor het op een lijn brengen van het uiteinde van de gestapelde buizen in de houder 2.

De inrichting omvat eveneens op gebruikelijke wijze bandge-35 leidingen 22 (figuren 2 en 3) voor het opnemen van de omwikkelings-banden voor de bundel als eenmaal het stapelen van de buizen is uitgevoerd in de houder.

Onder verwijzing naar in het bijzonder de figuren 4 tot 9 wordt hierna de werking van de inrichting volgens de uitvinding be-40 schreven voor het vormen van een stapel uit regelmatige lagen van 7909085 -7- t. 4 buizen in een houder.

De "besturing van de inrichting volgens de uitvinding kan met voordeel worden geautomatiseerd met behulp van een elektronische besturingsinrichting met geintergreerde schakelingen of een micro-processor.

In de uitgangsstand weergegeven in figuur 4 wordt een houder 2 op zijn plaats gebracht op het gestel 1, dat in horizontale stand wordt gehouden.

Het gestel 8 is in de hoge stand en de armen 6 zijn in de te-1Q ruggetrokken stand evenwijdig met de langshartlijn van de houder.

Men regelt de relatasre stand van de neuzen 16 ten opzichte van de armen 6 op zodanige wijze dat als deze armen 6 voorzien van de neuzen 16 zich bevinden in de loodrechte stand op de langshartlijn van de houder (figuren 5 tot 7) de afstand tussen het uiteinde .j ^ van de neuzen 16 en de staanders 3 van de houder 2 tegenover de ondersteuningen 11 die groter is dan de diameter van de buis om het doorlaten ervan mogelijk te maken. De onderste omwikkelingsbanden voor de bundel worden in de bandgeleidingen 22 geplaatst.

Men brengt de houder 2 naar de hellende stand door het gestel 2o 1 te laten scharnieren, men brengt het gestel van de ondersteuning 8 en de armen 6 met hoge snelheid naar beneden naar de lage stand ter hoogte van de bodem 4 van de houder, vervolgens brengt men de armen om hoog zodat hun inwendige oppervlak zich bevindt op een afstand van de bodem 4 gelijk aan D + j, waarbij j een speling voor-25 stelt van enkele milimeters, en D de diameter van de te stapelen buizen is.

Thans is de stand weergegeven in figuur 5 bereikt en men brengt het verdeelsysteem voor de buizen in werking waarbij de buizen naar beneden gaan langs de kabels 18 en komen op het afgeschuin-20 de einde 17 van de neuzen 16, tussen deze neuzen en de zijdelingse staanders 3 en vervolgens rollen zij over de hellende bodem 4> zonder dat zij over elkaar kunnen komen te liggen als gevolg van de kleine ruimte aanwezig tussen de bodem 4 en de armen 6.

Men verkrijgt aldus als weergegeven in figuur 5 een eerste 25 regelmatige laag uit M buizen die naast elkaar op de bodem liggen.

Voor bet vormen van de volgende laag brengt men het gestel 8 en de armen 6 over een afstand D naar boven en men veroorzaakt dan in de ruimte aanwezig tussen het bovenste deel van de eerste gevormde laag en het ondervlak van de armen 6 een tweede laag uit 40 N-1 buizen, 7909085 > «.

-8-

Men "brengt vervolgens het gestel 8 en de armen 6 naar hoven over een hoogte — voor het vormen van de volgende laag uit U huizen, en vervolgens over dezelfde hoogte voor elk van de volgende erop geplaatste lagen, tot dat de laatste laag uit II huizen 5 is gevormd. Deze stappen zijn weergegeven in de figuren 6 en 7·

Men hrengt dan het gestel 8 en de neuzen 16 met grote snelheid naar de hoge stand weergegeven in figuur 8, waarbij de neuzen 1è dan zijn teruggetrokken.

De gevulde houder wordt vervolgens in de horizontale stand 10 gehraoht als weergegeven in figuur 9.

De bediende persoon grijpb dan in voor het inhrengen van de vertikale handen in de handgeleidingen alsmede de horizontale bovenste handen voor het omwikkelen van de bundel.

Als de handen zijn geplaatst hrengt degene die de machine 15 bedient een omwikkelingsvel in de handgeleidingen en omwikkelt de bundel met rechthoekige dwarsdoorsnede die aldus is vervaardigd, met een pneumatische inrichting.

De bundel wordt vervolgens uit de houder geheven met behulp van een hefinrichting en wordt op een weegschaal gebracht voor het 20 wegen ervan. Het is eveneens mogelijk het samenstel gevormd uit houder en bundel met behulp van de hefinrichting te heffen, waarna men op het gestel 1 een lege houder plaatst. 1 7909085

Claims (13)

1. Inrichting voor het stapelen in regelmatige lagen van lange voorwerpen, in het bijzonder van buizen, met het doel bundels met vierhoekige dwarsdoorsnede te vormen, in een houder, m e t h e t kenmerk, dat de inrichting middelen omvat voor het hellend 5 plaatsen van de houder voor het opnemen van de buizen op zodanige wijze dat de bodem ervan een tevoren bepaalde hoek vormt met het horizontale vlak, hellende middelen voor het afgeven om onder invloed van de zwaartekracht achtereenvolgens de buizen een voor een loodrecht af te geven op het hoogste deel van de bodem, welke aldus 10 afgegeven buizen rollen op de hellende bodem en evenwijdig met elkaar komen te liggen over de breedte van genoemde bodem, een aantal armen, die evenwijdig zijn met de bodem, en die omlaag en omhoog kunnen worden gebracht ten opzichte daarvan, voor het vormen van een ruimte met een tevoren bepaalde regelbare hoogte boven genoemde 15 bodem voor het vormen van een eerste laag buizen die naast elkaar liggen, middelen om genoemde airmen evenwijdig met de bodem omhoog te brengen na het vormen van elke laag buizen, over een tevoren bepaalde hoogte voor het vormen boven de gevormde laag van een ruimte met een tevoren bepaalde hoogte voor het vormen van de vol-20 gende laag.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat genoemde airmen hellend ten opzichte van het horizontale vlak op zodanige wijze dat zij zich evenwijdig met de bodem in de hellende stand kunnen bewegen terwijl zij zijn bevestigd en schar-25 nierend zijn aangebracht op een mobiel gestel in hellende geleidingen.

5. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1,2 m e t het kenmerk, dat de hellingshoek ten opzichte van het horizontale vlak van de armen, gelijk aan de hellingshoek ten op-30 zichte van het vertikale vlak van het ondersteuningsgestel van genoemde armen, ligt tussen ongeveer 10 en ongeveer 30° en bij voorkeur ongeveer 20° is.

4. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder is gevormd uit een 35 aantal elementen met een ïï-vormige dwarsdoorsnede, die op afstand van elkaar over de lengte ervan zijn geplaatst en is gevormd uit 7909085 -10- zijdelingse vertikale staanders die aan hun onderste deel door dwarsorganen loodrecht op de langshartlijn van de houder zijn verbonden en de bodem daarvan vormen voor het opnemen van de buizen. 5« Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-4, 5. e.t het kenmerk, dat de lengte van de armen zodanig is dat het mogelijk is dat zij zich uitstrekken over in hoofdzaak de gehele breedte van de houder tot op een afstand van de zijdelirgse staanders die liggen tegenover het gestel voor het ondersteunen van de armen, die iets groter is dan de diameter van de te stapelen 10 buizen.

6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het uiteinde van elk van genoemde armen is gevormd door een beweegbare neus die nabij of axiaal op afstand kan liggen van de rest van de armen om de afstand 15 tussen het uiteinde van de neuzen en de zijdelingse staanders als funktie van de diameter van de te stapelen buizen te regelen.

7. Inrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat de neuzen aan hun bovenuiteinde een afschuining bezitten voor het geleiden van de buizen in de ruimte gevormd tussen het 20 uiteinde van de neuzen en de zijdelingse staanders van de houder.

8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de armen scharnierend zijn verbonden met het steungestel op zodanige wijze dat zij beweegbaar zijn ten opzichte daarvan tussen een teruggetrokken stand in hoofd- 25 zaak evenwijdig met de langsrichting van de houder en een werkstand loodrecht op deze hartlijn.

9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor het hellen van de houder een scharnierend gestel omvatten dat de houder onder- 30 steunt en hellend kan worden geplaatst onder een tevoren bepaalde hoek ten opzichte van het horizontale vlak onder invloed van in het bijzonder een pneumatische vijzel.

10. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hellende toevoermiddelen 33 voor het onder invloed van de zwaartekracht achtereenvolgens aandrijven van de buizen loodrecht op het hoogste deel van de bodem van de houder een aantal op afstand van elkaar liggende kabels omvatten die een geheel vormen met elk uiteinde van genoemde arm, welke kabels zich uitstrekken onder een bepaalcte -hoek vanaf een bovenste 40 uitsteeksel waarop de te stapelen buizen worden aangevoerd door een

79 G 9 0 8 5 -11- verdeelsysteem voor de buizen,

11. Inrichting volgens conclusie 10,met het kenmerk, dat de hoek van de kabels ten opzichte van het horizontale vlak ligt tussen ongeveer 21° als de armen in de hoge stand 5 zijn boven de houder en 33° als genoemde armen in aanraking zijn met de bodem van de houder.

12. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het einde een dnkorgaan aanwezig is, in het bijzonder van het pneumatische type, met het 10 oog op het in langsrichting richten van de buizen tijdens het stapelen.

13. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat bandgeleidingen aanwezig zijn die verdeeld over de lengte van de houder zijn aangebracht. 7909085