NL7906910A - Oefenprojectiel. - Google Patents

Description

E 513-234 U

P & C --

Oefenprojecfciel.

De uitvinding heeft betrekking op een oefenprojectiel voor het gericht schieten, dat in vorm en gewicht ongeveer overeenkomt met een normaal projectiel, in het bijzonder een normaal onderkaliber-projectiel, en dat bij het inslaan uiteenvalt op gewilde breukplaatsen.

5 Oefenprojectielen voor het gericht schieten dienen voor de schiet- opleiding van militairen en moeten opdat de opleiding doeltreffend is, zo nauwkeurig mogelijk de eigenschappen van normale projectielen weergeven, en wel zowel ten aanzien van de uitwendige ballistiek, waarop het zich eigen maken van de richtreflexen en eventueel correctiereflexen 10 berust, als ook ten aanzien van werking en bediening van het wapen. De schietopleiding van militairen vindt echter plaats op schietbanen of schietterreinen'waarvan de afmetingen niet steeds overeenkomen met de maximale dracht van het gebruikte wapen. Weliswaar wordt meestal gevuurd onder een elevatie die niet de grootste dracht levert, maar er bestaat 15 de mogelijkheid dat het projectiel opspringt en daarbij een dracht bereikt die bijna overeenkomt met de maximale dracht. Dit geldt in het bijzonder voor de als massaprojectiel uitgevoerde onderkaliber-projectielen van boordkanonnen van pantservoertuigen. De overeenkomstige oefenmunitie is daarbij zo verandert, dat door aërodynamische maatregelen het projectiel 20 na het overschrijden van de gevechtsafstand sterk wordt geremd, maar er is een begrenst veiligheidsbereik naar beide zijden nodig. Als namelijk het oefenprokectiel op korte afstand vlak in slaat op een harde ondergrond, kan het projectiel dwars wegspringen met nauwelijks verminderde energie en het mag dan desondanks het zijdelingse veiligheidsbereik niet verlaten.

25 Uit de openbaargemaakte Duitse octrooiaanvrage 2.309.589 is een oefenprojectiel van de hier beschreven soort bekend, dat is bestemd voor munitie van klein kaliber in patroonvorm. Dit oefenprojectiel moet uiteenvallen bij het treffen van het doel, zonder dit te vernielen, als ook bij het vlak inslaan op de bodem. Het bestaat uit een metalen projectiel-30 huls waarin een vulpoedexmassa is aangebracht die is gemengd met een polymeriseerbaar produkt, waarbij de metalen projectielhuls zo is bemeten, dat de vüipoede rmas sa bij het inslaan van het oefenprojectiel uittreedt via een gewilde breukplaats die is uitgevoerd als een radiaal versmald breukgebied. Het bekende oefenprojectiel is betrekkelijk ingewikkeld van 35 opbouw en daardoor moeilijk te fabriceren. Daarbij komt dat het niet zondermeer duidelijk is op welke wijze een gewilde breukplaats kan worden verkregen die de belastingen bij het afvuren en tijdens de vlucht kan doorstaan, maar reeds bij het vlak treffen op harde bodem tot uiteenvallen van het projectiel, leidt, aangezien bovendien de eis moet worden gesteld 7906910 , * - 2 - '·* dat het projectiel ook bij het inslaan op het doel uiteenvalt zonder schade te veroorzaken.

De uitvinding beoogt een oefenprojectiel voor het gericht vuren van de hier bedoelde soort te verschaffen, dat in het bijzonder geschikt is 5 als onderkaliber-projectiel dat met een staart wordt gestabiliseerd, dat eenvoudig van opbouw is en gemakkelijk kan worden gefabriceerd en dat derhalve economisch gunstig is, waarbij het bij inslaan onder een vlakke hoek op harde bodem met zekerheid uiteenvalt, terwijl de uitwerking op het doel van ondergeschkte betekenis is.

10 Daartoe is een oefenprojectiel volgens de uitvinding gekenmerkt door dat het in vorm, afmetingen en gewicht, en daardoor in uitwendige ballistische eigenschappen geheel overeenkomt met het normale projectiel, waarbij echter het materiaal van het projectiel niet aan dezelfde eisen behoeft te voldoen als bij een normaal projectiel, wat de kostprijs verlaagt. 15 Daar het projectiel volgens de uitvinding af gezien van het materiaal, de uitvoering van de staart en de gewilde breukplaats van het projectiel over hun geheel overeenkomt met het normale projectiel, kan het oefenprojectiel op dezelfde wijze en met dezelfde machines worden vervaardigd als het normale projectiel. Dit leidt tot een aanmerkelijke verlaging van 20 de kostprijs bij de fabricage, ondermeer doordat bij uitvoering als een onderkaliber-projectiel dat met een staart wordt gestabiliseerd, ook de toegepaste aandrijfkooi identiek kan zijn aan die van een normaal projectiel.

De uitvinding wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van de tekening, die betrekking heeft op enige uitvoeringsvoorbeelden van een 25 oefenprojectiel volgens de uitvinding.

Fig. 1 is een langsdoorsnede door een eerste uitvoeringsvorm van een oefenprojectiel volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een langsdoorsnede door een tweede uitvoeringsvorm van een oefenprojectiel volgens de uitvinding.

30 Fig. 3 is een langsdoorsnede door een derde uitvoeringsvorm van een oefenprojectiel volgens de uitvinding.

De eerste uitvoeringsvorm van een oefenprojectiel volgens de uitvinding omvat een projectiel 2 dat bestaat uit een enkel werkstuk en een projectiel-punt 4 en een projectiel achterdeel 6 omvat.

35 Tussen de projectieldelen 4 en 6 is een groef 5 aangebracht, die de gewilde breukplaats voorstelt, waarbij de projectielpunt 4 en het projectiel-achterdeel 6 van elkaar worden gescheiden als het projectiel de bodem of een ander obstakel treft. De diepte van de groef 5 is dienovereenkomstig gekozen. Een kegelvormige staart 8 met axiale boringen 10 is aangebracht 40 aan de achterzijde van het projectiel 2. De kegelvormige staart 8 7906910 « - 3 - stabiliseert het projectiel 2 door 2ijn stromingsweêïstaLÖ, ÖIÊ Öfiöêï êêïi bepaalde Machwaarde sterk stijgt, zodat het projectiel 2 na een bepaalde vluchttijd, zodra de vluchtsnelheid onder de betreffende Machwaarde is gedaald, sterk wordt geremd en derhalve ten opzichte van het normale 5 projectiel een kleinere dracht vertoont. Binnen het afstandsbereik voor het gericht schieten heeft de kegelvormige staart 8 nog geen remmende werking, zodat het oefenprojectiel 2 bij het oefenen dezelfde uitwendige ballistische eigenschappen vertoont als het overeenkomstige normale projectiel. Een lichtspoorlading 12 is aangebracht aan de achterzijde 10 van het projectiel 2, opdat de baan van het projectiel 2 kan worden gevolgd.

Een aandrijfkooi 14 is door middel van een vertanding 15 verbonden met de projectielpunt en het projectielachterdeel. De opbouw van de aandrijfkooi 14 en zijn samenwerking met het projectiel 2 maken geen deel uit van 15 de onderhavige uitvinding en worden derhalve hier niet nader beschreven.

De aandrijfkooi 14 komt overeen met wat is beschreven in de Duitse octrooi-schriften 1.203.507 en 2.236.142,

De versnellingskrachten worden door de aandrijfkooi 14 ten dele als drukkrachten en ten dele als trekkrachten overgedragen op het projectiel 2.

20 De projectielpunt 4 ondergaat daarbij drukkrachten, terwijl het projectielachterdeel 6 door trekkrachten wordt versneld.

Tussen beide ligt een spanningminimum, waarbij de groef 5 is -aangebracht ter plaatse van dat spanningminimum, dat ongeveer twee projectieldiameters voor de achterste vertandingsgroef tussen de aandrijfkooi 14 en het projectiel 25 2 ligt. Doordat de aandrijfkooi 14 over de gewilde breukplaats valt en de gewilde breukplaats ter plaatse van het spanningminimum is aangebracht, is de gewilde breukplaats nagenoeg gevrijwaard van de belastingen bij het afvuren, zodat de gewilde breukplaats niet kan breken door toedoen van deze belastingen bij het afvuren.

30 De uitvoeringsvormen volgens figuren 2 en 3 onderscheiden zich van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 door de uitvoering van de gewilde breukplaats, zodat overigens voor overeenkomstige delen de gelijke verwij zingsnummers zijn toegepast.

De uitvoeringsvorm volgens fig. 2 omvat een projectiel 16 dat in twee 35 delen is uitgevoerd en een projectielpunt 18 en een projectielachterdeel 20 omvat. De projectieldelen 18 en 20 zijn met elkaar verbonden door middel van een schroefhuls 22 die zo is bemeten dat hij de gewilde breukplaats ter plaatse van de stootgroef 24 tussen de projectieldelen 18 en 20 vormt.

Het projectiel 26 uit fig. 3 is eveneens in twee delen uitgevoerd, waarbij 4Q aan de projectielpunt 28 een schroeftap 32 is aangebracht die is geschroefd 7906910 -p ’i' - 4 - in een overeenkomstige boring 34 van het projectielachterdeel 30. Een tussen de schroeftap 32 en de projectielpunt 28 aanwezige groef 36 vormt bij deze uitvoeringsvorm de gewilde breukplaats. Ook bij deze uitvoeringsvorm komen de overige onderdelen overeen met die van het oefenprojectiel 5 uit fig. 1, zodat zij niet nader worden beschreven.

Bij de uitvoeringsvoorbeelden volgens figuren 2 en 3 is het mogelijk, voor de projectielpunt 18 respektievelijk 28 en het projectielachterdeel 20 respektievelijk 30 verschillende materialen toe te passen, zodat het oefenprojectiel door geschikte keuze van deze materialen eenvoudig kan 10 worden aangepast aan de uitwendige ballistische eigenschappen van het normale projectiel.

Lijst van verwijzingscijfers 2 Projectiel 4 Projectielpunt 15 5 Groef 6 Projectielachterdeel 8 Kegelvormige staart 10 Axiale gaten 12 Lichtspoorlading 20 14 Aandrijfkooi 15 Vertanding 16 Projectiel 18 Projectielpunt 20 Projectielachterdeel 25 22 Schroefhuls 24 Stootvoeg 26 Projectiel 28 Projectielpunt 30 Projectielachterdeel 30 32 Schroeftap 34 Boring 36 Groef 7906910

Claims (7)

1. Oefenprojectiel voor het gericht schieten, dat in vorm en gewicht ongeveer overeenkomt met een normaal projectiel, in het bijzonder een onderkaliber-projectiel, en dat bij het inslaan uiteenvalt op gewilde 5 breukplaatsen, gekenmerkt door een massief metalen projectiel (2,16,26) met tenminste één gewilde breukplaats (5, 24, 34) over zijn lengte.

2. Oefenprojectiel volgens conclusie 1, gekenmerkt door een projectiel (2) uit één stuk met een breekgroef (5) als gewilde breukplaats.

3. Oefenprojectiel volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tweedelig 10 projectiel (16) met een schroefhuls (22) als verbindingselement en gewilde breukplaats.

4. Oefenprojectiel volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tweedelig projectiel (26) met een schroeftap (30) als verbindingselement en gewilde breukplaats.

5. Oefenprojectiel volgens één of meer der conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk dat het projectiel is uitgevoerd als een met een staart gestabiliseerd pijlprojectiel (2, 16, 26) met een over de gewilde breukplaats (5, 24, 34) vallende aandrijfkooi (14).

6. Oefenprojectiel volgens conclusie 5, met' het kenmerk dat de gewilde 20 breukplaats (5, 24, 34) ter plaatse van het minimum van de belasting bij het afvuren is aangebracht.

7. Oefenprojectiel volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de aandrijfkooi (14) door middel van een vertanding (15) is bevestigd aan het projectiel (2, 16, 26) en de gewilde breukplaats (5, 24, 34) in de 25 vluchtrichting gezien ongeveer twee projectieldiameters voor de achterste vertandingsgroef is aangebracht. 7906910