NL7906352A - Inrichting voor het losneembaar aansluiten van een aftakleiding aan een drukleiding. - Google Patents

Inrichting voor het losneembaar aansluiten van een aftakleiding aan een drukleiding. Download PDF

Info

Publication number
NL7906352A
NL7906352A NL7906352A NL7906352A NL7906352A NL 7906352 A NL7906352 A NL 7906352A NL 7906352 A NL7906352 A NL 7906352A NL 7906352 A NL7906352 A NL 7906352A NL 7906352 A NL7906352 A NL 7906352A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
pipe
pressure
opening
mouth
Prior art date
Application number
NL7906352A
Other languages
English (en)
Other versions
NL180778C (nl
NL180778B (nl
Original Assignee
Bachofen Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from CH1213978A external-priority patent/CH635902A5/de
Priority claimed from CH359579A external-priority patent/CH635663A5/de
Priority claimed from CH678879A external-priority patent/CH640038A5/de
Application filed by Bachofen Ag filed Critical Bachofen Ag
Publication of NL7906352A publication Critical patent/NL7906352A/nl
Publication of NL180778B publication Critical patent/NL180778B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL180778C publication Critical patent/NL180778C/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L41/00Branching pipes; Joining pipes to walls
    • F16L41/18Branching pipes; Joining pipes to walls the branch pipe being movable
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/598With repair, tapping, assembly, or disassembly means
    • Y10T137/612Tapping a pipe, keg, or apertured tank under pressure
    • Y10T137/613With valved closure or bung
    • Y10T137/6137Longitudinal movement of valve
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/8593Systems
    • Y10T137/86268With running joint between movable parts of system

Description

.: / f' . ' ~ - “ r ir.0.28.146
Bachofen AG, te lister, Zwitserland.
Inrichting voor het losneembaar aansluiten van een aftakleiding aan een drukleiding._
De uitvinding heeft Betrekking op een inrichting voor het losneemhaar aansluiten van de monding van een aftakleiding aan een, een drukmedium voerende leiding, die voorzien is van een aantal op onderlinge afstand in de wand van de leiding aanwezige uitlaatventielen met telkens een door een afsluitlichaam blokkeer- 5 bare uitlaatopening, waarbij de monding in een langs de druklei-ding verschuifbare koppelinrichting is aangebracht en onder openen van het uitlaatventiel met de leiding kan worden verbonden.
Er zijn koppelinrichtingen bekend die vast gemonteerd zijn aan een aftakking van een drukleiding. Daarbij vindt de aansluiting 10 plaats door een tegen de druk in aangebracht koppelingselement dat voor het ontkoppelen weer wordt verwijderd. Nadelig is, dat de koppelingsinrichting bij verandering van de werkplaats slechts met veel moeite kan worden gewijzigd.
Yerder is, uit het Amerikaanse octrooischrift 3.195*562 een 15 inrichting bekend waarbij op een parallel aan de drukleiding geleide koppelinrichting beweegbaar is, welke kan worden gekoppeld met aan de drukleiding aangebrachte uitlaatventielen. Daarvoor wordt bij elke aansluiting een dubbelzijdig schuin verlopend ge-leidingskanaal aangebracht waardoor een in de koppelinrichting 20 aangebracht stootelement voor het openen van het uitlaatventiel wordt voorgespannen. De opbouw bij deze uitvoering is omslachtig en er zijn bovendien grote verschuivingskrachten in de nabijheid van het uitlaatventiel noodzakelijk.
De uitvinding heeft nu ten doel de inrichting van in de aan- 25 hef genoemde soort dusdanig uit te voeren dat met een eenvoudige F _ 790 8 3 52 *· 2 constructie de aansluiting langs een drukleiding mogelijk is waarbij een hoge functiezekerheid bij een groot bedieningscomfort en een economisch gebruik wordt bereikt.
Aan deze doelstelling wordt volgens de uitvinding voldaan doordat de koppelinrichting voorzien is van een langs de leiding 5 gevoerd koppelingslichaam dat voor het zelfstandig vastzetten van de uitmonding in de juiste poatie op de aansluitplaats met het uitlaatventiel aan de zijde van de drukleiding voorzien is van zelfstandig afdichtende aansluitmiddelen en in de aansluitmiddelen aangebrachte, in de aangesloten positie van het koppelingslichaam 10 ook op het uitlaatventiel respectievelijk de stuureenheid daarvan inwerkende bedieningsmiddelen.
De uitvinding wordt aan de hand van in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeaLden nader beschreven.
Fig. 1 toont schematisch een doorsnede door een inrichting 15 volgens de uitvinding in niet-gekoppelde toestand.
Fig. 2 toont de inrichting uit fig. 1 in gekoppelde toestand.
Fig. 3 toont een doorsnede van een uitlaatventiel van de inrichting volgens fig. 1 .
Fig. 4 toont een doorsnede door een variant van een uitlaat- 20 ventiel.
Fig. 5 toont een schematische weergave van de plaatsing van de uitlaatopeningen in de drukleiding.
Fig. 6 toont schematisch in doorsnede een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. 25
Fig. 7 toont een verticale doorsnede door een voorgestuurd uitlaatventiel.
Fig. 8 toont een verticale doorsnede door een met het uitlaatventiel volgens fig. 7 samenwerkende koppelingsinrichting.
Fig. 9 toont een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2. 30
Fig. 10 toont een doorsnede door een, een uitlaatventiel volgens fig. 7 bevattende leiding.
In de fig. 1 en 2 is een drukleiding 101 uit een buis met vierkant profiel (fig. 3» 4 en 10) weergegeven, waarop een koppelingsinrichting met een koppelingslichaam 110 verschuifbaar wordt 35 geleid, welke koppelingsinrichting in werkverbinding kan worden 7906352
Jt 5 gebracht met een uitlaatventiel 100 in de leiding 101.
Het uitlaatventiel 100, waarvan de drukleiding 101 er in de regel een aantal bezit (fig. 5) omvat een door de wand van de leiding 101 verlopende sleufvormige uitlaatopening 102. De opening 102 wordt naar buiten toe op conische wijze breder, waar- 5 bij de binnenschouder ervan een ventielzitting 107 vormt voor een beweeglijk afsluitliehaam 103, dat bestaat uit een rubber-elastisch materiaal met een door een membraandeel 104 gedragen afsluitgedeel-te 105. Vanaf het membraangedeelte 104 steekt een randgedeelte 106 naar boven uit, met welk randgedeelte het sluitlichaam 103 zowel 10 tegen de bovenwand alsook tegen de zijwanden (zie fig. 3 en 4) van de leiding 101 steunt, waardoor een kamer 120 wordt afgebakend.
Het eigelijke sluitgedeelte 105 aan het membraangedeelte 104 kan naar boven in de kamer 120 worden gedrukt (fig.2) om het sluitgedeelte 105 op te lichten van de ventielzitting 107. De binnen- 15 ribben 108 aan het sluitgedeelte 105 vormen een verplaatsings-begrenzing. Verder verloopt een voorstuurventiel 111 centrisch door het sluitgedeelte 105 van het sluitlichaam 103, welk voorstuurventiel met zijn vrije uiteinde buiten het afsluitende vlak van het sluitgedeelte 105 uitsteekt maar ten opzichte van het 20 onderste buitenvlak van de leiding 101 verzonken gepositioneerd is. Het voorstuurventiel 111 is ten minste in de richting van de buis-langsas kipbaar in het sluitgedeelte 105 gelagerd waartoe een boring 112 in het sluitgedeelte 105 aan de onderzijde conisch is uitgevoerd. Het voorstuurventiel 111 ligt met een schouder 113 25 afdichtend in gesloten positie tegen de binnenwand van het af-sluitgedeelte 105 en is door een veer 114, bijvoorbeeld een spi-raaLveer of een bladveer (fig.3) voorgespannen. De groeven 115 in de schacht van het voorstuurventiel 111 maken een uitstroming van het drukmedium uit de kamer 120 mogelijk. Yoor het instromen van 30 het drukmedium in het inwendige van het afsluitliehaam 103 respectievelijk in de kamer 120 dient een smooropening 116 in het membraangedeelte 104. De stromingsdoorsnede van de smoorboring 116 is aanzienlijk kleiner dan die van de stromingsgroeven 115 om bij het openen van het voorstuurventiel 111 een momentane drukval 35 in de kamer 120 te bereiken.
790 3 3 52 * 4
Staat de leiding 101 onder druk dan is voor het openen van het uitlaatventiel 100 een geringe kracht nodig om allereerst het voorstuurventiel 111 door kippen of indrukken te openen, waarbij vanwege de in de kamer 120 optredende drukval het afsluitgedeelte 105 vanzelf en/of onder inwerking van een geringe kracht van 5 buitenaf wordt opgelicht en de sleufvormige opening 102 vrij komt doordat het drukmedium uit de drukleiding 101 kan uitstromen.
Wordt de openingskracht op het voorstuurventiel 111 en eventueel ook de houdkracht op het sluitgedeelte 105 tot nul gereduceerd dan wordt er in de kamer 120 na terugkeer van het voorstuurventiel 10 111 in zijn gesloten positie door de boring 116 een nieuwe druk opgebouwd die wordt benut als sluitdruk op het sluitgedeelte 105 van het afsluitlichaam 105.
Voor het openen van het uitlaatventiel 100 en voor aansluiting aan een aftakleiding dient het koppelingslichaam 110, dat 15 voorzien is van een sledegeleiding 121, welke de leiding 101 dusdanig omvat )fig. 5) dat het koppelingslichaam gemakkelijk kan worden verschoven. Het koppelingslichaam 110 bezit een monding 122, die via een drukkamer 125 en een aansluitopening 124 met de opening 102 van het uitlaatventiel 100 van de aftakleiding kan 20 worden verbonden zoals in fig. 2 in detail is getoond. De aansluitopening 124 bevindt zich in een, in de drukkamer 123 ingebracht, eenzijdig tegen de wand van de drukleiding 101 geplaatst membraan 125. Het membraan 125 is met aangepaste vorm aangebracht in een groef 126 in de wand van de drukkamer 123. De aansluitopening 124 25 in het membraan 125 is eveneens sleufvormig uitgevoerd. Bij het instromen van het drukmedium door de aansluitopening 124 oefent het drukmedium een op het binnenoppervlak van het membraan 125 gerichte druk uit waardoor het membraan 125 tegen de onderwand van de leiding 101 wordt geperst. 30
Verder draagt het koppelingslichaam 110 een van buitenaf beïnvloedbaar bedieningselement 130 voor het openen van het voorstuurventiel 111 en eventueel van het sluitgedeelte 105 van het uitlaatventiel 100 bij het bewegen van de koppelingsinrichting over het uitlaatventiel. Het bedieningselement 130 bestaat uit . 35 een van onderaf in de drukkamer 123 uitstekende pen 131» die ge- 790 6 3 52 * 5 leid is in een boring 132 en eindigt in een bedieningsknop 133 met een afdichtende schouder 134 en verder samenwerkt met een drukveer 135· De pen 131 draagt aan één uiteinde een rol 136 die door de aansluitopening 124 steekt, welke rol bij het verschuiven van het koppelingslichaam 110 op het onderste manteloppervlak van de druk- 5 leiding 101 kan rollen. In fig. 1 staat de drukkamer 123 via een open groef 137 in de boring 132 van de pen 131 in verbindig met de omgeving. In gesloten positie is de groef 137 door de afdichtende schouder 134 van het kopgedeéLte 133 van de pen 131 afgesloten (zie fig.2). 10
Toor het opbouwen van een aansluiting wordt het koppelingslichaam 110 met de hand geschoven naar de positie geïllustreerd in fig. 2. Dat kan gebeuren met een snelle handbeweging zonder dat daarbij gelet behoeft te worden op een nauwkeurige positionering omdat de beschreven inrichting zijn aansluitpositie zelf 15 vaststelt en daarin onbeweeglijk wordt gefixeerd. Komt namelijk bij het verschuiven de rol 136 terecht bij de sleuf 102, dan kan deze rol in de sluit dringen onder inwerking van de veer 135 en daarbij het voorstuurventiel 111 omkippen, zodat het uitlaatven-tiel 100 direct zijn open positie bereikt en het drukmedium in de 20 aansluitopening 124 instroomt. Daarbij wordt er in de drukkamer 123 een druk opgebouwd die het membraan 124 met zo'n hoge druk tegen de mantel van de drukleiding 101 perst dat een verschuiving van het koppelingslichaam 110 op de drukleiding 101 met de hand niet meer mogelijk is. Tegelijkertijd wordt een drukdichte aan- 25 sluiting gewaarborgd.
Toór het afdichten van het ventiel 100 respectievelijk voor het verschuiven van het koppelingslichaam 110 wordt een bedienings-element 130 tegen de werking van de veer 135 naar beneden getrokken waardoor het voorstuurventiel 111 in zijn gesloten positie 30 terugkeert en daardoor het uitlaatventiel 100 sluit. Tegelijkertyd opent de bediening van de pen 131 de ontlast-opening 137» waardoor vanwege de daardoor ontstane drukval in de drukkamer 123 het binnen-oppervlak van het membraan 125 wordt ontlast en het koppelingslichaam 110 weer gemakkelijk kan worden verschoven. Op de- 35 zelfde wijze kan het koppelingslichaam 110 ook over hen uitlaat- 7906352 6 ; ventiel 100 worden geschoven zonder dat dit ventiel wordt geactiveerd en geopend.
Het bedieningselement 130 kan ook anders uitgevoerd zijn, bijvoorbeeld als een door een tasthefboom bedienbare pen, die voorzien is van een verend geleidingselement. De uitlaatopeningen 5 102 kunnen ook verschillende vormen bezitten. Het koppelingslichaam kan ook worden nitgevoerd voor gelijktijdige bediening van een aantal nitlaatventielen.
In fig. 3 is een doorsnede getoond van de leiding 101 in de vorm van een rechthoek met een bevestigingsflens 201'. Omdat het 10 sluitlichaam 103 uit stabiliteitsoverwegingen een relatief vlakke doorsnede bezit kan bij een grote ledingsdoorsnede volgens fig. 4 een hol steunlichaam 150 ter plaatse van dit sluitlichaam 103 of een dubbele buis met doorbrekingen 151 bij de afzonderlijke uit-laatventielen worden toegepast. 15
Het beschreven koppelingsproces vindt plaats in een onderdeel van een seconde waarbij de benodigde bedieningskracht slenhts overeen moet stemmen met de verschuivingsweerstand van het koppelingslichaam voor de koppeling welke kracht ongeveer 0,2 kp bedraagt.
De in fig. 6 weergegeven inrichting is voorzien van een 20 1 eiding 201 bijvoorbeeld uit een buis met een vierkant profiel, waarop een koppelingslichaam 210 wordt geleid welk koppelingslichaam aangesloten kan worden op een uitlaatventiel 200 dat voorzien is van een sleufvormige uitlaatopening 202 waarvan de binnenschouder een ventielzitting 207 vormt voor een afsluitlichaam 203 met een 25” verend elastisch membraan 204 en een daarmee verbonden afdichtings-plaat 205. De randen 206 van het membraan 204 zijn door schroeven 208 met de leiding 201 verbonden.
Voor het aansluiten van een aftakleiding dient een op de leiding 201 geleid koppelingslichaam 210 dat voorzien is van een 30 drukkamer 223 met een monding 222 en een membraan 225 met een aansluitopening 224· Het membraan is met aangepaste vorm aangebracht in een groef 226 in de drukkamer 223. Bij het openen van het uitlaatventiel 200 perst het instromende medium het membraan 225 drukdicht tegen de onderwand van de leiding 201. 35
Verder draagt het koppelingslichaam een van buitenaf beïnvloedbaar bedieningselement dat samenwerkt met de afdichtplaat 79 0 6 3 52 t 7 205 bij beweging van het koppelingslichaam 210 over een uitlaat-ventiel 200.
Eet bedieningselement 2J0 omvat twee naast elkaar aangebrachte en door een schuifelement 231 gedragen pennen 232. Het verticaal verschuifbaar geleide schuifelement 251 staat onder in- 5 vloed van een veer 233 die het schuifelement aandrukt tegen het sluitlichaam 203. Bij ontbreken van een uitwendige kracht P komt het schuifelement 231 terecht in zijn bovenste positie waarin de pennen 232 tegen het sluitlichaam 203 stoten. In deze positie is een met de drukkamer 223 verbonden drukontlastingsboring 235 ge- 10 sLoten. Verder dragen de pennen 232 een aandrukring 236 die bij het omhoog verplaatsen van de pennen 232 aandrukt tegen het membraan 225. Bij teruggetrokken pennen 232 kan het koppelingslichaam 210 gemakkelijk over de leiding 201 worden verschoven en naar een nieuwe aansluitpositie worden gebracht. Daarbij behoeft niet gelet 15 te worden op de nauwkeurige aansluitpositie omdat de aansluitpositie zelfstandig wordt bepaald en gefixeerd; zoals ook al werd beschreven voor de uitvoeringsvorm in de fig. 1 en 2.
De bedieningselementen kunnen ook anders uitgevoerd zijn, zoals getoond is aan de hand van het voorbeeld in de fig. 7-10. 20 . Eet in fig. 7 weergegeven uitlaatventiel 300 is gemonteerd op een grondplaat 301 die, zoals geïllustreerd is in fig. 10, tussen twee uitstekende delen 302 aan een buis met vierkant profiel 303 past en door een zijdelings -inschuifbare veerring 304 op zijn plaats wordt gehouden. De grondplaat 301 ligt hierbij tegen de 25 bodem 3°5 van de buis 303 met vierkant profiel, terwijl het uitlaatventiel 300 door een opening 306 in .de bodem 305 uitsteekt binnen de buis 303· Het uitlaatventiel 300 bezit een ventiel-lichaam 307 en een ventieldeksel 308, welke delen op niet getoonde wijze verbonden zijn met de grondplaat 301. De verbinding naar 30 de binnenruimte van de buis 303 wordt gevormd door een toevoer-leiding 309, welke door een tussen het ventiellichaam 307 en het ventieldeksel 308 gepositioneerd membraan 310 is afgesloten. Eet membraan wordt door een zwakke veer 311 via een aandrukplaat 312 op een in het ventiellichaam 307 aangebrachte ventielzetel 313 35 gedrukt, welke ventielzetel de door de grondplaat 301 verlopende 790 3 3 52 8 uitlaatopening 314 omgeeft. In de grondplaat 301 bezit de uitlaat-opening 314 nokken 315 van een bajonetsluiting, met behulp waarvan een buisleiding direct op de uitlaatopening 314 kan worden aangesloten.
Ie openingsmiddelen voor het openen van het uitlaatventiel 5 zijn een door een veer 316 belast voorstuurventiel 317, voorstuur-leidingen 318, 319 met een smoorplaats 320 en een stootstang 324 met een geleidingselement 321 . Bij het openen van het voorstuurventiel 317 ontstaat er vanwege de smoorplaats 320 aan de deksel-zijde van het membraan 310 een onderdruk, die zorgt voor het op- 10 lichten van het membraan 310 zodat er een verbinding tot .stand komt tussen de toevoerleiding 309 en de uitlaatopening 314·
Het voorstuurventiel 317 wordt mechanisch door oplichten van de tot in de uitsparing 322 uitstekende stootstang 324 geopend.
Dit openen vindt plaats door een onder veerbelasting staand voeler- 15 element 351 van een koppelingslichaam 352.
Het voordeel van het uitlaatventiel 300 is gelegen in het feit dat het onderhoud ervan zeer eenvoudig is. Ha verwijdering van de veerringen 403 kan de grondplaat worden uitgenomen, het ventiel kan een onderhoudsbeurt krijgen en vervolgens weer terug- 20 geplaatst worden.Toor het afdichten van de buis 303 naar buiten toe is in de grondplaat 301 een weke afdichting 323 aangebracht.
In de voorstuurleiding 318 kan zonder moeilijkheid een filter worden ingebouwd. De verontreinigingsgevoeligheid van de voorsturing is echter vanwege het feit dat de monding van de voorstuurleiding 25 318 boven de aandrukplaat 305 ligt al erg gering.
In de fig. 8 en 9 is een langs de buis 303 verschuifbare koppelingsinrichting 350 getoond. Ze bezit een kadervormig koppelingslichaam 352, twee aan beide zijden van het koppelingslichaam 352 bevestigde zijwangen 355 met looprollen 354 > een in het kop- 30 pelingslichaam 352 gelagerde en van een doorgangsleiding 355 voorziene zwenkarm 356 en aan de zijkant van de buis 303 in het koppelingslichaam 352 liggende bedieningsmiddelen 357 voor het openen · van het voorstuurventiel 317. Aan zijn vrije uiteinde bezit de zwenkarm 356 een aansluitkop 358 waarin een buiskoppelingselement 35 359 met een monding 360 voor opname van een slang 361 is geschroefd.
7906352 9
De zwenkarm 356 is zwrnkbaar rond een holle pen 362, waardoor het drukmedium uit de buis 303 via een drukkamer 363 wordt toegevoerd aan de doorgangsleiding 355·
In de nabijheid van de bodem van de drukkamer 363 is een leidingsmonding 364 aangebracht, waardoor het drukmedium uit de 5 buis 303 wordt toegevoerd aan de slang 361. De verbinding tussen de monding 364 en de holle pen 363 kan daarbij worden gebruikt voor het onderbrengen van verschillende leidingscomponenten. Zoals blijkt uit fig. 3 vormt de monding 364 ie zitting van een door een veer 365 belaste terugslagkogel 366. Door een doorgang 367 in de 10 zijwang 353 komt het drukmedium terecht in een aaujde zijwang 353 bevestigde holle flens 368, waarvan de uitsparing een buiten liggende verbindingsleiding 369 vormt tussen de monding 364 en de in-tree-opening in de holle pen 362. Deze aan de buitenzijde van de zijwang 353 liggende verbinding kan worden gebruikt om leidings- 15 componenten, bijvoorbeeld een drukregelventiel 370 of een olie-eenheid 371 aan te brengen, zoals geïllustreerd is aan de linkerzijde van fig. 9· De ingang A vormt daarbij de toevoerleiding vanaf de monding 364 en B vormt de ingang in de holle pen 362. Het is ook mogelijk om andere ledingscomponenten of slechts één enkele 20 leidingscomponent aan te brengen.
De in de drukkamer 363 aangebrachte bedieningsmiddelen 357 bezitten een basislichaam 376, waarin een veer 378 drukt tegen een voelerelement 351 dat met de zwenkarm 356 door een trekstang 380 is verbonden. Wordt door het trekken aan de slang 361 de zwenkarm 25 356 van de buis 303 weggedraaid, dan worden de bedieningsmiddelen 357, dat wil zeggen het voeler-element 351 eveneens van de buis 303 af bewogen, zodat de openingsmiddelen van het uitlaatventiel 300 niet worden bediend en het uitlaatventiel bij het passeren van een koppelingsinrichting 350 gesloten blijft. Wordt er niet 30 meer aan dejzwenkarm 356 getrokken dan wordt het voorstuurventiel 317 door de voeler 351 in de juiste positie opengestoten. Het in de drukkamer 363 intredende drukmedium werkt aan de achterzijde in op het membraan 382 welke daardoor tegen de grondplaat 301 wordt gedrukt zodat een drukdiehte afsluiting wordt bereikt tussen de 35 grondplaat 301 en de koppelingsinrichting 350.
7900352 * 10
Voor het losmaken van de aansluiting wordt de drukkamer 363 via een ontluchtingsventiel 363 ontlucht, hetgeen wordt bereikt door bediening van een met de zwenkarm 356 verbonden stootstang 384.
De afzonderlijke delen van het uitlaatventiel en de koppe- 5 lingsinrichting kunnen gedeeltelijk worden vervaardigd uit kunststof of uit metaal. De kadervormige buis 303 bestaat bij voorkeur uit een geëxtrudeerd profiel, waaraan de uitstekende delen 302 voor bevestiging van de grondplaat 301 aangebracht kunnen zijn.
. De uitstekende delen 302 vormen aan hun bovenzijde een loopvlak 10 385 voor de looprollen 354 van de koppelingsinrichting 350. Een verder uits-tekend gedeelte 386 kan aan de buis 303 worden aangebracht voor opname van een voorhang 387 (fig. 4)·
De bediening van de koppelingsinrichting met behulp van de slang 361 vormt een uiterst eenvoudige oplossing. Door schuin aan 15 de slang 361 te trekken wordt de aansluiting ontkoppeld respectievelijk wordt een aansluiting verhinderd en kan de koppelingsinrichting 350 zonder openen van een uitlaatventiel over de buis 303 worden verschoven. Wordt de koppelingsinrichting 350 bewogen zonder dat er aan de slang 361 wordt getrokken dan vindt een aan- 20 sluiting van de monding 364 respectievelijk de slang 361 aan de buis 303 plaats.
Bij de beschreven inrichtingen zijn de aansluitmiddelen, in het bijzonder de membranen voor de afdichting van de drukkamer aan de zijde van de drukleiding aangebracht in het koppelings- 25 lichaam. Het is echter ook mogelijk om deze membranen ook in de drukleiding aan te brengen. Dat betekent, dat voor elk uitlaatventiel een membraan nodig is; een eventueel optredende slijtage van het membraan wordt daardoor verdeeld over een aantal membranen.
Indien een drukindicatie voor de aftakleiding noodzakelijk 30 is dan kan aan de zwenkarm 356 (fig.8) een manometer worden aangebracht die van onderaf afleesbaar is.
7906352

Claims (15)

1. Inrichting voor het losneembaar aansluiten van de monding van een aftakleiding aan een, een drukmedium voerende leiding, die voorzien is van een aantal met onderlinge afstand in de leiding aanwezige uitlaatventielen met elk een door een afsluit- 5 lichaam afsluitbare uitlaatopening, waarbij de monding in een langs de drukleiding verschuifbare koppelingsinrichting is aangebracht en onder openen van één der uitlaatventielen met de leiding kan worden verbonden, met het kenmerk, dat de koppelingsinrichting voorzien is van een langs de leiding (101, 201, 10 303. geleid koppelingslichaam (110, 210, 352), dat voor het zelfstandig in de juiste positie vastzetten van de monding (122, 222, 364. in aansluitpositie met het uitlaatventiel (100, 200, 3°°) aan de zijde van de drukleiding voorzien is van zelfstandig afdichtende aansluitmiddelen (123 - 125, 223 - 225, 363, 382) en in 15 de aansluitmiddelen aangebrachte, in de aangesloten positie van het koppelingslichaam op het uitlaatventiel (110, 200, JQO) respectievelijk de vorstuureenheid ervan (11 - 115, 317) inwerkende bedieningsmiddelen (130, 230, 35).
2. Inrichting volgens conclusie 1,met het ken- 20 merk, dat de aansluitmiddelen (123 - 125, 223 - 225, 362, 382) voorzien zijn van een drukkamer (123, 223, 363) en een daarin aangebracht membraan (125, 225, 382) met een aansluitopening (124, 224. welk membraan tegen de wand van de leiding (101, 120, 303) kan worden aangedrukt, waarbij in de drukkamer de monding (122, 25 222, 364) aanwezig is.
3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat in de stuwdrukkamer (125, 223, 363) een ontlastings— opening (137, 237) uitmondt, welke samenwerkt met een afsluitge— deelte (134, 234, 383) van de bedieningsmiddelen (130, 230, 35?). 30
4· Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen (130, 230, 357) onder invloed staan van een voorspanveer (135, 233, 378) en voorzien zijn van een voeler-element (136, 232, 351) voor beïnvloeding van het ventielorgaan (203) respectievelijk de voorstuureenheid (111 - 115, 35 317. van het uitlaatventiel (110, 200, 300). 790 53 52 d *
5. Inrichting volgens conclusie 4> m e t het ken merk, dat de bedieningsmiddelen (130, 230, 357) aan het koppu-lingslichaam (110, 210, 352) door middel van een schuifelement (131, 231) respectievelijk een zwenkarm (356) bediend kunnen worden. 5
6. Inrichting volgens conclusie 1,met het ken merk, dat elk uitlaatventiel (100) een uitlaatopening (102) bezit, waarvan de binnenschouder (107) een ventielzitting vormt voor een ventiel-afsluitlichaam (103) bestaande uit elastisch materiaal en met randdelen (106) en leidingwandseeties een kamer 10 (120) begrenst.
7· Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat elk uitlaatventiel (200) voorzien is van een afsluit-lichaam (203) met een membraan (204) en met een afdichtplaat (205).
8. Inrichting volgens conclusie 6,met het ken- 15 merk, dat door het afsluitlichaam (103) een door een veer belast voorstuurventiel (111) steekt, dat door de bedieningsmiddelen (130, 35) aan het koppelingslichaam (110, 352) kan worden geschakeld.
9. Inrichting volgens conclusie 1,met het ken- 20 merk, dat het uitlaatventiel en zijn met de bedieningsmiddelen (35) in het koppelingslichaam (352) samenwerlmde openingsmiddelen . (316 - 321, 324) op een in de leidingswand (305) monteerbare basiselement (301) zijn gelagerd.
10. Inrichting volgens conclusie 9,met het ken- 25 merk, dat het basis—element bestaat uit een tussen twee uitstekende delen (302) van de leiding (303) insteekbare plaat (301) met bevestiging door middel van een springveer, waarbij de springveer (304) ligt in een in de uitstekende delen (302) en in de plaat (3d) aangebrachte groef (302')· 30
11. Inrichting volgens conclusie 9>met het ken merk, dat de openingsmiddelen bestaan uit een, een stootstang (324) met een geleidingselement (321) bezittend voorstuurventiel (317), waarbij de, een deel van de bedieningsmiddelen vormende stootstang (324) verloopt in een uitsparing (322) van de plaat 35 (301), terwijl een met de stootstang (324) samenwerkend voeler- 790 3 3 52 v element (351) een deel vormt van de in het koppelingslichaam (352) aangebrachte bedieningsmiddelen (357)·
12. Inrichting volgens conclusie 9> m e t het ken merk, dat de bedieningsmiddelen voorzien zijn van een met het voeler-element (351) verbonden, de monding (364) met de aftak- ^ leiding (361) verbindende holle beweegbare arm, bijvoorbeeld een zwenkiarm (356), waaraan de aftakleiding (361) aangesloten is.
13. Inrichting volgens conclusie 9,met het kenmerk, dat aan het koppelingslichaam (352) tussen de monding (364) en de arm (356) naar keuze invoegbare leidingselementen, -]0 bijvoorbeeld een drukregelaar (370) en/of een olie-eenheid (371) bevestigd zijn.
14· Inrichting volgens conclusie 9>met het kenmerk, dat aan de monding (364) een terugslagventiel (365^ 355) aangebracht is.
* 15 \ * 790 33 52
NL7906352A 1978-11-27 1979-08-22 Inrichting voor het aansluiten van de intredeopening van een verplaatsbare aftakbuis op een van aansluitopeningen voorziene toevoerleiding. NL180778C (nl)

Applications Claiming Priority (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CH1213978A CH635902A5 (en) 1978-11-27 1978-11-27 Appliance for releasably connecting a device operated by pressure medium to a pressure-medium line
CH1213978 1978-11-27
CH359579A CH635663A5 (en) 1979-04-17 1979-04-17 Appliance for releasably connecting an operating means, operated by a pressure medium, to a pressure-medium line
CH359579 1979-04-17
CH678879 1979-07-20
CH678879A CH640038A5 (en) 1979-07-20 1979-07-20 Device for the detachable connection of the mouth of a branch line to a pressure line

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL7906352A true NL7906352A (nl) 1980-05-29
NL180778B NL180778B (nl) 1986-11-17
NL180778C NL180778C (nl) 1987-04-16

Family

ID=27174421

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7906352A NL180778C (nl) 1978-11-27 1979-08-22 Inrichting voor het aansluiten van de intredeopening van een verplaatsbare aftakbuis op een van aansluitopeningen voorziene toevoerleiding.

Country Status (16)

Country Link
US (2) US4296775A (nl)
AT (1) AT363741B (nl)
CA (1) CA1113524A (nl)
DE (1) DE2933056C2 (nl)
DK (1) DK151076C (nl)
ES (1) ES483582A1 (nl)
FI (1) FI68720C (nl)
FR (1) FR2442395A1 (nl)
GB (1) GB2035496B (nl)
GR (1) GR69975B (nl)
IE (1) IE48806B1 (nl)
IT (1) IT1122821B (nl)
LU (1) LU81623A1 (nl)
NL (1) NL180778C (nl)
NO (1) NO148788C (nl)
SE (1) SE442774B (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3272514D1 (en) * 1982-03-19 1986-09-18 Bachofen Ag Installation for supplying movable consumers with a pressurized fluid
DE3305533C2 (de) * 1983-02-18 1985-09-19 Horst 4600 Dortmund Ludscheidt Vorrichtung zum Absaugen von Schadstoffen
CH675289A5 (en) * 1987-05-05 1990-09-14 Bachofen Ag Pipe tapping device for pressure medium - has two connecting units for variable supply without break in supply
DE19623246C1 (de) 1996-05-30 1997-10-02 Voest Alpine Ind Anlagen Verfahren und Vorrichtung zur Beschickung eines Einschmelzvergasers mit Vergasungsmitteln und Eisenschwamm
US6324989B1 (en) 1999-01-14 2001-12-04 Three One Systems, Llc Load bearing material handling system having pneumatic and electrical delivery capabilities
DE10211724B4 (de) * 2002-03-18 2004-03-04 Brähmig Fluidautomation GmbH Medienkupplungssystem und Verfahren zu seiner Ankupplung
DE102008047105A1 (de) * 2008-09-12 2010-03-18 Universität Karlsruhe (Th) Druckfluidversorgungsanordnung

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US951519A (en) * 1909-05-25 1910-03-08 Natalin Bacigalupi Sprinkling apparatus.
DE625027C (de) * 1932-01-03 1936-02-01 Pfister & Langhanss G M B H Selbsttaetig schliessendes Spuelventil mit Gegendruckkammer und Hilfsventil
US2798506A (en) * 1953-12-28 1957-07-09 John J Baker Fluid conductor and take-off
US3012574A (en) * 1958-03-20 1961-12-12 John J Baker Fluid conductor and take-off apparatus
US3195562A (en) * 1962-06-04 1965-07-20 Dahlstrom Mfg Corp Pressure air line with valved take-off stations
US3326234A (en) * 1964-01-30 1967-06-20 Gardner Denver Co Fluid conductor and take-off apparatus
US3310067A (en) * 1964-04-16 1967-03-21 Gardner Denver Co Fluid conductor and take-off apparatus
US3283777A (en) * 1964-04-16 1966-11-08 Gardner Denver Co Fluid conductor and take-off apparatus
US3580401A (en) * 1968-12-12 1971-05-25 Gen Electric Multipurpose air supply system
AT303097B (de) * 1969-03-06 1972-11-10 Boehler & Co Ag Geb Partielles Härtungsverfahren
GB1332305A (en) * 1969-11-28 1973-10-03 Skf Uk Ltd Manufacture of machine components
GB1404865A (en) * 1971-12-29 1975-09-03 Nissan Motor Method of forming hardened layers on castings
DE2344270A1 (de) * 1973-09-01 1975-03-27 Audi Nsu Auto Union Ag Verfahren zur verbesserung der verschleisseigenschaften der laufflaechen von graugussnockenwellen in brennkraftmaschinen
US4216794A (en) * 1976-08-05 1980-08-12 Standal Norman S Irrigation water discharge valve
DE2741567C2 (de) * 1977-09-15 1981-09-24 Audi Nsu Auto Union Ag, 7107 Neckarsulm Verfahren zum Herstellen von durch Umschmelzhärten gehärteten Oberflächen

Also Published As

Publication number Publication date
AT363741B (de) 1981-08-25
DK355179A (da) 1980-05-28
DE2933056A1 (de) 1980-06-12
GB2035496A (en) 1980-06-18
IE791596L (en) 1980-05-27
SE442774B (sv) 1986-01-27
DK151076B (da) 1987-10-26
US4296775A (en) 1981-10-27
GR69975B (nl) 1982-07-22
FI68720B (fi) 1985-06-28
NO148788C (no) 1983-12-14
NL180778C (nl) 1987-04-16
NO792764L (no) 1980-05-28
IE48806B1 (en) 1985-05-29
ATA571079A (de) 1981-01-15
GB2035496B (en) 1983-05-18
FR2442395A1 (fr) 1980-06-20
ES483582A1 (es) 1980-03-01
CA1113524A (en) 1981-12-01
NL180778B (nl) 1986-11-17
FI792648A (fi) 1980-05-28
IT1122821B (it) 1986-04-23
SE7907043L (sv) 1980-05-28
IT7925283A0 (it) 1979-08-24
US4375822A (en) 1983-03-08
FR2442395B1 (nl) 1984-12-14
LU81623A1 (fr) 1980-01-24
DE2933056C2 (de) 1983-06-30
NO148788B (no) 1983-09-05
DK151076C (da) 1988-04-05
FI68720C (fi) 1985-10-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2722399A (en) Combined coupling and valve for compressed air conduits
NL7906352A (nl) Inrichting voor het losneembaar aansluiten van een aftakleiding aan een drukleiding.
US3811486A (en) Automatic shut-off nozzle responsive to more than one condition in a tank being filled
US3638689A (en) Automatic dispensing nozzle
DK149393B (da) Elektrohydraulisk styreanordning
US4121615A (en) Valve control with indicator
US2710019A (en) Liquid flow control valve
ITBS980082A1 (it) Valvola di blocco di bassa e alta pressione
US4964421A (en) Water saver valve
US4098307A (en) Automatic shut-off liquid dispensing nozzle
JPS6366759B2 (nl)
NL8800959A (nl) Tankpistool.
US4896698A (en) Pressure adjusting device for controlling liquid gas flow rate
US5402541A (en) Bathtub lifting apparatus
US4036259A (en) Fluid dispensing nozzle
CA1104607A (en) Device for detachably coupling the orifice of a branchline to a line carrying a pressure medium
CA1084015A (en) Automatic shut-off nozzle having controlled venturi
NL192448C (nl) Tapkop, koppelbaar op een tapstangsamenstel van een vat.
US2929418A (en) Automatic gasoline dispensing hosenozzle valve
US4357972A (en) Water glass filler
US4453568A (en) Gas control system
DE1817654A1 (de) Stroemungsmesser mit Regulierventil
US2830563A (en) Automatic jack leg
US5727588A (en) Depressurizing connector
US4223699A (en) Fluid dispensing nozzle

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19970301