NL7906174A - Houdersluiting voorzien van een lostrekbare voering. - Google Patents

Houdersluiting voorzien van een lostrekbare voering. Download PDF

Info

Publication number
NL7906174A
NL7906174A NL7906174A NL7906174A NL7906174A NL 7906174 A NL7906174 A NL 7906174A NL 7906174 A NL7906174 A NL 7906174A NL 7906174 A NL7906174 A NL 7906174A NL 7906174 A NL7906174 A NL 7906174A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
liner
layer
resin
adhesive layer
closure
Prior art date
Application number
NL7906174A
Other languages
English (en)
Other versions
NL189079C (nl
Original Assignee
Crown Cork Japan
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Crown Cork Japan filed Critical Crown Cork Japan
Publication of NL7906174A publication Critical patent/NL7906174A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL189079C publication Critical patent/NL189079C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D53/00Sealing or packing elements; Sealings formed by liquid or plastics material

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Closures For Containers (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)
  • Glass Compositions (AREA)
  • Electrical Discharge Machining, Electrochemical Machining, And Combined Machining (AREA)

Description

+ » Αίνο 8267
Japan Crown Cork Co., Ltd.
Tokio, Japan.
Houdersluiting voorzien van een lostrekbare voering.
De uitvinding heeft betrekking op een houdersluiting, voorzien van een lostrekbare voering. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een houdersluiting, voorzien van een constructie, waarbij een voering (pakking) gevormd door het drukvormen in een vorm 5 van een thermoplastische hars, is gebonden aan het inwendige van een sluitingmantel in zodanige mate, dat de voering bij het gebruikelijk hanteren van de houder niet van de sluitingmantel wordt losgetrokken, waarbij echter, wanneer een koper van de houder de voering wenst los te trekken, deze gemakkelijk met de vingers kan worden losgetrokken zonder 10 een bepaald werktuig te gebruiken.
Houdersluitingen, die een mantel omvatten en een in zodanige mate daaraan gebonden voering, dat deze kan worden losgetrokken, zijn tot nu toe gebruikt voor de premieverkoop van in flessen gedane voedingsmiddelen en dranken.
15 Als afdichtmaterialen, zoals kroonsluitingen en andere houder- sluitingen, zijn op grote schaal producten gebruikt, vervaardigd door het bekleden van een het oppervlak beschermende verf op een metalen plaat, het vormen van de beklede metalen plaat tot een kroonmantel, een dopmantel en dergelijke, en het aan het binnenvlak van het gevormde 20 voorwerP binden van een pakking. Bij de premieverkoop van in flessen gedane dranken en dergelijke, is een stelsel aanvaard, waarbij een prijs of een premie wordt verzonden of overhandigd, indien een voorafbepaald aantal verpakkingen of een pakking met een winnende markering erop, wordt verstuurd of een kroonmantel of dopmantel met prijstekens daarop, 25 gedrukt op het binnenvlak, wordt overhandigd aan de kleinhandelaar.
Bij het produceren van kroonsluitingen of doppen voor gebruik bij dergelijke premieverkopen, is het op de eerste plaats nodig, dat de pakkingen gemakkelijk kunnen worden losgetrokken van de kroonmantels of dopmantels. Het is echter ook nodig, dat de pakkingen in zodanige mate Özijn gebonden aan de kroonmantels of dopmantels, dat de pakkingen tijdens \ 790 6 1 74 '* » 2 het vervaardigen van de kroonsluitingen of doppen, gedurende het transport of tijdens het kurken van flessen, niet worden losgetrokken, en dat de kroonmantels of doppen voldoende corrosiehestendigheid hehhen tegen dranken daarin, die gewoonlijk een sterke corrosieve eigenschap 5 hebben, en dat zij voldoende bestendigheid hebben tegen bewerkingen, zoals krimpen of opwalsen. Vanuit het gezichtspunt van de gezondheid is het totaal ontoelaatbaar het oppervlak van een pakking, welk oppervlak een direkte aanraking heeft met de drankinhoud, te bedrukken. In het algemeen wordt een pakking aangebracht op het binnenvlak van een 10 kroonmantel of dop in de toestand, waarin de pakking een bepaalde mate van vloeibaarheid bezit. Derhalve is het gewenst, dat wanneer een pakking wordt losgetrokken, een drukinktlaag, gevormd op het binnenvlak van een kroonmantel of dop, in de aan de pakking hechtende toestand wordt overgebracht of in dezelfde toestand op de mantel wordt gelaten.
15 Als een kroonsluiting voor premieverkopen is een kroonsluiting voorgesteld, die een mantel omvat, en een voering, die daaraan is gebonden via een lostrekbaar verf/verf tussenvlak of verf/voeringtussen-vlak. In elk der gebruikelijke kroonsluitingen van deze soort, zijn de mantel en de voering aan elkaar gebonden met een aanzienlijke bindings-20 sterkte voor het zodoende voorkomen van het afvallen van de voering door trillingen gedurende het transport of tijdens het kurken, en het voorkomen van onvoldoende afdichten. Derhalve is het lostrekken veelal moeilijk, in het bijzonder wanneer de voering door een vingernagel wordt losgetrokken. Wanneer de voering omhoog wordt bewogen voer het lostrekken 25 door een scherp werktuig, wordt het lostrekken gevaarlijk voor kinderen, waarbij is bericht, dat kinderen gewond raken wanneer zij trachten voeringen los te trekken van kroonkurken door scherpe werktuigen.
Dienovereenkomstig is ernstig getracht een houdersluiting te ontwikkelen, voorzien van een voering, die zodanig is verbonden aan 30 een sluitingmantel, dat het losvallen van de voering of het onvoldoende af dicht en bij gebruikelijk hanteren niet wordt veroorzaakt, maar dat de voering met de vingers zeer gemakkelijk kan worden losgetrokken zonder een bepaald scherp werktuig te gebruiken, indien het lostrekken gewenst is., 35 Het is derhalve een eerste doel van de uitvinding een van een * λ 790 6 1 74 £ 3
C X
roering yoorziene houder sluiting te verschaffen, die een sluiting-mantel omvat, en een ter plaatse gevormde roering door het in een rorm samendrukken ran een hars, waarbij het ongewild lostrekken ran de roering uit de sluitingmantel wordt roorkomen, en de roering gemakke-5 lig’k ran de sluitingmantel wordt losgetrokken door de ringers zonder gebruikmaking ran een bepaald werktuig, indien het lostrekken gewenst is.
Een ander doel ran de uitrinding is het verschaffen ran een, ran een lostrekbare roering roorziene houdersluiting, die een bij-10 zondere roeringconstructie heeft, en een bijzondere gebonden construc tie.
Ilog een ander doel is het rerschaffen ran een houder sluiting, die een roering beyat, yoorzien -van een zodanige constructie, dat het lostrekken ran de roering wordt aangezet vanaf een eindrand ran een 15 lip met een betrekkelijk kleine breedte, gevormd in het middenge deelte ran de roering, waarbij na het lostrekken ran de lip orer een lengte, die yoldoende is yoor het aangrijpen door de vingers, indien de lip wordt getrokken door de vingers, het lostrekken ran de omtreks-rand ran de voering weer wordt begonnen ria een niet-plakkend of 20 zwak plakkend tussenvlak, en het gehele oppervlak van de voering zo doende doeltreffend wordt losgetrokken.
Overeenkomstig de uitvinding is een houdersluiting verschaft, die een sluitingmantel omvat, en een lostrekbare voering, aangebracht op een bovenplaat van de sluitingmantel, welke roering een betrekkelijk 25 dun middengedeelte bevat, en een betrekkelijk dik omtreksgedeelte, welke gedeelten zijn gevormd door het onder druk in de mantel vormen van een thermoplastische hars, waarbij een lostreklip, die is afgescheiden door een volledig doorsneden lijn of een te breken verzwakte lijn en is verbonden met het betrekkelijk dikke omtreksgedeelte ran de 30 roering, is gevormd aan het middengedeelte van de roering en uit een stuk daarmee, althans êên lostrekbaar tussenvlak is gevormd tussen de borenplaat van de sluitingmantel en de voering, en het lostrekbare tussenvlak een gebied bevat, dat niet-plakkend of zwak plakkend is aan het buitenste omtreksgedeelte van de lostrekbare roering, en een ge-35“ - bied, dat is gebonden aan de roering aan de binnenzijde van het buiten- 790 6 1 74 3 > k ste omtreksgedeelte met een grotere bindingssterkte dan. het niet-plakkende of zwak plakkende gebied.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin : 5 fig. 1 een bovenaanzicht is van êên uitvoeringsvorm van de onder havige houderkroonsluiting., fig. 2 een doorsnede toont van de houdersluiting volgens fig. 1, fig. 3A - C ruimtelijke aanzichten zijn van de opeenvolgende handelingen voor het lostrekken van de voering in de onderhavige 10 houdersluit ing., fig. kA - N verschillende wijzigingen weergeven van de verdeling van de bindingssterkte in de voering van de onderhavige houdersluiting, fig. 5 een doorsnede toont van een uitvoeringsvorm, waarbij de bindingssterkte is verdeeld door maskering in de houdersluiting volgens 15 fig. 1, .
fig. 6 een doorsnede is van een weer af te dichten dop als een andere uitvoeringsvorm, waarbij een druklaag is overgebracht op de voering, en fig. 7 en 8 voorbeelden tonen van de bekledingsconstructie in de on-20 derhavige houdersluiting.
Onder verwijzing naar fig. 1 en 2, die een uitvoeringsvorm van de onderhavige houdersluiting tonen, omvat de houdersluiting een slui-tingmantel 2, die in zijn geheel is weergegeven door het verwijzings-cijfer 1, en en voering, die in zijn geheel is weergegeven door het 25 verwijzingscijfer 2. De sluit ingmant el 1 heeft een bovenplaat gedeelte 3 en een mantelgedeelte Ij-, dat is omgebogen en zich uit strekt vanaf de omtrek van het bovenplaatgedeelte 3. Bekende golvingen zijn gevormd in het mantelgedeelte 3. De mantel 1 bestaat uit een bekend metaal, waarbij een grondlaag 5 wit een beschermende verf voor het tegengaan van 30 corrosie, i's gevormd op althans het binnenvlak van de mantel 1. Een druklaag, voorzien van een prijsmarkering en dergelijke, kan overeenkomstig de behoefte zijn gevormd. Een plakmiddellaag 7 is bekleed op de beschermende verflaag 5 en de druklaag 6 voor het binden van een voering, die ter plaatse wordt gevormd door het drukvormen.
35 In de onderhavige houdersluiting, is de voering 2 uit een stuk \ 790 6 1 74 * * 5 gevormd met de mantel 1 door het drukvormen van een thermoplastische hars in de mantel 1. De voering 2 is gebonden aan de mantel 1 via de plakmiddellaag 7· Deze voering 2 omvat een betrekkelïjk dun middengedeelte 8 en een betrekkelijk dik omtreksgedeelte 9· Het ver-5 dient de voorkeur, dat een ringvormig afdichtuitsteeksel, dat moet aan grijpen op de mond S van de houder, zoals een flessemond, -wordt gevormd op althans een deel van het dikke omtreksgedeelte 9- Bij deze uitvoeringsvorm bevat het dikke omtreksgedeelte 9 een binnenuitsteeksel 10, dat moet aangrijpen op de binnenomtreksrand van de houdermond, verder 10 een buitenuitsteeksel 11, dat moet aangrijpen op de buitenomtreksrand van de houdermond, en een concave groef 12, die moet aangrijpen op het bovenvlak van de houdermond.
Volgens de uitvinding is een lostreklip ih, die is afgescheiden door een volledig doorsneden lijn of een te breken verzwakte lijn 13 15 en is verbonden met het dikke omtreksgedeelte 9, gevormd aan het midden gedeelte 8 van de voering 2. Met de uitdrukking "volledig doorsneden lijn" wordt een lijn bedoeld, die volledig tot de plakmiddellaag J of de verflaag 5 is gesneden voor het van het middengedeelte 8 afscheiden van de lip ik, waarbij met de uitdrukking "verzwakte lijn" een schei-20 dingslijn wordt bedoeld, die is gevormd door inkerven of perforeren, zodat de lip 1¼ gemakkelijk langs deze lijn kan worden afgescheiden.
De gedaante van de lostreklip 1 h- is niet bijzonder kritisch voor zover deze langs een kleinere breedte kan worden losgetrokken dan het middengedeelte van de voering, en een grootte heeft, die voldoende 25 is voor het aangrijpen door de vinger bij het volledig lostrekken van de voering. De scheidingslijn 13 van de lostreklip ih kan met andere woorden een V-vormige, U-vormige, ü -vormige, S-vormige, een Z-vor-mige of willekeurige andere gedaante hebben.
Bij de onderhavige houdersluiting verdient het voor het doeltref-30 fend en geleidelijk aanzetten van het eerste lostrekken van de lip 1k, de voorkeur, dat een nok 15, die uitsteekt in een richting loodrecht op de bovenplaat, is gevormd aan het boveneindgedeelte van de lip 1¼. Indien deze nok 15 in de richting wordt gedrukt van het lostrekken van de lip 1¾ (de door de pijl 16. in fig. 1 aangeduide richting) 35 _ door de vingertop of -nagel, kan meer in het bijzonder het lostrekken v.
\ 790 6 1 74 6 V > via het bindingstussenvlak, dat hierna wordt beschreven, zeer geleidelijk worden uitgevoerd, omdat deze nok 15 werkzaam is als een soort hefboom. De gedaante van de nok 15 is niet bijzonder kritisch. De nok 15 kan bijvoorbeeld een gedaante hebben, die lijkt op een kolom, een 5 half-eirkeivormige pilaar of een vierkante pilaar. Vanuit het gezichts punt van het gemakkelijk vormen (lostrekbaarheid), verdient het de voorkeur, dat de nok 15 een afgeknot kegelvormige gedaante heeft.
Voor het doeltreffend zonder scheuren uitvoeren van het lostrekken van de lip 1^, kan een betrekkelijk dikke versterkingsribbe zijn ge-1q vormd aan de binnenzijde van de scheidingslijn 13, zodat de verster- kingsribbe zich uit strekt naar het dikke omtreksgedeelte. Bij de weergegeven uitvoeringsvor, is de genoemde nok 15 of de pijl 16 werkzaam als de versterkingsribbe. Wanneer de scheidingslijn 13 een verzwakte lijn is, zoals hiervoor vermeld, verdient het de voorkeur, dat het J5 breken van de voering door het lostrekken van de lip 1U alleen tot stand kan worden gebracht in het gedeelte van de verzwakte lijn, en het breken niet kan worden veroorzaakt in het gedeelte van de lip op afstand van de verzwakte lijn. Teneinde dit kenmerk te bereiken, kan een betrekkelijk dikke verst erkingsribbe 17 zijn gevormd op de bin-20 nenzijde van de verzwakte lijn en daarlangs. Verder kan een dikke ver-sterkingsribbe 18 zijn gevormd aan de buitenzijde van de verzwakte lijn en daarlangs, zodat de verst erkingsribbe samenwerkt met de hinnenversterkingsribbe 17 voor het beschermen van de verzwakte lijn tegen ongewild breken, en het verzekeren van het breken in het ge-25 deelte van de verzwakte lijn op het moment van lostrekken.
In de onderhavige houdersluiting wordt een voering gebruikt, voorzien van de hiervoor genoemde, bijzondere gedaante en constructie, welke voering 2 is gebonden aan de mantel 1 via althans een lostrekbaar tussenvlak, dat een niet-plakkend of zwak plakkend gebied bevat, 30 overeenkomende met het buitenste omtreksgedeelte van de lostrekbare voering, en een sterk plakkend gebied, dat zich aan de binnenzijde bevindt van het buitenste omtreksgedeelte, en een bindingssterkte heeft, die groter is dan die van het niet-plakkende of zwak plakkende gebied.
Bij de in de fig. 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvorm, is dit 35 lostrekbare tussenvlak gevormd tussen de voering 2 en de plakmiddellaag 790 6 1 74 7 * « 5Γ 7, in -welt lostrekbare tussenvlak, bijvoorbeeld zoals weergegeven in fig, 5, die hierna wordt "beschreven, een niet-plakkend of zwak plakkend gebied 39 is gevormd in het "buitenste omtreksgedeelte, waarbij een gebied 20, gebonden met een grotere bindingssterkte dan het niet-cj plakkende of zwak plakkende gebied 19, is gevormd aan de binnenzijde van het nïet-plakkende of zafaak plakkende gebied 19.
De reden waarom het niet-plakkende of zwak plakkende gebied 19 in het buitenste omtreksgedeelte is gevormd van het lostrekbare tussenvlak, en een gebied 20, gebonden met een grotere bindingssterkte, .jQ is gevormd aan de binnenzijde, wordt thans beschreven.
Het is onontbeerlijk, dat de voering 2 op elk deel zodanig stevig is gebonden aan de mantel 1, dat het ongewild lostrekken van de voering vanaf de mantel niet wordt veroorzaakt gedurende het transport of tijdens het kurken of zelfs tijdens het afdiehten van de hou-jcj der. Wanneer de voering vanaf de mantel wordt losgetrokken, is het van uit het gezichtspunt van het gemakkelijk afdichten van belang, dat eerst een scheur of breuk wordt gevormd in het tussenvlak tussen de voering en de mantel. Volgens de uitvinding wordt, aangezien een lostreklip, voorzien van een kleine breedte, is gevormd in het middenge-2q deelte van de voering via een snijlijn of verzwakte lijn, het los trekken van de voering, zelfs indien deze aan de mantel 1 is gebonden met een grote bindingssterkte in het middengedeelte van de voering of in de nabijheid daarvan, gemakkelijk aangezet vanaf een eindrand van de lip, voorzien van een kleine breedte, welke lip eerst langs 25 een afmeting wordt losgetrokken, die voldoende is voor het aangrijpen door de vingers. Wanneer de lip dan door de vingers wordt getrokken, wordt het lostrekken van de voering, aangezien een niet-plakkend of zwak plakkend gebied is gevormd in het buitenste omtreksgedeelte van het tussenvlak, gemakkelijk aangezet vanaf de gehele omtreksrand van de 3Q voering, als gevolg waarvan het gehele oppervlak van de voering zeer gemakkelijk en geleidelijk wordt losgetrokken. Omdat in dit geval de omtreksrand van de voering is gevormd als een dik versterkingsgedeelte, kan een voordeel worden verkregen, dat zelfs indien te sterk aan de lip wordt getrokken, het scheuren van de lip doeltreffend- wordt 35 voorkomen, en het lostrekken van de voering zeer gemakkelijk kan worden 790 6 1 74 ♦ * 8 aangezet vanaf de omtreksrand daarvan.
Handelingen voor het lostrekken van de voering in de onderhavige houdersluiting worden thans beschreven onder verwijzing naar de fig. 3A - C.
5 Indien de nok 15 in de richting van het lostrekken van de lip 1^ wordt gedrukt (naar links in de tekening) door de vingerpunt, is deze nok werkzaam als een soort hefboom, waarbij het lostrekken gemakkelijk tot stand wordt gebracht in het tussenvlak tussen de plakmiddellaag en de voering (zie fig. 3A).
10 Zoals weergegeven in fig, 3B wordt dan het boveneinde van de nok 15' of de lip ik aangegrepen door de vingertoppen en in de lostrekrichting of naar boven getrokken, waardoor het breken van de verzwakte lijn 13 en het lostrekken van de lip 1U worden voortgezet totdat het breken en lostrekken het dikke omtreksgedeelte 9 bereiken 15 van de voering 2.
Tenslotte wordt de lip 1^·, zoals weergegeven in fig. 3C, naar boven getrokken of in een richting tegengesteld aan de richting van het lostrekken van de lip 1 l·, waarbij deze wordt aangegrepen door de vingertoppen, waardoor het lostrekken eerst tot stand wordt gebracht 20 tussen het omtreksgedeelte van de voering 2 en de mantel 1, en dus het totale lostrekken van de voering zeer gemakkelijk kan worden uitgevoerd. De onderhavige, van een voering voorziene houdersluiting is gekenmerkt, doordat de richting van het lostrekken van de lip, 25 O ^ \ 790 6 1 74 * · 9 zich. uitstrekkende vanaf het midden van de voering naar de omtrek daarvan, tegengesteld is aan de richting van het lostrekken van de gehele voering, zoals hiervoor vermeld, en dat het lostrekken van de voering tot stand kan worden getracht zonder een tepaald werktuig te gebruiken.
5 Een ander kenmerk is, dat het dikke omtrekstedeelte werkzaam is als een afdïehtkussen, en als een versterker voor het lostrekken.
Volgens de uitvinding kan het lostrekbare tussenvlak zijn gevormd tussen de voering en de plakmiddellaag, zoals weergegeven in de fig. 1 en 2, of tussen de plakmiddellaag en de verflaag of tussen ^0 twee soorten verflagen. Verder kan een wijziging worden aangenomen, waarbij althans twee lostrekbare tussenvlakken, zoals hiervoor beschreven, zijn gevormd, en het lostrekken van het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied tot stand wordt gebracht in éên tussenvlak, en het lostrekken van het gebied, dat met een grotere bindingssterkte 15 is verbonden, tot stand wordt gebracht in het andere tussenvlak.
¥anneer het lostrekbare tussenvlak is gevormd tussen de voering en de plakmiddellaag, kan het instellen van de bindingssterkte in hetbetrokken gedeelte door verschillende middelen worden uitgevoerd. Wanneer bijvoorbeeld geen plakmiddel is aangebracht op het bin-20 nenvlakgedeelte van de mantel, overeenkomende met het buitenste om- treksgedeelte van de voering, en het plakmiddel is aangebracht op het binnengedeelte, kannen een niet-plakkerig gebied en een sterk plakkerig gebied zeer eenvoudig worden gevormd. Natuurlijk moet het gebruikte plakmiddel een middel zijn, dat een z.g. lostrekbare binding verschaft, 25 dat wil zeggen een binding met een totale lostreksterkte van 2 - b-90 kPa, in het bijzonder 5 - 29^· kPa. Ook kan een werkwijze worden gebruikt, waarbij een plakmiddel wordt aangebracht op het gehele binnenvlak van de mantel, en een maskeerlaag zonder plakkerigheid op de voering alleen wordt gevormd op het gedeelte, overeenkomende met het 20 buitenste omtreksgedeelte van de voering.
Een aantal gebieden met een gekozen bindingssterkte kan zijn gevormd door het samenvoegen van de hiervoor beschreven voorstellen.
Stippen van een plakmiddellaag worden bijvoorbeeld gevormd door bedrukken en dergelijke, zodat de dichtheid van de stippen groter is in het sterk plakkerige gebied dan in het zwak plakkerige gebied, en het
W
ï 790 6 1 74
- A
10 verschil in "bindingssterkte tussen de twee gebieden op juiste wijze is ingesteld. Verder kan een wijziging worden aangenomen, waarbij de plakmiddellaag regelmatig is bekleed en stippen van een maskeerlaag zijn gevormd op de plakmiddellaag voor het instellen van het verschil van 5 de bindingssterkte. De dichtheid van de plakmiddelstippen, d.w.z. de verhouding van het plakkerige gebied tot het gehele gebied, kan worden veranderd in het bereik van 0% in het niet-plakkerige gebied tot 100% in het sterk plakkerige gebied. De dichtheid van de plakmiddelstippen wordt op passende wijze gekozen in afhankelijkheid van de gewenste 10 bindingssterkte. Een plakmiddelgebiedverhouding bijvoorbeeld van althans 80% wordt gekozen voor het sterk plakkerige gebied, een plakmiddelgebiedverhouding 30 - 80% voor het matig plakkerige gebied, en een plakmiddelgebiedverhouding tot 30% voor het zwak plakkerige gebied.
Volgens de uitvinding is de uitvoeringsvorm, waarbij de plak-15 middellaag is verdeeld in de vorm van stippen, voordelig ten opzichte van de uitvoeringsvorm, waarbij de voering via een regelmatige plakmiddellaag is gebonden, omdat de kracht, nodig voor het lostrekken, gemakkelijk tot een voorafbepaalde hoogte kan worden geregeld, en het lostrekken gemakkelijker is gemaakt.
20 Wanneer volgens de uitvinding een ringvormig afdichtuitsteeksel, dat moet aangrijpen op de mond van de houder, is gevormd aan het dikke omtreksgedeelte van de voering, verdient het vanuit het gezichtspunt van de duurzaamheid van de afdiehtwerking de voorkeur, dat de voering sterk is gebonden aan het lostrekbare tussenvlak in het gedeelte, over-25 eenkomende met het buitenomtreksgedeelte of de nabijheid daarvan.
Teneinde dit voorkeurskenmerk te bereiken, verdient het de voorkeur, dat de binnenomtrek van het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied van het buitenste omtreksgedeelte van de voering zich aan de buitenzijde bevindt van de binnenemtreksrand van het ringvormige uitsteeksel. 30 Wanneer een niet-plakkerig gebied is gevormd op het buitenste omtreksgedeelte van de voering, verdient het voor het verkrijgen van een zeer duurzame afdiehtwerking de voorkeur, dat een gebied met een grotere bindingssterkte dan het middengedeelte aanliggend is gevormd aan de binnenzijde van het niet-plakkerige gebied.
35 Verschillende gevallen van verdeelpatronen van de plakmiddel- 790 6 1 74 a * 11 laag in de vorm van stippen, zijn weergegeven in de fig. UA — N. De tekens in deze figuren geven de volgende getieden aan, die in onderlinge "bindingssterkte verschillen : A: niet-plakkerige gebied 5 B: zwak plakkerig gebied C: matig plakkerig gebied D: sterk plakkerig gebied.
Kort samengevat kan het gebied van de plakmiddellaag een gekozen ontwerp hebben voor zover is voldaan aan de eis, dat een niet-plakkerig 10 °i* zwak plakkerig gebied aanwezig is in het buitenste omtreksgedeelte, en een gebied met een grotere bindingssterkte aanwezig is aan de binnenzijde van dit niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied. Bij de in de fig. hA - H weergegeven ontwerpen, verdient het vanuit het gezichtspunt van een duurzame afdichteigenschap van een kroonkurk of andere 15 houder sluiting de voorkeur, dat de tinnendiameter van het niet-plak kerige of zwak plakkerige gebied op het buitenste omtreksgedeelte groter is dan of in hoofdzaak gelijk aan de binnendiameter van het dikke buitenste omtreksgedeelte van de voering. Het sterk plakkerige gebied, gevormd aan de binnenzijde van het niet plakkerige of zwak plakke-20 rige gebied, kan een cirkelvormige gedaante hebben, zoals weergegeven in de fig. te en te, of een ringvormige gedaante, zoals weergegeven in de fig. hAa te, Uc, te, te, te, te, te en te. Teneinde in het laatste geval het lostrekken te vergemakkelijken, kan een verder niet-plakkerig of zwak plakkerig gebied zijn aangebracht aan de binnenzijde 25 van het gebied met een grotere bindingssterkte dan het buitenomtreks- gedeelte, zoals weergegeven in de fig. kA, te, te en te. Indien een niet-plakkerig gebied of zwak plakkerig gebied is gevormd in het middengedeelte, overeenkomende met de nop 15, zoals weergegeven in de fig. te, te. te en te, kan het lostrekken van de lip door het drukken tegen 30 de nop 15 worden vergemakkelijkt. Indien verder een sterk plakkerig gebied is gevormd in het middengedeelte, zoals weergegeven in fig. te, kan de primaire binding aan een voering vormende hars, aangebracht in de mantel worden verbeterd. Voor het in dit geval vergemakkelijken van het lostrekken van de lip, kan een niet-plakkerig gebied met een 35 kleine diameter zijn gevormd op de omtrek van het sterk plakkerige ge— 790 6 1 74 -« J.
12 "bied.
Het sterk plakkerige gebied, gevormd aan de binnenzijde van het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied aan de buitenste omtrek, behoeft niet cirkelvormig of ringvormig te zijn, maar kan zijn 5 aangebracht in de vorm van op onderlinge afstanden liggende stippen, zoals weergegeven in de fig. UL, IjM en Uïï.
Als metalen onderlaag, die moet worden gebruikt voor het vormen van de mantel van de onderhavige houder sluiting, kan worden gewezen op een stalen plaat, waarvan het oppervlak is behandeld met fosfor-10 zuur of chroomzuur of elektrolytisch is behandeld met ehroomzuur, een stalen plaat, waarvan het oppervlak elektrolytisch is bekleed of door smelten is bekleed met tin, zink en dergelijke, en een aluminium plaat of foelie.
Voor het verkrijgen van een de corrosie tegengaande werking, 15 kan het oppervlak van een dergelijke metalen onderlaag zijn bekleed met althans een onderlaagverf, gekozen uit de groep van fenol-epoxy-verven, epoxy-ureniumverven, epoxy-melamineverven, fenol-epoxy-vinyl-verven, epoxy-vinylverven, vinylchloride-vinylacetaat copolymeerverven, vinylchloride-vinylacetaat-maleïne anhydride copolymeerverven, acryl-20 verven, onverzadigde polyesterverven en verzadigde polyesterverven.
Een willekeurige thermoplastische hars, die door samendrukken kan worden gevormd en een dempende eigenschap heeft, die nodig is voor de voering, kan volgens de uitvinding worden gebruikt voor de vorming van de voering. Als de het meest de voorkeur verdienende 25 voorbeelden van dergelijke thermoplastische harsen kan worden gewezen op alkeenharsen, in het bijzonder poly-alkenen, zoals polyetheen met een lage dichtheid, polyetheen met een matige dichtheid, etheen-buteen-1 copolymeren, etheen-hexeen copolymeren, etheen-propeen copo-lymeren en etheen-propyleen-niet-geconjugeerde dieen terpolymeren, 30 en alkeen copolymeren of gemodificeerde poly-alkenen, in hoofdzaak bestaande uit alkenen met ondergeschikte hoeveelheden aan etheen onverzadigde andere monomeren dan alkenen. Als dergelijke alkeen copolymeren of gemodificeerde poly-alkenen kan bijvoorbeeld worden gewezen op etheen-vinylacetaat copolymeren (EVA), verzeepte etheen-vinyl 35 acetaat copolymeren (EVAL), etheen-acrylzuur copolymeren, etheen-metyl Q 790 6 1 74 13 methacrylaat copolymeren, onverzadigde met earbolzuur gemodificeerde polyethenen (als onverzadigd earbolzuur kan -bijvoorbeeld maleïnezuur, acrylzuur, methacrylzuur en de esters daarvan worden vermeld), onverzadigde met earbolzuur gemodificeerde polypropenen (als onverzadigd 5 earbolzuur kan bijvoorbeeld maleïnezuur, acrylzuur en de esters daar van worden genoemd), ionemeren, en met chloor gesulfoneerde poly-ethenen.
Deze alkeenharsen kunnen alleen worden gebruikt of in de vorm van een mengsel van twee of meer daarvan. Verder kunnen de veerkrach-10 tige eigenschappen, vereist voor de voering, d.w.z. een pakking of afdiehtmiddel, worden verbeterd voor het mengen van polyetheen, poly-propeen of EVA met bijvoorbeeld 1 - 60 gew% van althans êén elastomeer, gekozen uit de groep van etheen-propeen rubber (EER), etheen-propeen-dieen rubber (EPDM), polyiso-uteen (PIB), butylrubber (IIR), poly-15 butadieen (PB), natuurlijk rubber (HR), stereospeeifiek poly-isopreen, nitrielrubber (ïIBR), (zoals styreen-butadieen copolymeer, styreen-butadieen blokcopolymeer, styreen-isopreen copolymeer en styreen-isopreen blokcopolymeer) en polychloorpreen (CE).
Deze poly-alkenen kunnen worden gemengd met middelen voor het 20 tegengaan van oxydatie of thermische stabiliseermiddelen van de fenol- soort, de organische zwavelsoort, de organische stikstofsoort of de organische fosforsoort, smeermiddelen, zoals metaalzepen of andere vetzuurderivaten, vulmiddelen, zoals calsiumcabonaat, witte koolstof, titaanwit, magnesiumcarbonaat, magnesiumsilicaat, gasroet en ver-25 schillende kleisoorten, andere kleurmiddelen en andere toevoegingen overeenkomstig bekende voorschriften.
Verder kan een dwar sverknopingsmiddel, een blaasmiddel of een mengsel van deze twee middelen worden opgenemen in de alkeenhars, die volgens de uitvinding wordt gebruikt, voor het vormen van een dwars 30 verknoopte, geschuimde of dwars verknoopte en geschuimde alkeenhars- laag. Wanneer bijvoorbeeld een bekleding van een alkeenhars, die een uitstekende warmtebestendigheid en duurzaamheid heeft of uitstekende mechanische eigenschappen, zoals veerkracht, wordt gevormd op de metalen onderlaag, verdient het de voorkeur een dwarsverknoningsmiddel 35 in de hars op te nemen. Wanneer een bekleding met een dempende eigen-
’’V
790 6 1 74 14 schap, vereist voor een pakking, een afdichtmiddel en dergelijke, wordt gevormd, verdient het de voorkeur een blaasmiddel op te nemen, indien nodig samen met een dwarsverknopingsmiddel.
Als dwarsverknopingsmiddel en blaasmiddel kunnen dwarsverkno-5 pingsmiddelen worden gebruikt, die bij temperaturen, die de verwerkings- temperatuur (verwekingstemperatuur) van de gebruikte hars benaderen, ontleden, zoals dicumyl peroxyde, di-t-butyl peroxyde, cumyl hydro-peroxyde en 2,5 - dimethyl-2,5-di(t-butylperoxy)hexaan-3, en blaasmiddel en die ontleden bij temperaturen, die de verwerkingstemperatuur van de ge-10 bruikte hars benaderen, zoals 2, 2T - azobisisobutyronitriel, azo- dicarbonamiden en - dihydroxybisbenzeen-sulfonyl hydrazide. Het dwarsverknopingsmiddel wordt gebruikt in een hoeveelheid van 0,1 - 5 gew% op basis van de hars, waarbij het blaasmiddel wordt gebruikt in een hoeveelheid van 0,2 - 10' gew$ op basis van de hars.
15- Als een ander geval voor de thermoplastische hars, die kan wor den gebruikt als de voering, kan worden gewezen op een zachte vinyl-chlorideharssamenstelling.
Een willekeurig plakmiddel, dat de hiervoor beschreven voering kan binden aan de mantel van een houder sluiting, kan volgens de uit— 20 vinding worden gekozen.
Wanneer bijvoorbeeld de voeringhars een alkeenhars is, kan een verf worden gebruikt, gevormd door het dispergeren van een geoxydeer-de polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars in een foelie—
Vormende grondhars. Wanneer de voeringhars een vinylehloridehars is, 25 kan een verf worden gebruikt, gevormd door het samenvoegen van een vinylehloridehars of een acrylhars met een thermohardende hars, zoals een epoxyhars, een fenolhars of een alkydhars.
In de plakmiddelverf voor de alkeenharsvoering, verdient het de voorkeur, dat een geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeer-30 de alkeenhars, die werkzaam is voor het binden van de alkeenhars, doel matig wordt verdeeld in het tussenvlak van de voering en de verf voor het vormen van een lostrekbare binding, zoals hiervoor vermeld. Voor dit doel wordt bij voorkeur een geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars toegepast, die carbonylgroepen (-C— ) bevat v met een concentratie van 0,01 - 200 meq., in het 0 790 6 1 74 15 * » bijzonder Q,1 - 70 mea per 100 g polymeer, en tevens met een mate van kristallisatie van althans 50%,in het bijzonder althans 70%. Elk der producten, gevormd door het opnemen van bekende carbonyl groep-bevatten-de, aan etheen onverzadigde monomeren in de hoofd- of zijketens van 5 alkeenharsen door bekende behandelingen, zoals entcopolymerisatie, blok- copolymerisatie, -willekeurige polymerisatie en eindbehandeling, kan volgens de uitvinding worden gebruikt als de gemodificeerde alkeen-hars zolang aan de voorgaande eisen is voldaan.
Als dergelijke aan etheen onverzadigde, carbonyl groepen-10 bevattende monomeren kan bijvoorbeeld worden gewezen op acrylzuur, metha- crylzuur, maleïnezuur, fumaarzuur, crotonzuur, itaconzuur, citracon-zuur, 5-norborneen-2,3-dicarbolzuur, maleïne anhydride, citracoon anhydride, 5-norborneen-2,3-dicarbolanhydride en tetrahydrofthaal anhydride.
15 Als de geoxydeerde polyetheen, die volgens de uitvinding wordt gebruikt, worden polymeren gekozen, die voldoen aan de voorgaande eisen, uit de z.g. geoxydeerde polyethenen, bereikt door het oxyderen van polyetheen of een copolymeer, in hoofdzaak bestaande uit etheen, indien gewenst in de gesmolten toestand of de opgeloste toestand.
20 Elk der bekende grondharsen voor het Tomen van onderlagen voor het tegengaan van corrosie, kunnen worden gebruikt als de grondhars voor het vormen van de bekledingsfoleie. In het algemeen verdient het voor het regelen van de verdeling van de genoemde geoxydeerde poly-alkeen of gemodificeerde alkeenhars de voorkeur een grondhars voor het 25 vormen van een bekledingsfoelie te gebruiken, welke hars een dicht heid heeft, die met althans 0,1 groter is dan die van de geoxydeerde poly-alkeen of gemodificeerde alkeenhars, in het algemeen een dichtheid van 1,2 - 1,3, welke grondhars functionele groepen bevat, gekozen uit de groep van hydroxylgroepen en carbonylgroepen met een concen-30 tratie van althans 1 mea per g polymeer, in het bijzonder 3-20 meq.
per g polymeer.
Wanneer een grondhars met een dichtheid, die met althans 0,1 groter is dan die van de gemodificeerde alkeenhars (A) wordt gebruikt, wordt het veel gemakkelijker de bepaalde veellagige verdelingsconstructie 35 te verschaffen, voorzien van de concentratiegradienten, volgens de uit- 7906174 ψ > 16 vinding voorgeschreven voor de grondlaag. Indien verder de concentratie van de functionele groepen', zoals hydroxyl-of carbonylgroepen in de grondhars, althans 1 meq. per g polymeer is, kunnen het aan de metalen onderlaag hechten van de grondplaag en de bestendigheid tegen de 5 corrosie verder -worden verbeterd.
Een hars, die voldoet aan de voorgaande eisen, wordt gekozen uit de thermohardende en thermoplastische harsdragers, die gewoonlijk worden gebruikt voor verven. Thermohardende harsen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt, zoals fenol-formaldehydehars, ureum-formaldehydehars, 10 melamine-formaldehydehars, xyleen-formaldehydehars, epoxyhars, alkyd- hars, polyesterhars, thermohardende aerylhars, uretaanhars en mengsels daarvan, en thermoplastische harsen, zoals aerylhars, vinylchloride-vinylaeetaat copolymeer, vinylchloride-vinylacetaat-maleïnezuur copoly-meer, vinyl butyralhars, andere vinylharsen, styreen-butadieen-acryl-15 zuur ester copolymeer, polyamidehars en petroleumhars, voor zover deze voldoen aan de voorgaande eisen.
Volgens de uitvinding wordt de geoxydeerde poly-alkeen of gemodificeerde alkeenhars (A) samengevoegd met de foelievormende grondhars (Bi tot een (A)/(b) gewichtsverhouding van 0,1/99,8-10/30, in het 20 bijzonder 1/99-30/70.
Wanneer de voeringhars een vinylchloridehars is, in de vorm van de verf, die een lostrekbare binding verschaft, kan een product worden gebruikt, bereikt door het mengen of vooraf condenseren van een vinylchloridehars of aerylhars (A), zoals een vinylchloridehars, een 25 vinylchloride-vinylacetaat copolymeer, een gedeeltelijk verzeepte vinylchloride-vinylacetaat copolymeer of een acetaliseringsproduct daarvan of een vinylchloride-vinylacetaat-maleïne anhydride copolymeer, met een thermohardende hars (B), zoals een epoxyhars, een fenolhars, een aminohars of een alkydhars met een (A)/(B) gewichtsverhouding van 30 30/7O-98/2, in het bijzonder 50/50-90/10. In een dergelijke plakmiddel- verf, kan de bindings sterkte aan de vinylchlorideharsvoering worden verzwakt door het vergroten van het gehalte aan thermohardende hars.
De plakmiddellaag kan worden aangebracht in de vorm van een verf overeenkomstig bekende bekledingswerkwijzen, zoals het dompelbe-35 kleden, het sproeibekleden, het met een rol bekleden, het met een staaf \ 790 6 1 74 17 bekleden, bet elektrostatisch bekleden of het elektrostatisch afzetten of kan worden aangebracht in de vorm van een drukinkt overeenkomstig bekende drukwerkwij z en, zoals het reliëfdrukken, het diepdrukken, het zeefdrukken, het steendrukken of offsetdrukken.
5 Als het oplosmiddel, dat moet worden gebruikt voor het oplos-* sen of dispergeren van dergelijke plakmiddelen, kan bijvoorbeeld worden gewezen op de tonen, zoals aceton, methylethyl keton, methyl isobutyl keton, cyclohexanon en isoforon, alcoholen, zoals diaceton alcohol, n-butanol, methyl cellose-oplosmiddel en butyl cellose-oplos— 10 middel, aromatische oplosmiddelen, zoals tolueen, xyleen en decahydro- naftaleen, en mengsels van twee of meer van deze oplosmiddelen. Het verdient de voorkeur, dat het gehalte aan vaste hars in de verf of inkt tussen 5 en 50$ ligt.
De beklede hoeveelheid van het plakmiddel is van 1 - 500 mg/dm , 15 in het bijzonder 10 - 100 mg/dm , wanneer de hars vast is. In het geval van een plakmiddel, dat een geoxydeerde polyetheen of gemodificeerde alkeenhars bevat, verdient het de voorkeur, dat de beklede hoeveelheid van de geoxydeerde polyetheen of gemodificeerde alkeenhars tussen 0,01 - 100 mg/dm ligt, in het bijzonder 0,1 - 10 mg/dm .
20 Volgens de uitvinding kan de plakmiddellaag als het lostrekbare tussenvlak worden gevormd door een aantal plakmiddellagen voor het zodoende op passende wijze veranderen van de bindingssterkte. Teneinde bijvoorbeeld de bindingssterkte te veranderen tussen de plakmiddellaag en de alkeenharsvoering, wordt een plakmiddelverf, voorzien van een 25 betrekkelijk laag gehalte aan geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeeiiars, bekleed op een gedeelte, overeenkomende met het buitenste omtreksgedeelte van de lostrekbare voering , waarbij een plakmiddelverf, voorzien van een betrekkelijk hoog gehalte aan geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars wordt bekleed op 30 een gedeelte binnen dit gedeelte, dat overeenkomt met het buitenste omtreksgedeelte. Door het zodoende veranderen van de verdeling van de geoxydeerde polyetheen of gemodificeerde alkeenhars op het oppervlak van de plakmiddellaag, kan een niet-plakkerig of zwak plakkerig gebied worden gevormd op het gedeelte, overeenkomende met het buitenste ·' V 35 omtreksgedeelte, en een sterk plakkerig gebied in het gedeelte binnen * -i \ 790 6 1 74 18 dit gedeelte, overeenkomende met het "buitenste omtreksgedeelte. Verder wordt een vinylverf, voorzien van een betrekkelijk hoog gehalte aan thermohardende hars, bekleed op een gedeelte, overeenkomende met de buitenste omtrek van de voering, waarbij een vinylverf, voorzien van 5 een betrekkelijk laag gehalte aan thermohardende hars, wordt bekleed op een gedeelte binnen het gedeelte, overeenkomende met het buitenste omtreksgedeelte van de voering, waardoor het voorgaande kenmerk eveneens kan worden verkregen.
Met het oog op het gemakkelijk vervaardigen van de houder sluiting 10 verdient het volgens de uitvinding de voorkeur, dat de verdeling van het bestanddeel, dat binding geeft aan de voering in het plakmiddel, bijvoorbeeld de geoxydeerde polyetheen of een zuur gemodificeerde alkeenhars, verschillend wordt gemaakt tussen het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied en het sterk plakkerige gebied, zodat de ge-15 oxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars met een grotere concentratie wordt verdeeld in het sterk plakkerige gebied dan in het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied.
Een dergelijke regeling van de verdeling van de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars kan gemakkelijk tot 20 stand worden gebracht door het vormen van althans een maskeer laag, die een de verdeling regelend middel bevat, zoals een oleohars, tussen de plakmiddellaag en de mantel van de houdersluiting.
Deze uitvoeringsvorm wordt thans beschreven onder verwijzing naar fig. 5. Een druklaag 6 is gevormd op een beschermende verflaag 5 25 op het binnenvlak van een metalen mantel 1, waarbij een maskeerlaag 21, die een de verdeling regelend middel bevat, zoals een oleohars, eveneens is gevormd. Een plakmiddelverflaag, die de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars bevat, is gevormd door het bekleden op de maskeerlaag 21. Een alkeenharsvoering, die in zijn geheel is weer-30 gegeven met verwijzingscijfer 2, is met warmte gebonden door de plak- middellaag 7·
In het gedeelte, overeenkomende met het dikke omtreksgedeelte 9 van de voering 2, is de maskeerlaag 21 uitgevoerd als een regelmatige laag, waarbij echter in het gedeelte binnen dit gedeelte, overeenkomen-35 '“"'1 de met het dikke omtreksgedeelte 9 van de voering 2, de maskeerlaag 21 \ \ 790 6 1 74 i 19 is aangebracht in de vorm. van stippen. Eet de verdeling regelend middel, dat zich. "bevindt in de maskeer laag 21, zoals een oleohars, regelt de verdeling van de geoxydeerde polyetheen of met znur gemodificeerde alkeenhars in de plakmiddellaag tot in het oppervlakgedeelte 5 van de plakmiddellaag, hoewel de reden onbekend is. Omdat "bij deze uitvoeringsvorm de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars vrijwel niet is verdeeld in het oppervlak van de plakmiddellaag 7 in het gedeelte, overeenkomende met het "buitenste omtreks-gedeelte van de voering 2, is in dit gedeelte een niet-plakkerig of 10 zwak plakkerig gebied 19 gevormd tussen de voering 2 en de plakmiddel laag 7, waarbij echter, omdat in het gedeelte binnen dit gedeelte, de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars is verdeeld in het oppervlak van de plakmiddellaag in een verband volgens een omgekeerd beeld met de maskeer laag 21, aanwezig in de vorm 15 van stippen, is een sterk plakkerig gebied gevormd tussen de voering 2 en de plakmiddellaag 7-
Bij deze uitvoeringsvorm kan voor het vormen van de maskeer-laag een willekeurig materiaal, waarvan de werking bestaat uit het voorkomen van het overheersend in het oppervlaktegedeelte van de grond-20 laag worden verdeeld van de gemodificeerde alkeenhars in de grond verf, worden gebruikt als het de verdeling regelend middel voor de gemodificeerde alkeenhars. In het algemeen heeft een dergelijk materiaal een onderlinge chemische of physische werking met de gemodificeerde alkeenhars. Voorbeelden van dergelijke de verdeling regelende 25 middelen zijn als volgt.
(l) oleoharsen en met olie gemodificeerde harsen, die althans delen bevatten van samenstellende oliën, zoals drogende oliën, bijvoorbeeld lijnolie, houtolie, perilla-olie en gedehydrateerde risinusolie, half-drogende oliën, bijvoorbeeld sesamolie, sojabonenolie, raapolie en 30 katoenzaadolie, en niet-drogende olieën, bijvoorbeeld camellia-olie, olijfolie, risinusolie en cocosolie, en met deze oliën gemodificeerde harsen.
Met olie gemodificeerde alkydhars, met olie gemodificeerde epoxyhars, met olie gemodificeerde fenolhars, met olie gemodificeerde 35 aminohars, oleohars-bevattende verf, met olie gemodificeerde poly- 790 6 1 74 20 amidehars, met olie gemodificeerde acryihars en met olie gemodificeerde vinylhars kunnen bijvoorbeeld alleen of in de vorm van een mengsel van twee of meer daarvan worden gebruikt.
De mate van modificatie met een olie is niet bijzonder kritisch, 5 waarbij het echter in het algemeen de voorkeur verdient, met olie gemodificeerde harsen te gebruiken, die 15 - 85 gew% bevatten van een drogende. olie, een half-drogende olie of een niet-drogende olie, zoals hiervoor vermeld, op basis van de totale hars.
(2) Harsen, die een vetzuur of gepolymeriseerd vetzuur als het bestand- 10 deel bevatten, zoals poly-amideharsen, die een gepolymeriseerd vetzuur bevatten als het zuurbestanddeel, en met linolzuur, linoleenzuur of met gedehydrateerde risinusolievetzuur gemodificeerde harsen.
(3) Poly-alkeen polyolen, zoals polyetheen glycol., polypropeenglycol en addities van etheenoxyde aan polyhydrische alcoholen, alifatische 15 aminen en vezuuramiden.
(b) Vetzuurmetaalzepen, zoals calsiumstearaat.
(5) Organosiloxanen, zoals dimethylpolysiloxaan.
(6) Butadieenverven, zoals door koken gemodificeerde polybutadieen glycol.
20 De, de verdeling regelende middelen, die kunnen worden gebruikt, zijn niet beperkt tot de hiervoor genoemde. Door onderzoekingen is bijvoorbeeld vastgesteld, dat wanneer een epoxyweekmaker, zoals geëpoxy-deerde sojabonenolie, een fthaalzuurester weekmaker, zoals DOP of een polyesterweekmaker wordt opgenomen als het de verdeling regelend mid-25 del in de maskeerlaag, de werking kan worden verkregen van het voorkomen van het vertonen van de veellagige verdelingsstructuur in de grondlaag. Afgeleid is, dat de reden waarschijnlijk is, dat de weekmaker in de maskeerlaag migreert in de grondlaag en de werking uitoefent . van het regelmatig daarin verdelen van de gemodificeerde alkeenhars.
30 Derhalve is op te merken, dat het de verdeling regelend middel, dat volgens de uitvinding kan worden gebruikt, niet alleen stoffen bevat, die de veellagige verdeling voorkomen van de gemodificeerde alkeenhars. door de chemisehe affiniteit of reactiviteit met de gemodificeerde alkeenhars of door de elektrostatische aantrekkingskracht, maar ook 35 stoffen, die de dispergeerbaarheid van de gemodificeerde alkeenhars \ 790 6 1 74 21 in de grondhars "veranderen.
Wanneer het de verdeling regelend middel een bekleding vormende eigenschap heeft, kan het enkelvoudig worden aangebracht op de metalen onderlaag in de vorm van de maskeerlaag of kan het op de metalen 5 bekleding worden aangebracht samen met een, een bekleding vormende grondhars. Indien het de verdeling regelend middel geen bekleding vormende eigenschap heeft, wordt het op de metalen onderlaag aangebracht in de toestand, waarin het is opgenomen in een, een bekleding vormende grondhars als de maskeerlaag.
10 Teneinde de onderhavige doeleinden met voordeel te verkrijgen, verdient het de voorkeur, dat de beklede hoeveelheid van let de verdeling 2 2 regelend middel 1 - 300 mg/dm is, in het bijzonder 2-150 mg/dm , hoewel de voorkeur van de beklede hoeveelheid enigszins veranderlijk is in afhankelijkheid van de soort daarvan. Wanneer het de verdeling- 15 regelend middel wordt aangebracht samen met een, een bekleding vormende grondhars, verdient het de voorkeur, dat de totale beklede hoeveel- 2 2 heid 10 - 500 mg/dm is, in het bijzonder 20 - 200 mg/dm .
De maskeerlaag wordt gewoonlijk op de metalen onderlaag aangebracht in de vorm van een verf of een inkt in een passend organisch oplosmid- 20 del, door mideel van een hekledings- of drukmachine.
De maskeerlaag kan op de metalen onderlaag worden aangebracht met een netpatroon, een stippatroon, een bandvormige gedaante, een radiale gedaante, een patroon van concentrische cirkels, een geometrisch patroon van cirkels, vierkanten of driehoeken of een samenstel van 25 deze patronen of gedaanten.
Wanneer de maskeerlaag zich nog in de natte toestand bevindt, zoals bekleed of opgedrukt of nadat deze is gedroogd of gebakken, wordt de volgende plakmiddelverf aangebracht.
Bij de in de fig. 1, 2 en 5 weergegeven uitvoeringsvorm, is de 30 druklaag 6, voorzien van prijstekens en dergelijke, gevormd tussen de mantel van de houdersleuting en de lostrekbare plakmiddellaag, zodat, wanneer de voering 2 wordt losgetrokken, de druklaag 6 achterblijft op de mantel van de houdersluiting.
Verder kan een wijziging worden toegepast, waarbij de druklaag 6, 35 voorzien van prijstekens en dergelijke, is gevormd tussen de lostrek- 790 6 1 74 22 bare plakmiddellaag 7 en de voering 2 overeenkomstig bekende werkwijzen, waarbij een laag, die een grote affiniteit heeft voor de plakmiddellaag 7, wordt gebruikt als de druklaag 6, zodat wanneer de voering wordt losgetrokken, de druklaag 6 achterblijft op de mantel van de houder-sluiting, en een andere wijziging, waarbij een laag met een grotere affiniteit tot de voering 2 dan tot de plakmiddellaag, wordt gebruikt als de druklaag 6, zodat deze achterblijft op de voering, wanneer deze wordt losgetrokken.
Wanneer een lostrekbaar tussenvlak is gevormd tussen de plakmiddellaag 7 en de grondlaag 5 of wanneer een lostrekbaar tussenvlak is gevormd tussen twee verflagen door het vormen van de druklaag 6 boven of onder het lostrekbare tussenvlak, kan de druklaag achterbil jyen op de voering of de mantel van de houdersluiting, wanneer de voering wordt losgetrokken,
De onderhavige houdersluiting kan ook worden toegepast voor een dop van de soort, waarbij een eenmaal geopende sluiting weer wordt aangebracht op de houdermond en weer gebruikt. In de voering van deze houdersluiting, bevat het dikke omtreksgedeelte een ringvormig af-diehtuitsteeksel, dat moet aangrijpen op de houdermond S, en een cirkelvormige versterkingsribbe, die binnen het ringvormige uitsteeksel is gevormd door een volledig doorsneden lijn of een te breken verzwakte lijn. Het lostrekken van de voering wordt alleen uitgevoerd in het gedeelte binnen de cirkelvormige volledige doorsnijding of verzwakte lijn, waarbij het ringvormige afdichtuitsteeksel, dat de houdermond aangrijpt, in de toestand wordt gelaten, waarin dit stevig is gehecht aan de plaat van de houdersluiting.
Onder verwijzing naar fig.6, die een uitvoeringsvorm van een dergelijke dop toont, bevat het dikke omtreksgedeelte van een voering 2, bestaande uit een zachte vinylchloridehars, de ringvormige afdicht-uitsteeksels 10 en 11, die moeten aangrijpen op de houdermond, verder een concave groef 12 en een cirkelvormige versterkingsribbe 23, gevormd aan de binnenzijde van de ringvormige uitsteeksels door een cirkelvormige, verzwakte lijn 22.
De ringvormige afdichtuitsteeksels 10 en 11 en de eoncage groef 12 van de voering zijn stevig gebonden aan een plakmiddellaag J (bijvoor- o 790 6 1 74 23 beeld een vinylchlorideharsyerf), gevormd op het binnenylak yan de dopmantel 1, zodat zij niet kunnen worden losgetrokken. In het gedeelte van de plakmiddellaag 7, welk gedeelte overeenkomt met het lostrekbare buitenste omtreksgedeelte van de voering 2, d.w.z. het gedeelte, 5 dat overeenkomt met de cirkelvormige versterkingsribbe 23, is een maskeer laag 2b, (bijvoorbeeld een alkydharslaag) zonder plakkerigheid of met een lage plakkerigheid tot de voering 2, in vaste toestand bekleed voor het vormen van een niet-plakkerig of zwak plakkerig gebied 19- Een maskeer laag 2b is aangebracht in de vorm van stippen op de 10 plakmiddellaag 7. Een druklaag 6 met prijstekens wordt aangebracht op de maskeerlaag. Deze druklaag 6 heeft een zodanige eigenschap, dat deze niet kan worden gebonden aan de maskeer laag 2b, maar gemakkelijk aan de voering 2. De versterkingsribbe 23 kan ringvormig zijn aangebracht langs de gehele omtrek van het afdichtende dikke gedeelte 15 aan de binnenzijde daarvan of kan alleen ringvormig zijn gevormd nabij de voet van de lip.
De voering 2 wordt losgetrokken overeenkomstig de in de fig.
3A - C weergegeven werkwijze. Het lostrekken van de lip 1b wordt eerst aangezet door het naar tenedendrukken van de nok 15 en het naar boven-20 trekken van het midden van de lip l4, waarbij de cirkelvormige verzwakte lijn 22 gedeeltelijk wordt verbroken, en het lostrekken van de voering 2 wordt aangezet in het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied 19, en de ringvormige afdichtuitsteeksels 10 en 11 en de concave groef 12 van de voering achterblijven in de dopmantel 1.
25 Onder verwijzing naar fig. J, die nog een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige houdersluiting weergeeft, is een grondlaag 5 uit een beschermende verf, zoals hiervoor beschreven, gevormd op het binnenvlak van een mantel 1 van de houdersluiting. Een eerste bekle-dingslaag 25 uit een dispersie van een geoxideerde polyetheen of met 30 zuur gemodificeerde alkeenhars in een, een bekleding vormende grond-hars, is gevormd op de grondlaag 5. Deze eerste bekledingslaag is gevormd op het gehele binnenoppervlak van de mantel, overeenkomende met een alkeenharsyoering 2 met uitzondering van het gedeelte 20, waaraan de voering 2 stevig moet worden gebonden. Een maskeerlaag 21, die het 35 hiervoor beschreven, de verdeling regelend middel bevat, zoals een 790 6 1 74 2k oleahars, is gevormd, op de eerste bekledingslaag 25 in het gedeelte, overeenkomende met de nok 15' van de voering, -waarbij een druklaag 6 met prijstekens, vervolgens is gevormd. Wanneer deze eerste bekledings-laag is aangebraeht en gebakken, wordt de geoxydeerde polyetheen of 5 gewijzigde alkeenhars, die zich in de verf bevindt, met voorkeur ver deeld in het oppervlaktegedeelte van deze eerste bekledingslaag.
Een tweede bekledingslaag uit een dispersie van een geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars in een, een bekleding vormende grondhars, d.w.z. een plakmiddellaag 7» wordt bekleed op de . 1Q voorgaande hekledingsstructuur, en vervolgens gebakken. Dan wordt een alkeenhars smelt geëxtrudeerd op de plakmiddellaag 7, en wordt een voering 2 gevormd door het drukvormen.
Omdat in de van een voering voorziene houder sluiting met de voorgaande structuur, de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodi— J5 ficeerde alkeenhars- bij voorkeur is verdeeld in de oppervlaktege— deelten van de eerste bekledingslaag 25 en tweede bekledingslaag 7 (plakmiddellaag), is een lostrekbare zwakke binding gevormd tussen de eerste bekledingslaag 25 en de tweede bekledingslaag 7(plakmiddellaag) en een aanzienlijk sterkere binding tussen de tweede bekledingslaag 7 2Q (plakmiddellaag) en de alkeenharsvoering 2, Omdat de geoxydeerde poly etheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars niet aanwezig is in het tussenvlak tussen de tweede bekledingslaag J en de grondlaag 5 in het gedeelte aan de binnenzijde van het volgens de omtrek zwak plakkerige gebied 19» is een lostrekbaar, sterk plakkerig gebied 20 in dit 25 gedeelte gevormd. Omdat verder in het gedeelte van de tweede bekledings laag 7 (plakmiddellaag), overeenkomende met de nok 15 van de voering, de verdeling van de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars in het oppervlaktegedeelte van de tweede bekledingslaag 7 wordt geregeld door de aanwezigheid van de maskeerlaag 21, wordt een 3Q niet-plakkerig of zwak plakkerig gebied gevormd tussen de alkeenhars voering 2 en de laag 7 in dit gedeelte.
Wanneer de nok 15 in zijdelings richting naar beneden wordt gedrukt voor het van de houder sluiting lostrekken van de voering, wordt het lostrekken veroorzaakt tussen de voering 2 en de plakmiddelbekle-35 dingslaag 7, waarbij, indien de nok 15 dan in radiale richting naar 0 7906174 \ 25 de omtrek wordt getrokken, de plakmid&elbekledingslaag J "wordt verbroken en een lostrekken tussen de lagen wordt veroorzaakt tussen de plakmiddellaag 7 en de eerste bekledingslaag 25 voor het lostrekken van de lip 1¼.
5 Wanneer de lip wordt aangegrepen en aan de gehele voering wordt getrokken, wordt een lostrekken veroorzaakt tussen de lagen 7 en 25 in het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied 19, waarbij de gehele voering wordt losgetrokken door het lostrekken of verbreken van het tussenvlak tussen de plakmiddellaag 7 en de grondlaag 5 in het 10 sterk plakkerige gebied 20. De druklaag 6 wordt overgebracht naar de voering samen met de tweede bekledingslaag 7 (plakmiddellaag).
Bij de in fig. 7 weergegeven uitvoeringsvorm is de tweede bekledingslaag (plakmiddellaag) aangebracht in de ononderbroken vorm, waarbij de eerste bekledingslaag (grondlaag) in de onderbroken vorm 15 is aangebracht. Hierbij kan een wijziging worden toegepast, waarbij de eerste bekledingslaag (grondlaag) is aangebracht in de ononderbroken vorm, en de tweede bekledingslaag (plakmiddellaag) is aangebracht in de onderbroken vorm, zoals weergegeven in fig. 8.
Bij deze uitvoeringsvorm is de tweede bekledingslaag 7 niet 2Q aanwezig in het gedeelte, overeenkomende met het sterk plakkerige ge bied 20, waarbij de alkeenhars, die de voering vormt, direkt is verbonden aan de eerste bekledingslaag 25, waar de geoxydeerde polyetheen of gemodificeerde alkeenhars bij voorkeur is verdeeld in het oppervlak-tegedeelte, voor het vormen van het sterk plakkerige gebied, waarbij ^5 een niet-plakkerig of zwak plakkerig gebied 19 is gevormd in het tussen vlak tussen de eerste bekledingslaag 25 en de tweede bekledingslaag 7, zoals bij de in fig. J weergegeven uitvoeringsvorm.
Volgens de uitvinding kunnen bekende middelen, zoals bijvoorbeeld geopenbaard in het .Amerikaanse octrooischrift k.062.997, worden 3Q gebruikt voor het verdelen van de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars, bij voorkeur in het oppervlaktegedeelte van de bekledingslaag.
Het vormen van de mantel van de houdersluiting kan gemakkelijk tot stand worden gebracht door het onderwerpen van een plaat, voorzien 35 van grond-, druk- en plakmiddelverflagen, die daarop zijn gevormd, ‘1 790 6 1 74 \ 26 aan het persvormen, aan het trekken, aan het uitstrijken en dergelijke.
Het vormen van de voering kan gemakkelijk tot stand worden gebracht door het toevoeren van een gesmolten massa van een alkeenhars of vinylehloridehars aan het binnenvlak van de mantel, en het onder 5 koelen samendrukken van de gesmolten harsmassa door een stamper en dergelijke. Een koude hars kan worden toegevoerd aan het binnenvlak van de mantel in plaats van een gesmolten harsmassa. In dit geval wordt de koude hars op het binnenvlak van de mantel verwarmd en gesmolten. Verder kan een werkwijze worden gebruikt, waarbij een vinylehloridehars 10 wordt geleverd aan het binnenvlak van de mantel in de vorm van een z.g. plastisol, die door een verwarmde stamper wordt samengedrukt voor het tot stand brengen van het gelatineren gelijktijdig met het vormen.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de volgende voorbeelden.
15 Voorbeeld I
Een grondbekledingslaag (epoxy-aminoverf) een druklaag en een bovenbekleding slaag (epoxy-esterverf) werden gevormd op êén oppervlak (om tot het buitenvlak te worden gevormd van de daaruit voortvloeiende kroon) van een chemisch op het oppervlak behandelde stalen plaat met 20 een dikte van 0,25 mm,, waarbij een verf, die JO gewichtsdelen vinyl- chloride-vinylacetaat copolymeer, 25 gewichtsdelen bisfenolepoxyhars met een moleculairgewicht van 370, en 5 gewichtsdelen van een amino-hars (gebutyleerde ureumhars) in een organisch oplosmiddel bevatte, door rollen werd bekleed op het andere oppervlak (dat moest worden ge-25 vormd tot het binnenvlak van de daaruit voortvloeiende kroon) als een de corrosie tegengaande onderbekledingslak, zodat de dikte na het harden en drogen 3 ƒ urn zou zijn, waarna de beklede stalen plaat werd verwarmd tot 190°C. gedurende tien minuten. Vervolgens werd een maskeermiddelsamenstelling, die 80 gewichtsdelen van een met lijnolie gemodificeerde alkydhars, 2 gewichtsdelen mangaannafthenaat, 30 gewichtsdelen aluminiumoxyde en 10 gewichtsdelen kerosine bevatte, met stippen bekleed, volledig bekleed of niet bekleed als een maskeer-laag op de, corrosie tegengaande grondlaklaag, die werd verdeeld in zes concentrische gebieden, te weten een eerste gebied, bepaald door 35 een buitendiameter van 25 mm. en een binnendiameter van 20 mm., een 790 6 1 74 27 tweede gebied bepaald door een buitendiameter van 20 mm., en een binnen-diameter van 15 mm., een derde gebied bepaald door een buitendiameter van 15 mm.· en een binnendiameter van 10 mm., een vierde gebied bepaald door een buitendiameter van 10 mm. en een binnendiamet er van 5 mm., 5 een vijfde gebied bepaald door een buitendiameter van 5 mm. en een binnendiameter van 2 mm., en een zesde cirkelvormig gebied met een diameter van 2 mm. De dikte van de maskeer laag werd ingesteld op 2 yUm. In het geval van het met stippen bekleden, werd de afstand tussen de middelpunten van elke twee naburige stippen ingesteld op 0,5 mm., waarbij 10 de maskeerdichtheid, d.w.z. de verhouding van het met stippen beklede gebied tot het gehele gebied, werd ingesteld op de in tabel I aangegeven wijze, Maskeerlagen, uitgevoerd, zoals weergegeven in tabel I, werden dus gevormd.
Een grondlaagverf, die h0 gewichtsdelen van een fenolhars omvatte, 35 gevormd door het laten reageren van 1,0 mol p-cresol met 1,2 mol formaldehyde en o,2 mol ammoniak, verder 60 gewichtsdelen bisfenol A-epoxyhars en 8 gewichtsdelen met maleïne anhydride gemodificeerde polyetheen (mate van kristallisatie = carboxyl groep concentra tie - 30,5 meq/100 g) in een organisch oplosmiddel (gemengd oplos-20 middel, dat methylethyl keton, methylisobutyl keton en xileen omvatte) en met een totaal gehalte aan vaste stof van 30 gewichtsprocent, werd door rollen bekleed als een grondlaag, op de onderbekledings-laklaag voor het tegengaan van corrosie en een maskeerlaag, zodat de dikte na het harden en drogen 6 ^um zou zijn, waarna de beklede 25 grondverf werd verwarmd op 190° C gedurende 10 minuten.
De daaruit voortvloeiende beklede platen werden gevormd tot kroonmantels (met een binnendiameter van 26 mm.), voorzien van verschillende maskeerlaaguitvoeringen, weergegeven in tabel I, door een kroonvormpers, zodat het grondplaatoppervlak zich aan de binnenzijde 30 van de kroon bevondt, en het midden van de maskeerlaag, aangebracht in de concentrische gedaante, samenviel met het midden van de kroon. Polyetheen met een lage dichtheid (voorzien van een smeltindex van 7 en een dichtheid van 0,92) werd geëxtrudeerd uit een extrusiemachine met een diameter van kO mm. en voorzien van een mondstuk met een diame-35 ter van 5 mm., waarbij het gesmolten, geëxtrudeerde materiaal door een 790 6 1 74 28 snijmes bij bet boveneindgedeelte van het mondstuk werd doorgesneden, en ongeveer 250 mg van het doorgesneden, geëxtrudeerde materiaal op het binnenvlak werd geplaatst van elke kroonmantel, die vooraf was ' verwarmd. Onmiddellijk werd het ponsen, uitgevoerd onder toepassing van 5 een gekoelde pons voor het verkrijgen van met een voering uitgeruste kronen. De polyetheenvoering van elke kroon had een buitendiameter van 2k mm., waarbij twee bergvormige, ringvormige, ononderbroken, af-dichtuitsteeksels (met een hoogte van 1,5 mm.) werden gevormd in het gebied tussen de diameter van 2h mm. en de diameter van 19 mm.
10 De dikte van het dalgedeelte tussen de twee ringvormige uitsteeksels was 0,3 mm. Het gedeelte binnen de diameter van 19 mm. was een dun gedeelte met een dikte van 0,2 mm. Een lip, bepaald door een verzwakte lijn (met een breedte van 0,5 mm. en een dikte van 0,01 mm.), die zich uitstrekte vanaf het middendeel van het dunne gedeelte naar het ring--15 vormige binnenuitsteeksel, werd gevormd. Deze lip bevatte een afge knot, kegelvormige nop, concentrisch met het dunne gedeelte, welke nop een bodemdiameter van 3 mm. had, een hoogte van h mm. en een boven-vlakdiameter van 2 mm. De nop was zodanig aangebracht, dat de raaklijnen aan de omtrek van het bodemvlak van de nop zich uit strekte naar de 2Q twee einden met een onderlinge afstand van 6 mm. op de binnenomtrek van het ringvormige binnenuitsteeksel. Een versterkingsribbe met een breedte van o,5 mm. en een hoogte van 1 mm. werd aan weerszijden van de verzwakte lijn gevormd.
Deze kronen werden onderzocht voor wat betreft de productivi-25 telt (controleren, van het optreden van moeilijkheden tijdens het pon sen), de voeringbinding en de vasthoudeigenschap (controleren van het optreden van het losvallen van voeringen bij het opslaan in een vul-treehter na een maand staan bij kamertemperatuur), de afdichteigen-schap (weerstandsproef onder een ononderbroken, druk overeenkomstig de 3Q norm J1S S—<9017) en de lostrekbaarheid van de voering (gemak bij het vanuit de geopende kroon van den gekurkte glazen fles lostrekken van de voering. De verkregen resultaten zijn weergegeven in tabel I.
35 Q 790 6 1 74 \ 29 I I <d
bQ ,Μ *H SOD
•H f-| Λ - - - —s —v _ and X X .'r- : X C_> J ' Z *\ r> )
O O CÖ > Η P
s*
ë ω n rs x x C O OO C C C
•ri j) >d bO ^ -ri < <u l & M 0) pi o a ° co Ήίί 00 * »=coco oc: c Ο ·Η Ö3 ·η > γΩ > Φ ill _·: — «ο®o@@oc©° o o l> -ri
Η M Pj -P
m 5 - s
v5· foOOOOOOOOOOOO
cu lacooolaolalaocococo ?H ----^ m •p m § tooooooooooooo .2 in iacooolaooooooo Ö — — — — — ^ ^ ^ G Φ ."ri tooooooooooooo ri o lagooolaolaolaocoo ,5 - --
IÖ O
Tooooooooooooo ^ g LA LA 00 O O LA Ο Ο Ο Ο Ο Ο O
o u Q)
+3 LA
Tooooooooooooo ^¾¾ S o LA CO O O LA LA LA LALALA
-- *ri CU — — !> ·0 m bO G ϋ G ® _
<L) "ri G O
p G .ri tooooooooooooo <uop la lacoo laooooocoooo O G3 I 0J — —
Im -P · m k
§5 T-CMOOriTLAOt— 00O\O — 0J0O
H 790 6 1 74 30
De gebiedsverhouding van de maskeerlaag geeft de maskeerdicht-heid aan. In het bijzonder betekent de gebiedsverhouding van 01, dat de maskeerlaag helemaal niet was aangebracht, en de gebiedsverhouding van 100$, dat de maskeerlaag op het gehele oppervlak was bekleed.
5 Omdat in het geval van de onderhavige kronen (monstemummers 6 - 13), het buitenste omtreksgedeelte van de voering zwak was gebonden, hoewel het gedeelte aan de binnenzijde van de zwak gebonden gedeelten sterk was gebonden, kon door het slechts naar beneden draaien van de nop door de vingers en het aangrijpen van de lip en het naar 10 boven trekken daarvan door de vingers, de gehele voering gemakkelijk van de kroonmantel worden losgetrokken. Wanneer in het geval van de gebruikelijke kronen (monstemummers 1 -5), het buitenste omtreksgedeelte van de voering was was gebonden, was het moeilijk de gehele voering van de kroonmantel los te trekken, waarbij, indien het bui-15 tenste omtreksgedeelte van de voering zodanig zwak was gebonden, dat de voering gemakkelijk kon worden losgetrokken, de afdichteigenschap onvoldoende was.
Voorbeeld II.
Een onderbekledingslaklaag voor het tegengaan van corrosie 20 werd gevormd op een op het oppervlak behandelde stalen plaat met een
dikte van 0,25 mm. op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld I. Een verfsamenstelling (met een totaal gehalte vaste stof van 30 gev%), die 70 gewiehtsdelen omvatte van een epoxyhars, verder 20 gewiehtsdelen van een fenolhars en 10 gewiehtsdelen van geoxy-25 deerd polyetheen met een dichtheid van 1,0, een verwekingspunt van 135°C
en een totale zuurstofconcentratie van b,3% in een organisch oplosmiddel (gelijke hoeveelheden gemengd oplosmiddel van xyleen en butyl cello-oplosmiddel) werd als een eerste bekledingslaag bekleed op de onderbekledingslaklaag voor het tegengaan van corrosie in een cirkelvormig 30 gedeelte met een diameter van 26 mm., zodat de dikte na het harden en drogen 5 ƒ urn zou zijn. Vervolgens werd de aangebrachte bekleding verwarmd op 200° C. gedurende tien minuten. Drie cirkelvormige delen echter met een diameter van 1 mm., welke delen zich op gelijke afstanden bevonden op de omtrek van een straal met 10 mm. vanaf het ,•35. midden van het cirkelvormige gedeelte met een diameter van 26 mm., 790 6 1 74 31 werden onbekleed gelaten.
Vervolgens werd een patroon van een prij smarkering gedrukt op de eerste bekledingslaag met uitzondering van een cirkelvormig middengedeelte met een diameter van 6 mm., door toepassing van een me-5 talen drukinkt, die een met colofonium gemodificeerde alkydhars (dra ger), omvatte, verder ftalocyaninblauw (pigment), mangaan chloride (droger) en kerosine (oplosmiddel), waarna de gedrukte laag op 15p° C. gedurende tien minuten werd verwarmd. Dezelfde maskeersamenstelling als gebruikt in voorbeeld I werd bekleed in een dikte van 3 /um in IQ . .
een cirkelvormig gedeelte met een diameter van 5 mm* en concentrisch met de eerste bekledingslaag. Dezelfde verfsamenstelling als gebruikt voor het vormen van de eerste bekledingslaag werd volledig door rollen bekleed als een tweede bekledingslaag op de onderbekledingslak- laag voor het tegengaan van corrosie, de eerste bekledingslaag, de prijs-15 markeer- en maskeerlaag, zodat de dikte na harden en drogen 2 ^um zou zijn. Vervolgens werd de aangebrachte bekleding op 200° C. gedurende tien minuten verwarmd voor het vormen van een bedrukte, beklede stalen plaat.
De bedrukte, beklede stalen plaat werd gevormd tot kroonman- 20 tels met een binnendiameter van 26 mm., zodat het met een prijsmarke- ring bedrukte vlak zich aan de binnenzijde bevond, waarbij de omtrek van de eerste bekledingslaag samenviel met de omtreksrand van het binnenvlak van de kroon. Op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld I, werd polyetheen met een lage dichtheid (voorzien van een smeltindex 25 van 3,5 en een dichtheid van 0,92), gekleurd met titaanoxyde en gasroet, zodat de prijsmarkering niet kon worden gezien, geëxtrudeerd en geponsd op het binnenvlak van elke kroonmantel voor het vormen van een kroon, voorzien van een polyetheenvoering met dezelfde gedaante als die van de voering, vervaardigd in voorbeeld X.
30
Wanneer de voering uit de zodoende vervaardigde kroon werd losgetrokken, bleek, dat aangezien de voering zwak was gebonden aan de tweede bekledingslaag in het onderste gedeelte van de nop, die zich in het middengedeelte van de voering bevond, de nop als gevolg van de aanwezigheid van de maskeerlaag gemakkelijk kon worden losgetrokken. Door 35 het aangrijpen van de nop en het trekken naar boven aan de lip, werd 790 6 1 74 ' 32 in het van de maskeerlaag vrije gedeelte het lostrekken gemakkelijk veroorzaakt in het zwak gebonden tussenvlak tussen de eerste bekle-dingslaag en de tweede bekledingslaag of de prijsmarkering, omdat de voering stevig was gebonden aan de tweede bekledingslaag, en deze ste-5 vig was gebonden aan de prijsmarkering. In de drie cirkelvormige ge deelten, waarop de eerste bekledingslaag niet was aangebracht, kon, hoewel de voering stevig was gebonden aan de tweede bekledingslaag en deze stevig was gebonden aan de onderbeklaingslaag voor het tegengaan van corrosie, het gebonden tussenvlak tussen de tweede bekledingslaag 10 en de voering, aangezi'en het gebonden gebied klein was, gemakkelijk worden verbroken, zodat de voering dus gemakkelijk uit de kroon kon worden losgetrokken.
De prijsmarkering werd overgebracht naar de achterzijde van de voering.
15 Voorbeeld III.
Een onderbeklaïLngslaklaag voor het tegengaan van corrosie werd gevormd op een op het oppervlak behandelde stalen plaat met een dikte van 0,25 mm. op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld I, waarbij dezelfde verf samenstelling als gebruikt voor het vormen van de eerste bekledingslaag in voorbeeld II, volledig door rollen werd bekleed op de onderbekledingslaklaag voor het tegengaan van corrosie, zodat de dikte na het harden en drogen 5 ^um zou zijn, waarna de beklede plaat op 200° C.gedurende tien minuten werd verwarmd. Een patroon van de prijsmarkering werd gedrukt op een ringvormig gebied 25 met een buitendiameter van 9 mm. en een binnendiameter van 6 mm. op de zodoende gevormde eerste bekledingslaag door toepassing van dezelfde metalen drukinkt als gebruikt in voorbeeld I, waarna de bedrukte plaat op 150° C. gedurende tien minuten werd verwarmd.
Dezelfde maskeermiddelsamenstelling als gebruikt in voorbeeld 3Q I werd met een dikte van 3 ƒ urn. bekleed op de eerste bekledingslaag in een cirkelvormig gedeelte met een diameter van 5 mm. en concentrisch met het ringvormige gebied. Dezelfde bekledingssamenstelling als gebruikt voor het vormen van de eerste bekledingslaag, werd als een twee-f-, de bekledingslaag bekleed op de eerste bekledingslaag, de prij smarkering ^5J en de maskeerlaag in een cirkelvormig gedeelte met een diameter van 790 6 1 74 33 «f 2 6 mm. en concentrisch, met de maskeer laag, zodat de dikte na het harden en drogen 2 ^um zou zijn. Drie cirkelvormige gedeelten met een diameter van 1 mm., welke gedeelten zich op onderling gelijke afstanden "bevonden op de omtrek van een straal van 10 mm. vanaf het midden van 5 het cirkelvormige gedeelte met een diameter van 2.6 mm., werden echter onbekleed gelaten. Vervolgens werd de beklede plaat verwarmd op 200° C. gedurende tien minuten voor het vormen van een bedrukte en beklede plaat.
De bedrukte en beklede plaat werd gevormd tot kroonmantels IQ met een binnendiameter van 26 mm. door een kroonvormpers, zodat het met de prij smarkering bedrukte oppervlak zich aan de binnenzijde bevond, en de omtrek van de cirkelvormige tweede bekledingslaag samenviel met de amtreksrand van het binnenvlak van de kroon. Op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld II, werd een ondoorzichtige poly-15 etheen voering gevormd op het binnenvlak van elk der zodoende ver vaardigde kroonmantels.
Wanneer de voering uit de zodoende vervaardigde kroon werd losgetrokken, bleek, dat in het onderste gedeelte van de nop, zich bevindende in het middengebied van de voering, de voering zwak was ge-20 bonden aan de tweede bekledingslaag als gevolg van de aanwezigheid van de maskeerlaag, de nop gemakkelijk kon worden losgetrokken, waarbij door het aangrijpen van de nop en het naar boventrekken van de lip in het van maskeerlaagvrije gedeelte, het lostrekken, omdat de voering stevig was gebonden aan de tweede bekledingslaag en deze stevig 25 aan de prijsmarkering, gemakkelijk tot stand werd gebraeht in het zwak gebonden tussenvlak tussen de eerste bekledingslaag en de tweede bekledingslaag of prijsmarkering. In de drie cirkelvormige gedeelten, waarop de tweede bekledingslaag niet was aangebracht, kan, hoewel de voering stevig was gebonden aan de eerste bekledingslaag en deze ste-30 vig aan de onderhekledingslaag voor het tegengaan van corrosie, het ge bonden tussenvlak tussen de eerste bekledingslaag en de voering, omdat het gebonden gebied zeer klein was, gemakkelijk worden verbroken, en kon de voering gemakkelijk uit de kroon worden losgetrokken.
De prijsmarkering was overgebracht naar de achterzijde van 3¾.5¾^ de losgetrokken voering.
\ % 790 6 1 74 3k
Voorbeeld IV
Een onderbekledingslaklaag τοογ het tegengaan van corrosie en een eerste bekledingslaag werden gevormd op een op het oppervlak behandelde stalen plaat met een dikte van 0,25 mm. op dezelfde wijze 5 als beschreven in voorbeeld II, waarbij zonder vorming van een prijs- markering op de eerste bekledingslaag, een maskeerlaag en een tweede bekledingslaag werden gevormd op de onderbekledingslaag en de eerste bekledingslaag op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld II. Een prijsmarkering, die letters bevatte, werd gedrukt op de tweede bekle-10 dingslaag in een gedeelte, overeenkomende met de eerste bekledingslaag, maar niet met de maskeer laag, door toepassing van dezelfde metalen drukinkt als gebruikt in voorbeeld II. De beklede en bedrukte plaat werd verwarmd op 170° C.. gedurende tien minuten voor het vormen van een beklede en bedrukte plaat voor de vorming van kroonmantels.
15- De bedrukte en beklede stalen plaat werd gevormd tot kroon mantels met een binnendiameter van 26 mm., zodat de bedrukte prijsmar-kering zich aan de binnenzijde bevond, en de omtrek van de cirkelvormige eerste bekledingslaag samenviel met de omtreksrand van het binnenvlak van de kroonmantel. Een polyetheenvoering werd aangebracht op het 2Q binnenvlak van elk der zodoende gevormde kroonmantels op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld II.
De voering kon even gemakkelijk uit de kroon worden losgetrokken als in het geval van de overeenkomstig voorbeeld II vervaardigde kroon, De prijsmarkering was overgebracht naar de achterzijde van 25 de losgetrokken voering.
Voorbeeld V.
Een beklede plaat met dezelfde bekledingslaagstructuur als van het monster no. 12 van voorbeeld I werd op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld I vervaardigd, waarbij een prijsmarkering, die 30 letters bevatten, werd gedrukt op de grondlaag in een gedeeltes overeenkomende met de maskeer laag, door het toepassen van dezelfde metalen drukinkt, als gebruikt in voorbeeld II, waarna de aangebrachte inkt werd verwarmd op 170° C. gedurende tien minuten voor het vormen van een bedrukte en beklede stalen plaat. Op dezelfde wijze als beschre-^ ven in voorbeeld I, werd de bedrukte en beklede stalen plaat gevormd tot 790 6 1 74 35 kroonmantels, zodat het met de prijsmarkering "bedrukte oppervlak zich aan de binenzijde bevond, -waarbij een ondoorzichtige polye-etheen voering werd gevormd op het binnenvlak van de kroonmantel op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld II. Toen de voering werd 5 losgetrokken uit de kroon bleek, dat de voering gemakkelijk van de kroon kon worden losgetrokken, waarbij de prijsmarkering op het binnenvlak van de kroonmantel, welk binnenvlak was bedekt door de ondoorzichtige voering, kon worden gelezen.
Voorbeeld VI.
3Q Een prijsmarkering werd gedrukt en gedroogd op een oppervlak van een tinplaat met een dikte van 0,27 mm., waarbij een maskeerlaag met dezelfde uitvoering als van het monster no. 12 van voorbeeld I werd gevormd op de bedrukte plaat door toepassing van dezelfde maskeer— middelsamensteHing als gebruikt in voorbeeld I. Vervolgens werd J5 dezelfde grondlaagverf als gebruikt in voorbeeld I door rollen bekleed als een grondlaag op de prijsmarkering en de maskeerlaag, zodat de dikte na het harden en drogen 6 ^um zou zijn. De aangebrachte grondverf werd verwarmd op 200° C. gedurende tien minuten voor het vormen van een bedrukte en beklede plaat. De daaruit verkregen bedrukte en be-klede plaat werd gevormd tot kroonmantels, zodat het met de prijsmarkering bedrukte lak zich aan de binnenzijde bevond, waarbij het midden van de cirkelvormige maskeerlaag samenviel met het midden van de kroonmantel. Gp dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld II, werd een ondoorzichtige polyetheen voering gevormd op het binnenvlak van de ^5 kroonmantel voor het vormen van een van een van een voering voorziene kroon. De voering kon gemakkelijk van de kroon worden losgetrokken, waarbij de prijsmarkering op het binnenvlak van de kroonmantel, welk binnenvlak was bedekt door de ondoorzichtige voering, kon worden gezien.
30 Voorbeeld VII.
Een onderbekledingslaklaag voor het tegengaan van corrosie werd gevormd op een op het oppervlak behandelde stalen plaat met een dikte van 0,3 mm, op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld I.
Een patroon van een prijsmarkering werd door offset drukken in hoofdzaak 35 aangebracht op het gehele cirkelvormige gebied met een diameter van Λ ·.:·· *ri: ’ 790 6 1 74
L
36 25 mm. op de onderbekledingslaag door het toepassen ran drie soorten inkten, die als een pigment 25 delen ftalocyaninblauw (blauwe kleur) bevatten, verder fanalkleur (rode 1 kleur) of benzidine geel (gele kleur), respectievelijk gedispergeerd in een grondharsoplossing, die 60 ge-5 wichtsdelen van een met sojabonenolie gemodificeerde alkydhars bevat te, verder 2 gewichtsdelen mangaan nafthenaat, 5 gewichtsdelen aluminium oxyde en 12 gewichtsdelen kerosine, afhankelijk van de lithografie van de werkwijze (onder gebruikmaking van een zeef met een lijnenta! van 150 lijnen per inkt), waarna de bedrukte plaat op 150° C. gedurende ^ tien minuten werd verwarmd. Op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld I, werd een maskeerlaag als stipbekleding aangebracht in een cirkelvormig gebied, concentrisch met de gedrukte prijsmarkering door toepassing van dezelfde maskeermiddelsamenstelling als gebruikt in voorbeeld I, zodat de maskeerdiehtheid 20% was in het eerste gebied, 10% in het twee-^ de gebied, 20% in de derde, vierde en vijfde gebieden en 5% in het zesde gebied.
Dezelfde grondverf als gebruikt in voorbeeld I werd door rollen bekleed op de onderbekledingslaklaag voor het tegengaan van corrosie, de prijsmarkering en de maskeerlaag, zodat de dikte na het harden en drogen 6 ytim zou zijn, waarna de beklede plaat werd verwarmd op 200° C. gedurende tien minuten voor het vormen van de bedrukte en beklede plaat.
Op dezelfde wijze als beschreven in voorbeeld I, werd de bedrukte en beklede plaat gevormd tot kroonmantels, zodat de gedrukte ^5 prijsmarkering zich aan de binnenzijde bevond, waarbij een ondoorzich tige polyetheenvoering werd gevormd op het binnenvlak van de kroon-mantel op dezelfde wijze als in voorbeeld II voor het verkrijgen van een van een voering voorziene kroon. Het bleek, dat de voering gemakkelijk van de kroon kon worden losgetrokken zonder gebruikmaking van een be-3° paald werktuig. Het patroon van de prijsmarkering, dat bedekt was geweest door de ondoorzichtige voering, kon worden gezien toen de voering was losgetrokken. Omdat in de zodoende vervaardigde kroon de mas-keermiddelsamenstelling werkte als een de verdeling regelend middel, voor de gemodificeerde polyetheen, was de bindingssterkte van het op-35 pervlak van de grondlaag verzwakt in het gedeelte, overeenkomende met \ 790 6 1 74 37 de maskeerlaag. Omdat bovendien de drukinktlaag eveneens "werkte als een de verdeling regelend middel voor de gemodificeerde polyetheen (de regelende werking was minder dan die van de maskeermiddelsamen— stelling), werd de verdeeltoestand van de gewijzigde polyetheen cj uiterst nauwkeurig geregeld in bet binnenoppervlak van de kroonmantel.
Dit kon worden vastgesteld aan de band van kleine witte vlekken van de gemodificeerde polyetheen, overgebracbt naar de achterzijde van de losgetrokken voering.
Voorbeeld VIII.
IQ Een aluminiumplaat met een dikte van 0,25 mm. en met een oppervlak bekleed met een vinylverf, werd gebruikt-als een metalen onderlaag, waarbij een zin, die de inhoud van een prijsvraag aangaf, werd gedrukt op een cirkelvormig gebied met een diameter van 30 mm. op bet andere, niet beklede oppervlak door toepassing van een metalen .je; drukinkt. Dezelfde verf als gebruikt voor de onderbekledingslaklaag voor bet tegengaan van corrosie in voorbeeld I, werd door rollen bekleed op het gehele oppervlak als een plakmiddellaag voor het binden van de vinylchlorideharsvoering, zodat de dikte na het harden en drogen 5 yum zou zijn. De beklede plaat werd vervolgens verwarmd 01 190° C.
2q gedurende tien minuten.
Dezelfde maskeermiddelsamenstelling als gebruikt in voorbeeld 1 werd bekleed op de plakmiddellaag voor het binden van de voering in een gedeelte, overeenkomende met het bedrukte gebied in een dikte van 3 jurn. De maskeermiddelsamenstelling werd aangebracht op het ge- 25 hele oppervlak in concentrische gebieden vanaf een binnendiameter van 23 mm. tot een buitendiameter van 30 mm., vanaf een binnendiameter van 8 mm. tot een buitendiameter van 21 mm. en vanaf een binnendiameter van 2 mm. tot een buitendiameter van 6 mm., en in de vorm van stippen (lijntal = 120 lijnen per 2,5 cm., maskeerdichtheid = 8θ$) in eon- 2q centrische gebieden vanaf een binnendiameter van 21 mm. tot een buiten diameter van 23 mm. en vanaf een binnendiameter van 6 mm. tot een buitendiameter van 8 mm., en in het binnenste cirkelvormige gebied met een diameter van 2 mm. De aangebrachte maskeermiddelsamenstelling werd verwarmd op 150° C. gedurende tien minuten. Vervolgens werd een prijs-25 markering, die de koop 'Bewees van een gebotteld product, gedrukt op de % 5 790 6 1 74 38 maskeerlaag met een inkt, die 50 gewiektsdelen omvatte ran een yinyl-chloridehars emulsie, verder U5 gewichtsdelèn van een geëpoxydeerde sojabonenolie, 50 gewichtsdelen van een colofonium ester en 20 gewicht sdelen fthalocyaninblauw, waarna de aangehrachte inkt werd ver-5 warmd op 150° C. gedurende vijf minuten voor het vormen van een bedrukte en beklede plaat met twee druklagen. De bedrukte en beklede plaat werd uitgeponsd in de vorm van een cilinder, zodat het bedrukte oppervlak zieh aan de binnenzijde bevond, waarbij het midden van het bedrukte gebied samenviel met het midden van de bovenkant van de 1Q dop. De cilinder werd onderworpen aan het perforeren, waarbij een op te rollen, tegen knoeien beveiligde dopmantel met een binnendiameter van 38 mm. en een hoogte van 30 mm. werd verkregen.
Een solsamenstelling, die 100 gewichtsdelen vinylchloride-hars, 80 gewichtsdelen dioctylfthalaat en 50 gewichtsdelen gasroet 15 omvatte, werd met warmte gestampt op het binnenvlak van de dopmantel voor het vormen van een ondoorzichtige vinylehloridehars voering, waarbij een ringvormig afdichtuitsteeksel met een buitendiameter van 35 mm. en een hoogte van 2 mm. werd gevormd in een gebied vanaf een binnendiameter van 30 mm. tot een buitendiameter van 35 mm·, een ring-2Q vormig dik gedeelte met een breedte van 3 mm. en een hoogte van 1 mm.
werd gevormd aan de binnenzijde van het ringvormige uitsteeksel door een eerste verzwakte lijn met een breedte van 1 mm. en een dikte van 0,005 mm., een dun gedeelte met een dikte van 0,3 mm. werd gevormd aan de binnenzijde van het ringvormige dikke gedeelte, een lip, bepaald 25 door een tweede verzwakte lijn met een breedte van 1mm. en een dikte van 0,01 mm. werd gevormd om zieh uit te strekken vanaf het midden van het dunne gedeelte naar de binnenzijde van het ringvormige dikke gedeelte, de lip een kolomvormige nok bevatte, die concentrisch was met het dunne gedeelte en een diameter had van h mm. en een hoogte van 30 5 mm., de raaklijnen aan de omtrek van de nok zich uitstrekte naar de twee einden met een afstand van 7 mm. op de binnenomtrek van het ringvormige dikke gedeelte, en de binnenzijde van de tweede verzwakte lijn was versterkt door een ribbe met een breedte van 1 mm. en een hoogte van 1 mm.
( 35 De zodoende gevormde dop werd aangebracht op een glazen 1 j 790 6 1 74 39 fles, geladen met een koolzuurhoudende drank (met een gasdruk Tan 392 kPa hij 15° C.} door het oprollen. De fles werd geopend en de voering uit de dop losgetrokken. Meer in het bijzonder werd na het naar beneden buigen van de nok een deel van de tweede verzwakte lijn 5 doorgesneden, waarbij, toen de nok werd aangegrepen en daaraan werd getrokken, de tweede verzwakte lijn volledig werd doorgesneden en het op de lip aangrenzende dikke gedeelte naar boven werd getrokken. De eerste verzwakte lijn werd dus doorsneden, waarbij het gedeelte van de voering aan de binnenzijde van de eerste verzwakte lijn werd losge-1Q trokken, en alleen het ringvormige afdichtuitsteeksel op het binnen vlak van de dop achterbleef.
De prijsmarkering was overgebracht op de losgetrokken voering, waarbij de zin, die de inhoud van een prijsvraag aangaf, werd gelezen op het binnenvlak van de dopmantel, waaruit de voering was losgetrok-15 ken. Het ringvormige afdichtuitsteeksel van de voering werd ste vig gebonden gehouden aan het binnenvlak van de dopmanetel.
790 6 1 74

Claims (19)

1, Houdersluiting gekenmerkt door een'sluitingmantel, en door een lostrekbare voering,aangebracht op de Lovenplaat yan de houdermantel, welke voering een letrekkelijk dun middengedeelte bevat, en een hetrekkelijk dik omtreksgedeelte, welke gedeelten zijn ge- 5 vormd door Het drukvormen yan een thermoplastische hars in de mantel, waarbij een lostreklip, die is afgescheiden door een volledig doorsneden lijn of door een te breken verzwakte lijn en is verbonden met het betrekkelijk dikke omtreksgedeelte yan de voering, is gevormd op het middengedeelte van de voering en uit êên stuk daarmede, en al-10 thans· êên lostrekbaar tussenvlak is gevormd tussen de bovenplaat van de sluitingmantel en de voering, welk lostrekbare tussenvlak een gebied bevat, dat niet-plakkerig of zwak plakkerig is aan het buitenste omtreksgedeelte van de lostrekbare voering, en een gebied, dat is gebonden aan de voering aan de binnenzijde van het buitenste om-15 treksgedeelte met een grotere bindingssterkte dan het niet-plakke- rige of zwak plakkerige gebied.
2. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat althans een deel van het dikke omtreksgedeelte een ringvormig afdichtuit-steeksel vormt, dat moet aangrijpen op de houdermond. 2Q 3. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het dikke omtreksgedeelte een ringvormig afdiehtuitsteeksel bevat, dat moet aangrijpen op de houdermond, evenals een cirkelvormige versterkings-ribbe, die zich aan de binnenzijde van dit ringvormige uitsteeksel bevindt via de volledig doorsneden lijn of te breken verzwakte lijn 25 nabij de voet van de lip. U. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de lostrek- nok is gevormd aan êên einde van de lostreklip.
5. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de lostreklip een versterkingsribbe bevat, gevormd aan de binnenzijde van de vol- 30 ledig doorsneden lijn of te breken verzwakte lijn, welke ribbe zich uitstrekt naar het dikke omtreksgedeelte.
6, Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat verster-kingsribben zijn gevormd langs de volledig doorsneden lijn of de te '_\ 790 6174 in breken verzwakte lijn aan respectievelijke binnen- en buitenzijden daarvan.
7- Sluiting volgens conclusie 1 met bet kenmerk, dat bet lostrek bare tussenvlak is gevormd tussen de voering en een plakmiddellaag.
8. Sluiting volgens conclusie 1 met bet kenmerk, dat bet los trekbare tussenvlak is gevormd tussen de voering en de plakmiddellaag, die op de sluitingmantel is aangebracbt, welke plakmiddellaag een plakmiddel omvat, dat is verdeeld in de vorm van stippen op bet oppervlak van de sluitingmantel, en in bet gebied met de grotere bindingssterkte ^ is verdeeld met een grotere dichtbeid dan in het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied.
9. Sluiting volgens conclusie 8 met bet kenmerk, dat de plakmiddellaag in de vorm van stippen is aangebracht door drukken.
10. Sluiting volgens conclusie 8 met bet kenmerk, dat de plak- 15 middellaag een ononderbroken laag is, waarbij een maskeerlaag zonder plakkerigbeid aan de voering, is aangebracht in de vorm van stippen tussen de plakmiddellaag en de voering.
11. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de voering bestaat uit een alkeenhars, waarbij bet lostrekbare tussenvlak is PO · gevormd tussen de voering, bestaande uit de alkeenhars, en een op de sluitingmantel aangebrachte plakmiddellaag, die een, een bekleding vormende grondhars omvat, evenals een geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars, welke geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars is verdeeld op het oppervlak van het ^ plakmiddel met een grotere dichtheid in het gebied met de grotere bindingssterkte dan in het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied.
12. Sluiting volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat althans een maskeerlaag, die een de verdeling regelend middel voor de geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars bevat, is ge- 3Q vormd tussen de plakmiddellaag en de sluitingmantel, waarbij de concen tratie van het de verdeling regelende middel in een gedeelte, overeenkomende met het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied, groter is dan in een gedeelte, overeenkomende met het gebied met de grotere bindingssterkte. 25 13, Sluiting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat het de 790 6174 '\ k2 verdeling regelende mideel een oleohars is of een met olie gemodificeerde hars.
111. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk., dat de voering hestaat uit een vinylchloridehars, waarbij het tussenvlak is gevormd 5 tussen de vinylchloridehars voering en.een plakmiddellaag, die "bestaat uit een verf, die een mengsel of voorcondensaat omvat van een vinylchloridehars of aerylhars met een'thermohardende hars.
35. Sluiting volgens een der conclusies 7 - 1¾ met het kenmerk, dat een druklaag, die prijstekens hevat, is gevormd tussen de sluiting-3Q. mantel en de plakmiddellaag.
16. Sluiting volgens een der conclusies 7 - met het kenmerk, dat een druklaag, die prijst ekens "bevat, is gevormd tussen de voering en de plakmiddellaag.
17. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het los-3 5 trekbare tussenvlak is gevormd tussen een verflaag op de sluiting- mantel, en een plakmiddellaag voor het hinden van de voering, welke laag is gevormd op de verflaag.
18. Sluiting volgens conclusie 37 met het kenmerk, dat de verflaag een beschermende onderbekledingslaag bevat, bestaande uit een, een 2Q bekleding vormende grondhars en een bovenbekledingslaag, die een ge- oxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars omvat en een, een bekleding vormende grondhars, welke bovenbekledingslaag is gevormd op de beschermende onderbekledingslaag, waarbij de voering bestaat uit een alkeenhars, de plakmiddellaag een geoxydeerde polyetheen 25 of met zuur gemodificeerde alkeenhars en een, een bekleding vormende grondhars omvat, de bovenbekledingslaag en de plakmiddellaag zodanig zijn aangebraeht, dat het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied is gevormd in het tussenvlak, tussen deze twee lagen in althans een gedeelte, overeenkomende met het buitenste omtreksgedeelte van de los-3Q trekbare voering, en in het gebied aan de binnenzijde van het niet- plakkerige of zwak plakkerige gebied de bovenbekledingslaag niet aanwezig is en de plakmiddellaag direkt is gebonden aan de beschermende onderbekledingslaag voor het vormen van het gebied met de grotere bindingssterkte.
39. Sluiting volgens conclusie 37 met het kenmerk, dat de verf— \ 790 8174 \ V I 4 fc laag een beschermende onderbekledingslaag bevat, bestaande uit een, een bekleding vormende grondhars, en uit een bovenbekledingslaag, die een geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars en een, een bekleding vormende grondhars omvat, welke bovenbekle-5 dingslaag is gevormd op de beschermende onderbekledingslaag, waarbij de voering bestaat uit een alkeenhars, de plakmiddellaag een geoxydeerde polyetheen of met zuur gemodificeerde alkeenhars en een, een bekleding vormende grondhars omvat,. de bovenbekledingslaag en de plakmiddellaag zodanig zijn aangebracht, dat het niet-plakkerige of 10 zwak plakkerige gebied is gevormd in het tussenvlak tussen de twee lagen in althans een gedeelte, overeenkomende met het buitenste omtreks-gedeelte van de lostrekbare voering, en in het gebied aan de binnenzijde van het niet-plakkerige of zwak plakkerige gebied, de plakmiddellaag niet aanwezig is en. de alkeenhars van de voering direkt is 15 gebonden aan de bovenbekledingslaag voor het vormen van het gebied met de grotere bindingssterkte. 20. Sluiting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat nog en niet-plakkerig of zwak plakkerig gebied is gevormd aan de binnenzijde van 2Q het gebied met de grotere bindingssterkte.
21. Sluiting volgens conclusie 18' of 19 met het kenmerk, dat een druklaag, die prijstekens bevat, is gevormd tussen de plakmiddellaag en de voering.
22. Sluiting volgens conclusie 18 of 19 met het kenmerk, dat een 25 druklaag, die prijstekens bevat, is gevormd tussen de verflaag en de voering.
23. Sluiting volgens conclusie 1 in de vorm van een kroon. 2b. Sluiting volgens conclusie 1 in de vorm van een dop. \ 790 8174
NLAANVRAGE7906174,A 1978-08-22 1979-08-13 Houdersluiting. NL189079C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP10146378 1978-08-22
JP53101463A JPS5926539B2 (ja) 1978-08-22 1978-08-22 剥離可能なライナ−を備えた容器蓋

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL7906174A true NL7906174A (nl) 1980-02-26
NL189079C NL189079C (nl) 1993-01-04

Family

ID=14301393

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE7906174,A NL189079C (nl) 1978-08-22 1979-08-13 Houdersluiting.

Country Status (23)

Country Link
US (1) US4253580A (nl)
JP (1) JPS5926539B2 (nl)
AR (1) AR221102A1 (nl)
AU (1) AU528699B2 (nl)
BE (1) BE878358A (nl)
BR (1) BR7905391A (nl)
CA (1) CA1126210A (nl)
CH (1) CH635293A5 (nl)
DE (1) DE2934021A1 (nl)
ES (1) ES483525A1 (nl)
FI (1) FI73185C (nl)
FR (1) FR2435407A1 (nl)
GB (1) GB2029809B (nl)
IE (1) IE48538B1 (nl)
IL (1) IL58093A (nl)
IT (1) IT1122871B (nl)
LU (1) LU81617A1 (nl)
MX (1) MX149845A (nl)
NL (1) NL189079C (nl)
NO (1) NO151455C (nl)
NZ (1) NZ191232A (nl)
SE (1) SE439620B (nl)
ZA (1) ZA794266B (nl)

Families Citing this family (26)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5952096B2 (ja) * 1981-03-31 1984-12-18 東洋製罐株式会社 易開封性容器蓋
US4835035A (en) * 1987-01-12 1989-05-30 Anchor Hocking Corporation Thermoset polymer coating with organopolysiloxane for closure assembly
US5089503A (en) * 1987-06-03 1992-02-18 Hoffmann-La Roche Inc. Temperature stable 5-fluorouracil compositions
US4984703A (en) * 1989-10-03 1991-01-15 Owens-Illinois Closure Inc. Plastic closure with compression molded sealing liner
US5025941A (en) * 1990-05-17 1991-06-25 L.I.R. France Dome shaped closure cap
DE9103212U1 (nl) * 1991-03-15 1991-06-13 Ds-Chemie Gmbh, 2800 Bremen, De
DK0503124T4 (da) * 1991-03-15 2008-07-21 Actega Ds Gmbh Beholderlukke med et tætningselement af en polymerforbindelse
US5115930A (en) * 1991-05-16 1992-05-26 Lohrman Richard D Two-piece closure
US5413234A (en) * 1992-02-12 1995-05-09 Continental White Cap, Inc. Tamper evident closure
AU669683B2 (en) * 1992-02-12 1996-06-20 Continental White Cap, Inc. Tamper evident closure
CA2106528C (en) * 1993-09-20 1995-06-20 Chris J. Maclean Electronic bottle cap
US5569701A (en) * 1995-05-31 1996-10-29 Bureau Of Engraving And Printing Soybean oil-based intaglio ink and method for making same
CA2179555C (en) * 1995-06-26 2007-02-20 Takeshi Moritani Process for producing vinyl acetate polymer and saponified product of vinyl acetate polymer and resin composition
US6124044A (en) * 1995-10-27 2000-09-26 Cal-West Equipment Company, Inc. Polymeric peel-off coating compositions and methods of use thereof
JPH10157750A (ja) * 1996-10-02 1998-06-16 Taisei Kako Kk 金属製押出チューブ及びエアゾール缶、及び金属製押出チューブの製造方法
CA2235997C (en) * 1998-04-27 2001-12-04 Michael Murden Van liner
US6964989B1 (en) 1998-07-08 2005-11-15 Ashland Inc. Peelable coating composition
US6677397B1 (en) * 2000-08-14 2004-01-13 White Cap, Inc. Closure cap liners having oxygen barrier properties
DE20113491U1 (de) * 2001-08-14 2001-10-18 Hueck Folien Gmbh & Co Kg Bedrucktes, bahnförmiges Material
US20040191445A1 (en) * 2003-03-27 2004-09-30 Baranowski Thomas R. Transparent closure cap liner having oxygen barrier properties
TWI278694B (en) * 2005-09-20 2007-04-11 Ind Tech Res Inst Method for supporting a flexible substrate and method for manufacturing a flexible display
US9902144B2 (en) * 2006-04-24 2018-02-27 Converter Manufacturing, Llc Shaped articles having peelable, perforated surfaces and their use for segregating particulate materials, such as in animal litter trays
KR101865992B1 (ko) * 2012-03-30 2018-06-08 니혼 클로져 가부시키가이샤 캡의 제조방법
DE102014104323A1 (de) * 2014-03-27 2015-10-01 Khs Gmbh Kronkorkenverschluss, Verschlussverfahren und Verschlussvorrichtung für Behälter
JP7284029B2 (ja) * 2019-08-05 2023-05-30 日本クロージャー株式会社 金属製キャップ
JP2021147096A (ja) * 2020-03-23 2021-09-27 日本クロージャー株式会社 金属製キャップ及びその製造方法

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3257021A (en) * 1963-06-04 1966-06-21 Continental Can Co Closure seal with semi-adherent and removable liner
SE351611B (nl) * 1968-05-24 1972-12-04 Zapata Industries Inc
MX148964A (es) * 1976-03-17 1983-08-01 Crown Cork Japan Mejoras en revestimiento para un cierre o tapa de capsula y procedimiento para su obtencion
JPS5551250Y2 (nl) * 1977-09-26 1980-11-28
US4165009A (en) * 1978-01-12 1979-08-21 Japan Crown Cork Co., Ltd. Bottle closure for sales promotion

Also Published As

Publication number Publication date
NO151455B (no) 1985-01-02
SE7906933L (sv) 1980-02-23
NZ191232A (en) 1981-04-24
AU528699B2 (en) 1983-05-12
FI792604A (fi) 1980-02-23
GB2029809B (en) 1983-03-02
FI73185B (fi) 1987-05-29
IT7925259A0 (it) 1979-08-22
CH635293A5 (fr) 1983-03-31
IL58093A0 (en) 1979-12-30
BE878358A (fr) 1979-12-17
CA1126210A (en) 1982-06-22
IT1122871B (it) 1986-04-30
DE2934021A1 (de) 1980-03-06
IE791530L (en) 1980-02-22
NL189079C (nl) 1993-01-04
FR2435407A1 (fr) 1980-04-04
JPS5926539B2 (ja) 1984-06-28
BR7905391A (pt) 1980-05-20
FI73185C (fi) 1987-09-10
GB2029809A (en) 1980-03-26
ES483525A1 (es) 1980-03-01
IL58093A (en) 1981-05-20
JPS5529467A (en) 1980-03-01
MX149845A (es) 1983-12-29
AR221102A1 (es) 1980-12-30
US4253580A (en) 1981-03-03
NO151455C (no) 1985-04-17
FR2435407B1 (nl) 1983-12-09
ZA794266B (en) 1980-08-27
AU4963679A (en) 1980-02-28
NO792718L (no) 1980-02-25
LU81617A1 (fr) 1979-12-07
SE439620B (sv) 1985-06-24
IE48538B1 (en) 1985-02-20
DE2934021C2 (nl) 1990-05-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7906174A (nl) Houdersluiting voorzien van een lostrekbare voering.
CA1108973A (en) Peelable bonded structure and process for preparation thereof
EP0059635B1 (en) Easily openable vessel closure and process for preparation thereof
FI71752C (fi) Avrivbar bunden skiktstruktur och dess framstaellning.
US4111323A (en) Crown closure
JPS5828990Y2 (ja) 剥離性ライナ−付容器蓋
FI69787B (fi) Flaskfoerslutning foersedd med avskalbar taetning
EP0011498B1 (en) Peelable bonded structure
EP1182140A1 (en) Food can end
JP3851735B2 (ja) 開封容易缶蓋の製造方法
JPS6144736B2 (nl)
KR840002212B1 (ko) 박리 가능한 라이너를 구비한 용기 뚜껑
KR830000422B1 (ko) 박리 가능한 패킹을 구비한 용기뚜껑
KR850000830Y1 (ko) 박리성 라이너가 부착된 용기뚜껑
JPS5926538B2 (ja) 容器蓋
JPS6222867B2 (nl)
KR830001728B1 (ko) 박리 가능한 접착 구조물
JPS6130983B2 (nl)
JPS6246421B2 (nl)
JPS62292229A (ja) 易開口性蓋の製造方法

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee