NL7905967A - Verankeringsinrichting. - Google Patents

Description

i VO 8252

Jean-Jacqu.es Bollmann Zurich, Zwitserland.

Verankeringsinrichting.

De uitvinding heeft "betrekking op een inrichting voor het onder het "bodemvlak verankeren van "bouwelementen, zoals buis-constructies, in het "bijzonder bij hellende bodem. De inrichting moet het mogelijk maken om de buizen met een willekeurig, profiel 5 of afmetingen op elk terrein, onafhankelijk van het al of niet hellen daarvan of oneffenheden op het oppervlak daarvan, vertikaal op te bouwen en na gebruik weer af te breken.

De verankering is bijzonder geschikt voor het tot stand • brengen van kleine constructies, zoals omheiningen, palen, parkeer-10 plaatsafzettingen, straatmarkeringen, verbods- en aanduidings- palen, straten- en wegafzettingen, tafels voor tuinrestaurants en boiüevard-cafIs, zitbanken, stoelen, turatoestellen voor trim- resp. speelplaatsen, zonneschermen, wasdroogstandaards en dergelijke.

De gebruiksmogelijkheid is veelzijdig en maakt ook het 15 vervaardigen van constructies, zoals markt- en verkoopstands, tribunes, barakken, overkappingen, overgangen, brugveranke-ringen (noodbruggen) voor bijvoorbeeld militaire doeleinden en dergelijke.mogelijk.

De inrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder 20 bedoeld voor kleine constructies, die slechts tijdelijk nodig zijn en later meestal moeten worden verwijderd.

De inrichting volgens de uitvinding is voorzien van een onder het bodemvlak op te stellei verankeringslichaam, waarin een bovenwaarts gericht profielstuk is aangebracht, dat als stel-25 mechanisme is uitgerust met een schuin verlopende steunplaat, waarop een in het schuine vlak van deze laatste draaiverstelbare 790 5 9 67 -c -2-

Jt af steunplaat is opgenomen, die schuin ten opzichte van een daarmee een vast geheel vormend vasthoudorgaan staat, dat een bovendeel opneemt, waarbij aan de steunplaat en de afsteunplaat losneembare bevestigingselementen zijn aangebracht, een en ander zodanig, dat 5 door verdraaien van de steun- en afsteunplaat het bovendeel met het vasthoudorgaan in een gewenste hoek ten opzichte van het bodemvlak kan worden ingesteld en vastgezet.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen thans onder verwijzing naar de tekening, enkele uitvoeringsvoorbeelden van de 10 ver anker ings inrichting worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een vertikale doorsnede van een op een hellend terrein opgestelde verankeringsinrichting; fig. 2 een bovenaanzicht van de steunplaat volgens de lijn II-II in fig. 1; 15 fig. 3 een vertikale doorsnede van de verankeringsinrichting volgens fig. 1 en 2, in niet gebruikte toestand en opgesteld op een horizontaal terrein; fig.lt- een variant van het voor het instellen van het vasthoudorgaan dienend stelmechanisme en 20 fig. 5 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. H.

Volgens fig. 1 is op een met een willekeurige helling verlopend terrein 1 door middel van een onder het bodemoppervlak opgesteld verankeringslichaam 2 een bovenwaarts gericht profiel-stuk 3 vast ingebouwd, en wel zodanig, dat een bodemdeel V' van een, 25 een steunplaat k bevattend onderdeel V evenwijdig ten opzichte van het bodemvlak 1 verloopt. De steunplaat U ligt in een schuin vlak E-E ten opzichte van het bodemdeel V* van het onderdeel V. Tegen de steunplaat k ligt een afsteunplaat 5, die met eerstgenoemde het stelmechanisme vormt en het vasthoudorgaan 6 draagt, 30 dat schuin op de afsteunplaat 5 is opgesteld. Het vasthoudorgaan 6 vormt een opneembus, waarop een constructieëlement of gebruiksvoorwerp 7 gemakkelijk afneembaar kan worden aangebracht.' De van een vasthoudorgaan 6 voorziene afsteunplaat 5 is door een schroefbout 9 met een dwarsbrug lU van het onderdeel k' draai- en vastzetbaar 35 verbonden. De dwarsbrug lU grijpt met zijn einden in tegenover 7905967 s -3- elkaar gelegen inkepingen 13 van de "binnenwand van het onderdeel V en is "bij ontgrendelde schroef 9 door draaien rond de schroef 9 uittrekbaar, zodat de afsteunplaat 5 van het onderdeel V kan worden afgenomen. In de sluitstand van de dwarsbrug 1¾ is hij 5 ontgrendelde schroefbout 9 een willekeurige draaiing over 360° ten opzichte van de, het vasthoudorgaan 6 dragende afsteunplaat 5 mogelijk. Het bodemdeel U” ligt aan tegen het bodemdeel 10’ van een op het profielstuk 3 bevestigde bus 10 (Duits: Dohle), waarvan het boven- of dekseldeel 10” in lijn ligt met het bodemvlak 10 1 en de bodem langs de ontrek is voorzien van waterafvoeropeningen 16. Het bodemdeel k" van het onderdeel U’ is voorzien van een diametrale sleuf 11 en wordt door een schroef 12, die reikt door de sleuf 11, losneembaar verbonden met het bodemdeel 10* van de bus 10.

Bij ontgrendelde schroef 12 is het onderdeel U' met de sleuf 11 15 willekeurig verschuifbaar en draaibaar, zodat bij elke helling van het bodemvlak 1 het vasthoudorgaan 6 met het constructie-element 7 vertikaal kan worden gesteld en door middel van de schroeven 9 en 12 kan worden vastgezet. Ha af nemen van het bouwelement 7 kan de bus 10 worden afgesloten door een deksel 10”.

20 Bij een horizontaal bodemvlak 1, zoals weergegeven in fig. 39 is het stelmechanisme U,5 door draaien van de steunplaat, 4 en de afsteunplaat 5 zodanig ingesteld en vastgezet, dat het vasthoudorgaan 6 zich loodrecht bevindt ten opzichte van het bodemvlak 1.

Bij de variant van het stelmechanisme volgens fig. U en 5 25 zijn de steunplaten 4 en de afsteunplaat 5 schijfvormig uitgevoerd en dichtbij de omtrek uitgerust met boogvormige sleuven 8,8’, die een onderlinge verdraaiing van de stem- en afsteunplaat k en 5 over circa 360° mogelijk maken. Deze laatste zijn door vier schroefverbindingsorganen 9 verbonden, die een vast zetten van de 30 gekozen draaistand mogelijk maken.

790 5 9 67

Claims (10)

1. Inrichting voor het onder het bodemvlak verankeren van bouwelementen op een hellend oppervlak, met het kenmerk, dat onder het bodemvlak (1) een verankeringslichaam (2) is aangebracht, waarin een bovenwaarts gericht profielstuk (3) is opgenomen, 5 welke als stelmechanisme een schuin verlopende steunplaat (4) en daarop een in het schuine vlak (E-E) van deze laatste draai-verstelbare afsteunplaat (5) draagt, die schuin ten opzichte van een daarmee een vast geheel vormend vasthoudorgaan (6) staat, welk orgaan een bovenstukgedeelte (7) kan opnemen, waarbij de 10 steunplaat (4) en de afsteunplaat (5) zijn voorzien van losneembare bevestigingselementen (9), een en ander zodanig, dat door verdraaien van de platen (4,5) het bovenste deel (7) met het vasthoudorgaan (6) in een geschikte hoek ten opzichte van het bodemvlak (l) kan worden ingesteld en vastgezet.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze met behulp van het vasthoudorgaan (6) op elk oppervlak (l), onafhankelijk van de helling daarvan, een vertikale opbouw van een kolomvormig bovendeel (7) toelaat.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 steun- en afsteunplaten (4 en 5) zijn uit gevoerd als schijven en nabij de omtrek zijn' voorzien van boogvormige sleuven (8,8’) waardoorheen schroeven met moeren (9) als bevestigingselementen kunnen worden opgenomen.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 25 bovenste deel (7) een op de bodem naar boven toe uitstekend gebruiksvoorwerp is.

5· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat op het vertikaal ten opzichte van het bodemvlak (1) verlopend profielstuk (3) een het stelmechanisme (4,5) opnemende bus (10) is be-30 vestigd.

6. Inrichting volgens conclusie 1 en 5, met het kenmerk, dat het de steunplaat (4) vormende onderdeel (4’) is voorzien van een diametraal verlopende sleuf (ll) waardoorheen een schroef (12) 790 59 67 -5- in de bodem. (lOf) van de bus (10) kan -worden geschroefd en bij ontgrendelde schroef langs de sleuf (ll) ten opzichte van de bus (10) instelbaar is en in elke gewenste draaistand door middel van de schroef (12) ksi worden vastgezet. 5

7· Inrichting volgens conclusie 1 en 5, met het kenmerk, dat in het de steunplaat (¾) vormende onderdeel (V) een door draaien over 90° in de sleuven (13) in- en uitschuifbare dvarsbrug (1¾) is aangebracht, die in de grendelstand door bouten (15) kan worden vastgezet en door een arreteerschroef (9) de 10 afsteunplaat (5) op de steunplaat (¾) in de gewenste draaistand kam worden gefixeerd.

8. Inrichting volgens concüisie 1, gekenmerkt door een stel mechanisme bestaande uit twee in een schuin vlak (E-E) tegen elkaar aanliggende platen (it-,5), waarbij het de onderste plaat:. 15 dragende onderdeel (¾1) is voorzien van een ten opzichte van het bodemvlak (l) evenwijdig verlopende bodemdeel (¾11).

9· Inrichting volgens conclusie 1 en 5, met het kenmerk, dat ' langs de omtrek van de bodem (10') van de bus (10) openingen (16) zijn aangebracht voor het kunnen afvoeren van water.

10. Inrichting volgens conclusie 1 en 5, met het kenmerk, dat de in lijn met het oppervlak (l) ingebouwde bus (10) bij niet-gebruik van het bovendeel (7) is afgesloten door een deksel (10"). 790 59 67