NL7904928A

NL7904928A - Automatische inrichting voor het uithangen van een bindmiddel.

Info

Publication number: NL7904928A
Application number: NL7904928A
Authority: NL
Original assignee: Inst Manipulacnich Dopravnich
Priority date: 1978-06-30
Filing date: 1979-06-25
Publication date: 1980-01-03
Also published as: CS198832B1; SU895881A1; DE2925107A1; HU182785B; GB2024308A; GB2024308B; FR2453816A1; US4251099A; DD148153A3; FR2453816B3

Description

-1- 20781/JD/tj \

Aanvrager: Institut manipulacnieh, dopravnich, obalovych a skladovacich systému, Praag, Tsjecho-Slowakije.

Korte aanduiding: Automatische inrichting voor het uithangen van een bindmiddel .

5

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een automatische inrichting voor het uithangen van een bindmiddel die een inhangring ontkoppelt van een ketting, touw of gordel uit een lasthaak bij ontlasting van het bindmiddel waarvan het gewichteen last dient, die aan een draagdwars-10 balk of aan een draaghaak van een kraan hangt.

Bij de tot dusverre gebruikelijke inrichtingen wordt het bindmiddel aan de lasthaak van de kraan in- en uitgehangen, waarbij juist bij het uithangen van de last vaak tot bedrijfsongevallen komt, omdat de arbeiders zich in de buurt van de zich bewegende last bevindt, eveneens in de buurt van 15 een last, die labiel is gelagerd.Daarom worden verschillende systemen van uithanginrichtingen voorgesteld, die het uithangen van het bindmiddel zonder een directe ingreep, van het bindmiddel mogelijk maken. De tot dusverre bekende uithanginrichtingen werken echter op basis van hydraulische, pneumo-elec.trische of electromagnetische principe door middel van een toevoering 20 van energie buiten de inrichting. Dit systeem vereist een speciaal beves- tigingssysteem tussen de lasthaak en de kraanbestuurder alsook ,een noödza-kelijke energiebron, en dit is voor.de gebruikelijke praktijk een naar verhouding veeleisende uitrusting, waardoor het weinig toepassing vindt.

De aangevoerde nadelen worden door de inrichting van de onderhavige 25 uitvinding uit de weg geruimd. De inrichting volgens de onderhavige uit-.

vinding heeft het kenmerk, dat deze uit een vast uithanglichaam en tenminste uit een beweeglijke uithangarm bestaat, waarbij de beweeglijke uithangarm twee werkvlakken bezit, en wel een bovenste opvangvlak en een voorste stoot-oppervlak, dat in normale toestand boven een buitenste rand van een werk-30 zame opvangsleuf van het vaste uithanglichaam uitsteekt. Het vaste uithang- lichaam bezit vangbeugels voor het inhangen aan de kraanhaak. Het vaste uithanglichaam kan de vorm van een beugel hebben, die de draagdwarsbalk van de kraan omspant, waaraan de beweeglijke uithangarm draaibaar is bevestigd. Bovendien bezit het vaste uithanglichaam een niet-werkzame opvangsleuf, 35 waarop de inhangring van het bindmiddel blijvend is ingehangen, en heeft \ \ 790 49 28 \ *' -2- 20781/JD/tj ook een werkzame opvangsleuf voor een tweede inhangring van het bindmiddel, waarop op zijn zijde de beweeglijke uithangarm is aangebracht.

Verder kan de inrichting een veer hebben voor een gedwongen beweging van de uithangarm.

5 De inrichting volgens de onderhavige uitvinding werkt volledig automatisch en is betrouwbaar. Ze vereist noch een speciale energiebron voor het ontkoppelen van het bindmiddel, noch een toegevoegde bevestigings-systeem. De ontkoppeling vindt automatisch plaats na het opleggen van de last en daarmee de ontlasting van het bindmiddel, zodat bediening door 10 de kraanbestuurder vanzelf zeker wordt gesteld. Ze kan als een toegevoegde inrichting bij de bestaande kranen worden geïnstalleerd. De ontkoppeling van het bindmiddel kan slechts na het opleggen van de last plaatsvinden.

4 Een voorbeeld van een dergelijke inrichting wordt in de bijgevoegde tekeningen voorgesteld. Hierbij zijn: 15 fig. 1 een gezamenlijke weergave van de automatische uithangrichting op de inhangdraagdwarsbalk van de kraan, fig. 2 pen aanzicht van de automatische uithanginrichting in onbelaste normale stand* van een uithanghefboom, fig. 3 een aanzicht van de automatische uithanginrichting in een 20 uitgezwaaide positie van de uithanghefboom.'

De automatische uithanginrichting 1, die volgens . fig. 1 de vorm van een beugel bezit, die de draagdwarsbalk 2 omspant, bestaat uit twee delen, het vaste uithanglichaam 3 en de beweeglijke uithangarm 4. Op het vaste uithanglichaam 3 zijn de werkzame opvangsleuven 5 aangebracht voor het 25 inhangen van het bindmiddel 6, dat de last 7 omspant. De beweeglijke om de schroefbouten 8 draaibare uithangarm 4 bezit een hulpsleuf 9 eveneens voor het inhangen van het bindmiddel 6.

De beweeglijke uithangarm 4 komt met een twee-armige hefboom overeen, waarbij het bovenste deel 10 van de beweeglijke uithangarm 4 de func-50 tie van een evenwicht en het onderste deel 11 de functie van de hulpsleuf 9 overneemt.Het· bovenste opvangvlak 12 van de hulpsleuf 9 is volgens fig. 2 in gemaakt met het horizontale vlak/een zodanige hoek, dat in normale stand van de automatische uithangrichting een positieve hoek alfa wordt gemaakt.

Bij een uitgezwaaide positie volgens fig. 3 maakt ze in tegengestelde richting 55 met het horizontale vlak een negatieve hoek beta. Zoals in fig. 2 en 3 wordt aan-

Gs ? geduid, is het bindmiddel 6 op een einde blijvend in de niet-werkzame op-\ vangsleuf 14 door middel van de ring 15 ingehangen. Het tweede einde van 790 4 9 28 41 -3- 20781/JD/tj * het bindmiddel 6 wordt na het doortrekken onder de last 7 door middel van de ring 15 op de hulpsleuf 9 met het onderste deel 11 van de beweeglijke uithangarm 4 ingehangen. Bij het heffen van de draagdwarsbalk 2 spant zich het bindmiddel 6 en overwint door te trekken in de hulpsleuf 9 het gewicht 5 van het bovenste deel 10 van de beweeglijke uithangarm 4 volgens fig. 2, dat in onbelaste toestand de beweeglijke uithangarm 4 in de normale stand houdt.

Door het trekken van het bindmiddel 6 komt het volgens fig. 3 voor het uitzwaaien van de beweeglijke uithangarm 4 in een uitgezwaaide positie 10 en daardoor verandert de positieve hoek alfa^zich van het buitenopvangvlak 12 in een negatieve hoek beta, waardoor de inhangring 15 van het bindmiddel 6 door het inhangen uit de hulpsleuf 9 van de beweeglijke uithangarm 4 in de werkzame opvangsleuf 5 van het vaste uithanglichaam 3 zich lagert.

Bij het achterwege blijven van het trekken van het bindmiddel 6 bij 15 het opleggen van de last 7 schuift het voorste stootoppervlak 13 van de beweeglijke uithangarm 4 het bindmiddel 6 door zijwaartse druk van de beweeglijke uithangarm 4 uit de opvangsleuf 5, waardoor door het gewicht van het bovenste deel 10 van de beweeglijke uithangarm 4 deze arm 4 volgens fig. 2 in de normale positie terugkeert. Door het verlageren van de ring 20 15 van het bindmiddel 6 uit de werkzame opvangsleuf 5 van het vaste uit hanglichaam 3 valt het bindmiddel op het werkzame einde eruit en door het heffen van de draagdwarsbalk 2 kan men dit bindmiddel 6 onder de last 7 trekken, die aan een andere einde blijvend in de niet-werkzame opvangsleuf 14 is ingehangen.

25 -CONCLUSIES- 790 4 9 28

Claims

1. Automatische inrichting voor het uithangen van een bindmiddel, die een inhangring ontkoppelt van een ketting, touw of gordel uit een lasthaak 5 bij ontlasting van het bindmiddel waarvan het gewicht een last dient, die aan een draagdwarsbalk of aan een draagbaak van een kraan hangt, met het kenmerk, dat deze uit een vast uithanglichaam (3) en tenminste uit een beweeglijke uithangarm (4) bestaat, waarbij de beweeglijke uithangarm (4) twee werkvlakken bezit, en wel een bovenste opvangvlak (12) en een voorste 10 stootoppervlak (13) dat in normale stand boven een buitenste rand van een werkzame opvangsleuf (5) van het vaste uithanglichaam (3) uitsteekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vaste uithanglichaam (3) vangbeugels voor het uithangen aan de kraanhaak bezit.

3. Inrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat het vaste 15 uithanglichaam (3) de vorm van een beugel heeft, die de draagdwarsbalk van de kraan omspant, waaraan de beweeglijke uithangarm (4) draaibaar is beves-' tigd.

4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het.vaste uithanglichaam (3) een niet-werkzame opvangsleuf ( i4) heeft, waarop de in- 20 hangring (15) van het bindmiddel (6) blijvend is ingehangen, en dat dit een werkzame opvangsleuf (5) voor een tweede inhangring (15) van het bindmiddel heeft, waarop op zijn zijde de beweeglijke uithangarm (4) is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat deze van een veer voor een gedwongen beweging van de uithangarm (4) is voorzien. 25 \ \ 790 4 9 28