NL7901230A - Inrichting voor het opnemen en/of weergeven van sig- nalen op een magneetband. - Google Patents

Description

ΡΗΝ 93^6

N.V. PHILIPS' GLOEILAMPENFABRIEKEN TE EINDHOVEN

"Inrichting voor het opnemen en/of weergeven van signalen op een magneetband".

De uitvinding beeft betrekking op een inrich-ting voor bet opnemen en/of weergeven van signalen op een tussen wikkelkernen transporteerbare·magneetband, voorzien van een koppenplaat en van tenminste één magneet-.

5 kopdrager, welke een magneetkop draagt en door steundelen op afstand van de koppenplaat is gepositioneerd, van welke steunde len voor een beïnvloeden van de azimutbboekstand van de magneetkop door verzwenking van de magneetkopdra-ger tenminste één steundeel vast en een ander steundeel 10 instelbaar met de koppenplaat is verbonden, waarbij de magneetkop is verbonden met een vlak plaatdeel dat een bandgeleider vormende uitstekende benen omvat voor bet geleiden van de onder- respektievelijk bovenrand van de magneetband, welk plaatdeel' nabij het vaste steundeel 15 gelegen is.

Een inrichting van deze soort is bekend uit het Amerikaanse octrooiscbrift 3.6^-9»773· Bij deze bekende inrichting is het de bandgeleider omvattende vaste plaatdeel via de raagneetkopdrager met behulp van een als 20 cylindrische bus uitgevoerd vast steundeel op afstand van de koppenplaat gepositioneerd. Om de invloed van het instelbare steundeel, gevormd door een stelschroef, op deze afstand te minimaliseren is het vlakke plaatdeel in de nabijheid van het vaste steundeel gelegen.

25 Het vlakke plaatdeel, dat een geïntegreerde eenheid vormt met de magneetkopdrager, is ten opzichte hiervan haaks, omgebogen. De afstand van de bandgeleider 7901230 «*·. ·. . ; *f· ... 2 ......PHN. 9.3.46._________________________________:_______;...._........................

tot een referentievlak, gevormd door het naar de magneet-kop gerichte oppervlak van de koppenplaat, is door deze . huigbewerking onderworpen aan zekere toleranties. Deze toleranties, die nog vergroot worden door in de axiale 5 maat van de cilindrische bus optredende toleranties, hebben in het algeme.en tot gevolg dat de bandgeleider ten opzichte Van overige bandgeleiders op een afwijkende afstand tot het referentievlak gepositioneerd is. Daar ook bij de bandgeleider van een andere magneetkop (zoals 10 de wiskop) een dergelijke tolerantie aanwezig is, kan een· verdubbeling van het ten gevolge van toleranties voorkomende afstandsverschil optreden. Daar het evenwel bij een inrichting van de genoemde soort voor een goede band-loop van groot belang is dat met name de bandgeleiders 15 van de magneetkop zo nauwkeurig mogelijk op gelijke af stand tot het referentievlak staan is bij de bekende in-• richting de gewenste nauwkeurigheid alleen haalbaar door met behulp van dure, moeilijk bedienbare en tijdrovende instelmiddelen de aanwezige toleranties op te heffen.

20 De uitvinding beoogt bij een dergelijke inrich ting de bandgeleider van een magneetkop op eenvoudige wijze zonder gebruik van instelmiddelen zo nauwkeurig mogelijk in afstand tot een referentievlak te positioneren. Volgens de uitvinding omvat het vlakke plaat-25 ' deel tevens tenminste één zich in de richting van de koppenplaat uitstrekkende lip, terwijl het vaste steun-deel één geheel vormt met de koppenplaat, en is voorzien van een zich inde richting van de magnéetkopdrager verwijdende, sleufvormige opening, waarmee hét vrije einde 30 van de lip als een meslager voor de verzwenking van de magneetkopdrager samenwerkt.

Door op deze wijze de afstand van de bandgeleider tot het referentievlak vast te leggen in twee zeer nauwkeurig te maken onderdelen» te weten het vaste steun-35 · deel en het vlakke plaatdeel, behoeft de bandgeleider ten opzichte van de koppenplaat niet ingesteld te worden, en 790 1 2 30 ~ 3 “ - * _ phh _93ft£ ·.___________________________________________________________________- - is men ervan verzekerd dat de aanwezige afwijkingen in afstand tot het· referentievlak bij de diverse bandgelei-ders van de magneetkoppen minimaal zijn. De voor deze afstand kritische maat van het vlakke plaatdeel, namelijk 5 de afstand van de respektievelijke' bandgeleidende randen van de benen van de bandgeleider tot het vrije einde van de lip, is zeer nauwkeurig vast· te leggen in een zogenaamde stansmatrijs, terwijl daar het vaste steundeel gelijktijdig met de vaste steundelen van de andere magneetkop-TO pen met behulp van nauwkeurige technieken, bij voorkeur spuitgieten, op de koppenplaat wordt gespoten, ook de vaste steundelen in afstand ten opzichte van het referen-» tievlak onderling zeer nauwkeurig afgestemd zijn.

Het achterwege blijven van een instelling van 15 de bandgeleider door het toepassen van eenvoudig te maken onderdelen en de eenvoudige montage, waarbij slechts het instelbare steundeel behoeft te worden vastgezet hebben tot gevolg dat bij de inrichting volgens de uitvinding niet alleen de fabricage, maar tevens de service-verlening 20 eenvoudig uitvoerbaar zijn.

Het is van voordeel als bij de inrichting volgens de uitvinding de sleufvormige opening in het vaste steundeel zich met de lengterichting loodrecht uitstrekt op het aanrakingsvlak van de magneetkop met de magneet-25 band-en voor het opsluiten van de lip de sleufvormige opening gerekend in de lengterichting aan tenminste één zijde van het steundeel begrensd is.

Hierdoor zijn de lip, en daarmee ook de bandgeleider en de magneetkop, niet alleen in afstand ten op-30 zichte van het genoemde referentievlak maar ook in af stand ten opzichte van een tweede referentievlak, bepaald door een raakvlak aan aangrenzende bandgeleiders, nauwkeurig positioneerbaar.

In verband hiermee is het doelmatig gebleken, 35 als bij de inrichting twee lippen aanwezig zijn en voor elke lip een bijbehorende één geheel met de koppenplaat 7901230 _ρη&_..234£______-________________________________„____________________________ vormend steundeel is voorzien, van welke steundelen de sleufvormige openingen met de lengterichting in eikaars verlengde gelegen zijn .en aan de van elkaar afgekeerde zijden van de steundelen begrensd zijn. Hierdoor wordt een 5 stabiele opstelling verkregen, hetgeen gelet op bandkrach- tën, die op de magneetkop uitgeoefend worden,'voor het in de juiste positie houden van magneetkop en bandgeleider gewenst kan zijn.

Opgemerkt wordt dat bij de inrichting 10 volgens het genoemde Amerikaanse octrooischrift 36.49*773 een veer de geïntegreerde eenheid, gevormd door het vlakke plaatdeel en de magneetkopdrager, 'althans in één richting tracht te verzwenken. In verband hiermee is het bij de inrichting volgens de uitvinding gunstig gebleken als de 15 veer tussen de steundelen met de eenheid verbonden is, daar hierdoor de eenheid met voldoende kracht tegen de diverse steundelen wordt gedrukt om, gelet op de genoemde bandkrachten, de magneetkop en de bandgeleider in de juiste positie te houden. ' 20 ‘ In een uitvoeringsvorm, waarvan gebleken is, dat deze voldoet, wordt de veer gevormd door een met de eenheid één geheel vormende strip die met het vrije einde onder een één geheel met de koppenplaat vormend vastzetelement gestoken ligt. Hierdoor wordt niet alleen 25 het aanbrengen van de eenheid nog verder vereenvoudigd, maar ook een nauwkeurig bepaalde veerspanning verkregen, die ervoor zorg draagt dat de eenheid de juiste stand behoudt.

De uitvinding zal nader worden toegelicht 30 aan de hand van enkele in de tekening weergegeven uit voeringsvormen, waartoe de uitvinding zich evenwel niet beperkt.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht op de inrichting volgens de uitvinding, 35 fig· 2 toont een aanzicht op een magneet kop van de inrichting en de bevestiging ervan op de kop— 790 1 2 30 • * ... 5 __ ,PHN.53M_____________________________:________________________:.______s____„ penplaat volgens de pijl II in Fig. 1 .-

Fig. 3 toont op vergrote schaal een deel van Fig. 2.

Fig. k toont in perspectief een aanzicht 5 op diverse voor de uitvinding van belang zijnde onderdelen van de inrichting.

Fig. 5 toont in een tweede uitvoeringsvorm een aanzicht op een magneetkop van de inrichting en de bevestiging ervan op de koppenplaat volgens de pijl 10 II in Fig. 1. ‘

Fig. 6 toont in een derde uitvoeringsvorm een aanzicht op een magneetkop van de inrichting en de bevestiging ervan op de koppenplaat volgens de pijl II in Fig. 1.

15 Fig. 7 toont in perspectief een aanzicht op diverse voor de uitvinding van belang zijnde onderdelen van de inrichting in de uitvoeringsvorm volgens Fig. 6.

De in Fig. 1 weergegeven inrichting 1 vormt een apparaat, waarmee signalen kunnen worden opgenomen 20 en/of weergegeven op een magneetband 2, die in een onge veer rechthoekige cassette 3 om twee wikkelkernen gewikkeld ligt, en tussen de wikkelkernen langs een lange zijde van de cassette geleid is.

Het apparaat omvat een chassis, met aan 25 de bovenzijde een grondplaat h, waarvan een bovenvlak een oplegvlak vormt voor de cassette 3« Bij Bet aanbrengen van de cassette op het oplegvlak worden de wikkelkernen gekoppeld met wikkeldoorns 5 respectievelijk 6 van het apparaat, die met een onder de grondplaat k gelegen aandrij-30 ving koppelbaar zijn.

Het apparaat omvat verder nabij de lange zijde van de cassette een koppenplaat 7» die magneetkoppen, bestaande uit een wiskop 8 en een gecombineerde opname/ weergavekop 9 draagt. De cassette omvat nabij de genoemde 35 lange zijde een zijwand, voorzien van een aantal openingen, die het mogëtLjk maken dat, door verschuiving van de kop- 7901230 * · " 6 ” rt, _jeHKL9.3A6______________________________________________..--1--/: ___________ penplaat J in de richting van de cassette, de magneetkop-pen 8 en 9 in werkzaam kontakt met de magneetband worden gebracht en dat de magneetband door een aandrukrol 10 tegen een met de aandrijving koppelbare, zich loodrecht 5 op de koppenplaat 7 uitstrekkende kaapstander 11 wordt gedrukt.

Zoals ook weergegeven in de Fig. 2 tot k is voor het ten opzichte van de koppenplaat 7 positioneren van elk van beide magneetkoppen op de koppenplaat 10 7 een aantal vast opgestelde steundelen aanwezig, die één geheel met de koppenplaat 7 vormen en die bij voorkeur alle gelijktijdig door spuitgieten (z.g. outsert-moulding) op de plaat kunnen zijn aangebracht, doch ook tezamen met de plaat 7 kunnen zijn gevormd. Door deze nauwkeurige 15 fabricagetechniek is elk van de diverse steundelen in afstand tot een referentievlak JA, gevormd door het naar de magneetkoppen gerichte oppervlak van de koppenplaat J, (Fig. 3) zeer nauwkeurig gevormd en zijn de onderlinge afstandsverschillen van de steundelen ten opzichte van 20 het referentievlak JA minimaal. De wiskop 8, waarop in deze uitvoeringsvorm reeds bij de fabricage van de kop op nauwkeurige wijze een bandgeleidér 8A is aangebracht, is rechtstreeks op een tweetal vaste steundelen 12 en 13 aangebracht, terwijl de opname/weergavekop 9 wordt gedra-25 gen door een magneetkopdrager 1b, die aan de zijde van de wiskop 8 rust tegen een instelbaar steundeel, gevormd door een instelschroef 15 en aan de zijde van de aandrukrol 10 via een met de magneetkopdrager een geïntegreerde eenheid vormend vlak plaatdeel 16 met een tweetal zich 30 in de richting van de koppenplaat J uitstrekkende lippen 17 en 18 door twee vaste steundelen 19 en 20 wordt ondersteund. De steundelen 19 en 20 zijn voor het opnemen van de lippen 17 respectievelijk 18 voorzien van een zich in de richting van de magneetkopdrager 14 wigvormig verwijden-35 de sleufvormige opening 21 respectievelijk 22, welke openingen in de lengterichting zich loodrecht uitstrekken op het aanrakingsvlak van de magneetkop 9 .met de magneet- 7901230 ‘ 7 ' 5 „ Kesl .93.4.6____________________________________________________________________^_________________________ band 2. De openingen 21 eix 22 zijn met de lengterichting in eikaars verlengde gelegen en aan de van elkaar afgekeerde zijden begrensd voor bet in de lengterichting opsluiten van de lip 17 respectievelijk 18. De vrije einden van de 5 lippen 17 en 18 zijn aldus in staat als meslager met de openingen 21 respectievelijk 22 samen te werken, om welk meslager de magneetkopdrager 14 voor een beïnvloeden van de azimuthhoekstand van de magneetkop 9 door het verdraaien van de stelschroef 15 verzwenkbaar is.

10 De eenheid van magneetkopdrager 14 en plaatdeel 16 is bij voorkeur uit dun plaatmateriaal vervaardigde. Het plaatdeel 16 omvat een wanddeel 23, terwijl de drager 14 een wanddeel 24 omvat, tussen welke wanddelen de magneetkop 9 nauwpassend gelegen is en door 15 boutjes 25 tegen de wanddelen 23 en 24 is vastgezet.

Het is in plaats van boutjes evenzeer mogelijk door middel van puntlassen of lijmen de magneetkop 9 tegen de wanddelen vast te zetten.

De wanddelen 23 en 24 zijn loodrecht 20 gericht op een basisdeel 26, van de magneetkopdrager, welk deel zich bij voorkeur nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan het referentievlak 7A en aan het oplegvlak van de cassette 3· Het vlakke plaatdeel 16 omvat naast het wanddeel 23 en de lippen 17 en 18 een bandgeleider 27, waar-25 van twee uitstekende benen 28 en 29 voor het geleiden van respectievelijk de boven- en onderrand van de magneetband zich in. de richting van de cassette 3 uitstrekken. Aldus zijn de benen 28 en 29 gezien in aanzicht volgens fig. 2 recht boven de lippen 17 en 18 gelegen. Door het plaatdeel 30 16 met de lippen 17 en 18 en de benen 28 en 29 uit één stuk vlak plaatmateriaal te stansen, kan men de afstand van de benen tot een vlak door de vrije einden van de lippen, weergegeven in Fig. 4 met b) respectievelijk c), zeer nauwkeurig in een z.g. stansmatrijs vastleggen; een 35 tolerantie van + 0,015 mm is haalbaar gebleken.

Het basisdeel 26 strekt zich vanaf het 7901230 ....... * - 8 _..phn„.93^6.....................:,___________t________________:______________________________.___________„.............·..........................

plaatdeel 16 tot voorbij het wanddeel 2k uit en is nabij het vrije einde voorzien van een boorgat, waardoor zich de instelschroef' Γ5 uitstrekt. Het basisdeel 26 wordt door een veer tegen een kop 30 van de schroef 15 gedrukt, wel-5 ke veer wordt gevormd door een strip 31 die één geheel vormt met de drager “\k en die binnen een driehoek, gevormd door verbindingslijnen tussen de steundelen 15? 19 en 20, aansluit op het basisdeel 26.

De strip 31 strekt zich vanaf het basisdeel 10 26 door de ruimte tussen de steundelen 19 en 20 uit naar de koppenplaat 7 en ligt met het van het basisdeel afgekeerde einddeel onder een met de plaat 7 één geheel vormende nok 32 op de koppenplaat 7 gestoken, waarbij de veer de eenheid om het meslager tracht te verzwenken in 15 de richting van de pijl A in Fig, 2. Bij deze opstelling van de veer wordt de eenheid van drager 14 en plaatdeel 16 met nauwkeurig bepaalde veerkracht tegen de diverse steundelen gedrukt.

Voor het regelen van de koppeling tussen de 20 aandrijving en de wikkeldoorn 5 respektievelijk 6 en de kaapstander 11, alsmede van de verschuiving van de plaat' 7 is een toetsenpaneel 33 aanwezig.

De in het voorgaande beschreven, door de kop-• penplaat 7 .gedragen onderdelen van de inrichting zijn op 25 eenvoudige en toch nauwkeurige wijze te monteren. Nadat de magneetkop 9 tegen de wanddelen 23 en 2k is vastgezet, wordt de eenheid met de lippen I7 en 18 in de openingen 21 en 22 gestoken, wordt de strip 31 onder de nok 32 gestoken, de schroef 15 op de plaat 7 vastgezet, waarbij 30 * onder invloed van de veerkracht het basisdeel 26 tegen de kop 30 van de schroef 15 wordt gedrukt, terwijl tenslotte de azimuthhoekstand van de magneetkop met de schroef 15 wordt ingesteld. Na het aanbrengen van de magneetkoppen 8 en 9 is men door de wijze van uitvoering 35 van de bandgeleiders van de magneetkoppen ervan verzekerd dat de aanwezige afwijkingen in afstand tot het referentie- 79 0 12 3 0 9 » PHN 93k6__________________.... ______·_____________ _.......___________ ... ____________________________.., vlak bij de bandgeleiders 8A en 27 minimaal zijn en dat een verbindingslijn tussen de respektievelijke bandgelei-dende randen van de bandgeleiders 8A en 27 zich bij voorkeur loodrecht op de kaapstander 11 uitstrekt. Doordat 5 de openingen 21 en 22 in lengterichting begrensd zijn, worden de lippen 17 en 18 en de magneetkop 9 niet alleen in afstand t.o.v, het referentievlak 7A, maar tevens in afstand tot een tweede referentievlak, bepaald door een raakvlak aan aangrenzende bandgeleiders en dus tot de 10 van openingen voorziene wand van de cassette 3 en tot de in de cassette gelegen magneetband nauwkeurig gepositioneerd, zonder dat deze positionering door optredende . bandkrachten in gevaar kan worden gebracht. Op deze wijze is bovendien door een minimalisering van optredende 15 toleranties de indringdiepte van de magneetkop in de cassette 3 hij het verschuiven van de koppenplaat 7 nauwkeurig vastgelegd. Met de instelschroef 15 kan de azimuthhoekstand van de magneetkop zeer nauwkeurig worden beïnvloed, waarbij de magneetkopdrager 1h zeer zuiver om 20 het vrije einde van de lippen 17 en 18 zwenkt, zonder dat hierbij, gelet op.de bij azimuth-wijzigingen gebruikelijke zeer geringe hoekverdraaiingen, de positie van de bandgeleider 27 tot . het referentievlak 7 A nadelig wordt beïnvloed. Aldus is door de toepassing van de op 25 zich eenvoudig te maken vaste steundelen en vlakke plaat - deel een instelling van de bandgeleiders van de magneet-koppen 8 en 9 overbodig, waardoor op economisch zeer aantrekkelijke wijze een nauwkeurige geleiding van de magneetband wordt verkregen.

30 In de tweede uitvoeringsvorm, weergegeven in

Fig. 3 is i“. plaats van de strip 32 eerL aparte bladveer 34 toegepast. Deze veer jk ligt met het van het basisdeel 26 afgekeerde einde onder een schroef 35 geklemd.

Doordat de veer 3k de magneetkop tracht te verzwenken in 35 de richting weergegeven door de pijl B, wordt het instel bare steundeel gevormd door een aangepaste schroefbout 7901230 fit' . * - l 10 ...jPHN 9346........______:_______________________ ______________________________________________________ 36. Met deze constructie kan eenzelfde positionerings-nauwkeurigheid als met die volgens de eerste uitvoeringsvorm worden gerealiseerd, waarbij de veer 3^· naar wens kan worden aangepast, 5 In de derde uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in de figuren 6 en 7» vormt bet vlakke plaatdeel 16 ten opzichte van de magneetkopdrager 14 een afzonderlijk onderdeel, waarbij het plaatdeel 16 slechts één lip 37 omvat, die in een begrensd sleufvormige opening 38 van 10 één vast steundeel 39 gestoken is. De magneetkopdrager 14 omvat een slechts zijdelings van de magneetkop gelegen basisdeel 40 en een wanddeel 41, dat door een boutje 25 met de magneetkop 9 verbonden is. Verder is een trek-veer 42 toegepast, die op een wijze als in de eerste 15 uitvoeringsvorm van de magneetkopdrager tracht te ver- zwenken in de richting, weergegeven door de pijl A,

Het toepassen van een apart gevormd plaatdeel 16 geeft b.v. voor de montage van de bandgeleider op diverse typen magneetkoppen een grote flexibiliteit. De 20 doorlopende sleufvormige opening 38 kan de gewenste sta biliteit voor de positionering van het plaatdeel 16 verschaffen. Het is evenwel ook mogelijk bij een apart plaatdeel twee steundelen en twee lippen, zoals in de Vorige uitvoeringsvormen, te benutten. Opgemerkt wordt dat ook 25 bij de vorige uitvoeringsvormen slechts één steundeel (zoals het steundeel 39)> met één lip kan worden toegepast.

De in voorgaande uitvoeringsvormen beschreven constructies zijn voordelig toepasbaar voor het onderling 30 nauwkeurig positioneren van een aantal magnee tkoppen, zoals bij apparaten met gescheiden opgestelde opnameen weergavekoppen. Bovendien beperkt de toepassing zich niet alleen tot apparaten, werkend met een in een cassette gelegen magneetband, maar zijn de beschreven construc-33 ties ook van groot voordeel bij toepassing in apparaten, werkend met op spoelen gelegen magneetband, welke appa- 79 0 12 3 0

Claims (5)

11" · * EHN 93½ ........ _______________ ·........·................ ............................ raten doorgaans van een aantal magneetkoppen zijn voorzien. Alhoewel de beschreven constructies betrekking hebben op opname- en/of weergavekoppen, kunnen de uit-5 voeringsvormen van het vlakke plaatdeel en de magneetkop- drager voor het verkrijgen van een onderling zo nauwkeurig mogelijke positionering van de magneetkoppen evenzeer gunstig worden toegepast bij wiskoppen (zoals de wiskop 8), waarbij, daar bij wiskoppen in het algemeen geen 10 beïnvloeding van de azimuthhoekstand noodzakelijk is, volstaan kan worden met een bevestiging op vaste steun-delen. CONCLUSIES;

1. Inrichting (1) voor het opnemen en/of weér- 15 geven van signalen op een tussen wikkelkernen transpor- teerbare magneetband (2), voorzien van een koppenplaat (k) en van tenminste één magneetkopdrager (l4), welke een magneetkop (9) draagt, en door steundelen (15>19>20) op afstand van de koppenplaat is gepositioneerd, van wel-20 ke steundelen voor een beïnvloeden van de azimuthhoek stand van de magneetkop door verzwenking van de magneetkopdrager tenminste één steundeel (19;20) vast en een ander steundeel (15) instelbaar met de koppenplaat is verbonden, waarbij de magneetkop is verbonden met 'een vlak 25 plaatdeel dat een bandgeleider vormende uitstekende benen omvat voor het geleiden van de onder- respektievelijk bovenrand van de magneetband, met het kenmerk, dat het vlakke plaatdeel tevens tenminste één zich in de richting van de koppenplaat uitstrekkende lip (1Y;18) omvat, ter-30 wijl het vaste steundeel één geheel vormt met de koppen plaat en is voorzien van een zich in de richting van de magneetkopdrager verwijdende, sleufvormige opening (21;22) waarmee het vrije einde van de lip als een meslager voor de verzwenking van de magneetkopdrager samenwerkt.

2. Inrichting volgens conclusie 1 , met het kenmerk, dat de sleufvormige opening (21522) in het vaste steun- 790 1 2 30 t ”12 ' ____fen .93^6______________________________________________________.....................................:______L..... deel (1952θ) zich met de lengterichting loodrecht uitstrekt op het aanrakingsvlak van de magneetkop (9) wet -de magneetband (2) en voor het opsluiten van de lip (17»18) de sleufvormige opening gerekend in de lengte-5 richting aan tenminste één zijde van het steundeel be grensd is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat twee lippen (17?18) aanwezig zijn en voor elke lip een bijbehorend, één geheel met de koppenplaat vormend 10 steundeel (19;20) is voorzien, van welke steundelen de sleufvormige openingen (21;22) met de lengterichting in eikaars verlengde gelegen zijn en aan de van elkaar afgekeerde zijden van de steundelen begrensd zijn.

4. Inrichting volgens één der voorgaande eonclu- 15 sies, waarbij het vlakke plaatdeel (16) een geïntegreer de 'eenheid vormt met de magneetkopdrager (14), waarbij een vee.r (31 ) de eenheid in althans één richting tracht te verzwenken, met het kenmerk, dat de veer (31) tussen de steundelen ( 1 5 51 9 > 20) met de eenheid verbonden is . 20

5· Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de veer. (31) wordt gevormd door een met de eenheid één geheel vormende strip die met het vrije einde onder * een één geheel met de koppenplaat (7) vormend vastzet-element (35) gestoken ligt. * 790 1 2 3 0