NL2017627B1

NL2017627B1 - Universele bedieningsinrichting voor scherm, zoals raambekleding

Info

Publication number: NL2017627B1
Application number: NL2017627A
Authority: NL
Inventors: Hubert Jan De Vries Ruben; Franciscus Klein Tuente Bastiaan; Hendriks Wouter; Johan Maria Ter Haar Thomas; Davids Harry
Original assignee: Coulisse Bv
Priority date: 2016-10-17
Filing date: 2016-10-17
Publication date: 2018-04-24
Also published as: US11505993B2; PL3309348T3; EP3623567C0; US20200392786A1; EP3309348A1; ES2761889T3; CA2982632A1; US20180106106A1; EP3623567B1; EP3623567A1; EP3309348B1

Abstract

De uitvinding betreft een bedieningsinrichting (1) voor een scherm voorzien van een schermaseneen aandrijfelement voor de schermas, omvattende: een eerste bedieningsmechanisme met een eerste bedieningselament (7), dat is verbonden met een eerste bewegingsoverdrachtselement, dat middels een eerste overbrenging is verbonden met het aandrijfelement (60). Het eerste bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het eerste bedieningselament in een rotationele beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermas in een eerste rotationele richting (R). de bedieningsinrichting (1) omvat verder een tweede bedieningsmechanisme omvattende een tweede bedieningselament (8), dat is verbonden met een tweede bewegingsoverdrachtselement, dat middels een tweede overbrenging is verbonden met het aandrijfelement (60). Het tweede bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het tweede bedieningselament in een rotatienale beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermasin een tweede rotationele richting tegenovergesteld aan de eerste rotationele richting (L).

Description

Octrooicentrum

Nederland

NL BI 2017627

(21) Aanvraagnummer: 2017627 © Aanvraag ingediend: 17/10/2016

Θ 2017627

BI OCTROOI (51) Int. CL:

E06B 9/42 (2017.01) E06B 9/326 (2017.01)

Aanvraag ingeschreven:	(73) Octrooihouder(s):
24/04/2018	COULISSE B.V. te Enter.
(43) Aanvraag gepubliceerd:
-	(72) Uitvinder(s):
	Ruben Hubert Jan de Vries te Zevenaar.
(47) Octrooi verleend:	Bastiaan Franciscus Klein Tuente te Groenlo.
24/04/2018	Harry Davids te Utrecht.
	Wouter Hendriks te Enschede.
(45) Octrooischrift uitgegeven:	Thomas Johan Maria ter Haar te Hengelo.
26/04/2018
	(74) Gemachtigde:
	drs. C.H. Mink-Lindenburg te Almelo.

54) UNIVERSELE BEDIENINGSINRICHTING VOOR SCHERM, ZOALS RAAMBEKLEDING

De uitvinding betreft een bedieningsinrichting (1) voor een scherm voorzien van een schermas en een aandrijfelement voor de schermas, omvattende: een eerste bedieningsmechanisme met een eerste bedieningselement (7), dat is verbonden met een eerste bewegingsoverdrachtselement, dat middels een eerste overbrenging is verbonden met het aandrijfelement (60). Het eerste bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het eerste bedieningselement in een rotationele beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermas in een eerste rotationele richting (R). de bedieningsinrichting (1) omvat verder een tweede bedieningsmechanisme omvattende een tweede bedieningselement (8), dat is verbonden met een tweede bewegingsoverdrachtselement, dat middels een tweede overbrenging is verbonden met het aandrijfelement (60). Het tweede bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het tweede bedieningselement in een rotationele beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermas in een tweede rotationele richting tegenovergesteld aan de eerste rotationele richting (L).

Λλ ³³

4i60··

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.

UNIVERSELE BEDIENINGSINRICHTING VOOR SCHERM, ZOALS RAAMBEKLEDING

De uitvinding betreft een bedieningsinrichting voor een scherm, zoals een raambekleding, welk scherm is voorzien van een schermas en een aandrijfelement voor de schermas, omvattende:

een eerste bedieningsmechanisme omvattende een eerste bedieningselement, dat is verbonden met een eerste bewegingsoverdrachtselement, dat middels een eerste overbrenging is verbonden met het aandrijfelement, waarin het eerste bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het eerste bedieningselement in een eerste rotationele beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermas in een eerste rotationele richting (met de klok mee of tegen de klok in).

Een voorbeeld van een dergelijke bekende bedieningsinrichting is een kettingbediening met een kettinglus of een koordlus waarmee de schermas in twee tegenovergestelde richtingen kan worden geroteerd om een aan de schermas bevestigde schermbekleding opwaarts dan wel neerwaarts te bewegen.

De onderhavige uitvinding heeft als doel om de bekende bedieningsinrichting te verbeteren.

De bedieningsinrichting omvat volgens de uitvinding verder: een tweede bedieningsmechanisme omvattende een tweede bedieningselement, dat is verbonden met een tweede bewegingsoverdrachtselement, dat middels een tweede overbrenging is verbonden met het aandrijfelement, waarin het tweede bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het tweede bedieningselement in een tweede rotationele beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermas in een tweede rotationele richting tegenovergesteld aan de eerste rotationele richting (tegen de klok in of met de klok mee).

De bedieningsinrichting volgens de uitvinding heeft diverse voordelen. Ten eerste kunnen de twee bedieningselementen onafhankelijk van elkaar zijn uitgevoerd. Deze vormen geen onderdeel van een lus meer waardoor de bedieningsinrichting volgens de uitvinding volledig kindveilig is. Verder is de bediening ervan zeer intuïtief voor de gebruiker, aangezien er voor opwaartse en neerwaartse beweging van het scherm een afzonderlijk bedieningselement is voorzien. Bovendien is de bedieningsinrichting volgens de uitvinding universeel toepasbaar als vervanging van kettingbedieningen in diverse soorten raambekledingen.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is de eerste overbrenging voorzien van een eerste eenrichtingskoppeling en een eerste tandwiel op het aandrijfelement voor samenwerking met de eerste eenrichtingskoppeling in een operationele stand, waarin de eerste overbrenging verder is voorzien van een eerste activator voor het activeren van de operationele stand van de eenrichtingskoppeling, waarin het eerste bewegingsoverdrachtselement is verbonden met de eerste activator.

In een verdere uitwerking van de eerste voorkeursuitvoeringsvorm is de tweede overbrenging voorzien van een tweede eenrichtingskoppeling en een tweede tandwiel op het aandrijfelement voor samenwerking met de tweede eenrichtingskoppeling in een operationele stand, waarin de tweede overbrenging verder is voorzien van een tweede activator voor het activeren van de operationele stand van de tweede eenrichtingskoppeling, waarin het tweede bewegingsoverdrachtselement is verbonden met de tweede activator.

Dit leidt tot een compacte overbrenging met een minimaal aantal componenten.

Volgens een volgende voorkeursuitvoeringsvorm is het aandrijfelement aan de binnenzijde voorzien van het eerste en het tweede tandwiel.

Dit draagt verder bij aan een compacte uitvoering van de bedieningsinrichting.

Bij een tweede voorkeursuitvoeringsvorm omvat het eerste bedieningsmechanisme een eerste trekkoord en omvat het eerste bewegingsoverdrachtselement een eerste koordspoel voor opwikkeling van het eerste trekkoord.

In een verdere uitwerking van de tweede voorkeursuitvoeringsvorm omvat het tweede bedieningsmechanisme een tweede trekkoord en omvat het tweede bewegingsoverdrachtselement een tweede koordspoel voor opwikkeling van het tweede trekkoord.

Koordspoelen bieden de mogelijkheid voor gecontroleerde bediening in een richting.

Bij een derde voorkeursuitvoeringsvorm omvattende de bedieningsinrichting volgens de uitvinding een veer, bij voorkeur een rolveer, die het eerste trekkoord en het tweede trekkoord onderling verbindt.

De gezamenlijke veer draagt in belangrijke mate bij aan een bijzonder compacte uitvoering van de bedieningsinrichting.

Bij een nadere uitwerking van de derde voorkeursuitvoeringsvorm omvat de bedieningsinrichting een behuizing met een doorgang voor de centrale as, waarin het eerste bewegingsoverdrachtselement en het tweede bewegingsoverdrachtselement en de veer zijn ondergebracht.

Op voordelige wijze kunnen de twee bedieningsmechanismen van de bedieningsinrichting volgens de uitvinding compact worden ondergebracht in een gezamenlijke behuizing.

In een praktische voorkeursuitvoeringsvorm is de eerste eenrichtingskoppeling aangebracht om een verbindingsbus voor het aandrijfelement, welke verbindingsbus is aangebracht op de centrale as.

In een elegante voorkeursuitvoeringsvorm is de tweede eenrichtingskoppeling aangebracht om een kraag rond de doorgang van de behuizing.

In een compacte voorkeursuitvoeringsvorm zijn de eerste activator en de tweede activator coaxiaal aangebracht om de centrale as in de doorgang van de behuizing.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het aandrijfelement ingericht voor samenwerking met een eindplug voor opname in een rolgordijnbuis.

De uitvinding betreft tevens een scherm, zoals een raambekleding, voorzien van een bedieningsinrichting volgens de uitvinding.

De uitvinding zal nu in meer detail worden beschreven onder verwijzing naar de figuren.

Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van een rolgordijn met een bedieningsinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont de bedieningsinrichting uit figuur 1 in meer detail;

Figuur 3 toont de bedieningsinrichting uit figuur 2 met uiteengenomen delen;

Figuur 4A toont een deel van figuur 2 in meer detail;

Figuur 4B toont een deel van figuur 2 in doorsnede aanzicht;

Figuur 5A toont een ander deel van figuur 2 in doorsnede aanzicht in een eerste stand; en

Figuur 5B toont het andere deel van figuur 5A in doorsnede aanzicht in een tweede stand.

Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van een raambekleding 100 met een bedieningsinrichting 1 volgens de uitvinding. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is de raambekleding een rolgordijnsysteem 100 voorzien van een flexibel velvormig object 101, zoals een rolgordijndoek of een schermbekleding, dat een gebruiker met behulp van de bedieningsinrichting 1 met bedieningselementen 7 en 8 om een rolgordijnbuis (niet getoond) kan op- en afwikkelen. Het rolgordijn is verder voorzien van twee beugelhouders of schermashouders 103, die zijn aangebracht aan de uiteinden van het rolgordijnsysteem en zijn ingericht voor losneembare koppeling aan montagebeugels

102 voor het monteren van het rolgordijnsysteem op een oppervlak. De ashouder

103 is voorzien van een verbindingsstuk of stift 104 voor verbinding met een schermas (niet getoond) van het rolgordijnsysteem 100. In het rolgordijnsysteem 100 liggen de stift 104 en de schermas in eikaars verlengde langs een imaginaire centrale as.

Figuur 2 toont de bedieningsinrichting 1 in meer detail. Figuur 3 toont de bedieningsinrichting 1 met uiteengenomen delen.

De bedieningsinrichting 1 volgens de uitvinding omvat twee bedieningsmechanismen. Elk bedieningsmechanisme heeft een eigen bedieningselement 7, respectievelijk 8, dat is verbonden met een bewegingsoverdrachtselement 10 respectievelijk 20. Beide bewegingsoverdrachtselementen 10, 20 zijn opgenomen in een behuizing, die twee behuizingsdelen 2, 4 omvat. Het eerste behuizingsdeel 2 heeft een centrale doorgang 3, het tweede behuizingsdeel 4 heeft een centrale doorgang 5, het eerste bewegingsoverdrachtselement 10 heeft een centrale doorgang 14 en het tweede bewegingsoverdrachtselement 20 heeft een centrale doorgang 24 ten behoeve van verbinding van de schermas met de stift 104 van de schermashouder 103.

Elk bewegingsoverdrachtselement is middels een bijbehorende overbrenging verbonden met een aandrijfelement 60. Het eerste bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het eerste bedieningselement 7 in een rotationele beweging van het aandrijfelement 60 met de klok mee. Het tweede bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het tweede bedieningselement 8 in een rotationele beweging van het aandrijfelement 60 tegen de klok in.

De eerste overbrenging is voorzien van een eerste eenrichtingskoppeling 31 en een eerste tandwiel 33 op het aandrijfelement 60 voor samenwerking met de eerste eenrichtingskoppeling 31 in een operationele stand. De eerste overbrenging is verder voorzien van een eerste activator 32 voor het activeren van de operationele stand van de eenrichtingskoppeling 31. De eerste activator 32 is verbonden met het eerste bewegingsoverdrachtselement 10.

De tweede overbrenging 40 is voorzien van een tweede eenrichtingskoppeling 41 en een tweede tandwiel 43 op het aandrijfelement 60 voor samenwerking met de tweede eenrichtingskoppeling 41 in een operationele stand. De tweede overbrenging is verder voorzien van een tweede activator 42 voor het activeren van de operationele stand van de tweede eenrichtingskoppeling 41. De tweede activator 42 is verbonden met het tweede bewegingsoverdrachtselement 20.

De eerste activator 32 en de tweede activator 42 zijn coaxiaal aangebracht om de stift 104 in de doorgang van de behuizing 2,3.

De eerste eenrichtingskoppeling 31 heeft een centraal eerste lichaam 310 met een eerste opening 311 en een aantal flexibele eerste armen 312.

De tweede eenrichtingskoppeling 41 heeft een centraal tweede lichaam 410 met een tweede opening 411 en een aantal flexibele tweede armen 412.

De eerste activator 32 heeft een eerste flens 321 met een aantal eerste nokken 322 en een eerste doorgang 323 met een eerste hals 324. De hals 324 is voorzien van eerste uitsteeksels voor samenwerking met een onderbroken kraag 15 rond de centrale doorgang 14 op de eerste koordspoel 10.

De tweede activator 42 heeft een tweede flens 421 met een aantal tweede nokken 422 en een tweede doorgang 423 met een tweede onderbroken kraag 424 met tweede uitsteeksels. De onderbrekingen zijn ingericht voor opname in uitsparingen 25 in de doorgang 24 op de tweede koordspoel 20.

De bedieningsinrichting 1 omvat een verbindingsbus 50 voor opname in het aandrijfelement 60, welke verbindingsbus is aangebracht op de stift 104. Om de verbindingsbus 50 zijn een aantal wurgveren 51 aangebracht met remmende werking. Het aantal wurgveren ligt bij voorkeur tussen een en vijf en is met meeste voorkeur drie.

De eerste eenrichtingskoppeling 31 is licht klemmend aangebracht om een uiteinde van de verbindingsbus 50. Het tweede behuizingsdeel 4 is voorzien van een uitwendige kraag 6 om de centrale doorgang 5. De tweede eenrichtingskoppeling 41 is licht klemmend aangebracht om de kraag 6. Het eerste tandwiel 33 en het tweede tandwiel 43 zijn aangrenzend aangebracht aan de binnenzijde het aandrijfelement 60.

Het aandrijfelement 60 is ingericht voor samenwerking met een eindplug 107 bestemd voor opname in een rolgordijnbuis van het rolgordijnsysteem 100.

De behuizing 2,4 is draaibaar en is dus niet afhankelijk van de installatie richting.

De bedieningsinrichting volgens de uitvinding kan zowel als linkse of als rechtse bediening voor een raambekleding gebruikt worden.

De werking van de bedieningsmechanismen zal in meer detail worden uitgelegd aan de hand van figuren 4A, 4B, 5A en 5B.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm omvat het eerste bedieningsmechanisme een eerste trekkoord 11 en is het eerste bewegingsoverdrachtselement een eerste koordspoel 10 voor opwikkeling van het eerste trekkoord 11.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm omvat het tweede bedieningsmechanisme een tweede trekkoord 21 en is het tweede bewegingsoverdrachtselement een tweede koordspoel 20 voor opwikkeling van het tweede trekkoord 21.

Het eerste trekkoord 11 en het tweede trekkoord 21 zijn onderling verbonden en een veer, bij voorkeur een rolveer 12. Deze rolveer 12 is getoond in figuren 4A en 4B.

Figuur 4A toont een deel van de bedieningsinrichting 1 in meer detail. Figuur 4B toont de behuizing 2,4 van de bedieningsinrichting 1 in doorsnede aanzicht. Koordspoel 10 is ingericht voor geleiding van het eerste trekkoord 11 langs de omtrek. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is de eerste koordspoel 10 voorzien van een eerste omranding 18 met een eerste buitenste koorddoorgang 13 voor bevestiging van het eerste trekkoord 11. De eerste koordspoel 10 is tevens voorzien van een eerste kraag 16 met een eerste binnenste sleuf 17. De rolveer 12 is geplaatst tussen de eerste kraag 16 en de eerste omranding 18. De uiteinden van de rolveer 12 zijn haakvormig uitgevoerd en een uiteinde haakt in de sleuf 17.

Het andere uiteinde van het eerste trekkoord 11 is verbonden met het eerste bedieningselement 7. Koordspoel 10 is voorzien van een stop voor het eerste bedieningselement 7 bij het opwikkelen van het eerste trekkoord 11. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is het eerste bedieningselement 7 een kralenketting en functioneert de versmalde koorddoorgang aan de onderzijde van de behuizing 4 als stop voor de kralen van de kralenketting 7.

Het uiteinde van het eerste trekkoord 11 met een uiteinde van de rolveer 12. Deze verbinding is in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm indirect, d.w.z. via de koordspoel 10.

Koordspoel 20 is ingericht voor geleiding van het tweede trekkoord 21 langs de omtrek. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is de tweede koordspoel 20 voorzien van een tweede omranding 28. De tweede koordspoel 20 is tevens voorzien van een tweede kraag 26 met een tweede uitsparing 27. Het andere haakvormige uiteinde van de rolveer 12 haakt in de uitsparing 27. In de tweede kraag bevindt zich tevens een tweede buitenste koorddoorgang 23 voor doorgang van het tweede trekkoord 21.

Het andere uiteinde van trekkoord 21 is verbonden met het tweede bedieningselement. Koordspoel 20 is voorzien van een stop voor het tweede bedieningselement 8 bij het opwikkelen van het tweede trekkoord 21. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is het tweede bedieningselement 8 een kralenketting en functioneert de versmalde koorddoorgang aan de onderzijde van de behuizing 4 als stop voor de kralen van de kralenketting 8.

Het uiteinde van het tweede trekkoord 21 is verbonden met een uiteinde van de rolveer 12. Deze verbinding is in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm indirect, d.w.z. via de koordspoel 20.

De werking van de overbrengingen zal in meer detail worden uitgelegd aan de hand van figuren 5A en 5B.

Figuur 5A toont een schematisch aanzicht met een variant van de overbrenging in een eerste stand of ruststand en

Figuur 5B toont een schematisch aanzicht van de overbrenging van figuur 5A in een tweede stand of operationele stand.

In de variant van de overbrenging is de tweede eenrichtingskoppeling uit figuur 3 getoond met een variant op de activator 42. Elke van de nokken 422 is voorzien van een borgelement 426, dat zich in omtreksrichting van de flens 421 uitstrekt.

Bij bediening van het bedieningselement 8 tegen de richting van de klok in (pijl L) schuift elke nok 422 onder de nabijgelegen arm 412 en dwingt deze uit te buigen in radiale richting van de eenrichtingskoppeling 41. De haken 413 grijpen aan in het tandwiel 43 ten gevolge waarvan het aandrijfelement 60 mee roteert tegen de richting van de klok in.

Als het bedieningselement 8 niet langer bediend wordt door de gebruiker, zorgt de rolveer 12 ervoor dat de activator 42 in de richting van de klok (pijl R) beweegt. Ten gevolge hiervan schuift elk borgelement 426 deels over de nabijgelegen arm 412 en sluit deze op. Het aandrijfelement 60 kan vrij om de eenrichtingskoppeling 41 heen roteren.

Opgemerkt wordt dat het aantal armen van de eenrichtingskoppeling kan variëren, bij voorkeur tussen twee en vier. Het aantal nokken van de activator dient hieraan gelijk te zijn. Het borgelement of vergrendelelement aan de nok van de activator is optioneel. Verder zijn er naast de getoonde eenrichtingskoppeling, die is gebaseerd op een ratel-palmechanisme, alternatieve eenrichtingskoppelingen beschikbaar op het relevante vakgebied, zoals een wurgveer.

Hoewel de bedieningsinrichting volgens de uitvinding is toegelicht aan de hand van een rolgordijnsysteem zal het duidelijk zijn dat de bedieningsinrichting universeel toepasbaar is bij andere soorten raambekledingen. Een deskundige op het vakgebied zal begrijpen dat dit kan worden bereikt door het aandrijfelement aan te passen voor samenwerking met een ander type plug dan de eindplug, voor verbinding met de schermas van een ander type raambekleding.

De uitvinding is derhalve vanzelfsprekend niet beperkt tot de beschreven en getoonde voorkeursuitvoeringsvormen, maar strekt zich uit tot elke uitvoeringsvorm die valt binnen de reikwijdte van de beschermingsomvang, zoals gedefinieerd in de conclusies en bezien in het licht van de voorgaande beschrijving en bijbehorende tekeningen.

Claims

CONCLUSIES

1. Bedieningsinrichting voor een scherm, zoals een raambekleding, welk scherm is voorzien van een schermas en een aandrijfelement voor de schemas, omvattende:

een eerste bedieningsmechanisme omvattende een eerste bedieningselement, dat is verbonden met een eerste bewegingsoverdrachtselement, dat middels een eerste overbrenging is verbonden met het aandrijfelement, waarin het eerste bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het eerste bedieningselement in een rotationele beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermas in een eerste rotationele richting, met het kenmerk, dat de bedieningsinrichting verder omvat: een tweede bedieningsmechanisme omvattende een tweede bedieningselement, dat is verbonden met een tweede bewegingsoverdrachtselement, dat middels een tweede overbrenging is verbonden met het aandrijfelement, waarin het tweede bedieningsmechanisme is ingericht voor het omzetten van een lineaire beweging van het tweede bedieningselement in een rotationele beweging van het aandrijfelement voor bediening van de schermas in een tweede rotationele richting tegenovergesteld aan de eerste rotationele richting.
2. Bedieningsinrichting volgens conclusie 1, waarin de eerste overbrenging is voorzien van een eerste eenrichtingskoppeling en een eerste tandwiel op het aandrijfelement voor samenwerking met de eerste eenrichtingskoppeling in een operationele stand, waarin de eerste overbrenging verder is voorzien van een eerste activator voor het activeren van de operationele stand van de eenrichtingskoppeling, waarin het eerste bewegingsoverdrachtselement is verbonden met de eerste activator.
3. Bedieningsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin de tweede overbrenging is voorzien van een tweede eenrichtingskoppeling en een tweede tandwiel op het aandrijfelement voor samenwerking met de tweede eenrichtingskoppeling in een operationele stand, waarin de tweede overbrenging verder is voorzien van een tweede activator voor het activeren van de operationele stand van de tweede eenrichtingskoppeling, waarin het tweede bewegingsoverdrachtselement is verbonden met de tweede activator.
4. Bedieningsinrichting volgens conclusie 3 onder verwijzing naar conclusie 2, waarin het aandrijfelement aan de binnenzijde is voorzien van het eerste en het tweede tandwiel.
5. Bedieningsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het eerste bedieningsmechanisme een eerste trekkoord omvat en het eerste bewegingsoverdrachtselement een eerste koordspoel omvat voor opwikkeling van het eerste trekkoord.
6. Bedieningsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het tweede bedieningsmechanisme een tweede trekkoord omvat en het tweede bewegingsoverdrachtselement een tweede koordspoel omvat voor opwikkeling van het tweede trekkoord.
7. Bedieningsinrichting volgens conclusie 6 onder verwijzing naar conclusie 5, omvattende een veer, bij voorkeur een rolveer, die het eerste trekkoord en het tweede trekkoord onderling verbindt.
8. Bedieningsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het eerste bedieningsmechanisme en het tweede bedieningsmechanisme aangrenzend zijn geplaatst om een centrale as in de bedieningsinrichting.
9. Bedieningsinrichting volgens conclusie 8, omvattende een behuizing met een doorgang voor de centrale as, waarin het eerste bewegingsoverdrachtselement en het tweede bewegingsoverdrachtselement en de veer zijn ondergebracht.
10. Bedieningsinrichting volgens conclusie 8 onder verwijzing naar conclusie 2, waarin de eerste eenrichtingskoppeling is aangebracht om een verbindingsbus voor het aandrijfelement, welke verbindingsbus is aangebracht om de centrale as.
11. Bedieningsinrichting volgens conclusie 9 onder verwijzing naar conclusie 3, waarin de tweede eenrichtingskoppeling is aangebracht om een kraag rond de doorgang van de behuizing.
12. Bedieningsinrichting volgens conclusie 9 onder verwijzing naar conclusies 2 en 3, waarin de eerste activator en de tweede activator coaxiaal zijn

5 aangebracht om de centrale as in de doorgang van de behuizing.
13. Bedieningsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het aandrijfelement is ingericht voor samenwerking met een eindplug voor opname in een rolgordijnbuis.
14. Scherm, zoals een raambekleding, voorzien van een bedieningsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies.

r~

CN

O co co