NL2008948C2 - Scheepsschroef. - Google Patents

Description

Scheepsschroef

De uitvinding heeft betrekking op een scheepsschroef, omvattende een voorzijde en een achterzijde en waarbij in 5 gebruik water van de voorzijde naar de achterzijde wordt gestuwd, omvattende een door een scheepsmotor aandrijfbare naaf, en ten minste twee zich van de naaf uitstrekkende schoepen.

10 Dergelijke scheepsschroeven zijn algemeen bekend. Het is bekend dat scheepsschroeven een van de oorzaken van vissterfte zijn.

De uitvinding beoogt een scheepsschroef die efficiënt is 15 en/of die minder sterfte onder vissen veroorzaakt.

Daartoe zijn de schoepen in hoofdzaak helix-spiraalvormig en nemen zij vanaf de voorzijde richting de achterzijde in effectief oppervlak toe.

20

Bij voorkeur lopen de schoepen aan de voorzijde in een punt in de buitenomtrek van de scheepsschroef uit.

Het deel van de naaf waar de schoepen op de naaf zijn 25 bevestigd is bij voorkeur conisch of frustoconisch.

De voorste uiteinden van de schoepen strekken zich bij voorkeur voor het uiteinde van de naaf uit.

30 Rond de schoepen is bij voorkeur een buisvormige mantel aangebracht.

2

De mantel is in een eerste uitvoeringsvorm bevestigd aan de schoepen, zodat de mantel meeroteert.

De mantel is in een twee uitvoeringsvorm stationair waarbij 5 de schoepen in de mantel roteren.

De voorzijde van de mantel is bij voorkeur frustoconisch, waarbij het brede deel van de mantel naar de voorzijde is gericht.

10

Het doorsnede-oppervlak van de ruimte, waardoorheen in gebruik het water gestuwd wordt, neemt bij voorkeur tussen de voorzijde van de schoepen en de achterzijde van de schoepen af.

15

Achter de schoepen zijn in een verdere voorkeursuitvoering stationaire leischoepen op een cilinder in de mantel aangebracht.

20 De voorzijde van de leischoepen zijn bij voorkeur licht helixvormig gekromd, zodanig dat in gebruik het gestuwde water, dat in een helix langs de naaf beweegt, aan de voorkant van de leischoepen parallel langs de leischoepen stroomt en aan de achterkant van de leischoepen in hoofdzaak 25 recht naar achteren stroomt.

Aan de achterzijde van de leischoepen is bij voorkeur een in hoofdzaak frustoconisch element in de mantel aangebracht, waarvan de smalle zijde zich naar de achterzijde uitstrekt.

30

De naaf is in de voorkeursuitvoering verbonden met een aandrijfas die is ingericht om door de scheepsmotor te worden aangedreven, waarbij de aandrijfas zich dwars op de 3 rotatie-as van de naaf uitstrekt, en waarbij de aandrijfas zich ter hoogte van de leischoepen door de wand van de cilinder uitstrekt, en waarbij zich in de cilinder een overbrengingsmechanisme bevindt om de rotatie van de 5 aandrijfas over te brengen op de naaf.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, waarin: 10 Figuur 1 een perspectiefweergave van een schip met een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een scheepsschroef volgens de uitvinding toont;

Figuur 2 een perspectiefweergave van de scheepsschroef van 15 figuur 1 toont;

Figuur 3 een perspectiefweergave van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een scheepsschroef volgens de uitvinding toont.

20

Figuur 1 toont een schip 1 met een scheepsschroef 2 die door de motor van het schip middels een aandrijfas wordt aangedreven. Volgens figuur 2 omvat de scheepsschroef 2 een frustoconische naaf 3 die op de aandrijfas kan worden 25 gemonteerd, waarop twee schoepen 4 zijn bevestigd. Aan de buitenomtrek van de twee schoepen 4 is een mantel 5 bevestigd. Als alternatief kan de mantel 5 vast aan het schip 1 zijn bevestigd zodat de mantel 5 niet meeroteert met de schoepen 4. De mantel 5 is frustoconisch, waardoor het 30 dwarsdoorsnede-oppervlak waardoor het water wordt gestuwd van de voorkant naar de achterkant kleiner wordt.

4

De schoepen 4 strekken zich vanaf de naaf 3 in de richting van de buitenomtrek en de voorzijde van de scheepsschroef 2 in een gecombineerde helix- en spiraalvorm. De voorzijde van de scheepsschroef 2 wordt derhalve gevormd door de in punten 5 uitlopende voorzijde van de schoepen 4. In de richting van de achterzijde van de scheepsschroef 2 wordt het effectieve oppervlak van de schoepen 4, althans in het voorste deel daarvan, steeds groter.

10 Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 3, waarbij de mantel 5 stationair is, is de mantel 5 voorste uiteinde van de mantel frustoconisch, maar het deel waar de schoepen 4 zich uitstrekken is cilindrisch. Achter de schoepen bevindt zich een frustoconische 15 doorstroomopening 7, waarna een cilindrisch deel van de mantel is bevestigd waarin zich een cilinder 8 met leischoepen 9 bevindt. De voorzijde van de leischoepen 9 zijn licht helixvormig gekromd, zodanig dat het gestuwde water, dat in een helix langs de naaf 3 beweegt, aan de 20 voorkant van de leischoepen 9 parallel langs de leischoepen 9 stroomt en aan de achterkant van de leischoepen 9 in hoofdzaak recht naar achteren de mantel 5 uitstroomt. Tegen de achterzijde van de cilinder 8 is een grotendeels frustoconisch deel 10 bevestigd teneinde een vacuüm in de 25 uitstroom te voorkomen. De aandrijfas 11 tussen de naaf 3 en de scheepsmotor strekt zich door de wand van de cilinder 8 uit, waarbij een 90 graden-overbrenging (bijvoorbeeld door middel van conische tandwielen) in de cilinder 8 voor de verbinding zorgt.

30

De uitvinding is aldus beschreven door middel van voorkeursuitvoeringen. Begrepen dient echter te worden dat deze beschrijving hoofdzakelijk illustratief is.

5

Verschillende details van de structuur en functie werden gepresenteerd, maar veranderingen die daarin worden aangebracht, en die ten volle worden uitgebreid door de algemene betekenis van de terminologie waarin de bij gevoegde 5 conclusies zijn uitgedrukt, dienen te worden begrepen onder het principe van de onderhavige uitvinding te vallen. De beschrijving en tekeningen dienen te worden gebruikt om de conclusies te interpreteren. De conclusies dienen niet zodanig te worden geïnterpreteerd dat de omvang van de 10 bescherming die wordt gevraagd moet worden begrepen als te zijn gedefinieerd door de strikte, letterlijke betekenis van de woorden die in conclusies worden gebruikt, waarbij de beschrijving en de tekeningen alleen worden gebruikt om een dubbelzinnigheid die is gevonden in de conclusies op te 15 lossen. Om de omvang van de bescherming te bepalen die door middel van de conclusies wordt gevraagd dient elk element in gepaste aanmerking te worden genomen dat equivalent is aan een element dat daarin is gespecificeerd.

Claims (13)

1. Scheepsschroef, omvattende een voorzijde en een achterzijde en waarbij in gebruik water van de voorzijde 5 naar de achterzijde wordt gestuwd, omvattende een door een scheepsmotor aandrijfbare naaf, en ten minste twee zich van de naaf uitstrekkende schoepen, waarbij de schoepen in hoofdzaak helix-spiraalvormig zijn en vanaf de voorzijde richting de achterzijde in effectief oppervlak toenemen. 10

2. Scheepsschroef volgens conclusie 1, waarbij de schoepen aan de voorzijde in een punt in de buitenomtrek van de scheepsschroef uitlopen.

3. Scheepsschroef volgens conclusie 1 of 2, waarbij het deel van de naaf waar de schoepen op de naaf zijn bevestigd conisch of frustoconisch is.

4. Scheepsschroef volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de 20 voorste uiteinden van de schoepen zich voor het uiteinde van de naaf uitstrekken.

5. Scheepsschroef volgens een van de voorgaande conclusies 1-4, waarbij rond de schoepen een buisvormige mantel is 25 aangebracht.

6. Scheepsschroef volgens een van de voorgaande conclusies 1-5, waarbij de mantel is bevestigd aan de schoepen.

7. Scheepsschroef volgens een van de voorgaande conclusies 1-5, waarbij de mantel stationair is en de schoepen in de mantel roteren.

8. Scheepsschroef volgens een van de voorgaande conclusies 1-7, waarbij de voorzijde van de mantel frustoconisch is, waarbij het brede deel van de mantel naar de voorzijde is gericht. 5

9. Scheepsschroef volgens een van de voorgaande conclusies 1-8, waarbij het doorsnede-oppervlak van de ruimte, waardoorheen in gebruik het water gestuwd wordt, tussen de voorzijde van de schoepen en de achterzijde van de schoepen 10 afneemt.

10. Scheepsschroef volgens een van de voorgaande conclusies 1-9, waarbij achter de schoepen stationaire leischoepen op een cilinder in de mantel zijn aangebracht. 15

11. Scheepsschroef volgens conclusie 10, waarbij de voorzijde van de leischoepen licht helixvormig gekromd zijn, zodanig dat in gebruik het gestuwde water, dat in een helix langs de naaf beweegt, aan de voorkant van de leischoepen 20 parallel langs de leischoepen stroomt en aan de achterkant van de leischoepen in hoofdzaak recht naar achteren stroomt.

12. Scheepsschroef volgens conclusie 10 of 11, waarbij aan de achterzijde van de leischoepen een in hoofdzaak 25 frustoconisch element in de mantel is aangebracht, waarvan de smalle zijde zich naar de achterzijde uitstrekt.

13. Scheepsschroef volgens conclusie 10, 11 of 12, waarbij de naaf is verbonden met een aandrijfas die is ingericht om 30 door de scheepsmotor te worden aangedreven, waarbij de aandrijfas zich dwars op de rotatie-as van de naaf uitstrekt, en waarbij de aandrijfas zich ter hoogte van de leischoepen door de wand van de cilinder uitstrekt, en waarbij zich in de cilinder een overbrengingsmechanisme bevindt om de rotatie van de aandrijfas over te brengen op de naaf.