NL2001241C1 - Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager. Download PDF

Info

Publication number
NL2001241C1
NL2001241C1 NL2001241A NL2001241A NL2001241C1 NL 2001241 C1 NL2001241 C1 NL 2001241C1 NL 2001241 A NL2001241 A NL 2001241A NL 2001241 A NL2001241 A NL 2001241A NL 2001241 C1 NL2001241 C1 NL 2001241C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
carcass
holder
product carrier
breast cap
movable
Prior art date
Application number
NL2001241A
Other languages
English (en)
Inventor
Wilbert Hiddink
Adrianus Josephes Van Den Nieuwelaar
Marc Kroot
Original Assignee
Stork P M T B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=38829634&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL2001241(C1) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Stork P M T B V filed Critical Stork P M T B V
Priority to NL2001241A priority Critical patent/NL2001241C1/nl
Priority to BRPI0812595-3A priority patent/BRPI0812595B1/pt
Priority to ES11178825.3T priority patent/ES2551236T3/es
Priority to DK08782788.7T priority patent/DK2162007T3/da
Priority to AT08782788T priority patent/ATE548918T1/de
Priority to PCT/NL2008/000159 priority patent/WO2009002153A1/en
Priority to JP2010513136A priority patent/JP5371970B2/ja
Priority to EP08782788A priority patent/EP2162007B1/en
Priority to ES08782788T priority patent/ES2384358T3/es
Priority to US12/665,667 priority patent/US8540556B2/en
Priority to BRPI0823510-4A priority patent/BRPI0823510B1/pt
Priority to EP11178825.3A priority patent/EP2389812B1/en
Priority to DK11178825.3T priority patent/DK2389812T3/en
Publication of NL2001241C1 publication Critical patent/NL2001241C1/nl
Application granted granted Critical
Priority to JP2013091098A priority patent/JP2013162792A/ja
Priority to JP2015014075A priority patent/JP6049102B2/ja

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C21/00Processing poultry
    • A22C21/0053Transferring or conveying devices for poultry
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C21/00Processing poultry
    • A22C21/0023Dividing poultry
    • A22C21/003Filleting poultry, i.e. extracting, cutting or shaping poultry fillets
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C21/00Processing poultry
    • A22C21/0046Support devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Processing Of Meat And Fish (AREA)

Description

P28886NL01/NBL
Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager
De uitvinding heeft betrekking op het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager.
5 Voor toepassing in gevogelteslachterijen zijn transportinrichtingen bekend met een of meestal meerdere productdragers die elk geschikt zijn voor het daarop of daaraan aanbrengen karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte, zodat het karkas of karkasdeel met behulp van de transportinrichting verplaatst kan worden. Gebruikelijk vormt de transportrichting een transportpad, waarlangs zich een of meerdere bewerkingsstations 10 bevinden, zodat een of meer bewerkingen kunnen worden uitgevoerd aan het karkas of karkasdeel. Die bewerkingen kunnen automatisch worden verricht door een geschikte bewerkingsinrichting maar ook, of in combinatie, met de hand worden uitgevoerd.
Karkasdelen van geslacht gevogelte die op deze manier bewerkt worden zijn bijvoorbeeld borstkappen, front halves, back halves, poten, bouten en drumsticks.
15 Zoals bekend zijn gevogelteslachtinstallaties grotendeels gemechaniseerd, zodat een hoog verwerkingstempo en een hoge opbrengst en kwaliteit kunnen worden gerealiseerd. Het op of aan een productdrager plaatsen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte vindt tot op heden echter vaak nog met de hand plaats in een opzetstation waarin een of meestal twee personen voortdurend karkassen of karkasdelen plaatsen op passerende 20 productdragers.
Het handmatig aanbrengen van karkassen of karkasdelen van geslacht gevogelte op of aan productdragers is onaantrekkelijk en zwaar werk, dat tot lichamelijke klachten kan leiden.
Een verder nadeel van de bekende inrichtingen is dat de karkassen of karkassen na het aanbrengen op de producthouder niet allemaal dezelfde positie innemen ten opzichte van de 25 productdrager waarop ze zijn aangebracht. Hierdoor wordt de reproduceerbaarheid van de op de karkassen of karkasdelen uit te voeren bewerking nadelig beïnvloed. In de praktijk leidt dit tot een geringere vleesopbrengst dan theoretisch mogelijk zou kunnen zijn.
Een doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen voor het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager.
30 Dit doel wordt bereikt met een inrichting volgens conclusie 1. Bij deze inrichting bewerkstelligt de houder samen met de bijbehorende positioneringsmiddelen dat het karkas of karkasdeel naar een overdrachtsstand wordt bewogen, waarbij het karkas of karkasdeel op effectieve wijze is gepositioneerd. In de overdrachtsstand kan het karkas of karkasdeel worden aangebracht op of aan een productdrager.
-2-
Een voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat de karkassen of karkasdelen op een reproduceerbare manier op of aan een productdrager worden aangebracht. Hierdoor hebben de karkassen of karkasdelen allemaal (nagenoeg) dezelfde positie ten opzichte van 5 de productdrager waarop of waaraan ze zijn aangebracht en kunnen de bewerkingen aan de karkassen of karkasdelen op een nauwkeurige manier worden uitgevoerd. Dit komt de vleesopbrengst ten goede.
In een voordelige uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding voorzien van een aanbrengmechanisme voor het aanbrengen van het karkas of karkasdeel op of aan de 10 productdrager. Het is ook voorzien dat een aanbrengmechanisme aanwezig is dat geen deel uitmaakt van de inrichting, maar dat bijvoorbeeld naast de baan van de productdragers is aangebracht.
De positioneringsmiddelen voor het karkas of karkasdeel kunnen deel uitmaken van de houder, maar ook afzonderlijk zijn van de houder. Ook is het denkbaar dat de 15 positioneringsmiddelen deels deel uitmaken van de houder en deels afzonderlijk daarvan zijn, zoals zal blijken uit het nader beschreven uitvoeringsvoorbeeld.
Het op de productdrager aanbrengen van een reeds in de houder voorgepositioneerde karkas of karkasdeel kan dan doelmatig plaatsvinden door het aanbrengmechanisme.
Het is bekend een karkas of karkasdeel aan te brengen op een productdrager die is 20 ingericht om het karkas of karkasdeel daarop aan te brengen door het op de productdrager drukken van het karkas of karkasdeel. Bij de inrichting volgens de uitvinding is dan een eventueel aanbrengmechanisme bij voorkeur uitgevoerd als aandrukmechanisme dat is ingericht om - in de overdrachtsstand van de houder met het karkas of karkasdeel - het karkas of karkasdeel op de productdrager te drukken, zodat het karkas of karkasdeel wordt 25 aangebracht op de productdrager. Door aanvraagster worden bijvoorbeeld in deze aanvrage bij wijze van voorbeeld getoonde transportinrichtingen met meerdere productdragers op de markt gebracht. In een bepaalde, hierin getoonde uitvoering, is erin voorzien dat een borstkap met de borstpunt omhoog en de halszijde onderaan van boven op de productdrager wordt gedrukt.
30 In een geschikte uitvoering is erin voorzien dat het mogelijk is een karkas of karkasdeel in een houder te leggen, zonder dat daarbij enige kracht van betekenis op het karkas of karkasdeel hoeft te worden uitgeoefend. Dat inleggen kan dan bijvoorbeeld met de hand plaatsvinden. De inrichting volgens de uitvinding plaatst vervolgens het karkas of karkasdeel op de productdrager en levert daarbij de kracht die nodig is om bijvoorbeeld het karkas of 35 karkasdeel stevig op de productdrager te drukken. Dit maakt het werk van het aanbrengen van karkassen of karkasdelen op productdragers fysiek minder belastend.
-3-
Een verder voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat een hogere snelheid van opzetten kan worden bereikt doordat het inleggen van karkassen of karkasdelen in de beweegbare houder aanmerkelijk sneller kan plaatsvinden dan het met kracht op of aan een productdrager aanbrengen van karkassen of karkasdelen, zoals bij de bekende inrichtingen 5 vaak het geval is. Dit is met name van belang omdat in de moderne pluimveeslachterijen en moderne pluimveevleesverwerkende bedrijven er een tendens naar steeds hogere productiesnelheden bestaat. Dit heeft tot gevolg dat de lijnsnelheden van de productielijnen steeds hoger worden waardoor ook de snelheid van het aanbrengen van producten in de lijn hoger moet worden. De inrichting volgens de uitvinding kan meehelpen dit eenvoudiger te 10 maken.
In een voordelige uitvoeringsvorm is een invoerplaat voorzien, waarop een karkas of karkasdeel kan worden gelegd dat dan van de invoerplaat afgeschoven kan worden zodat het karkas of karkasdeel in de beweegbare houder -die zich in de opnamestand bevindt-terechtkomt.
15 Een voorbeeld van een karkasdeel dat met de inrichting volgens de uitvinding op of aan een productdrager kan worden aangebracht is een borstkap.
Als de inrichting volgens de uitvinding wordt toegepast voor borstkappen, zijn er bij voorkeur voorzieningen getroffen om de borstkap doelmatig te positioneren, zodat het aanbrengen op de productdrager gemakkelijk en betrouwbaar kan geschieden. Dit 20 positioneren kan op allerlei verschillende manieren plaatsvinden. Een manier is om de houder met een V-vormige dwarsdoorsnede uit te voeren. Hierdoor kan worden bereikt dat de borstkap in de lengterichting gecentreerd in de houder komt te liggen. Positionering kan ook plaatsvinden door een halssteun en/of een aandrukorgaan, zoals nader zal worden toegelicht.
25 De halssteun kan bijvoorbeeld een vlakke plaat zijn, waartegen de halszijde van de borstkap aan gelegd wordt. Hierdoor wordt een positionering van de borstkap in de houder verkregen.
Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van de vorm van de halszijde van de borstkap. De halszijde van de borstkap heeft in het algemeen een V-vorm, waarbij de top van 30 de V-vorm in de richting van de borstpunt wijst. Van deze vorm kan gebruik gemaakt worden bij de positionering van de borstkap, bijvoorbeeld door de halssteun te laten aangrijpen op of in de directe nabijheid van de top van de V-vorm of op de zijden van de V-vorm. Indien het V-been op een geautomatiseerde wijze verwijderd is voorafgaand aan het plaatsen van de borstkap in de houder, is de vorm van de halszijde in hoge mate uniform. Hiervan kan 35 gebruikt gemaakt worden voor het verkrijgen van een uniforme positionering van de borstkappen in de houders.
-4-
De borstkap zelf is meestal in hoofdzaak V-vormig. Door het eventuele aandrukorgaan hier op af te stemmen kan eveneens een positionering van de borstkap worden bereikt.
Door de borstkap met de positioneringsmiddelen te positioneren in de houder, wordt een reproduceerbaar, uniform aanbrengen van de borstkappen op de productdragers bereikt.
5 Hierdoor is het mogelijk de borstkappen nauwkeurig te bewerken. Bij toepassing van geschikte positioneringsmiddelen kunnen ook hele karkassen of andere karkasdelen dan borstkappen reproduceerbaar en uniform worden aangebracht op of aan productdragers.
Zoals bekend kan een voor een borstkap geschikte productdrager zijn voorzien van een oriënteerbaar, bijvoorbeeld om een of meerdere assen roteerbaar, draaggedeelte dat de 10 borstkap draagt, zodat de borstkap in meerdere oriëntaties te brengen is, met name voor afstemming op een uit te voeren bewerking.
De inrichting volgens de uitvinding bijvoorbeeld kan ook worden toegepast voor het aanbrengen van hele karkassen (bij voorkeur reeds panklaar gemaakt), back halves, poten of drumsticks in deelhaken of koelhaken. Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld poten, drumsticks, 15 dijstukken of vleugels met behulp van de inrichting volgens de uitvinding aan te brengen in een productdrager die deze karkasdelen door een systeem voor coaten en/of marineren. Er zijn ook productdragers bekend die een spies omvatten voor het dragen van het karkas of karkasdeel. Een dergelijke spies wordt ten minste deels door het te dragen karkas of karkasdeel gestoken, bij voorkeur tussen eventueel aanwezige botten of botdelen in het 20 karkas of karkasdeel door.
De uitvinding voorziet tevens in een systeem voor het in positie brengen en het aan brengen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager, waarbij het systeem ten minste een inrichting volgens de uitvinding omvat. Bij voorkeur is in een dergelijk systeem ten minste de houder van de inrichting langs een baan 25 verplaatsbaar door bijbehorende aandrijfmiddelen, zodanig dat in een aanvoerstation langs de baan een karkas of karkasdeel opgenomen kan worden in de houder en op een stroomafwaarts van het aanvoerstation gelegen aanbrenglocatie de houder zich in de overdrachtsstand bevindt. Op de aanbrenglocatie - met de houder met het karkas of karkasdeel in de overdrachtsstand - is dan het karkas of karkasdeel op de productdrager aan 30 te brengen.
Bij voorkeur omvat een dergelijk systeem meerdere inrichtingen volgens de uitvinding. Deze inrichtingen kunnen vaste of variabele onderlinge afstanden hebben.
Het is voorzien dat de inrichtingen onafhankelijk van elkaar langs de baan kunnen bewegen.
35 In een voordelige uitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding passeren de inrichtingen het aanvoerstation met een lage snelheid en bij voorkeur een relatief kleine onderlinge afstand. Hierdoor is er relatief veel tijd om een karkas of karkasdeel aan te -5- brengen in de houder van een van de inrichtingen van het systeem. Is een karkas of karkasdeel eenmaal aangebracht in de houder en is de inrichting het aanvoerstation gepasseerd, dan kan de snelheid van de inrichting vergroot worden. Hierbij zal in de meeste gevallen ook de onderlinge afstand tussen opeenvolgende inrichtingen toenemen. Hierbij 5 worden bijvoorkeur de onderlinge afstanden tussen opeenvolgende inrichtingen en de snelheid van de inrichtingen langs de baan ten minste in hoofdzaak gelijk gemaakt aan de onderlinge afstand en de snelheid van de productdragers ter plaatse van de aanbrenglocatie.
De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van een tekening, waarin op 10 niet-beperkende wijze een uitvoeringsvoorbeeld wordt getoond.
De tekening toont in:
Fig. 1: een borstkap van geslacht gevogelte,
Fig. 2: een op een productdrager geplaatste borstkap,
Fig. 3: een combinatie van een borstkap met een alternatieve productdrager, 15 Fig. 4: twee varianten van een haak van een productdrager,
Fig. 5: een eerste voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een systeem met een inrichting volgens de uitvinding,
Fig. 6: een aanbrengeenheid van de inrichting volgens fig. 5,
Fig. 7: een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de 20 uitvinding, geschikt om te worden uitgevoerd met het systeem volgens fig.5,
Fig. 8: het aanbrengen van een borstkap op de productdrager (in detail),
Fig. 9: de curvebanen voor de aansturing van de aanbrengeenheid,
Fig. 10: de ligging van de halssteun ten opzichte van een haak van een productdrager voorafgaand aan het overdragen van de borstkap van de houder aan de productdrager in de 25 eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding,
Fig. 11: een aanbrengeenheid van de eerste uitvoeringsvorm in de opnamestand,
Fig. 12: de aanbrengeenheid van fig. 11 in de overdrachtsstand,
Fig. 13: de aanbrengeenheid van fig. 11 in een stand waarin een borstkap op de productdrager kan worden gedrukt, 30 Fig. 14: een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding,
Fig. 15: een variant van de uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens fig. 14,
Fig. 16: een derde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding, 35 Fig. 17: een vierde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding,
Fig. 18: een vijfde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding, -6-
Fig. 19: een zesde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding,
Fig. 20: een zevende uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding, 5 Fig. 21: een achtste uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding,
Fig. 22: een tweede voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een systeem met een inrichting volgens de uitvinding,
Fig. 23: een schematische weergave een alternatieve uitvoeringsvorm van het systeem 10 volgens de uitvinding.
Fig. 1 toont een borstkap 1 van geslacht gevogelte. Fig. 1A toont een achteraanzicht van de borstkap 1 en fig. 1B toont een zijaanzicht. De borstkap 1 heeft een voorzijde 2, een halszijde 3 en een achterzijde 4. De achterzijde 4 omvat het snijvlak waarlangs de borstkap is 15 losgesneden van de rest van het karkas van het geslachte gevogelte.
In fig. 1 is duidelijk zichtbaar dat de borstkap in hoofdzaak V-vormig is. De top van de V-vorm wordt gevormd door de borstpunt 5, die tegenover de halszijde 3 ligt.
Ten minste een deel van de halszijde 3 heeft ook een V-vorm, die in fig. 1 aangegeven is met verwijzingscijfer 6. Deze V-vorm 6 ontleent de halszijde 3 van de borstkap 1 aan het V-20 been.
Niet getoond in fig.1, maar wel aanwezig in de borstkap 1 is ten minste een deel van het borstbeen.
Borstkappen worden meestal verder bewerkt zodat het aanwezige borstvlees, bijvoorbeeld in de vorm van filets, gescheiden wordt van de botten die in de borstkap 25 aanwezig zijn, zoals ten minste een deel van het borstbeen en veelal ook een deel van de ribbenkast.
Dit wordt in het algemeen gedaan door de borstkap 1 in een opzetstation op een productdrager 50 te plaatsen. De productdrager voert de borstkap 1 vervolgens langs een baan met een of meer bewerkingsstations, waar de borstkap bewerkt wordt. De bewerkingen 30 kunnen handmatig, deels handmatig of geheel automatisch plaatsvinden.
Productdragers 50 die geschikt zijn voor borstkappen 1 zijn veelal voorzien van een haak 51 (zie fig. 2 en fig. 3). Deze haak 51 grijpt bij voorkeur aan op het borstbeen om de borstkap te fixeren ten opzichte van de productdrager. De productdrager 50 is verder voorzien van een steunvlak 52, waar een op de productdrager 50 aangebrachte borstkap 1 35 tegenaan ligt. Pen 57 zorgt ervoor dat de borstkap 1 stevig in de haak 51 zit.
-7-
De vakman is bekend met verschillende soorten productdragers 50 die geschikt zijn voor het dragen van een borstkap. Dergelijke productdragers zijn bijvoorbeeld bekend uit EP0254332 en uit NL1014845. Fig. 3A toont het aanbrengen van een borstkap 1 op een alternatieve productdrager 50*, en fig. 3B toont een op een dergelijke productdrager 50* 5 aangebrachte borstkap 1.
De haak 51 kan verschillende vormen hebben, zoals getoond in fig. 4A en fig. 4B. De vorm met de enkele punt 53 is gangbaar, maar het is ook mogelijk om de haak 51 te voorzien van een V-vorm 54. Deze V-vorm 54 kan een met het borstbeen verbonden pees opnemen, waardoor een goede positionering van de borstkap 1 op de productdrager 50 gerealiseerd 10 kan worden.
Fig. 5 toont een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een systeem met een inrichting 10 volgens de uitvinding.
Het systeem van fig. 5 omvat een invoerplaat 11, meerdere opzeteenheden 20 en meerdere productdragers 50. De productdragers 50 worden door een aandrijving 55 langs 15 een baan 56 gevoerd in transportrichting T. De opzeteenheden 20 worden in deze uitvoeringsvorm langs een baan 40 gevoerd, aangedreven door aandrijving 41.
Fig. 6 toont een aanbrengeenheid in meer detail. Hierbij toont fig. 6A de aanbrengeenheid in de opnamestand en fig. 6B de aanbrengeenheid in de overdrachtsstand. Ook de figuren 11, 12 en 13 tonen een aanbrengeenheid.
20 Bij het systeem volgens fig. 5 worden borstkappen 1 aangevoerd door een niet getoonde toevoerinrichting. De toevoerinrichting kan bijvoorbeeld een transportband, een trilgoot, een “walking beam”, een glijgoot of een bak zijn. Een operator pakt een borstkap 1 van de toevoerinrichting en legt deze op de invoerplaat 11, met de achterzijde 4 naar boven gericht en de halszijde 3 van zich af.
25 Via de invoerplaat 11 schuift of legt de operator de borstkap 1 in een aanbrengeenheid 20. In een alternatieve uitvoeringsvorm van het systeem volgens fig. 5 worden de handelingen die de operator verricht uitgevoerd door een robot of met andere mechanische middelen.
De aanbrengeenheid 20 omvat een houder 21, een halssteun 22 en een 30 aandrukorgaan 23. De houder 21 en de halssteun 22 kunnen in de getoond uitvoeringsvorm elk, onafhankelijk van elkaar, scharnieren ten opzichte van de baan 40 waarlangs de opzeteenheden 20 beweegbaar zijn. Het aandrukorgaan 23 is verschuifbaar ten opzichte van de houder 21. Om deze bewegingen te realiseren omvat de aanbrengeenheid respectievelijk een houderkantelmechanisme 24, een halssteunkantelmechanisme 25 en een 35 aandrukorgaanverplaatsingsmechanisme 26. Elk van deze mechanismen wordt aangestuurd door een curvebaan, waarover een curverol 27,28,29 loopt. Voor de overzichtelijkheid zijn de curvebanen niet getekend in fig. 5. De onderdelen van de aanbrengeenheid 20 zijn -8- gemonteerd op een basisdeel 36. De basisdelen 36 worden in dit voorbeeld geleid langs een basisdeelgeleider 37, zodat de opzeteenheden baan 40 volgen.
In de in de figuren 11,12 en 13 getoonde aanbrengeenheid heeft het aandrukorgaan 23 twee op afstand van elkaar gelegen aandrukvlakken 38, die zijn opgesteld om aan 5 weerszijden aan grijpen op de borstkap. In dit voorbeeld zijn de aandrukvlakken 38 zodanig opgesteld dat zij nabij de borstpunt aangrijpen. De aandrukvlakken 38 zijn in hoofdzaak in een omgekeerde V-vorm opgesteld.
In het voorbeeld van de figuren 11,12 en 13 is het aandrukorgaanverplaatsingsmechanisme 26 voorzien van een rechtgeleiding 39 voor het 10 langs de houder 21 geleiden van het aandrukorgaan 23.
Fig. 7 toont een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, geschikt om te worden uitgevoerd met het systeem volgens fig.5.
Fig. 7A toont een eerste stap in de werkwijze. Een operator heeft een borstkap 1 van de toevoerinrichting af gepakt en legt deze op de invoerplaat 11. De borstkap 1 wordt zo op de 15 invoerplaat 11 gelegd dat achterzijde 4 omhoog gericht is, de voorzijde 2 op de invoerplaat 11 rust, de halszijde 3 van de operator af gericht is en de borstpunt 5 naar de operator toe gericht is.
Zoals ook in fig. 5 te zien is, is de steekafstand tussen opeenvolgende opzeteenheden 20 in hoofdzaak gelijk aan de steekafstand tussen opeenvolgende productdragers 50. Bij 20 voorkeur bewegen de opzeteenheden 20 en de productdragers 50 met dezelfde snelheid in transportrichting T. Deze beweging kan continu of stapsgewijs zijn.
In de stap van fig. 7A bevindt de aanbrengeenheid 20 zich in de opnamestand.
Fig. 7B toont een tweede stap in de werkwijze. Ook nu bevindt de aanbrengeenheid zich nog in de opnamestand. De operator legt in deze stap van de werkwijze de borstkap 1 in 25 de houder 21 van de aanbrengeenheid 20. Ook hierbij is achterzijde 4 van de borstkap 1 omhoog gericht, rust de voorzijde 2 op de houder 11, is de halszijde 3 van de operator af gericht en de borstpunt 5 naar de operator toe. Bij voorkeur legt de operator de borstkap zo in de houder 21 dan de halszijde 3 van de borstkap tegen de halssteun 22 aan ligt. Het inleggen van de borstkap 1 in de houder 21 van de aanbrengeenheid kost de operator niet of 30 nauwelijks kracht. Dit in tegenstelling tot de bekende, handmatige wijze van het aanbrengen van borstkappen op productdragers.
In dit voorbeeld is de halssteun 22 uitgevoerd in de vorm van een opstaande plaat. Hierdoor is het vlak waar de halszijde 3 van de borstkap 1 tegen de halssteun 22 aanligt vrij smal. Door de halssteun 22 te laten aangrijpen op de punt van de V-vorm 6 van de halszijde 35 3 van de borstkap 1, wordt de halszijde 3 van de borstkap 1 gepositioneerd (bij voorkeur gecentreerd) in de houder 21. Een verdere centrering wordt bereikt als de houder 21 een V-vormige dwarsdoorsnede heeft. Deze kan de borstkap 1 daarmee over zijn gehele lengte -9- centreren in de houder 21. Het laten aanliggen van de halszijde 3 van de borstkap 1 tegen de halssteun 22 zorgt ook voor een juiste positionering van het borstbeen van de borstkap 1 ten opzichte van de houder 21, zowel in de lengterichting als in dwarsrichting van de borstkap 1. In een alternatieve, niet getoonde uitvoeringsvorm kan de halssteun uitgevoerd zijn als een 5 vlakke plaat die zich bij gebruik in hoofdzaak dwars op de borstkap uitstrekt. Een dergelijke halssteun positioneert de borstkap in zijn lengterichting maar niet in zijn dwarsrichting ten opzichte van de houder.
Het zal de vakman duidelijk zijn dat een gewenste positionering van de borstkap 1 in de houder 21 ook op andere manieren kan worden verkregen, bijvoorbeeld door een V-vormige 10 halssteun.
In de stap van Fig. 7B is het aandrukorgaan 23 nog niet in contact met de borstkap 1. Het is mogelijk het aandrukorgaan te voorzien van een vergrendeling die de positie van het aandrukorgaan in deze fase van het proces vergrendelt ten opzichte van de houder 21.
Fig. 7C toont een derde stap in de werkwijze. In deze derde stap wordt de houder 21 15 van de opnamestand (in streeplijn aangegeven) naar de overdrachtsstand (in doorgetrokken lijn aangegeven) gekanteld om scharnieras 30. Deze beweging wordt aangestuurd via curvebaan 31, curverol 27 en houderkantelmechanisme 24. De halssteun 22 blijft in dezelfde stand als tijdens de eerste en de tweede stap van de werkwijze. Voor het overzicht is het halssteunkantelmechanisme niet getekend in fig. 7C.
20 In het voorbeeld van fig. 7C is het aandrukorgaan 23 tijdens deze stap van de werkwijze nog steeds vergrendeld ten opzichte van de houder 21. Het is echter ook mogelijk dat deze een eventueel aanwezige vergrendeling tussen de situatie van fig. 7B en die van fig. 7C wordt opgeheven of dat er geen vergrendeling aanwezig is, zodat het aandrukorgaan 23 tijdens het kantelen van de houder 21 van de opnamestand naar de overdrachtsstand al 25 enigszins langs de houder naar beneden glijdt en tegen de borstkap 1 aan komt te liggen.
De halssteun 22 is zo vormgegeven dat de bovenzijde van de halssteun 22 op dezelfde hoogte ligt als de bovenste punt van de haak 51 van de productdrager 50 (zie ook fig. 10). Door de kanteling van de houder 21 wordt de borstkap in de top van de V-vorm 6 van de halszijde 3 door de halssteun geleid naar een positie ten opzichte van de productdrager 50 30 waarin de borstkap 1 door de productdrager 50 kan worden overgenomen. Doordat de bovenzijde van de halssteun 22 op dezelfde hoogte ligt als de bovenste punt van de haak 51 van de productdrager 50 (zie fig. 10) komt de borstkap in een positie waarbij overnemen van de borstkap 1 door de productdrager 50 op een effectieve wijze mogelijk is. In de overdrachtsstand ligt de achterzijde 4 van de borstkap 1 tegen het steunvlak 52 van de 35 productdrager 50 aan.
- 10-
In het voorbeeld van de figuren 5, 6 en 7 heeft de halssteun 22 een vorm die afgestemd is op de kantelbeweging van de houder 21. Het zal de vakman echter duidelijk zijn dat ook andere vormen van de halssteun mogelijk zijn.
In het voorbeeld van de figuren 5, 6 en 7 is de halssteun 22 voorzien van een getand 5 oppervlak. Dit heeft als voordelen dat weefsel -zoals vel, vliezen of kropdelen- dat eventueel aanwezig is tussen halssteun 22 en de halszijde 3 van de borstkap tijdens het kantelen van de houder 21 weggetrokken wordt, zodat de halszijde 3 direct tegen de halssteun 22 aan komt te liggen.
Het is echter ook mogelijk de vertanding op de halssteun 22 achterwege te laten.
10 Fig. 7D toont een vierde stap in de werkwijze. In deze stap wordt de halssteun 22 om scharnieras 33 weggekanteld door het halssteunkantelmechanisme 25. Dit mechanisme 25 wordt aangestuurd door curvebaan 32 en curverol 28. De borstkap 1 wordt nu losjes gedragen door de haak 51 van de productdrager 50. Pen 57 is nog teruggetrokken in de productdrager 50.
15 Fig. 7E toont de vijfde stap in de werkwijze. In deze stap wordt het aandrukorgaan 23 actief naar beneden gedrukt. Het aandrukorgaan 23 drukt hierdoor de borstkap stevig op de productdrager 50. De haak 51 komt hierdoor bij voorkeur in aangrijping met een deel van het borstbeen of met het weefsel in de directe nabijheid van het borstbeen.
Na het aandrukken van de borstkap 1 op de productdrager 50 zit de borstkap vast op 20 de productdrager 50 en kan de aanbrengeenheid de borstkap 1 loslaten. Hiertoe wordt het aandrukorgaan weer opgetild zodat het niet langer meer in aangrijping is met de borstkap 1.
Het naar beneden drukken en weer optillen van het aandrukorgaan kan worden gerealiseerd met een curvebaan met een daarvoor geschikt profiel. Het is echter ook mogelijk de curverol 29 in een baan 34 te laten lopen, en deze baan met een actuator omlaag en 25 vervolgens weer omhoog te bewegen. In dit geval is bijvoorbeeld een pneumatische cilinder geschikt om als actuator te dienen.
Het omlaag drukken van de borstkap 1 waardoor deze vast op de productdrager 50 komt te zitten gebeurde tot nu toe met handkracht. Bij de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding wordt deze kracht echter geleverd door de inrichting, waardoor overmatige 30 fysieke belasting van operators voorkomen wordt.
In de werkwijze volgens fig. 7 wordt na het omlaag drukken van de borstkap 1 op de productdrager 50 de pen 57 van de productdrager 50 in de richting van de borstkap geschoven. De pen 57 klemt hierdoor de borstkap 1 stevig tegen de haak 51.
Fig. 7F toont het uiteindelijke resultaat van de werkwijze volgens de uitvinding: een op 35 een productdrager 50 aangebrachte borstkap 1.
-11 -
Fig. 8 toont het aanbrengen van de borstkap 1 op de productdrager 50 nogmaals in detail. In fig. 8 zijn slechts een paar onderdelen van de aanbrengeenheid 20 getoond omwille van het overzicht.
Fig. 8A toont dat de halssteun 22 de borstkap 1 naar de productdrager 50 brengt. De 5 streeplijn 7 geeft de top van de V-vorm 6 van de halszijde 3 aan. De halssteun 22 grijpt aan op deze top 7 en brengt deze boven de top van de haak 51.
In fig. 8B is te zien dat de halssteun 22 van de borstkap 1 weg gekanteld wordt om scharnieras 33. De borstkap 1 blijft tegen de productdrager 50 aan liggen. De borstkap 1 wordt hierbij op zijn plaats gehouden door de houder 21 (niet getoond in fig. 8B).
10 In fig. 8C wordt getoond dat het aandrukorgaan 23 de borstkap 1 naar beneden drukt ten opzichte van de productdrager 50. Hierdoor wordt de borstkap 1 stevig op de haak 51 gedrukt. Dit is een handeling die relatief veel kracht vergt en bij de bekende werkwijze tot blessures bij de operators leidde.
Fig. 8D toont een op de productdrager 50 aangebrachte borstkap 1. Pen 57 van de 15 productdrager is uitgeschoven in de richting van de borstkap 1. Hierdoor wordt de borstkap nog steviger vastgehouden op de productdrager 50.
Fig. 9 toont de curvebaan 31 voor het aansturen van de kanteling van de houder 21, de curvebaan 32 voor het aansturen van de kanteling van de halssteun 22 en de baan 34 voor het aansturen van de verplaatsing van het aandrukorgaan 23. Baan 34 werkt samen met 20 pneumatische cilinder 35, die de baan 34 omlaag en omhoog beweegt volgens pijl P. Pijl T
geeft de transportrichting van de productdragers 50 aan.
Fig. 14 toont een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding. Bij de uitvoeringsvorm van fig. 14 worden deelhaken 150 als productdragers toegepast. Aan deze deelhaken 150 worden hele karkassen 101 (die bij voorkeur al panklaar 25 gemaakt zijn en eventueel al zijn gekoeld) aangebracht.
In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de aanbrengeenheid 120 een houder 121 die aangepast is voor het opnemen van een heel karkas 101. Bij voorkeur is de houder 121 zo vormgegeven dat het karkas 101 op een eenduidige manier in de houder 121 gepositioneerd wordt. In het voorbeeld van fig. 14 is de houder 121 voorzien van schuine zijden 123, die 30 ervoor zorgen dat het karkas 101 in lengterichting in de houder 121 gecentreerd wordt.
De houder 121 is tevens voorzien van uitsparingen 122, waarin de vleugels 102 (of de delen van de vleugels 102 die aanwezig zijn) kunnen worden opgenomen. Deze uitsparingen 122 dragen daarmee bij aan de positionering van het karkas 101 ten opzichte van de houder 121.
35 - 12-
De houder 121 is gemonteerd op een basisdeel 136, dan langs een basisdeelgeleider 137 beweegbaar is. De houder 121 is scharnierbaar ten opzichte van het basisdeel 136 om scharnieras 130.
In het voorbeeld van fig. 14 is een invoerplaat 111 aanwezig, die zodanig geplaatst is 5 dat een operator 112 of een robot eenvoudig vanaf de invoerplaat 111 een karkas 101 in de houder 121 van een aanbrengeenheid 120 kan leggen als de houder 121 zich in de opnamestand bevindt.
Fig. 14 toont verschillende stappen in het gebruik van het tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding. Fig. 14A toont de eerste stap. Hierin wordt een karkas 10 101 op de invoerplaat 111 gelegd, met de rug op de plaat en de borst omhoog. De halszijde van het karkasdeel 101 wijst naar de aanbrengeenheid 120 en de poten wijzen van de aanbrengeenheid 120 af. De houder 121 van de aanbrengeenheid 120 bevindt zich in de opnamestand. De positie van de invoerplaat 111 en de houder 121 zijn zodanig op elkaar afgestemd dat een operator 112 eenvoudig het karkas 101 van de invoerplaat 111 in de 15 houder kan schuiven (zie pijl P1).
Er is een transporthangbaan met meerdere productdragers in de vorm van deelhaken 150 aanwezig. Deze transporthangbaan, waarlangs de deelhaken 150 in transportrichting T bewogen kunnen worden door een aandrijfsysteem, is zodanig gepositioneerd dat een deelhaak 150 een karkas 101 kan overnemen uit een houder 121 die zich in de 20 ovemamestand bevindt.
Het is voorzien dat de aanbrengeenheid 120 kan bewegen langs een basisdeelgeleiding 137. In dat geval is hiervoor een aandrijving voorzien (niet getoond), bijvoorbeeld op dezelfde wijze als getoond in combinatie met het eerste uitvoeringsvoorbeeld. In veel moderne slachterijen zal de transporthangbaan met de deelhaken 150 een continue 25 beweging met een in hoofdzaak vaste snelheid uitvoeren. Door de aanbrengeenheid 120 met dezelfde snelheid langs de basisdeelgeleiding 137 te bewegen kan een karkas 101 relatief eenvoudig in een deelhaak 150 worden aangebracht. Het is echter ook mogelijk dat de deelhaken intermitterend bewegen. In dat geval kan het karkas 101 tijdens het stilstaan van de deelhaken 150 worden overgedragen van de aanbrengeenheid 120 naar de deelhaak 150. 30 Een dergelijke combinatie van een systeem met een inrichting volgens de uitvinding en een continu of intermitterend bewegend transportsysteem is mogelijk met alle beschreven varianten van de inrichting volgens de uitvinding.
In fig. 14 is slechts een enkele aanbrengeenheid 120 getoond. In een voordelige variant echter zijn meerdere opzeteenheden voorzien, die bij voorkeur op een vaste onderlinge 35 afstand geplaatst zijn, welke onderlinge afstand overeenkomt met de onderlinge afstand van de productdragers waaraan of waarop het karkas 101 wordt aangebracht.
- 13-
Fig. 14B toont een volgende stap. Het aan de deelhaak te hangen karkas 101 is nu aangebracht in de houder 121 van de aanbrengeenheid. De vleugels 102 liggen in de uitsparingen 122 van de houder 121. Hiermee is de positie van het karkas 101 ten opzichte in de lengterichting van de houder 121 gedefinieerd. De opstaande zijden 123 van de houder 5 121 centreren het karkas 101 in de houder 120.
De deelhaak 150 bevat een vergrendeling 151 die een open en een gesloten stand kent. In de open stand is het mogelijk een karkas 101 (of karkasdeel zoals een poot) in de deelhaak 150 aan te brengen of uit de deelhaak 150 te verwijderen. In de gesloten stand zit een aanwezig karkas (of karkasdeel) vergrendeld in de deelhaak 150. De vergrendeling wordt 10 bediend door een bedieningsorgaan dat naast de transporthangbaan is opgesteld.
In de situatie van fig. 14B is de vergrendeling 151 van de deelhaak 150 open.
Vanuit de situatie van fig. 14B verzwenkt houderkantelmechanisme 124 de houder 121 van de opnamestand (fig. 14B) om scharnieras 130 naar de overdrachtsstand (fig. 14C), bijvoorbeeld volgens pijl P2 (zie fig. 14C). Tijdens het verzwenken van de houder 121 komen 15 de vleugels 102 van het karkas 101 onder invloed van de zwaartekracht tegen de rand van uitsparingen 122 te liggen. Hierdoor wordt het karkas 101 gepositioneerd ten opzichte van de houder 121.
Voor de overzichtelijkheid zijn in fig. 14C een aantal onderdelen van de inrichting volgens de uitvinding weggelaten.
20 In de positie die in fig. 14C is getekend worden de poten van het karkas 101 in de pootsleuven 153 van de deelhaak 150 gebracht, bijvoorbeeld door middel van een (niet getoonde) geleiding voor de poten. Als de poten zich in de gewenste positie bevinden, wordt de vergrendeling 151 gesloten. Dit gebeurt door de hefboom 154 omhoog te bewegen, bijvoorbeeld volgens pijl P5. Het omhoog bewegen van de hefboom 154 kan bijvoorbeeld 25 worden bereikt door een langs de transporthangbaan opgestelde curvebaan die de hefboom geleidt.
Als de vergrendeling 151 van de deelhaak 150 gesloten is, hangt het karkas 101 stevig in de deelhaak 150. De houder 121 kan nu worden teruggezwenkt van de overdrachtsstand (fig. 14C) naar de opnamestand (zie fig. 14D), bijvoorbeeld volgens pijl P3. De 30 aanbrengeenheid is dan weer gereed om een volgend karkas 101 op te nemen. Indien nodig of gewenst wordt de aanbrengeenheid daartoe eerst teruggebracht in een geschikte positie ten opzichte van de invoerplaat 111.
Fig. 15 laat een variant zien van de inrichting en werkwijze volgens fig. 14. In fig. 15 wordt het karkas 101 niet in een deelhaak 150 maar in een koelhaak 155 gehangen. In de 35 figuren 14 en 15 worden overeenkomstige onderdelen met overeenkomstige verwijzingscijfers aangegeven.
-14-
De variant van fig. 15 en de variant van fig. 14 werken op overeenkomstige wijze. De variant van fig. 15 is vooral geschikt voor toepassing bij gehele, reeds panklaargemaakte karkassen 101.
Bij het aanbrengen van het karkas 101 in de koelhaak 155 worden, zoals getoond in fig.
5 15C, de poten eerst in de brede delen van pootsleuven 154 van de koelhaak 155 aangebracht. Bij het terugzwenken van de houder 121 zakt het karkas 101 onder invloed van de zwaartekracht volgens de pijlen P4 omlaag, waardoor de poten in het smalle deel van de pootsleuven 154 terechtkomen.
Fig. 16 toont een derde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de 10 uitvinding. Deze derde uitvoeringsvorm komt in hoge mate overeen met de uitvoeringsvorm van fig. 14, met dien verstande dat in de uitvoeringsvorm volgens fig. 16 de aanbrengeenheid 120 een houder 221 heeft die geschikt is voor het opnemen van een back halve 105. In de figuren 14 en 16 worden overeenkomstige onderdelen met overeenkomstige verwijzingscijfers aangegeven.
15 Fig. 16 A en fig. 16 B tonen dezelfde stappen voor een back halve 105 als fig. 14A en fig. 14B tonen voor een heel karkas 101.
Fig. 16C toont de overname van de back halve 105 van de aanbrengeenheid 120 met de houder 221 door de deelhaak 150. In de uitvoeringsvorm van fig. 16 kan de back halve 105 echter niet uit de houder 221 loskomen door het wegkantelen van de houder 221, zoals 20 in fig. 14 C en fig. 14D het geval is bij houder 121. In de variant van fig. 16 wordt de deelhaak 150 naar boven bewogen (pijl P6 in fig. 16C) ten opzichte van de houder 221, bijvoorbeeld door het pad van de transporthangbaan waar de deelhaken 150 aan hangen omhoog te laten lopen ten opzichte van de inrichting volgens de uitvinding. Hierdoor wordt de back halve 105 uit de houder 221 getrokken.
25 Fig. 17 toont een vierde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding. Wederom worden overeenkomstige onderdelen met overeenkomstige verwijzingscijfers aangegeven. De werking van deze uitvoeringsvorm is in grote lijnen gelijk aan die van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen.
Bij deze uitvoeringsvorm wordt een front halve 106 op een productdrager in de vorm 30 van een draagblok 350 aangebracht. Het draagblok 350 grijpt aan op de binnenzijde van de front halve 106. Het draagblok 350 is bij voorkeur verbonden met een transporthangbaan.
In het uitvoeringsvoorbeeld van fig.17 is de houder 321 geschikt voor het opnemen van een front halve 106. De front halve 106 wordt in dit voorbeeld met de halszijde van het draagblok 350 afgericht in de houder 321 aangebracht (pijl P1 in fig. 17A). De houder 321 is 35 zo vormgegeven dat de front halve 106 goed gepositioneerd wordt in de houder en daarmee ten opzichte van het draagblok 350.
- 15-
Fig. 17 A toont de front halve 106 in de houder 321. In fig. 17B bevindt de houder zich nog in de opnamestand.
Fig. 17C toont dat de houder 321 met de front halve 106 erin gekanteld wordt. De houder 321 wordt hiervoor gekanteld om scharnieras 130. De kantelbeweging wordt aan de 5 houder opgelegd door houderkantelmechanisme 124, waarvan een deel getoond is in fig. 17C. In de positie van fig. 17C is de front halve 106 in hoofdzaak op een lijn gebracht met het draagblok 350.
Na het kantelen van de houder 321 kan de front halve 106 op het draagblok worden geschoven. Dit geschiedt door aandrukorgaan 323 (zie fig. 17D). In dit uitvoeringsvoorbeeld 10 is het aandrukorgaan 323 onder de invoerplaat 111 aangebracht.
Het aandrukorgaan 323 drukt de houder 321 in de richting van het draagblok 350. Het basisdeel 136 omvat een geleideblok 340 dat de houder in de richting van het draagblok 350 bij deze beweging geleidt. Zo wordt de front halve 106 op het draagblok 350 aangebracht.
Als de front halve 106 op het draagblok 350 aangebracht is, keert de houder 321 weer 15 terug naar zijn uitgangspositie, zoals die getoond is in fig. 17A. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden onder invloed van de zwaartekracht of met behulp van bijvoorbeeld pneumatische cilinders of een curvebaan/curverol-constructie.
Fig. 17E toont een op het draagblok 350 aangebrachte front halve 106.
Fig. 18 toont een vijfde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de 20 uitvinding. In deze uitvoeringsvorm is houder 421 geschikt voor het opnemen van twee poten 107 of delen van poten. De houder 421 omvat vier zijplaten 422, die paarsgewijs een poot 107 vast kunnen houden en kunnen positioneren.
De werking van deze uitvoeringsvorm is in grote lijnen gelijk aan die van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen. Overeenkomstige onderdelen worden met overeenkomstige 25 verwijzingscijfers aangegeven.
In het voorbeeld van fig. 18 worden de poten in een deelhaak 150 aangebracht. Het is echter ook mogelijk dat een ander type productdrager wordt toegepast, bijvoorbeeld een koelhaak.
In het voorbeeld van fig. 18 worden twee poten tegelijk in de productdrager 30 aangebracht. De vakman zal begrijpen dat de uitvoeringsvorm volgens fig. 18 eenvoudig kan worden aangepast voor het aan brengen van een ander aantal poten.
Fig. 18A toont dat een operator 112 de poten 107 in de houder 421 plaatst. In de variant van fig. 18 zijn uitsparingen 423 aangebracht waarvan de vorm in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van een poot 107. Dit draagt bij aan de positionering van de poot 35 107 ten opzichte van de houder 421. Het is echter ook denkbaar dat een dergelijke uitsparing 423 niet aanwezig is. Dit resulteert in een goedkoper te vervaardigen houder 421.
-16-
De zijplaten 422 kunnen vast met de rest van de houder 421 verbonden zijn, maar er is ook een variant denkbaar waarin de zijplaten 422 kunnen scharnieren ten opzichte van de rest van de houder 421. De scharnieras van de zijplaten 422 loopt dan bij voorkeur in hoofdzaak evenwijdig aan de lengterichting van een in de houder opgenomen poot. Bij 5 voorkeur oefent dan bijvoorbeeld een torsieveer een veerkracht uit op de zijplaten 422, die de zijplaten naar de rest van de houder 421 toe drukt. In een dergelijke variant kan de natuurlijke variatie in voorkomende pootdikten goed worden opgevangen.
Fig. 18B toont het kantelen van de houder 422 van de aanbrengstand naar de overdrachtsstand. Hierbij scharniert de houder 421 om scharnieras 130.
10 In fig. 18C is de houder 421 in de overdrachtsstand gekomen. De uiteinden van de poten 107 zijn in de pootsleuven 153 van de deelhaak 150 aangekomen, bijvoorbeeld door middel van een (niet getoonde) geleiding voor de poten. De vergrendeling 151 van de deelhaak 150 is gesloten door het optillen van hefboom 154 volgens pijl P5. Dit optillen wordt bijvoorbeeld gerealiseerd door de deelhaak 150 langs een (niet getoonde) curvebaan te 15 leiden. Dit principe is de vakman bekend.
Het loslaten van de poten 107 uit de houder kan op verschillende manieren gebeuren. Het is mogelijk om de deelhaak 150 omhoog te bewegen in de richting van pijl P6 in fig. 18D ten opzichte van de houder 421, bijvoorbeeld door het pad van de transporthangbaan waar de deelhaken 150 aan hangen omhoog te laten lopen ten opzichte van de inrichting volgens 20 de uitvinding. Als de houder echter uitgevoerd is met scharnierbare zijplaten 422, komen de poten 107 eenvoudig los uit de houder 421 door het terugkantelen van de houder 422 naar de opnamestand.
Fig. 19 toont een zesde uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm worden karkasdelen, in dit voorbeeld poten 107 of delen 25 daarvan, in een marineerhaak 550 aangebracht. Met een enigszins aangepaste houder is deze uitvoeringsvorm ook geschikt voor het aanbrengen van andere karkasdelen, bijvoorbeeld vleugels of delen van vleugels, in dergelijke haken.
De werking van deze uitvoeringsvorm is in grote lijnen gelijk aan die van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen. Overeenkomstige onderdelen worden met overeenkomstige 30 verwijzingscijfers aangegeven.
In fig. 19A is te zien hoe een poot 107 door een operator 112 in houder 521 wordt aangebracht. Net als bij alle andere getoonde uitvoeringsvormen zou dit in plaats van door een menselijke operator ook door bijvoorbeeld een robot of ander mechanisch toevoersysteem kunnen worden gedaan.
35 - 17-
In het voorbeeld van fig. 19 is de houder 521 ingericht voor het opnemen van één poot 107. Varianten waarbij er meerder poten, pootdelen, vleugels, vleugeldelen of andere karkasdelen in de houder kunnen worden plaatst en/of gepositioneerd zijn denkbaar.
De houder 521 is voorzien van een gebogen plaat 522 voor het vasthouden van de 5 poot 107 in de houder 521. In de houder 521 is verder een uitsparing aangebracht waarvan de vorm in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van een poot 107. Deze uitsparing 523 draagt bij aan de positionering van de poot 107 in de houder 521.
De gebogen plaat 522 kan als één onderdeel zijn uitgevoerd, maar het is mogelijk dat er twee zijplaten aanwezig zijn zoals getoond in fig. 18. Het is daarbij mogelijk, net als in de 10 variant van fig. 18, dat deze zijplaten vast met de rest van de houder verbonden zijn of dat ze scharnierbaar zijn zoals beschreven in de toelichting op fig. 18.
In fig. 19A is te zien dat de marineerhaak twee benen 551 heeft. Deze benen zijn verplaatsbaar, meestal scharnierbaar, ten opzichte van elkaar. Fig. 19A toont de marineerhaak 550 in de open stand, waarbij de benen 551 een zodanige afstand tot elkaar 15 hebben dat er een te dragen karkasdeel, in dit voorbeeld een poot 107, tussen de benen 551 kan worden aangebracht. Om de benen 551 op voldoende afstand van elkaar te houden is er een spreider 560 tussen de benen 551 aangebracht, die benen van de marineerhaak 550 bij voorkeur tegen een veerkracht of andere terugstel kracht in spreidt.
Fig. 19B toont dat de houder 521 overgebracht is van de opnamestand (fig. 19A) naar 20 de overdrachtsstand. Ook in deze uitvoeringsvorm geschiedt dit door het kantelen van de houder 521 om de scharnieras 130 volgens pijl P2.
In de overdrachtsstand komt het vrije uiteinde van poot 107 tussen de benen 551 van de marineerhaak 550 te liggen.
Fig. 19C toont dat de marineerhaak gesloten wordt. Dit gebeurt door het terugtrekken 25 van de spreider 560, bijvoorbeeld volgens pijl P8. Een veerkracht of andere terugstelkracht zorgt ervoor dat de benen 551 naar elkaar toe bewegen (pijlen P7)en de poot 107 stevig vastklemmen.
Door het omhoog bewegen van de marineerhaak 550 ten opzichte van de aanbrengeenheid 120 wordt de poot 107 uit de houder 521 getild.
30 Fig. 20 toont een zevende uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding.
De werking van deze uitvoeringsvorm is in grote lijnen gelijk aan die van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen. Overeenkomstige onderdelen worden met overeenkomstige verwijzingscijfers aangegeven.
35 In de uitvoeringsvorm van fig. 20 wordt een karkasdeel, bijvoorbeeld een poot 107 of een deel daarvan of een vleugel of een deel daarvan, bevestigd aan de productdrager 650. Productdrager 650 is in het voorbeeld van fig. 20 voorzien van een spies 651, die ingericht is - 18- om ten minste deels door het karkasdeel te steken en zo het karkasdeel te dragen. Productdrager 650 is geplaatst op geleiderail 652 en kan ten opzichte van deze rail bewegen in transportrichting T. Hoewel er maar een productdrager 650 op de rail 652 getekend is, zijn er bij voorkeur meerdere productdragers 650 aanwezig, die op een vaste onderlinge afstand 5 staan. De beweging van de productdragers 650 wordt gerealiseerd door een aandrijving, die bijvoorbeeld een ketting 653 omvat.
Fig. 20 A toont het inleggen van een karkasdeel, in dit voorbeeld een poot 107, in houder 621 van de aanbrengeenheid 120. In dit voorbeeld legt een menselijke operator de poot 107 in de houder, maar dit zou ook door een robot of een andere mechanische inrichting 10 kunnen geschieden. In fig. 20A bevindt de houder 621 zich in de opnamestand.
De houder 621 is voorzien van een uitsparing 623, waarvan de vorm in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van de poot 107. Deze uitsparing draagt bij aan de positionering van de poot 107 ten opzichte van de houder 621.
Fig. 20B toont het overbrengen van de houder met de poot 621 van de opnamestand 15 naar de overdrachtsstand (pijl P2). De houder 621 scharniert hierbij om scharnieras 130. De snelheid van het bewegen van de houder 621 van de opnamestand naar de overdrachtsstand is bij voorkeur zo hoog dat de massatraagheid de poot 107 in de houder 621 houdt. Het is ook mogelijk om de uitsparing 623 zo diep te maken dat de poot 107 er in blijft liggen tijdens het scharnieren naar de overdrachtsstand.
20 In een alternatieve, niet getoonde variant beweegt de productdrager naar de houder toe, waarbij de houder in hoofdzaak in de opnamestand blijft.
Fig. 20C toont het aanbrengen van de poot 107 aan de productdrager 650. De houder 621 drukt de poot 107 op de spies 651 van de productdrager 650. Bij voorkeur is de poot 107 zo gepositioneerd dat de spies 651 tussen de botten van de poot 107 door gaat, zodat er 25 geen botsplinters in het vlees komen. Het is mogelijk dat de spies 651 een of meer weerhaken heeft, die ervoor zorgen dat de poot 107 aan de spies 651 blijft hangen als de houder teruggekanteld wordt van de overdrachtsstand naar de opnamestand.
Fig. 20D toont een aan de productdrager 650 aangebrachte poot 107.
Fig. 21 toont een achtste uitvoeringsvorm van de inrichting en werkwijze volgens de 30 uitvinding.
De werking van deze uitvoeringsvorm is in grote lijnen gelijk aan die van de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen. Overeenkomstige onderdelen worden met overeenkomstige verwijzingscijfers aangegeven.
Fig. 21 A toont het inleggen van een karkasdeel, in dit voorbeeld een poot 107, in 35 houder 921 van de aanbrengeenheid 120 (pijl P1). In dit voorbeeld legt een menselijke operator 112 de poot 107 in de houder, maar dit zou ook door een robot of een andere -19- mechanische inrichting kunnen geschieden. In fig. 21A bevindt de houder 921 zich in de opnamestand.
Fig. 21B toont het overbrengen van de houder 921 met de poot 107 van de opnamestand naar de overdrachtsstand (pijl P2). De houder 921 scharniert hierbij om 5 scharnieras 130.
In het voorbeeld van fig. 21 is de productdrager 950 voorzien van een opnamesleuf 956 en van een uitsparing 957. De uitsparing 957 is bedoeld voor het opnemen van een botdeel 107*, dat aan de brede zijde van de poot 107 uitsteekt. Uitsparing 957 kan indien gewenst ook een ander uitstekend deel van een karkasdeel opnemen.
10 Fig. 21C toont de houder 921 in de overdrachtsstand. Het smalle deel van de poot 107 is in de opnamesleuf 956 aangebracht, terwijl het uitstekende botdeel 107* in de uitsparing 957 ligt.
In de situatie van fig. 21D is de houder 921 weer teruggekeerd naar de opnamestand. De poot 107 is in de productdrager 950 aangebracht, maar zit daar nog wat losjes in. Om de 15 productdrager 950 de poot 107 steviger te laten vasthouden zijn geleidingen 960 en 961 voorzien en is de productdrager voorzien van curverol 955. Pootgeleiding 960 bevindt zich boven de poot. Rolgeleiding 961 bevindt zich onder de rol 955.
Bij het bewegen van de productdrager 950 in transportrichting T drukt de rolgeleiding 961 de rol 955 en daarmee de productdrager 950 omhoog. De pootgeleiding 960 voorkomt 20 dat de in de productdrager 950 aangebrachte poot 107 te ver met de productdrager mee omhoog komt. Door dit samenspel tussen de geleidingen 960,961 wordt het uitstekende botdeel 107* dieper in of zelfs door de uitsparing 957 gedrukt. Dit is getoond in fig. 21E.
Fig. 22 toont een tweede voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een systeem met inrichtingen volgens de uitvinding.
25 Het systeem van fig. 22 omvat een aantal opzeteenheden 720 volgens de uitvinding.
Elk van de opzeteenheden 720 omvat een houder 721 en een basisdeel 736. De houder 721 is scharnierbaar ten opzichte van het basisdeel 736. De opzeteenheden worden door middel van een (niet getoonde) aandrijving verplaatst langs een basisdeelgeleider 737 in de richting van pijl T.
30 Het systeem van fig. 22 omvat een aanvoerstation 710 met een invoerplaat 711. Een operator legt een karkas 701 op de invoerplaat 711 en schuift het karkas over de invoerplaat 711 in de houder van een passerende opzeteenheid 720. De houder 721 bevindt zich tijdens het passeren van het aanvoerstation 710 in de opnamestand.
Omdat het in de houder 721 aanbrengen van het karkas 701 geen of vrijwel geen 35 kracht kost, kan een enkele operator gemakkelijk in iedere hand een karkas nemen en twee karkassen tegelijkertijd aanbrengen. Bij de bekende systemen moest de operator steeds zijn beide handen gebruiken om een enkel karkas aan of op een productdrager aan te brengen.
-20-
Doordat de operator bij dit systeem twee karkassen tegelijkertijd aan kan brengen kan een enkele operator meer karkassen per tijdseenheid aanbrengen dan bij bekende systemen.
In het voorbeeld van tig. 22 zijn de opzeteenheden 720 niet direct met elkaar gekoppeld. Hierdoor hoeft er geen vaste afstand te zijn tussen opeenvolgende 5 opzeteenheden. Ook kan de afstand tussen opeenvolgende opzeteenheden variëren al naar gelang de plaats van de opzeteenheden in het systeem. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om de opzeteenheden ter plaatse van het aanvoerstation een zodanige onderlinge afstand te geven dat de operator de karkassen gemakkelijk in de houders kan aanbrengen, bij voorkeur op een ergonomisch verantwoorde wijze waarbij geen overbelasting van lichaamsdelen 10 optreedt.
Na het passeren van het aanvoerstation worden de opzeteenheden door hun aandrijving naar aanbrenglocatie 770 gebracht. Op de aanbrenglocatie 770 van het systeem worden de karkassen aangebracht aan de productdragers 750. Hiertoe zijn de houders 721 van de opzeteenheden bij het aanvoerstation naar de overdrachtsstand gekanteld. Bij 15 voorkeur worden de snelheid van de opzeteenheden en hun onderlinge afstanden bij de aanbrenglocatie afgestemd op de snelheid van de productdragers 750 en hun onderlinge afstanden. In het algemeen zal het er op neer komen dat de snelheid van de opzeteenheden op de aanbrenglocatie hoger is dan in het aanvoerstation. De onderlinge afstand tussen opeenvolgende opzeteenheden zal in de aanbrenglocatie meestal groter zijn dan in het 20 aanvoerstation.
De variatie in snelheid en onderlinge afstanden wordt bijvoorbeeld gerealiseerd door een aandrijving met een of meer servomotoren of met een mechanisme dat excentrische tandwielen omvat.
Na het passeren van de aanbrenglocatie worden de opzeteenheden teruggeleid naar 25 het aanvoerstation. De houders 721 worden daarbij teruggekanteld naar de opnamestand zodat wanneer ze weer bij het aanvoerstation komen, ze weer een volgend karkas kunnen ontvangen.
Fig. 23 toont in een schematische weergave een alternatieve uitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding.
30 In het systeem van fig. 23 omvat het systeem meerdere opzeteenheden 820, die verbonden zijn met een centrale as 825. Als alternatief kunnen de opzeteenheden verbonden zijn met een schijf die om de centrale as 825 draait volgens pijl PR. De afstand tussen een individuele opzeteenheid en de centrale as 825 varieert tijdens een omwenteling om de centrale as 825.
35 Bij het aanvoerstation 810 worden karkassen of karkasdelen, die worden aangevoerd volgens pijl PA, op of aan passerende opzeteenheden 820 aangebracht.
-21 -
Na het aanbrengen van een karkas of karkasdeel draaien de opzeteenheden verder volgens pijl PB. De afstand van de opzeteenheid 820 tot de centrale as 825 wordt steeds groter, waardoor de onderlinge afstand tussen opeenvolgende opzeteenheden 820 en de snelheid van de opzeteenheden 820 toeneemt. De toename van afstand en snelheid is 5 zodanig dat als een opzeteenheid op aanbrenglocatie 870 aankomt, de snelheid en de afstand afgestemd zijn op de productdragers van de productlijn 855, die bewegen in de richting van pijl T.
Op de aanbrenglocatie 870 worden de karkassen of karkasdelen aan of op de productdragers 850 aangebracht volgens pijl PC. De lege opzeteenheden keren daarna terug 10 naar het aanvoerstation 810, waar ze opnieuw van een karkas of karkasdeel worden voorzien. Tussen de aanbrenglocatie 870 en het aanvoerstation 810 wordt de afstand tussen de opzeteenheid en de centrale as weer verkleind, zodat de snelheid en de onderlinge afstand tussen opeenvolgende productdragers weer geschikt is voor het plaatsen van karkassen of karkasdelen in de opzeteenheden.
15 Fig. 23 toont een constructief eenvoudige wijze om een variatie in afstand en snelheid van de productdragers te creëren. Op deze manier kan bij een relatief lage snelheid het karkas of karkasdeel in een houder van een opzeteenheid worden geplaatst, hetgeen wenselijk is uit arbeidskundig oogpunt. Dit systeem zorgt ervoor dat na het aanbrengen van het karkas of karkasdeel door de operator de karkassen of karkasdelen versneld worden 20 zodat ze in een snellopende productielijn kunnen worden aangebracht. Op deze manier is het mogelijk om op een ergonomisch verantwoorde wijze producten aan te brengen in een snellopende productielijn.
In het voorgaande worden verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding beschreven. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de verschillende uitvoeringsvormen en 25 individuele aspecten daarvan ook onderling gecombineerd kunnen worden.

Claims (52)

1. Inrichting voor het in positie brengen en het aanbrengen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager, welke inrichting omvat: 5. ten minste een samenstel van een basisdeel en een bijbehorende beweegbare houder voor het karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte met bij de houder behorende positioneringsmiddelen voor het karkas of karkasdeel, welke houder is ingericht voor het opnemen van op of aan een productdrager aan te brengen karkas of karkasdeel, aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van het bij de betreffende houder behorende 10 basisdeel bewegen van de houder tussen een opnamestand waarin het karkas of karkasdeel opgenomen kan worden en een overdrachtsstand waarin het karkas of karkasdeel in een voor overdracht aan de productdrager geschikte positie is gebracht ten opzichte van de productdrager.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting verder een aanbrengmechanisme omvat dat is ingericht om - in de overdrachtsstand van de houder met het karkas of karkasdeel - het karkas of karkasdeel van op of aan de productdrager aan te brengen
3. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de houder is 20 ingericht om het karkas of karkasdeel in de houder te plaatsen zonder uitoefening van enige wezenlijke kracht.
4. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de houder in de opnamestand een open houder is waar het karkas of karkasdeel ingelegd kan worden. 25
5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de houder beweegbaar is tussen een in hoofdzaak horizontale opnamestand en een in hoofdzaak verticale overdrachtsstand, bijvoorbeeld scharnierbaar.
6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting verder een invoerplaat heeft, waarop een karkas of karkasdeel kan worden gelegd en dan van de invoerplaat afgeschoven kan worden zodat deze in de beweegbare houder -die zich in de opnamestand bevindt- terechtkomt.
7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de beweegbare houder ingericht is het opnemen van op of aan een productdrager aan te brengen borstkap van geslacht gevogelte. -23-
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de houder in de opnamestand een van boven open houder is waar de borstkap ingelegd wordt met de achterzijde van de borstkap naar boven. 5
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de houder - gezien in opnamestand - in hoofdzaak een V-vorm heeft, bijvoorbeeld met twee tegenover elkaar gelegen schuine zijwanden waar de borstkap tussen gelegd kan worden, eventueel met een bodem tussen de zijwanden, welke schuin opgestelde zijwanden de borstkap centreren ten opzichte van de 10 houder.
10. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 7-9, waarbij bij elke houder is voorzien in een halssteun, welke halssteun ingericht is om samen te werken met de halszijde van borstkap, zodanig ingericht en opgesteld dat de halssteun de halszijde van de borstkap 15 positioneert, waarbij de halssteun bijvoorbeeld een centreermiddel zoals een centreervlak heeft dat ingericht is om bij het midden van het halsvlak van de borstkap te zoeken.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de halssteun afzonderlijk is van de beweegbare houder, zodanig dat de houder beweegbaar is ten opzichte van de halssteun bij het 20 verplaatsen van de houder van de opnamestand naar de overdrachtsstand en/of van de overdrachtsstand naar de opnamestand.
12. Inrichting volgens conclusies 10 en 11, waarbij de houder en de halssteun zodanig zijn ingericht en opgesteld dat - wanneer de borstkap in de houder geplaatst is zodanig dat de 25 borstkap met zijn halszijde naar de halssteun is gericht - bij het omhoog bewegen van de houder van de opnamestand naar de overdrachtsstand de borstkap met zijn halszijde tegen de halssteun ligt en daarlangs schuift, zodat in de overdrachtsstand de borstkap met zijn halszijde onderaan op de halssteun rust.
13. Inrichting volgens conclusies 2 en 7, waarbij de inrichting is aangepast om samen te werken met een productdrager die is ingericht om de borstkap daarop aan te brengen door het op de productdrager drukken van de borstkap, waarbij het aanbrengmechanisme is uitgevoerd als aandrukmechanisme dat is ingericht om - in de overdrachtsstand van de houder met de borstkap - de borstkap op de productdrager te drukken, zodat de borstkap 35 wordt aangebracht op de productdrager. -24-
14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij het aandrukmechanisme een op de beweegbare houder aangebracht en ten opzichte daarvan beweegbaar aandrukorgaan omvat, dat is ingericht om - met de houder in overdrachtsstand - bij bediening daarvan de borstkap op de productdrager te drukken. 5
15. Inrichting volgens conclusies 5 en 14, waarbij de overdrachtsstand in hoofdzaak verticaal is en waarbij het aandrukorgaan is ingericht om de borstkap naar beneden te drukken om de borstkap aan te brengen op de productdrager.
16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, waarbij het aandrukorgaan is ingericht om bij de borstpunt aan te grijpen op de borstkap.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij het aandrukorgaan op afstand van elkaar gelegen aandrukvlakken heeft, die zijn opgesteld om aan weerszijden aan te grijpen op de 15 borstkap, bij voorkeur nabij de borstpunt, bij voorkeur twee in hoofdzaak in omgekeerde V-vorm opgestelde aandrukvlakken.
18. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij het aandrukorgaan een rechtgeleiding heeft voor het geleiden van het aandrukorgaan ten opzichte van de houder. 20
19. Inrichting volgens conclusies 10 en 14, waarbij de halssteun aan een einde van de houder is opgesteld en de houder aan zijn andere einde is voorzien van het aandrukorgaan, dat in de richting naar en van de halssteun beweegbaar is, zodanig dat de borstkap met zijn halszijde naar de halssteun en met zijn borstpunt naar het aandrukorgaan gericht in de 25 houder dient te worden geplaatst.
20. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-6, waarbij de beweegbare houder ingericht is het opnemen van op of aan een productdrager aan te brengen karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte welk karkas ten minste een pootdeel omvat, welke 30 inrichting ingericht is om samen te werken met een productdrager die aangrijpt op een pootdeel van het karkas of karkasdeel.
21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de beweegbare houder een uitsparing omvat voor het opnemen van een aan het karkas of karkasdeel aanwezig vleugeldeel. 35
22. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij de uitsparing het karkasdeel bijdraagt aan de positionering van het karkas of karkasdeel ten opzichte van de beweegbare houder. -25-
23. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de beweegbare houder een hulsvormig deel omvat voor het opnemen van een deel van het karkas of karkasdeel, welk hulsvormig deel bijdraagt aan de positionering van het karkas of karkasdeel ten opzichte van de beweegbare 5 houder.
24. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-6, waarbij de beweegbare houder ingericht is het opnemen van een fronthalve, waarbij de inrichting ingericht is om samen te werken met een productdrager die aangrijpt op de binnenzijde van de fronthalve. 10
25. Inrichting volgens conclusie 24, waarbij de inrichting een aanbrengmechanisme volgens conclusie 2 omvat.
26. Inrichting volgens conclusie 25, waarbij het aanbrengmechanisme een aandrukorgaan 15 omvat voor het op de productdrager drukken van de fronthalve.
27. Inrichting volgens conclusie 26, waarbij het aandrukorgaan ingericht is om bij het op de productdrager drukken van de fronthalve ook de houder naar de productdrager toe te verplaatsen. 20
28. Inrichting volgens conclusie 26, waarbij het aandrukorgaan ingericht is om bij het op de productdrager drukken van de fronthalve de fronthalve ten opzichte van de houder te verplaatsen.
29. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, waarbij de houder ingericht is om ten minste een van de volgende op te nemen: een heel karkas, een fronthalve, een back halve, een borstkap, een poot, een pootdeel, een vleugel, een vleugeldeel, een rugstuk.
30. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, waarbij de houder ingericht is om een 30 karkas of karkasdeel op te nemen dat voorzien is van een marinade en/of coating.
31. Systeem voor het in positie brengen en het aanbrengen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager, waarbij het systeem ten minste een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 35 omvat waarbij ten minste het samenstel van basisdeel en houder van de inrichting langs een baan verplaatsbaar is door bijbehorende aandrijfmiddelen, zodanig dat in een aanvoerstation langs de baan een karkas of karkasdeel opgenomen kan worden in de houder en op een -26- stroomafwaarts van het aanvoerstation gelegen aanbrenglocatie de houder zich in de overdrachtsstand bevindt, waarbij op de aanbrenglocatie - met de houder met het karkas of karkasdeel in de overdrachtsstand - het karkas of karkasdeel op de productdrager aan te brengen is. 5
32. Systeem volgens conclusie 31, waarbij het systeem meerdere inrichtingen volgens een van de conclusies 1-30 omvat, waarbij ten minste de houders van de inrichtingen op een afstand van elkaar geplaatst zijn.
33. Systeem volgens conclusie 32, ingericht om te worden gecombineerd met een transportinrichting voorzien van meerdere productdragers, die op een afstand van elkaar opgesteld langs een bijbehorend transportpad verplaatsbaar zijn, waarbij de onderlinge afstand tussen de houders en de snelheid van de houders van de inrichting is afgestemd op de afstand tussen de productdragers en de snelheid van de productdragers. 15
34. Systeem volgens een van de conclusies 31-33, waarbij het systeem een basisdeelgeleider heeft waarlangs de basisdelen van de inrichtingen volgens een van de conclusies 1-30 verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld een lusvormige rails, bijvoorbeeld in het verticale vlak. 20
35. Systeem volgens een van de conclusies 31-34, waarbij het systeem op de invoerpositie een invoerplaat heeft, waarop een karkas of karkasdeel kan worden gelegd en dan van de invoerplaat afgeschoven kan worden zodat deze in een passerende houder terechtkomt, bijvoorbeeld waarbij de houders passeren op een lager niveau dan de invoerplaat, 25 bijvoorbeeld zodanig dat een eventueel op de houder aanwezig aandrukorgaan onderlangs de invoerplaat passeert.
36. Systeem volgens een van de conclusies 31-35, waarbij bij elke houder een curvebaanvolgmechanisme is voorzien en het systeem is voorzien van een geschikte 30 curvebaan voor het realiseren van de beweging van de houder.
37. Systeem volgens conclusie 31, waarbij het systeem een richting volgens conclusie 10 omvat, waarbij de halssteun afzonderlijk van de houder is gemonteerd aan het basisdeel, en waarbij de halssteun eventueel beweegbaar is gemonteerd, waarbij bij de beweegbare 35 halssteun eventueel een curvebaanvolgmechanisme is voorzien en de inrichting is voorzien van een geschikte curvebaan voor het realiseren van de beweging van de halssteun. -27 -
38. Systeem volgens conclusie 31, welk systeem een inrichting volgens conclusie 14 omvat, waarbij het aandrukmechanisme een bij de aanbrenglocatie opgesteld aandrukorgaanverplaatsingsmechanisme omvat dat is ingericht om in aangrijping te komen met het aandrukorgaan en daarmee de borstkap op de productdrager te drukken. 5
39. Systeem volgens conclusie 31, welk systeem een inrichting omvat volgens conclusie 7, waarbij het systeem is ingericht om gecombineerd te worden met een houder die is ingericht voor het daarop drukken van de borstkap met de borstpunt bovenaan en met de halszijde onderaan, waarbij de productdrager een naar boven gerichte haak heeft die bij de halszijde 10 de borstkap kan vasthouden, waarbij de halssteun met zijn bovenzijde op de hoogte is van de bovenzijde van de haak.
40. Systeem volgens conclusie 31, waarbij de inrichtingen volgens een van de conclusies 1-30 onafhankelijk van elkaar langs de baan beweegbaar zijn. 15
41. Systeem volgens conclusie 31, waarbij de onderlinge afstand tussen de inrichtingen volgens een van de conclusies 1-30 variabel is.
42. Systeem volgens conclusie 31, waarbij de aandrijving voor het langs de baan bewegen 20 van de inrichtingen volgens een van de conclusies 1-30 ingericht is om een variatie van de snelheid van de betreffende inrichtingen toe te staan dan wel op te leggen.
43. Samenstel omvattende een inrichting of systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies alsmede een transportinrichting voorzien van een of meerdere 25 productdragers waarop met de inrichting een karkas of karkasdeel aan te brengen is.
44. Samenstel volgens conclusie 43, waarbij het samenstel verder een mechanische toevoerinrichting omvat voor het toevoeren van karkassen of karkasdelen aan een inrichting of systeem volgens een of meer van de conclusies 1-30. 30
45. Samenstel volgens conclusie 43 en/of 44, waarbij de productdragers koelhaken of deelhaken zijn.
46. Samenstel volgens conclusie 43 en/of 44, waarbij de productdragers geschikt zijn om 35 te worden toegepast in een systeem voor het marineren en/of coaten van karkassen of karkasdelen van geslacht gevogelte. -28-
47. Samenstel volgens conclusie 43 en/of 44, waarbij de productdragers voorzien zijn van een spies voor het ten minste deels door het te dragen karkas of karkasdeel steken voor het bevestigen van het betreffende karkas of karkasdeel aan de productdrager. 5
48. Werkwijze voor het aanbrengen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op een productdrager, waarbij gebruik wordt gemaakt van een inrichting of systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies.
49. Werkwijze voor het aanbrengen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op een productdrager, welke werkwijze omvat: het aanbrengen van een karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte in een houder van een inrichting volgens conclusie 1, waarbij de houder zich in de opnamestand bevindt, het positioneren van het karkas of het karkasdeel in de houder door middel van bij de 15 houder behorende positioneringsmiddelen, het van de opnamestand in de overdrachtsstand brengen van de houder, het overdragen van het karkas of karkasdeel van de houder naar de productdrager, zodanig dat het karkas of het karkasdeel op of aan de productdrager aangebracht wordt.
50. Werkwijze volgens conclusie 49, waarbij het karkasdeel een borstkap is en waarbij ten minste een deel van de positioneringsmiddelen aangrijpen op de halszijde van de borstkap voor het positioneren van de borstkap in de houder.
51. Aanbrengeenheid voor toepassing in een inrichting volgens conclusie 1, welke 25 aanbrengeenheid omvat: een beweegbare houder voor het karkas of karkasdeel met bijbehorende positioneringsmiddelen voor het karkas of karkasdeel, welke houder is ingericht voor het opnemen van een op een productdrager aan te brengen karkas of karkasdeel, ten minste een deel van een aandrijving voor de beweegbare houder, zodanig dat de 30 houder beweegbaar is tussen een opnamestand waarin het karkas of karkasdeel opgenomen kan worden en een overdrachtsstand waarin het karkas of karkasdeel in een voor overdracht aan de productdrager geschikte positie is gebracht ten opzichte van de productdrager, een basisdeel waaraan de beweegbare houder en het aanwezige deel van de aandrijving zijn bevestigd. 35
52. Aanbrengeenheid volgens conclusie 51, welke aanbrengeenheid verder een aanbrengmechanisme omvat dat is ingericht om - in de overdrachtsstand van de houder met -29- het karkas of karkasdeel - het karkas of karkasdeel op de productdrager aan te brengen, en waarbij het aanbrengmechanisme bij voorkeur aan het basisdeel is bevestigd.
NL2001241A 2007-06-22 2008-01-31 Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager. NL2001241C1 (nl)

Priority Applications (15)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001241A NL2001241C1 (nl) 2007-06-22 2008-01-31 Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager.
JP2010513136A JP5371970B2 (ja) 2007-06-22 2008-06-23 解体された家禽の屠殺体(carcass)または屠殺体部分を製品キャリアにまたは製品キャリア内に所定位置に至らせかつ配列するデバイス及び装置
ES08782788T ES2384358T3 (es) 2007-06-22 2008-06-23 Dispositivo y método para poner en posición y disponer una canal o parte de canal de ave de corral sacrificada sobre o en un transportador de producto
DK08782788.7T DK2162007T3 (da) 2007-06-22 2008-06-23 Apparat og fremgangsmåde til at placere og anbringe et slagtet fjerkræs slagtekrop eller en del heraf på eller i en produktbærer
AT08782788T ATE548918T1 (de) 2007-06-22 2008-06-23 Vorrichtung und verfahren zur positionierung und anordnung eines kadavers oder kadaverteils von geschlachtetem geflügel auf oder in einem produktträger
PCT/NL2008/000159 WO2009002153A1 (en) 2007-06-22 2008-06-23 Device and method for bringing into position and arranging a carcass or carcass part of slaughtered poultry on or in a product carrier
BRPI0812595-3A BRPI0812595B1 (pt) 2007-06-22 2008-06-23 A system for positioning and securing a portion of a carcass of a carcass supported on or in a conveyor of a product, assembly and method for arranging a portion of carcass of a carcass over a conveyor of a product
EP08782788A EP2162007B1 (en) 2007-06-22 2008-06-23 Device and method for bringing into position and arranging a carcass or carcass part of slaughtered poultry on or in a product carrier
ES11178825.3T ES2551236T3 (es) 2007-06-22 2008-06-23 Dispositivo y método para poner en posición y disponer una parte de canal de ave de corral sacrificada sobre o en un transportador de producto
US12/665,667 US8540556B2 (en) 2007-06-22 2008-06-23 Device and method for bringing into position and arranging a carcass or carcass part of slaughtered poultry on or in a product carrier
BRPI0823510-4A BRPI0823510B1 (pt) 2007-06-22 2008-06-23 Dispositivo e sistema para colocar em posição e arranjar uma parte de carcaça de ave abatida sobre ou em um transportador de produto, conjunto, e, método para arranjar uma parte de carcaça de ave abatida sobre um transportador de produto
EP11178825.3A EP2389812B1 (en) 2007-06-22 2008-06-23 Device and method for bringing into position and arranging a carcass part of slaughtered poultry on or in a product carrier
DK11178825.3T DK2389812T3 (en) 2007-06-22 2008-06-23 An apparatus and method for positioning and placing a portion of a slaughtered tongue-and-tuck body on or in a product carrier
JP2013091098A JP2013162792A (ja) 2007-06-22 2013-04-24 解体された家禽の屠殺体(carcass)または屠殺体部分を製品キャリアにまたは製品キャリア内に所定位置に至らせかつ配列するデバイス及び装置
JP2015014075A JP6049102B2 (ja) 2007-06-22 2015-01-28 解体された家禽の屠殺体(carcass)または屠殺体部分を製品キャリアにまたは製品キャリア内に所定位置に至らせかつ配列するデバイス及び装置

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034027 2007-06-22
NL1034027A NL1034027C2 (nl) 2007-06-22 2007-06-22 Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van een borstkap van een geslacht gevogelte op een productdrager.
NL2001241A NL2001241C1 (nl) 2007-06-22 2008-01-31 Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager.
NL2001241 2008-01-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001241C1 true NL2001241C1 (nl) 2008-12-23

Family

ID=38829634

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034027A NL1034027C2 (nl) 2007-06-22 2007-06-22 Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van een borstkap van een geslacht gevogelte op een productdrager.
NL2001241A NL2001241C1 (nl) 2007-06-22 2008-01-31 Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034027A NL1034027C2 (nl) 2007-06-22 2007-06-22 Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van een borstkap van een geslacht gevogelte op een productdrager.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US8540556B2 (nl)
EP (2) EP2162007B1 (nl)
JP (3) JP5371970B2 (nl)
AT (1) ATE548918T1 (nl)
BR (2) BRPI0823510B1 (nl)
DK (2) DK2389812T3 (nl)
ES (2) ES2551236T3 (nl)
NL (2) NL1034027C2 (nl)
WO (1) WO2009002153A1 (nl)

Families Citing this family (24)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9262490B2 (en) 2004-08-12 2016-02-16 Oracle International Corporation Adaptively routing transactions to servers
NL1034027C2 (nl) 2007-06-22 2008-12-23 Stork Pmt Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van een borstkap van een geslacht gevogelte op een productdrager.
PL2512255T3 (pl) 2009-12-17 2024-07-22 Marel Red Meat B.V. System i sposób przetwarzania ubitych zwierząt lub ich części
BR112012023992B1 (pt) 2010-03-26 2018-03-13 Linco Food Systems A/S Método e aparelho para suspender aves domésticas a serem abatidas.
NL2007492C2 (en) * 2011-09-28 2013-04-02 Marel Stork Poultry Proc Bv Carrier for supporting a carcass part of slaughtered poultry.
NL2007888C2 (en) 2011-11-29 2013-05-30 Meyn Food Proc Technology Bv Deboner for poultry parts, such as thighs or drumsticks.
US9081120B2 (en) * 2012-01-17 2015-07-14 Ion Geophysical Corporation Apparatus and method for low-tension retrieval of instrumented marine cables
US9066525B2 (en) * 2012-07-12 2015-06-30 Marel Meat Processing Inc. Shoulder positioning conveyor
US8838535B2 (en) 2012-10-05 2014-09-16 Oracle International Corporation Providing services across systems that manage distributed replicas
US8535124B1 (en) 2012-10-17 2013-09-17 Remington Holdings Llc Poultry tender tendon clipper
WO2014174121A1 (en) 2013-04-26 2014-10-30 Marel Meat Processing Inc. A system for processing carcass parts
BR112016017408B1 (pt) 2014-02-07 2021-06-01 Linco Food Systems A/S Dispositivo de posicionamento para posicionar pernas de aves de criação conduzidas em fila única na direção de condução ao longo de uma seção de condutor e método que compreende o dito posicionamento para remover a carne da coxa das pernas de aves de criação
JP5959611B2 (ja) * 2014-12-19 2016-08-02 株式会社大一商会 遊技機
US9842148B2 (en) 2015-05-05 2017-12-12 Oracle International Corporation Method for failure-resilient data placement in a distributed query processing system
US10474653B2 (en) 2016-09-30 2019-11-12 Oracle International Corporation Flexible in-memory column store placement
US9901103B1 (en) * 2016-11-10 2018-02-27 Tecsal S.P.A. Automatic machine for removing the bacon hanging hook
NL2019428B1 (en) 2017-08-18 2019-02-25 Marel Stork Poultry Proc Bv Carrier for holding poultry carcasses
US11954117B2 (en) 2017-09-29 2024-04-09 Oracle International Corporation Routing requests in shared-storage database systems
NL2020679B1 (en) * 2018-03-28 2019-10-07 Meyn Food Processing Tech Bv System for placement of a supply of poultry front halves in an ordered sequence in a processing line
PL3689148T3 (pl) 2019-01-29 2022-07-04 Nordischer Maschinenbau Rud. Baader Gmbh + Co. Kg Urządzenie trzymające i sposób trzymania wypatroszonego korpusu drobiowego lub jego części podczas obróbki w urządzeniu do obróbki wypatroszonych korpusów drobiowych lub ich części
DE102020117866A1 (de) * 2020-07-07 2022-01-13 Nordischer Maschinenbau Rud. Baader Gmbh + Co. Kg Vorrichtung und Verfahren zur automatischen Verarbeitung von entweideten Geflügelkörpern oder Teilen davon
US20230404089A1 (en) * 2020-10-19 2023-12-21 Baader Poultry Holding Gmbh Apparatus and method for processing poultry carcasses
CN118511198A (zh) * 2021-12-17 2024-08-16 北欧机械制造鲁道夫巴德尔有限及两合公司 用于确定弯曲制品的位置和用于装载这种制品的方法和设备
WO2024155874A1 (en) * 2023-01-19 2024-07-25 Georgia Tech Research Corporation Rehang device for poultry processing

Family Cites Families (35)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2560067A (en) * 1949-06-25 1951-07-10 Leland J Bell Device for folding the legs of an eviscerated bird
US2785437A (en) * 1955-05-23 1957-03-19 Robert E Standley Wing joint breaker for poultry
US2958092A (en) * 1958-05-12 1960-11-01 Charles L Curtis Automatic head dropper for poultry
US3979793A (en) * 1974-04-12 1976-09-14 Barker International, Inc. Poultry eviscerating apparatus
NL7905612A (nl) * 1979-07-19 1981-01-21 Meyn Pieter Inrichting voor het afknijpen van de nek van gevogelte.
US4283813A (en) * 1979-12-03 1981-08-18 Stork Gamco, Inc. Poultry inspection apparatus and method
DE3048342A1 (de) 1980-12-20 1982-07-29 Gebr. Stolle GmbH u. Co KG, 2849 Visbek Verfahren und vorrichtung zum uebergeben von schlachtgefluegel an die schlachthaken einer transportbahn
NL8201782A (nl) 1982-04-29 1983-11-16 Stolle Gmbh & Co Kg Geb Werkwijze en inrichting voor het overgeven van slachtpluimvee aan de slachthaken van een transportbaan.
NL8202180A (nl) * 1982-05-28 1983-12-16 Stork Pmt Inrichting voor het overbrengen van geslacht gevogelte.
NL8204464A (nl) 1982-11-18 1984-06-18 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het in stukken verdelen van geslacht gevogelte.
US4513476A (en) * 1983-03-21 1985-04-30 Cagle's, Inc. Apparatus for processing poultry
NL8304072A (nl) 1983-11-28 1985-06-17 Hendrikus Gerrit Van Den Brink Inrichting voor het toevoeren van kippen aan een slachtinrichting.
NL8601921A (nl) 1986-07-24 1988-02-16 Stork Pmt Opzetsteun.
US4873746A (en) * 1988-01-25 1989-10-17 Simon-Johnson Company Method and apparatus for removing breast meat from poultry carcass
US4899421A (en) * 1988-08-08 1990-02-13 Stork-Gamco, Inc. Method and apparatus for removing fecal matter in poultry
NL9001246A (nl) 1990-05-31 1991-12-16 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het van een rompdeel scheiden van de poten van geslacht gevogelte.
US5108345A (en) 1991-03-25 1992-04-28 Grover S. Harben, III Apparatus and method for loading live fowl onto a conveyor
US5340351A (en) * 1993-01-21 1994-08-23 Systemate Holland B.V. Poultry conveyor line transfer system
US5782056A (en) 1994-01-18 1998-07-21 Delaware Capital Formation, Inc. Packaging apparatus for removing a product from a continuously moving conveyor and sealing said product in a bag with a closure
NL1000935C2 (nl) * 1995-08-04 1997-02-06 Stork Pmt Inrichting en werkwijze voor het bewerken van een slachtdier.
US6033286A (en) * 1996-02-28 2000-03-07 Langlinais; Glenn D. Toy conveyor oven
NL1004408C1 (nl) 1996-07-16 1998-01-21 Stork Pmt Inrichting voor het opnemen en afgeven van slachtdieren of delen daarvan.
US5913720A (en) * 1997-01-21 1999-06-22 Johnson Food Equipment, Inc. Method and apparatus for preparing an access slit in the neck of a poultry carcass
EP0853884A1 (de) 1997-01-21 1998-07-22 Nordischer Maschinenbau Rud. Baader Gmbh + Co Kg Einrichtung zum Bearbeiten von Geflügelkörpern
US6190250B1 (en) * 1998-02-20 2001-02-20 Stork Gamco Incorporated Method and apparatus for performing processing operations on a slaughtered animal or part thereof
NL1011044C1 (nl) * 1999-01-15 2000-07-18 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het verwerken van een slachtdier.
NL1014845C1 (nl) 1999-06-11 2000-12-12 Stork Pmt Inrichting voor het verwerken van een slachtproduct.
NL1012463C2 (nl) * 1999-06-29 2001-01-02 Meyn Food Proc Technology Bv Inrichting voor het lossnijden van de aars van geslacht gevogelte.
US6716096B2 (en) 2000-01-18 2004-04-06 Hill & Sons, Inc. Poultry feces removal apparatuses and methods
WO2001078516A1 (en) 2000-04-19 2001-10-25 Lindholst & Co. A/S Method and apparatus for suspension of slaughtered animals, in particular broilers
DK1665935T3 (da) * 2004-12-06 2007-12-03 Rico Research Bv Anording til bedövelse af fjerkræ
JP4972083B2 (ja) * 2005-04-05 2012-07-11 ドナルドソン カンパニー,インコーポレイティド フィルタエレメントの配置構成、ろ過方法、組立方法
DK1956919T3 (en) 2005-12-09 2016-01-18 Marel Stork Poultry Proc Bv A method and apparatus for processing a carcass part of slaughtered poultry
NL2000159C2 (nl) * 2006-07-24 2008-01-25 Stork Pmt Inrichting, werkwijze en productielijn voor het conditioneren van geslacht pluimvee.
NL1034027C2 (nl) 2007-06-22 2008-12-23 Stork Pmt Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van een borstkap van een geslacht gevogelte op een productdrager.

Also Published As

Publication number Publication date
BRPI0812595B1 (pt) 2017-12-19
EP2162007B1 (en) 2012-03-14
ES2551236T3 (es) 2015-11-17
EP2162007A1 (en) 2010-03-17
US8540556B2 (en) 2013-09-24
JP5371970B2 (ja) 2013-12-18
JP6049102B2 (ja) 2016-12-21
NL1034027C2 (nl) 2008-12-23
US20100323599A1 (en) 2010-12-23
BRPI0823510A2 (pt) 2013-12-17
DK2162007T3 (da) 2012-07-02
ATE548918T1 (de) 2012-03-15
EP2389812A2 (en) 2011-11-30
BRPI0812595A2 (pt) 2012-12-25
BRPI0823510B1 (pt) 2018-08-07
JP2013162792A (ja) 2013-08-22
JP2010530751A (ja) 2010-09-16
ES2384358T3 (es) 2012-07-04
JP2015077151A (ja) 2015-04-23
EP2389812B1 (en) 2015-08-12
WO2009002153A1 (en) 2008-12-31
EP2389812A3 (en) 2013-11-06
DK2389812T3 (en) 2015-11-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2001241C1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het in positie brengen en het aanbrengen van karkas of karkasdeel van geslacht gevogelte op of aan een productdrager.
NL2000159C2 (nl) Inrichting, werkwijze en productielijn voor het conditioneren van geslacht pluimvee.
NL1014845C1 (nl) Inrichting voor het verwerken van een slachtproduct.
NL9200342A (nl) Inrichting voor het aan de poten ophangen van gevogelte.
NL9200111A (nl) Werkwijze en inrichting voor het uitbenen van middels van slachtdieren.
CA3027519C (en) Fish transporting station, method for transporting fish and fish-processing machine
AU2014381838A1 (en) Positioning device for positioning poultry legs conveyed in single file in the conveying direction along a conveyor section and the method comprising said positioning for removing the thigh meat from poultry legs
DK3079477T3 (en) COMBINATION OF ANIMAL FEEDING DEVICE AND REMOVAL AND A PROCEDURE FOR OPERATING SUCH A COMBINATION
CN113766834B (zh) 悬吊式轨道运输系统
US10159259B2 (en) Method and an apparatus for arranging a bird in a position for being suspended from a shackle
EP4061136A1 (en) A slaughtered pig part processing plant with a pig part deskinner, and a slaughtered pig part deskinner unit
EP1832173B1 (en) Apparatus for automatic separation of meat and bone
NL9100400A (nl) Werkwijze en inrichting voor het uitbenen van middels van slachtdieren.
US20020022446A1 (en) Fish loading device for a fish processing machine
NL8300276A (nl) Werkwijze en inrichting voor het in delen snijden van geslachte kuikens.
NL9101975A (nl) Werkwijze en inrichting voor het uitbenen van middels van slachtdieren.

Legal Events

Date Code Title Description
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20140131