NL194136C

NL194136C - Werkwijze voor het vervaardigen van identificatiekaarten en inrichting voor het uitvoeren daarvan.

Info

Publication number: NL194136C
Application number: NL8105602A
Authority: NL
Original assignee: Gao Ges Automation Org
Priority date: 1980-12-31
Filing date: 1981-12-12
Publication date: 2001-07-03
Also published as: NL194136B; FR2497376A1; US4467209A; GB2091638B; IT1145650B; FR2497376B1; JPS57141787A; DE3049607A1; CH654790A5; JPH0370273B2; SE457755B; GB2091638A; SE8107666L; DE3049607C3; IT8168725A0; DE3049607C2; NL8105602A; BE891605A

Description

1 194136

Werkwijze voor het vervaardigen van identificatiekaarten en inrichting voor het uitvoeren daarvan

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het registreren van gegevens vanaf een gegevensbron op een blanco gegevenskaart, waarbij de gegevens een eerste gedeelte hebben, dat uitwisbaar moet 5 worden geregistreerd, en een tweede gedeelte dat permanent moet worden geregistreerd, waarbij de kaart ten minste één overschrijfbaar registratiemedium en een medium voor het permanent registreren van gegevens heeft, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het voorzien in een blanco gegevenskaart, het vanaf de gegevensbron verkrijgen van de te registreren gegevens, het registreren van het eerste gegevens-gedeelte op het overschrijfbare registratiemedium van de gegevenskaart, het lezen van het eerste 10 gegevensgedeelte zoals geregistreerd op het overschrijfbare registratiemedium en het vergelijken ervan met het vanaf de gegevensbron verkregen eerste gegevensgedeelte om te bepalen of het eerste gegevensgedeelte correct is geregistreerd, het uitstoten van de gegevenskaart indien het eerste gedeelte niet correct is ingevoerd, en het registreren van het tweede gegevensgedeelte op het permanente registratiemedium van de gegevenskaart, alsmede op een inrichting voor het uitvoeren daarvan.

15 Uit het Amerikaanse octrooischrift 4.106.062 is een werkwijze voor het vervaardigen en personaliseren van identificatiekaarten bekend, waarbij voor de personalisering de onbewerkte kaarten in een sneldruk-inrichting worden geschreven. Deze beschrijving geschiedt onder toepassing van een verzameling gegevens, die alle met betrekking tot de gebruiker noodzakelijke informatie bevat. Als volgende vervaardigingsstap worden de kaarten van een magnetische strook voorzien. Dan geschiedt het inschrijven 20 van verdere gegevens van de bij de kaart behorende verzameling gegevens in de magnetische strook.

Gedurende de afzonderlijke werkwijzestappen is de productie voortdurend op uitschot te testen. Afgezonderde identificatiekaarten of voorstadia van deze kaart vereisen een naproductie en daarmede een herhaling van alle reeds uitgevoerde werkwijzestappen. De werkwijze is met een grote tijdsduur en een grote hoeveelheid uitschot verbonden, aangezien in geval en een fout telkens alle voorafgegane werkwijze-25 stappen met betrekking tot de verzameling gegevens dienen te worden herhaald. Gedurende de totale bewerkingstijd van een kaart dient de verzameling gegevens voor toegang beschikbaar te worden gehouden, hetgeen een overeenkomstige hoge inspanning voor een meervoudige toegang met betrekking tot de gegevens van alle identificatiekaarten vereist.

Uit het West-Duitse octrooischrift 2.907.004 is op zich een werkwijze voor het vervaardigen van 30 identificatiekaarten bekend, waarbij een deel van de gegevens door middel van een laserstraalschrijf-inrichting rechtstreeks op, respectievelijk in de kant en klaar gelamelleerde, gebruikemeutrale kaart worden ingeschreven. Aanvullend bezitten de kaarten een magnetische strook, die eveneens bepaalde gegevens bevat. Bij de vervaardiging wordt allereerst een deel van de gegevens met de laserschrijfinrichting niet omkeerbaar in de kaart ingeschreven en aansluitend de magnetische strook beschreven. Ondanks de 35 aanzienlijk gestegen bewerkingssnelheid bezit deze werkwijze nog steeds het nadeel, dat het niet correct aanbrengen van de gegevens op de magnetische strook een volledig nieuwe vervaardiging van de identificatiekaart noodzakelijk maakt, hetgeen enerzijds eveneens tot een relatief grote hoeveelheid uitschot leidt en anderzijds ook daartoe leidt, dat de oorspronkelijke volgorde van de gereed zijnde kaarten niet kan worden gehandhaafd.

40 Bij deze bekende werkwijzen worden eerst de niet omkeerbare en tenslotte pas de omkeerbare gegevens op de identificatiekaart aangebracht. Deze volgorde is vermoedelijk historisch bepaald, doordat de beschrijving van de onbewerkte kaart vroeger voor het iamelleren en het aanbrengen van de magneet· strookgegevens pas na de lamellering mogelijk was. Ofschoon deze volgorde bij andere werkwijzen, zoals het opbrengen van gegevens door middel van een laserstraalschrijfinrichting of ook het inpersen van de 45 identificatiekaarten niet meer noodzakelijk is, werd het genoemde verloop echter onveranderd gehandhaafd. Wanneer bij dit verloop in een van de bewerkingsstappen een fout optreedt, dat wil zeggen een uitschot-kaart wordt geproduceerd, zijn alle bewerkingsstappen voor de vervaardiging van een nieuwe kaart te herhalen. Hiervoor is naderhand de vernieuwde beschikbaarstelling van de volledige verzameling gegevens noodzakelijk. De inspanning voor de gegevensorganisatie zou gering kunnen worden gehouden, wanneer 50 telkens slechts één identificatiekaart zou worden bewerkt. De economisch gunstige oplossing van een gelijktijdige vervaardiging van meerdere kaarten dient echter met een hoge inspanning met betrekking tot de geheugencapaciteit en de gegevensorganisatie te worden betaald. Een volautomatische productie van de kaarten overeenkomstig de volgorde op de magnetische band is echter met willekeurig hoge inspanning niet te bereiken. De hoeveelheid uitschot is bij de vervaardiging van zeer grote series, zoals bij dergelijke 55 identificatiekaarten het geval is, met betrekking tot de kaartmateriaalkosten eveneens een zwaar wegend nadeel.

Het doel van de uitvinding bestaat uit het voor de personalisering van identificatiekaarten met niet 194136 2 omkeerbare, dat wil zeggen niet overschrijfbare gegevens en omkeerbare, dat wil zeggen overschrijfbare gegevens een werkwijze te verschaffen, welke bij gering uitschot hoge series levert en de kaarten overeenkomstig de gegevensverzamelingen op de magnetische band in een stapel ter beschikking stelt.

De uitvinding voorziet hiertoe in een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort, welke het kenmerk 5 heeft, dat het tweede gegevensgedeelte op het permanente registratiemedium van de gegevenskaart wordt geregistreerd, indien het eerste gegevensgedeelte correct is ingevoerd.

Volgens de uitvinding wordt gebruikgemaakt van het inzicht dat in tegenstelling tot de tot nu toe geldende praktijk allereerst het beschrijven van de identificatiekaart met de omkeerbare, dat wil zeggen overschrijfbare gegevens van de telkens bij de kaart behorende gegevensverzameling optreedt. Pas wanneer deze 10 stap met succes is afgesloten, geraakt de kaart naar het volgende station en wordt daar met de niet overschrijfbare, dat wil zeggen niet omkeerbare gegevens beschreven. Volgens de ervaring treden bij deze tweede stap, wanneer met een laserschrijfinrichting gewerkt wordt, maar nauwelijks nog fouten op, waarentegen bij het beschrijven van bijvoorbeeld magnetische stroken de hoeveelheid foute relatief groot is. De betreffende kaarten worden na het testen uit het werkwijze verloop afgescheiden en eventueel, dat wil 15 zeggen in het geval dat de fout alleen aan een vervuiling lag, nogmaals opnieuw ingeven, hetgeen zonder moeilijkheden mogelijk is, aangezien deze met betrekking tot de gebruiker neutraal zijn uitgevoerd en tot dan toe slechts met omkeerbare, dat wil zeggen weer uitwisbare gegevens zijn beschreven.

Het is gebleken, dat door het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding de hoeveelheid uitschot aanzienlijk kan worden verlaagd. Aangezien bij de werkwijze volgens de uitvinding ook bij ’’onjuiste opslag” 20 met betrekking tot elke gegevensverzameling een toepasbare identificatiekaart wordt vervaardigd, komen de identificatiekaarten noodzakelijk in de gewenste volgorde aan, hetgeen een tijdrovende manuele nasortering overbodig maakt.

Bij een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de telkens aan elkaar toegewezen complete verzameling gegevens in een eerste geheugen, dat van de gegevensbank van een centrale computer 25 (bijvoorbeeld magnetische bandgeheugen) onafhankelijk is ter beschikking gesteld. Na succesrijke beëindiging van de eerste werkwijzestap, dat wil zeggen inschrijven van de overschrijfbare gegevens in de magnetische strook van identificatiekaart, wordt de gegevensverzameling in een tweede geheugen "verder geschoven”, waarbij dat deel van de gegevensverzameling met de overschrijfbare gegevens wordt gewist en gelijktijdig het eerste geheugen met een nieuwe gegevensverzameling die aan de eerstvolgende kaart is 30 toegewezen, wordt geladen. Daarmee wordt de toegangstijd tot de gegevensbank van een centrale computer tot een minimum beperkt, ofschoon de gegevensverzameling voor de totale duur van de betreffende werkwijzestap ter beschikking staat. De bewerkingssnelheid kan door deze maatregel onderscheidenlijk worden verhoogd, aangezien gedurende de beschrijving van de kaart met de niet overschrijfbare gegevens bijvoorbeeld door middel van een laserstraalsch rijf in richti ng reeds de magnetische strook 35 van een nieuwe identificatiekaart kan worden geschreven, waarbij in elke fase de toegang tot de overeenkomstige gegevens is verzekerd.

De voordelen van de werkwijze volgens de uitvinding zijn in hoofdzaak daarin te zien, dat foutieve identificatiekaarten, bijvoorbeeld die met alleen een vervuilde magnetische strook, die na overeenkomstige reiniging in principe opnieuw zijn toe te passen, opnieuw in de werkwijze kunnen worden gebracht en met 40 andere gegevens overschreven kunnen worden, voordat deze met niet wederom uit te wissen gegevens worden beschreven. Aangezien het merendeel van de magnetische-strookbeschrijvingsfouten op ophefbare gebreken zoals bijvoorbeeld vervuiling zijn terug te voeren, kan de hoeveelheid uitschot tot een minimum worden beperkt.

De foutencontrole in de eerste beschrijvingsfase met door een machine leesbare, onzichtbare en 45 wederom wisbare gegevens kan volautomatisch worden uitgevoerd, hetgeen tot een afgifte in serie van de identificatiekaarten uit de betreffende inrichting leidt, zonder dat met de hand behoeft te worden ingegrepen of nabewerking noodzakeiijk is.

Anders dan bij de bekende werkwijzen belast productieuitschot bij de werkwijze volgens de uitvinding niet ook de stations, waarin de kaarten worden beschreven. Ook is de werkwijze volgens de uitvinding ruimtelijk 50 gelokaliseerd op een en dezelfde plaats uit te voeren.

De werkwijze volgens de uitvinding kan bij alle identificatiekaarten worden toegepast die een gegevensdrager bezitten, waarin de gegevens overschrijfbaar zijn, dat wil zeggen omkeerbaar kunnen worden ingebracht. Dergelijke gegevensdragers zijn bijvoorbeeld magnetische stroken of ook geïntegreerde schakelingen, die met overeenkomstige informatie kunnen worden geladen.

55 De manier van het opbrengen van de niet overschrijfbare, dat wil zeggen niet omkeerbare gegevens op de identificatiekaart is ook willekeurig. Het beschrijven van de identificatiekaarten met een laserstraalschrijf-inrichting is echter vanwege de hoge bewerkingssnelheid de grote namaak- en vervalsingszekerheid, 3 194136 alsmede de grote flexibiliteit bijzonder voordelig gebleken.

In het navolgende worden uitvoeringsvormen van de uitvinding als voorbeeld beschreven aan de hand van de bijgevoegde tekening. Hierin toont: 5 figuur 1 het blokschema van een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, en figuur 2 de werkwijzestappen in de vorm van een stroomschema.

In overeenstemming met figuur 1 worden de gereed zijnde, gelameileerde, gebruikemeutrale identificatiekaarten in een stapel 12 naar de inrichting 10 getransporteerd, die in figuur 1 echter slechts schematisch 10 met betrekking tot de functie-eenheden is weergegeven. Daarbij geeft blok 14 een eerste station voor het lezen en verder bewerken van een voor de kaart individueel kenmerk aan. Blok 16 geeft een eerste schrijf-en leesstation aan, In het volgende ook teststation genoemd, waarin de geheugenmedia van de kaart van overschrijfbare, dat wil zeggen omkeerbare gegevens worden voorzien en een test met betrekking tot de ingeschreven gegevens plaatsvindt. Blok 18 geeft een tweede schrijfstation aan, waarin de kaarten met de 15 niet overschrijfbare, dat wil zeggen niet omkeerbare gegevens worden beschreven. Blok 20 stelt een eerste geheugen voor, dat wat betreft de capaciteit ervan zo is bemeten, dat deze de complete, telkens aan een kaart toegewezen gegevensverzameling kan bevatten en blok 22 toont een tweede geheugen, dat kleiner kan zijn dan het geheugen 20 en dat alleen met het deel van de gegevensverzameling wordt geladen, dat het visuele deel van de gegevens betreft, dat wil zeggen die gegevens, die niet overschrijfbaar, respectieve-20 lijk niet omkeerbaar op de identificatiekaart zelf worden geschreven. De verbinding met de gegevensbank van de centrale computer geschiedt door middel van het symbolisch weergegeven magneetbandgeheugen 24. Voor identificatiekaarten met magnetische stroken zijn in het station 16 twee magneetkoppen 26 en 28 voor het inschrijven, respectievelijk lezen van de magnetische informatie aangebracht. De magneetkoppen alsmede de voor de signaalbewerking noodzakelijk schakelingselektronica zijn conventioneel en behoeven 25 in dit verband niet nader te worden beschreven.

Station 18 bevat een op zich bekende laserstraalschrijfinrichting waarmee informatie voor mensen leesbaar rechtstreeks op de identificatiekaarten kan worden geschreven. Bij geschikte uitvoering van de identificatiekaart kan deze beschrijving door een transparante afdekfolie heen rechtstreeks op de kant en klaar gelameileerde inleg van de kaart geschieden. Met het verwijzingscijfer 32 is de centrale computer van 30 de inrichting 10 aangegeven, die onder andere een vergelijkingsorgaan voor de gegevens van de beide magneetkoppen 26 en 28, alsmede de stuureenheden voor de totale inrichting bevat.

Met het verwijzingscijfer 34 is de stapel van de gereed zijnde, gepersonaliseerde identificatiekaarten weergegeven. De kaarten liggen in de volgorde van de gegevensverzamelingen van het magneetbandgeheugen 24.

35 Het station 14 is niet dwingend vereist, er wordt slechts dan in voorzien, wanneer de magneetstrook aanvullend, door rekening te houden met een voor de kaart individueel kenmerk, dient te worden beveiligd. Het station 14 bevat een eenheid 36, waarin het met de sensor 38 van de kaart afgelezen voor de kaart individuele kenmerk door middel van een algoritme met de gegevensverzameling of een deel van de gegevensverzameling van de overeenkomstige kaart wordt bewerkt. De eenheid 36 staat met het oog op dit 40 doel in verbinding met de centrale eenheid 32. De directe bewerking van de voor de kaart specifieke gegevens in de eenheid 36, in plaats van in de centrale eenheid 32, heeft het voordeel, dat de toegang tot het algoritme, waarmee het voor de kaart individuele kenmerk met de gegevens wordt verwerkt, aan het bedieningspersoneel in vergaande mate kan worden onthouden. De eenheid 36 en de sensor 38 zijn zo uitgevoerd, dat een onbevoegde toegang praktisch onmogelijk is. Dit kan bijvoorbeeld door compacte 45 opbouw en vergieten met een bijzondere gietmassa worden bereikt.

Aan de hand van figuur 2 zal nu het verloop van de afzonderlijke werkwijzestappen worden toegelicht. Allereerst wordt van het magneetbandgeheugen 24 de complete gegevensverzameling voor een identificatiekaart in het eerste geheugen 20 ingelezen. Dan wordt door middel van een geschikt uitgevoerde afzonderingsinrichting een gebruikemeutrale identificatiekaart in de inrichting naar binnen getrokken. Deze 50 kaart bevat eveneens een voor deze kaart afzonderlijk kenmerk, maar nog geen betrekking op een persoon hebbende informatie. De kaart is kant en klaar gelamelleerd en kan eveneens gegevens met betrekking tot een respectieve band bezitten.

De gegevensverzameling bestaat uit de visueel herkenbare, na het inschrijven van de kaarten niet meer veranderbare gegevens, bijvoorbeeld naam, adres en foto van de rechtmatige gebruiker, rekeningnummer, 55 banknummer, firmanaam, identificatiekaartnummer etc. Het tweede deel van de gegevensverzameling, die na het inschrijven in de kaart op elk moment weer is te wissen, omvat de omkeerbare en overschrijfbare gegevens, bijvoorbeeld een bepaald kredietinstituut, een valutasleutel en alle door de mens leesbare

Claims

194136 4 gegevens nogmaals in een voor een machine leesbare vorm. Na het naar binnen trekken van de kaart in het station 14 wordt de voor de kaart specifieke informatie gelezen en in de eenheid 36 met de gegevensverzameling door middel van een geheim algoritme verwerkt. Het resultaat wordt naar de centrale eenheid 32 toegevoerd.

1. Werkwijze voor het registreren van gegevens vanaf een gegevensbron op een blanco gegevenskaart, waarbij de gegevens een eerste gedeelte hebben, dat uitwisbaar moet worden geregistreerd, en een tweede 35 gedeelte dat permanent moet worden geregistreerd, waarbij de kaart ten minste één overschrijfbaar registratiemedium en een medium voor het permanent registreren van gegevens heeft, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het voorzien in een blanco gegevenskaart, het vanaf de gegevensbron verkrijgen van de te registreren gegevens, het registreren van het eerste gegevensgedeelte op het overschrijfbare registratiemedium van de gegevenskaart, het lezen van het eerste gegevensgedeelte zoals geregistreerd op 40 het overschrijfbare registratiemedium en het vergelijken ervan met het vanaf de gegevensbron verkregen eerste gegevensgedeelte om te bepalen of het eerste gegevensgedeelte correct is geregistreerd, het uitstoten van de gegevenskaart indien het eerste gedeelte niet correct is ingevoerd, en het registreren van het tweede gegevensgedeelte op het permanente registratiemedium van de gegevenskaart, met het kenmerk, dat het tweede gegevensgedeelte op het permanente registratiemedium van de gegevenskaart 45 wordt geregistreerd, indien het eerste gegevensgedeelte correct is ingevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gegevens vanaf de gegevensbron voorafgaand aan het registreren van de eerste en tweede gegevensgedeelten op de gegevenskaart worden opgeslagen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2 voor het op een opeenvolging van kaarten registreren van gegevens, met het kenmerk, dat sequentieel gegevens voor de opeenvolging van kaarten in een geheugeninrichting 50 worden opgeslagen en het opslaan van de gegevens voor een opvolgende kaart optreedt na voltooiing van de vergelijkingsstap voor de voorafgaande gegevenskaart.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat bij het opslaan van de gegevens van een opvolgende kaart het tweede gegevensgedeelte voor de voorafgaande kaart in een verdere geheugen-inrichting wordt opgeslagen.

5. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in het algemeen het registreren van het tweede gegevensgedeelte op een voorafgaande kaart en het registreren van het eerste gedeelte op een opvolgende kaart gelijktijdig plaatsvindt. 5 194136

5 Daarna loopt de kaart door middel van een niet gekenmerkt transportorgaan in station 16, waar onder inachtneming van de voor de kaart specifieke informatie met de magneetkop 26 alle machinaal leesbare gegevens, dat wil zeggen de te allen tijden weer wisbare en overschrijfbare gegevens, in het magneetspoor worden ingevoerd. Bij het verdere transport worden deze gegevens door de magneetkop 28 gelezen en in de centrale eenheid 32 op overeenstemming met de gegevensverzameling getest. Wordt overeenstemming 10 vastgesteld, dan loopt de kaart in het station 18 verder, waar het door de mens leesbare deel van de gegevensverzameling door middel van de laserstraalschrijfinrichting 30 op de kaart wordt geschreven. Gedurende het verdere transport van de kaart van station 16 naar station 18 wordt de gegevensverzameling uit het geheugen 20 in het geheugen 22 verder geschoven, waarbij slechts nog dat deel van de gegevensverzameling blijft behouden, welk voor het station 18 nodig is.

15 Het machinaal leesbare deel van de actuele gegevensverzameling wordt daarbij gewist. Gelijktijdig wordt in het geheugen 20 door het magneetbandgeheugen 24 de gegevensverzameling van de eerstvolgende kaart ”n+1” opgeslagen. De inrichting, respectievelijk het overeenkomstige geheugen zijn slechts voor de tijd van hun oplading mét de centrale computer verbonden, terwijl de totale bewerkingstijd van de kaarten het inrichtingsgeheugen van de eigenlijke gegevensbank is gescheiden, die gedurende deze tijd andere 20 opdrachten kan vullen. Wordt bij het testen van de kaarten in het station 16 vastgesteld, dat de gegevens van een kaart niet in de bedoelde vorm werden ingeschreven, dan wordt deze incorrecte kaart afgevoerd en een nieuwe toegevoerde neutrale kaart met dezelfde gegevens nogmaals beschreven enz. De afgevoerde kaarten kunnen eventueel na een reiniging wederom aan de stapel 12 toegevoerd worden en met de telkens 25 aanwezige gegevens van een andere kaart worden overschreven. Aangezien meer dan de helft van alle incorrecte beschrijvingen van de magneetstrook tot vervuilingen zijn terug te leiden, kan op deze wijze het uitschot wezenlijk worden verminderd. De terugvoering van incorrecte kaarten aan het begin is in figuur 1 met een streeplijn aangegeven. 30

6. Werkwijze volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede gegevens-gedeelte met een laserbundelregistratie-inrichting wordt geregistreerd.

7. Werkwijze volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij elke van de kaarten kaartspedfieke gegevens heeft, met het kenmerk, dat voor het registreren van het eerste gegevensgedeelte de kaart- 5 specifieke gegevens vanaf de kaart worden verkregen en dat de kaartspedfieke gegevens op het overschrijfbare registratiemedium worden geregistreerd.

8. Inrichting voor het registreren van gegevens vanaf een gegevensbron op een opeenvolging van gegevenskaarten, waarbij de gegevens een eerste gedeelte hebben, dat uitwisbaar op de kaart moet worden geregistreerd, en een tweede gedeelte dat permanent op de kaart moet worden geregistreerd, 10 waarbij elke kaart ten minste één overschrijfbaar registratiemedium en een medium voor het permanent registreren van gegevens heeft, waarbij de inrichting een transportsysteem heeft voor het door de inrichting voeren van de opeenvolging van kaarten, een eerste registratie-inrichting die met de gegevensbron kan worden gekoppeld voor het ontvangen van de te registreren gegevens en voor het registreren van het eerste gegevensgedeelte op het overschrijfbare registratiemedium van elke kaart, een lees- en vergelijkings-15 inrichting die met de gegevensbron kan worden gekoppeld voor het lezen van op het overschrijfbare registratiemedium geregistreerde gegevens en het vergelijken ervan met het eerste gegevensgedeelte vanaf de gegevensbron, en een tweede registratie-eenheid die met de gegevensbron kan worden gekoppeld voor het ontvangen van de te registreren gegevens en voor het registreren van het tweede gegevensgedeelte op het permanente registratiemedium van elke kaart, met het kenmerk, dat deze verder een met de lees- en 20 vergelijkingsinrichting gekoppelde inrichting omvat voor het uitstoten van kaarten, waarvan het als een resultaat van de vergelijking is vastgesteld dat ze foutief zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat deze verder is voorzien van een met de eerste registratie-inrichting en de lees- en vergelijkingsinrichting verbonden eerste gegevensopslaginrichting, waarbij de eerste gegevensopslaginrichting met de gegevensbron kan worden gekoppeld voor het 25 ontvangen en opslaan van de op de kaart te registreren gegevens, en een met de eerste gegevensopslaginrichting en de tweede registratie-inrichting verbonden tweede gegevensopslaginrichting voor het ontvangen en opslaan van het tweede gegevensgedeelte.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 8-9, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een inrichting bovenstrooms van de eerste registratie-inrichting in het transportsysteem voor het verkrijgen 30 van de kaartspedfieke gegevens vanaf de kaarten en een inrichting voor het aanleggen daarvan aan de eerste registratie-inrichting.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 8-10, met het kenmerk, dat deze is ingericht voor het registreren van gegevens op gegevenskaarten die een magnetisch overschrijfbaar registratiemedium hebben en dat de eerste registratie-inrichting en de lees- en vergelijkingsinrichting middelen omvatten om 35 de gegevens te verwerken in een vorm die geschikt is voor een magnetisch registratiemedium.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 8-11, met het kenmerk, dat deze is ingericht voor het registreren van gegevens op gegevenskaarten die een overschrijfbaar registratiemedium in de vorm van een geïntegreerde elektronische schakeling hebben en dat de eerste registratie-inrichting en de lees- en vergelijkingsinrichting middelen omvatten voor het verwerken van gegevens die geschikt zijn voor een 40 geïntegreerde elektronische schakeling. Hierbij 2 bladen tekening