NL193829C - Hefinrichting voorzien van althans een mast en een langs deze mast op en neer beweegbaar platform. - Google Patents

Description

1 193829

Hefinrichting voorzien van althans een mast en een langs deze mast op en neer beweegbaar platform

De uitvinding heeft betrekking op een hefinrichting voorzien van althans een mast, van een langs deze mast 5 op en neer beweegbare wagen, en van een aan de wagen bevestigd platform, dat zich aan weerszijden van de wagen, althans in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende platformdelen heeft.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Franse octrooischrift 2.482.995. Bij deze bekende inrichting zijn de aan weerszijden van de wagen gelegen platformdelen star met elkaar verbonden. Hierbij kunnen problemen ontstaan door ongelijkmatige belasting van het platform, daar daarbij bijvoorbeeld overbelasting 10 van bepaalde delen van het platform kan ontstaan en/of een neiging van het platform om ten opzichte van de mast een ongewenst scheve stand in te gaan nemen.

Met de uitvinding wordt beoogd een hefinrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de aan de bekende hefinrichting klevende nadelen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat ieder van de beide platformdelen met behulp van 15 een tweetal op enige afstand boven elkaar gelegen, horizontaal verlopende en zich loodrecht op de lengterichting van het desbetreffende platformdeel uitstrekkende schamierassen met de wagen is gekoppeld, terwijl tussen althans twee, ieder bij een platformdeel behorende schamierassen een zich evenwijdig aan de lengterichting van het platform uitstrekkend koppelstuk is aangebracht, dat een horizontale verplaatsing van de schamierassen ten opzichte van de wagen toestaat.

20 Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen de platformdelen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de mast verzwenken, waarbij op een platformdeel uitgeoefende krachten kunnen worden overgebracht op het andere platformdeel.

Indien de hefinrichting is voorzien van twee masten langs ieder waarvan een wagen verrijdbaar is en een zich tussen beide masten uitstrekkend platformdeel met beide wagens is gekoppeld wordt door iedere 25 wagen een de aan weerszijden van de desbetreffende wagen gelegen platformdelen verbindend koppelstuk in zijn lengterichting verschuifbaar ondersteund, waardoor op het ene platformdeel uitgeoefende krachten via het koppelstuk op het andere platformdeel kunnen worden overgebracht, hetgeen een gunstigere belasting geeft van het platform dan bij de tot nu toe gebruikelijke starre platformen. Verder kan de beweging van het koppelstuk daarbij benut worden om de afwijkingen van de horizontale stand van het 30 platform ten opzichte van de masten te controleren en om bij eventuele te grote afwijkingen van deze beoogde horizontale stand geëigende middelen in werking te stellen.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is het koppelstuk voorzien van een met de mast verbonden deel en ten opzichte daarvan verschuifbare en met de platformdelen gekoppelde delen.

De verschuifbare delen kunnen daarbij bijvoorbeeld een indicatie geven van ongewenste verplaatsing 35 van de desbetreffende platformdelen en/of om in verband hiermede bepaalde middelen in werking te stellen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in de figuren schematisch weergegeven uitvoeringsmogelijkheden van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een aanzicht op een hefinrichting voorzien van een door een tweetal verticaal 40 staande masten ondersteund platform.

Figuur 2 toont een zijaanzicht op figuur 1.

Figuur 3 toont op grotere schaal het in figuur 1 omcirkelde gedeelte III.

Figuur 4 toont een doorsnede over figuur 3.

Figuur 5 toont op grotere schaal, gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk in aanzicht de opstelling van 45 een koppelstuk in een wagen.

Figuur 6 toont een deel van figuur 5 in doorsnede, gezien volgens de lijn B-B in figuur 5.

Figuur 7 toont een aanzicht op een blokkeermechanisme, dat op een wagen kan zijn aangebracht

Figuur 8 toont een zijaanzicht op figuur 7.

Figuur 9 toont een verdere mogelijke uitvoeringsvorm van een koppelstuk.

50 Figuur 10 toont een andere uitvoeringsvorm van een koppelstuk.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven hefinrichting omvat een tweetal masten 1 langs ieder waarvan een wagen 2 op en neer beweegbaar is. De beide wagens 2 dienen voor de ondersteuning van een platform 3, dat in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is opgebouwd uit een drietal platformdelen 4-6, waarvan het 55 platformdeel 5 tussen beide wagens is gelegen en met zijn beide uiteinden met de wagens is gekoppeld, terwijl het platformdeel 4 slechts met een uiteinde met een wagen 2 is gekoppeld en zich vanaf deze wagen vrij uitstrekt. Op soortgelijke wijze is het andere platformdeel 6 met de andere wagen 2 gekoppeld.

193829 2

Gebruikelijk zijn de platformdelen uit vakwerkconstructies of dergelijke vervaardigd en ondersteunen zij een vloer 7 of dergelijke waarlangs een hekwerk 8 is opgesteld.

Gebruikelijk worden de masten met behulp van verankeringsorganen 9 of dergelijke aan een gebouw 10, dat onder gebruikmaking van de hefinrichting wordt opgebouwd resp. waaraan onderhoudswerkzaamheden 5 of dergelijke moeten worden uitgevoerd, bevestigd.

Bij voorkeur is iedere wagen 2 voorzien van een tweetal elektromotoren 11, met behulp waarvan niet nader weergegeven rondsels aan te drijven zijn, die in ingrijping zijn met aan de masten 1 bevestigde zich verticaal uitstrekkende, niet nader weergegeven tandheugels. Het aanbrengen van twee motoren 11 geschiedt uit veiligheidsoverwegingen. In principe is echter een motor op iedere wagen voldoende hoewel 10 dan veelal andere veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen om een ongewenst naar beneden bewegen van een wagen bij in gebreke blijven van de aandrijfmotor 11 te voorkomen.

Zoals nader in figuur 3 is weergegeven zijn de platformdelen, hier de weergegeven platformdelen 4 en 5 nabij hun bovenzijden met behulp van horizontaal verlopende scharnierpennen 12 gekoppeld met vast aan de wagen 2 bevestigde gestelbalken 13.

15 Nabij hun ondereinden zijn de beide platformdeler 4 en 5 met behulp van zich evenwijdig aan de pennen 12 uitstrekkende pennen 14 scharnierend gekoppeld met een koppelstuk 15, dat zich horizontaal en evenwijdig aan de langsassen van de platformdelen uitstrekt en in zijn lengterichting verschuifbaar is opgenomen in een aan de wagen 2 bevestigde holle gestelbalk 16.

Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn strekken daarbij de horizontaal verlopende scharnierpennen 12 en 20 14 zich loodrecht op de lengterichting van het platform 3 uit.

Door toepassing van deze constructie zal worden bereikt, dat de krachten, die worden uitgeoefend op de vrij uitstekende platformdelen 4 en 6 door op deze platformdelen staande materialen, personen of dergelijke, via de vrij verschuifbare koppelstukken 15 kunnen worden overgedragen in het tussen de beide masten opgehangen platformgedeelte 5, waardoor het optreden van ongewenste momenten in de masten, zoals 25 kan gebeuren, indien de bovengenoemde platformdelen 4-6 een star geheel vormen, kunnen worden vermeden. Dit maakt de bouw van een verhoudingsgewijs lichtere hefinrichting resp. een zwaardere belasting van een hefinrichting mogelijk.

Zoals verder in de figuren 5 en 6 is weergegeven is volgens een verder aspect van de uitvinding in een wand van de kokerbalk 16 een langwerpig gat 17 aangebracht en zijn ter hoogte van dit gat aan het 30 koppelstuk 15 nokvormige organen 18 en 19 bevestigd. Deze beide nokvormige organen werken samen met een schakelaar 20, zodanig, dat bij heen en weer bewegen van het koppelstuk 15 vanuit een middenstand, welke het koppelstuk inneemt indien de drie platformdelen 4-6 in eikaars verlengde zijn gelegen de schakelaar 20, afhankelijk van de richting waarin het koppelstuk gaat bewegen door de nok 18 of door de nok 19 zal worden versteld.

35 Een dergelijke beweging van de koppelstukken zal bijvoorbeeld worden veroorzaakt indien bij het omhoog en/of omlaag bewegen van de wagen de ene wagen door een of andere oorzaak, bijvoorbeeld verschillen in belasting op verschillende brugdelen, achterblijft bij de andere wagen.

Met behulp van de schakelaars 20 kan dan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd, dat de aandrijving van de het snelst lopende wagen wordt stopgezet, totdat de andere wagen over een zodanige afstand ten 40 opzichte van de bijbehorende mast is verplaatst dat de platformdelen weer in eikaars verlengde zijn gelegen, waarop de schakelaars 20 weer een in werking stellen van de uitgeschakelde motor bewerkstelligen, zodat beide wagens weer langs de desbetreffende masten worden verplaatst

Het zal duidelijk zijn, dat daarbij voor de uitvoering van de schakelaar en voor het beïnvloeden van de desbetreffende aandrijfmotoren door de schakelaar vele mogelijkheden denkbaar zijn, waarbij de regeling 45 zowel langs elektrische of elektronische, hydraulische of mechanische weg kan plaatsvinden.

Ook is het bijvoorbeeld mogelijk om de bewegingen van het koppelstuk 15 op andere wijze waar te nemen bijvoorbeeld door lichtcellen of dergelijke.

Om de boven beschreven constructie ook toe te passen indien een mast met een bijbehorende wagen alleen wordt gebruikt voor het ondersteunen van een tweetal aan weerszijden van de mast vrij uitstrekkende 50 platformdelen kan het koppelstuk 15 worden geblokkeerd met behulp van een in figuur 5 met gestippelde lijnen weergegeven borgpen 21, die door daartoe in het kokerprofiel 16 en het koppelstuk 15 aangebrachte gaten 22 kan worden gestoken.

Zodra de mast en de wagen weer in combinatie met een andere mast en wagen worden gebruikt voor het ondersteunen van een platform worden de borgpennen 21 weer verwijderd.

55 Volgens een verder aspect van de uitvinding kan het beweegbare koppelstuk ook worden benut voor het blokkeren van het platform ten opzichte van een mast indien het scheeflopen van het platform ten opzichte van de desbetreffende mast een bepaalde hoek overschrijdt. Hiertoe kan, zoals weergegeven in de figuren 3 193829 7 en 8 aan het koppelstuk een verbindingsstang 23 zijn gekoppeld met behulp van een zich evenwijdig aan de scharnierpennen 12,14 uitstrekkende schamierpen 24. In de wagen 2 is een evenwijdig aan de schamierpen 24 gelegen as 25 draaibaar ondersteund. Aan deze as is een excentriek 26 bevestigd. Verder zijn aan de as 25 een tweetal zjch vanaf de as 25 radiaal naar buiten toe uitstrekkende armen 27 bevestigd. 5 Een van deze armen 27 is met behulp van een zich evenwijdig aan de pen 24 uitstrekkende pen 28 gekoppeld met het van de pen 24 afgekeerde uiteinde van de stang 23, waarbij de stang 23 voor het opnemen van de pen 28 is voorzien van een zich in de lengterichting van de pen uitstrekkend sleufgat 29.

Het zal duidelijk zijn, dat bij de in figuur 7 weergegeven opstelling de excentriek 26 tegen een zich verticaal uitstrekkend deel van de mast 1 zal worden geklemd, indien het koppelstuk 15 ten gevolge van 10 een scheeflopen van het platform gezien in figuur 7 over een bepaalde afstand naar rechts is verplaatst

Indien een vastklemmen van het excentriek tegen de mast 1 moet worden bewerkstelligd, indien het koppelstuk 15 vanuit zijn beoogde middenstand over een bepaalde afstand naar links wordt verplaatst, gezien in figuur 7, kan de koppelstang 23 in plaats van met de zich omhoog uitstrekkende arm 27, zoals in figuur 7 afgebeeld, worden gekoppeld met de zich naar beneden uitstrekkende arm 27.

15 Uiteraard kunnen ook andere remorganen zijn aangebracht in plaats van het excentriek.

Bij het in figuur 9 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat het koppelstuk een in de kokervormige profielbalk 16 gelegen langgestrekt lichaam 30, dat op soortgelijke wijze als hierboven beschreven voor het koppelstuk 15 met behulp van een borgpen 31 tegen verschuiving in de lengterichting van de gestelbalk kan worden vastgezet.

20 In de van elkaar afgekeerde uiteinden van het lichaam 30 zijn kamers 32 uitgespaard waarin in de lengterichting van het lichaam 30 verschuifbare zuigers 33 zijn opgenomen. De zuigers 33 zijn met behulp van buiten het lichaam 30 uitstekende zuigerstangen 34 gekoppeld met aankoppelbeugels 35, die zijn voorzien van gaten 36 voor het opnemen van de scharnierpennen 14 met behulp waarvan platformdelen aan het uit de onderdelen 30,32-36 bestaande koppelstuk kunnen worden gekoppeld.

25 Aan de van de zuigerstang 34 afgekeerde zijde van de zuigers 33 is op de kamer 32 een bij voorkeur flexibele leiding 37 aangesloten, zoals schematisch in figuur 9 is weergegeven. Via deze leiding 37 is de kamer 32 aangesloten op een bij voorkeur instelbare drukopnemer 38. Deze constructie is in het bijzonder gedacht voor een hefinrichting met een enkele mast waarbij aan weerszijden van de mast platformdelen uitsteken.

30 Onder invloed van de op een uitstekend platformdeel uitgeoefende belasting zal op de zuiger 33 en de zuigerstang 34 een bepaalde kracht in horizontale richting worden uitgeoefend, ten gevolge waarvan een bepaalde druk in de kamer 32 zal worden opgewekt Deze druk wordt overgebracht op de drukopnemer 38, met behulp waarvan bijvoorbeeld bij het overschrijden van een toelaatbare waarde van de belasting een hoorbaar en/of zichtbaar signaal wordt ingeschakeld en/of waarmede de aandrijving van de wagen wordt 35 stopgezet resp. een starten van de wagen onmogelijk wordt gemaakt. Het zal duidelijk zijn, dat na het verwijderen van de borgpen 31 de constructie ook kan worden gebruikt in een hefinrichting met twee masten.

Zoals bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld kunnen niet nader weergegeven middelen zijn aangebracht die de verplaatsingen van de zuigerstangen waarnemen om bepaalde organen in werking te stellen.

40 Bij het in figuur 10 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat een koppelstuk een tweetal cilinders 39, die met behulp van een zich horizontaal en loodrecht op de lengterichting van het platform uitstrekkende schamieras 40 scharnierend met elkaar zijn gekoppeld.

In ieder van de cilinders 39 is een zuiger gelegen, die is verbonden met een buiten de desbetreffende cilinder uitstekende zuigerstang 41. De slechts schematisch weergegeven platformdelen, bijvoor de 45 platformdelen 4 en 5 kunnen weer met behulp van de scharnierpennen 14 met dit koppelstuk worden verbonden.

Aan de van de zuigerstangen 41 afgekeerde zijden van de in de cilinders 38 en 39 gelegen zuigers zijn op de cilinders bij voorkeur flexibele leidingen 42 resp. 43 aangesloten, die ieder met een bij voorkeur instelbare drukopnemer 44 resp. 45 in verbinding staan. Verder zijn de beide leidingen 42 en 43 onderling 50 verbonden door een van een afsluiter 46 voorziene leiding 47.

Bij deze constructie neemt de schamieras 40 een vaste stand in ten opzichte van de wagen en wordt de beweging van bijvoorbeeld het platformdeel 4 op het platformdeel 5 overgedragen door verplaatsing van olie tussen de beide cilinders 38 en 39, bij openstaande afsluiter 46. De werking van een dergelijke opstelling bij twee masten is dan gelijk aan die van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm waarbij niet nader 55 weergegeven middelen kunnen zijn aangebracht om verplaatsing van de zuigerstangen waar te nemen en hierdoor bepaalde organen in werking te stellen, zoals omschreven aan de hand van het eerste uitvoeringsvoorbeeld.

Claims (11)

193829 4 Indien de met een dergelijk koppelorgaan uitgemste wagen moet worden toegepast op een hefinrichting, waarin slechts een enkele mast wordt benut, zal de afsluiter 46 worden gesloten. De drukopnemers 44 en 45 kunnen weer op soortgelijke wijze als hierboven beschreven aan de hand van het in figuur 9 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld benut worden voor het uitvoeren van bepaalde 5 regelingen resp. het in werking stellen van alarmsignalen of dergelijke indien de op een platformdeel uitgeoefende kracht een toelaatbare waarde overschrijdt. Indien gewenst in het bijzonder bij zwaar belaste of grote hefinrichtingen kunnen ook de schamierassen 12 aan de bovenzijde van de platformdelen onderling zijn gekoppeld door een ten opzichte van de wagen 2 evenwijdig aan het koppelstuk 15 verschuifbaar koppelstuk.

1. Hefinrichting voorzien van althans een mast, van een langs deze mast op en neer beweegbare wagen 20 en van een aan de wagen bevestigd platform, dat zich aan weerszijden van de wagen althans in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende platformdelen heeft, met het kenmerk, dat ieder van de beide platformdelen (4, 5) met behulp van een tweetal op enige afstand boven elkaar gelegen horizontaal verlopende en zich loodrecht op de lengterichting van het desbetreffende platformdeel (4,5) uitstrekkende schamierassen (12, 14) met de wagen (2) is gekoppeld, terwijl tussen althans twee, ieder bij een platformdeel (4,5) behorende 25 schamierassen (14) een zich evenwijdig aan de lengterichting van het platform uitstrekkend koppelstuk (15) Is aangebracht, dat een horizontale verplaatsing van de schamierassen (14) ten opzichte van de wagen (2) toestaat.

2. Hefinrichting volgens conclusie 1, waarbij de hefinrichting is voorzien van twee masten langs ieder waarvan een wagen verplaatsbaar is en een zich tussen beide masten uitstrekkend platformdeel met beide 30 wagens is gekoppeld, met het kenmerk, dat door iedere wagen (2) een de aan weerszijden van de desbetreffende wagen (2) gelegen platformdelen (4, 5, 6) verbindend koppelstuk (15) in zijn lengterichting verschuifbaar wordt ondersteund.

3. Hefinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het koppelstuk (15) tegen verschuiving vastzetbaar is.

4. Hefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppelstuk is voorzien van een met de mast verbonden deel (30) en ten opzichte daarvan verschuifbare (35) en met de platformdelen (4,5) gekoppelde delen.

5. Hefinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het koppelstuk is voorzien van een tweetal met de platformdelen (4, 5) gekoppelde zuigers (33), die ieder verschuifbaar zijn in een zuigerkamer (32), die is 40 uitgespaard in het met de mast verbonden deel (30) van het koppelstuk.

6. Hefinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de zuigerkamers (32) ieder aan de van de platformdelen (4,5) afgekeerde zijden van de zuigers (33) zijn verbonden met een drukopnemer (38), welke bij het overschrijden van een bepaalde druk signalen kan afgeven en/of andere organen in of uit werking kan stellen.

7. Hefinrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het de zuigerkamers omvattende deel (30) van het koppelstuk ten opzichte van de mast (1) verschuifbaar en in een stand ten opzichte van de mast (1) vastzetbaar is.

8. Hefinrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het de zuigerkamers omvattende orgaan (39) onverschuifbaar is ten opzichte van de mast (1) en de de beide zuigerkamers zijn verbonden door een 50 leiding (47), die op de zuigerkamers is aangesloten aan de van de platformdelen (4, 5) afgekeerde zijden van de zuigers.

9. Hefinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in de leiding (47) een afsluiter (46) is opgenomen.

10. Hefinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met het koppelstuk (15) 55 middelen (18-20) samenwerken, die de aandrijving van althans een het platform ondersteunende wagen (2) uitschakelen, indien althans een deel van het koppelstuk (15) over een bepaalde afstand vanuit een middenstand is versteld. 5 193829

10 Hierdoor wordt een nog betere overdracht van krachten op de platformdelen bereikt, terwijl lengte veranderingen ten gevolge van scheef lopen worden gecompenseerd. Eventueel is het mogelijk om de verschuifbare koppelstukken te laten inwerken op belasting opnemende middelen, zoals drukdozen, veren, rekstrookjes of dergelijke, die een (overbelasting van de platformdelen kunnen registreren en bij een te grote belasting de inrichting bijvoorbeeld kunnen uitschakelen. 15

11. Hefinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat door het koppelstuk (15) een remmechanisme (26,27) wordt bediend met behulp waarvan een wagen (2) ten opzichte van een mast (1) kan worden vastgeklemd, indien althans een deel van het koppelstuk (15) over een bepaalde afstand vanuit een middenstand is versteld. Hierbij 8 bladen tekening