NL193713C - Landbouwwerktuig, in het bijzonder een cirkelmaaier. - Google Patents

Description

1 193713

Landbouwwerktuig, in het bijzonder een cirkelmaaier

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig, in het bijzonder een cirkelmaaier, uitgerust met een draagframe, dat koppelbaar is met een aan de voorzijde van een trekker aangebrachte driepunts-5 hefaankoppeling, en met een werktuigframe dat door middel van een twee stangen omvattend parallellogrammechanisme in hoogterichting verstelbaar met het draagframe is verbonden.

Een landbouwwerktuig van dit type is bekend uit het Duitse octrooischrift 3.022.742. Bij een dergelijke frontmaaimachine is het van belang dat de maaigereedschappen de bodemoneffenheden zo goed mogelijk kunnen volgen. Om dit te bereiken is een machineframe zodanig opgehangen, dat de maaigereedschappen 10 zowel naar boven als naar beneden kunnen bewegen alsook een draaibeweging om een in de rijrichting gelegen langsas kunnen uitvoeren. Wanneer met een machine van dit type over in de rijrichting verlopende bodemwelvingen wordt gereden, kan de stand van de bewerkingsgereedschappen slechts verticaal naar boven en naar beneden worden verplaatst en kan deze stand zich niet aanpassen aan de stijgende of dalende bodemwelvingen door het aannemen van een schuine stand. Daardoor ontstaat bij oplopende 15 alsook bij dalende helling een onzuivere snede.

Doel van de uitvinding is het ondervangen van dit bezwaar. De inrichting volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt doordat de twee stangen van het parallellogrammechanisme op diagonaal tegenover elkaar gelegen plaatsen elk zijn voorzien van een sleufvormig gat voor het daarin geleiden van een op het werktuigframe respectievelijk op het draagframe aangebrachte schamierpen.

20 Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8102637 is een cirkelmaaier bekend, waarvan het werktuigframe zwenkbaar is om een dwars op de voortbewegingsgerichte as. Deze verzwenkbaarheid wordt verkregen doordat het werktuigframe aan de onderzijde scharnierend met de driepuntshefaankoppeling is verbonden, terwijl aan de bovenzijde van het werktuigframe een geleidingspen aanwezig is, die is opgenomen in een sleufvormige opening van een tot het draagframe behorende geleidingsstang. Bij op een vlakke bodem-25 staand maaiwerktuig bevindt deze geleidingspen zich in het midden van de sleufvormige opening, waardoor een door de bodem gestuurde kanteling van het maaiwerktuig in twee richtingen mogelijk is. Tussen het werktuigframe en het draagframe zijn veermiddelen aanwezig, die de door het maaiwerktuig op de bodem uitgeoefende druk verlagen. Het maaiwerktuig wordt in feite door de driepuntsaanhefkoppeling over de bodem voortgeduwd.

30 De cirkelmaaier volgens de uitvinding wordt door het draagframe over de bodem voortgetrokken. Het parallellogrammechanisme en de veermiddelen zorgen daarbij voor een meer stabiele verticale stand van het maaiwerktuig bij vlakke bodem, terwijl kanteling van het maaiwerktuig in beide, gewenste richtingen mogelijk is door de in de twee stangen van het parallelmechanisme diagonaal tegenover elkaar aangebrachte sleufvormige gaten.

35

In de tekening toont: figuur 1 een zijaanzicht van een cirkelmaaier tijdens de bewerking op een vlakke aardbodem; figuur 2 eenzelfde machine bij het tegen een bodemwelving oprijden; en figuur 3 eenzelfde machine in half opgeheven toestand.

40

Een trekker 1 heeft een hefstangenstel met een bovenzwenkarm 2, ondeizwenkarmen 3 en een hefdlinder 4. Aan het hefstangenstel is een draagframe 5 bevestigd, dat in hoofdzaak naar voren is gericht. Dicht bij het vooreinde daarvan bevinden zich schamierpennen 6,7 waaraan stangen 8, 9 zwenkbaar zijn bevestigd. De bovenstang 8 heeft aan zijn achtereinde een sleufgat 10, en de onderstang 9 heeft aan het vooreinde 45 een langwerpig sleufgat 11. Een machineframe 12 draagt maaigereedschappen 13 en is voorzien van naar boven gerichte verbindingsplaten 14. Deze verbindingsplaten 14 dragen de schamierbouten 15,15', die weer door de achtereinden van de stangen 8, 9 steken en hiermee draaischarnieren vormen.

Tussen het vooreinde van het draagframe 5 en een kopplaat 16 van het machineframe 12 is een drukveer 17 gespannen. Deze bewerkstelligt, dat de schamierbout 15 bij voorkeur tegen het achtereinde 50 van de sleuf 10 aanligt. Een aan het draagframe 5 bevestigde hefcilinder 18 begrenst enerzijds de verplaatsbaarheid in hoogterichting van de stangen 8, 9 naar beneden, staat anderzijds een vrije verplaatsing van de stangen 8, 9 in de werkstand toe en dient ervoor het machineframe 12 met het maai-gereedschap 13 tot op een zekere hoogte op te heffen. Wordt voor het transport over de weg een volledige opheffing gewenst, dan wordt dat met de hefcilinder 4 bewerkstelligd.

55 In de werkstand (figuur 1) staat het machineframe 12 met het maaigereedschap 13 ongeveer loodrecht op de aardbodem. De schamierpen 7 ligt tegen het vooreinde van de sleuf 11 van de onderste stang 9 aan, terwijl de schamierbout 15 tegen het achtereinde van de sleuf 1Ό van de bovenste stang 18 aanligt. Bij

Claims (2)

193713 2 verplaatsing over de stijgende helling van een bodemwelving (figuur 2) blijft de schamierpen 15 in de aangegeven positie, terwijl de schamierpen 7 tegen het achtereinde van de sleuf 11 aan komt te liggen. Bij het rijden over het dalende deel van een bodemwelving blijft de onderste stang 9 in de in figuur 1 weergegeven stand, terwijl de scharnierbout 15, tegen de werking van een drukveer 17 in, tegen het vooreinde van 5 de sleuf 10 van de bovenste stang 8 komt te liggen. In de geheven toestand (figuur 3) bevinden de scharnierpennen 7 en de scharnierbouten 15 zich in dezelfde positie als de normale werkstand (figuur 1). Aangezien de stangen 8, 9 paarsgewijs aanwezig zijn kunnen de beide dwarseinden van het machine-frame 12 met de maaigereedschappen ook onafhankelijk van elkaar een verschillende hoogtestand 10 innemen.

15 Landbouwwerktuig, in het bijzonder een cirkelmaaier, uitgerust met een draagframe, dat koppelbaar is met een aan de voorzijde van een trekker aangebrachte driepunts-hefaankoppeling, en met een werktuigframe dat door middel van een twee stangen omvattend parallellogrammechanisme in hoogterichting verstelbaar met het draagframe is verbonden, met het kenmerk, dat de twee stangen (8, 9) van het parallellogrammechanisme op diagonaal tegenover elkaar gelegen plaatsen (7,15) elk zijn voorzien van een sleufvormig 20 gat (10,11) voor het daarin geleiden van een op het werktuigframe (12,14) respectievelijk op het draagframe (5) aangebrachte schamierpen (15 respectievelijk 7), waarbij tussen het draagframe (5) en het werktuigframe (12,14) veermiddelen (17) zijn aangebracht, die op deze frames (5 respectievelijk 12,14) aangebrachte scharnierpennen (15 respectievelijk 7), bij verticale positie van het werktuigframe (12, 14), doen aanliggen tegen de eindvlakken van de sleufvormige gaten (10 respectievelijk 11), een en ander 25 zodanig dat het werktuigframe (12,14) zwenkbaar om een dwars op de voortbewegingsrichting gerichte as met het draagframe (5) is verbonden. Hierbij 1 blad tekening