NL193014C - Werkwijze voor de ten minste gedeeltelijk steriele bereiding, de inoculatie met mycelium en het in steriele opslageenheden overbrengen van een voedingsbodem, en een inrichting voor het uitvoeren van die werkwijze. - Google Patents

Description

11 193014

Werkwijze voor de ten minste gedeeltelijk steriele bereiding, de inoculatie met mycelium en het in steriele opslageenheden overbrengen van een voedingsbodem, en een inrichting voor het uitvoeren van die werkwijze 5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor de ten minste gedeeltelijk steriele bereiding, de inoculatie met mycelium en het in steriele opslageenheden overbrengen van een voedingsbodem, welke werkwijze wordt uitgevoerd in een gesloten systeem door het toevoeren van grondstoffen, van water en van hulpstoffen aan het gesloten systeem, dat is voorzien van toe- en afvoeropeningen voor de stoffen en voor stoom en van een dubbelwandige mantel met toe- en afvoeropeningen voor stoom en voor 10 een koelmedium, waarbij het vochtige mengsel in het gesloten systeem eerst homogeen wordt gemengd en daarna wordt gesteriliseerd bij een temperatuur van ongeveer 120°C door het gedurende 45 minuten toevoeren van stoom aan ten minste de dubbelwandige mantel, gevolgd door het uitwendig afkoelen van het gesteriliseerde mengsel tot ongeveer 25°C, gevolgd door het toevoeren van deeltjesvormig inoculum aan het afgekoelde gesteriliseerde mengsel en het mengen van het mengsel en het inoculum en daarna het 15 geïnoculeerde materiaal in steriele opslageenheden overbrengen. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze, bestaande uit een hermetisch gesloten ruimte voorzien van een toevoer voor grondstoffen, water en hulpstoffen, van een toevoer voor inoculum, een afvoer voor geïnoculeerd materiaal, welke toevoeren zijn voorzien van hermetisch afsluitbare afsluiters, welke gesloten ruimte verder is voorzien van een toevoer voor stoom en van een dubbelwandige mantel 20 met toe- en afvoeropeningen voor stoom en voor een koelmedium.

Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.932.862. Volgens de daarin beschreven werkwijze wordt een mengsel bestaande uit 50 tot 60 gew.% graan of koren, 40 tot 50 gew.% water en 1% kalk toegepast als uitgangsmengsel ter bereiding van paddestoelbroedsel. Het mengen van een dergelijk uitgangsmengsel vindt plaats onder toepassing van een om een horizontale as 25 aangedreven roterende menger, welke menger is voorzien van een koel- of verwarmingsmantel. Tijdens het mengen wordt zowel stoom aan de verwarmingsmantel als aan de inhoud van de menger toegevoerd. Na het voltooien van de sterilisatie wordt de toevoer van stoom aan de menger beëindigd en de mantel onder toepassing van een koelmiddel gekoeld ter afkoeling van het gesteriliseerde mengsel tot ongeveer 25°C. Nadat de stoom is afgelaten wordt steriele lucht aan de menger toegevoerd ter handhaving van een 30 positieve druk binnen de menger. Het steriel toevoeren van inoculum aan het gesteriliseerde mengsel vindt plaats in een situatie waarbij geen menging van de inhoud van de menger wordt gemengd door de menger opnieuw te roteren om de horizontale as hiervan.

Het nadeel van de hiervoor beschreven werkwijze is dat de homogenisatie van de afzonderlijke bestanddelen, te weten vaste en vloeibare bestanddelen, onvoldoende is. Doordat het mengen slechts 35 plaatsvindt door de menger om de horizontale as te wentelen, zullen de bij omgevingstemperatuur aan de menger toegevoerde vaste bestanddelen onvoldoende worden bevochtigd door het reeds in het begin aanwezige water waardoor een inhomogeen uitgangsmengsel wordt verkregen. Een ander nadeel is dat de tijd, die nodig is voor het op sterilisatietemperatuur brengen van het mengsel, lang is, hetgeen voor een hoge produktiesnelheid nadelig is. Bovendien is het gewenst de sterilisatietemperatuur snel te bereiken 40 waardoor de kans op mogelijke infectie wordt geminimaliseerd. Voor het verkrijgen van een gewenste voedingsbodem voor paddestoelen verdient het bovendien de voorkeur dat het vochtgehalte van het te steriliseren mengsel tijdens de sterilisatiehandeling niet onnodig wordt verhoogd. Daarnaast zullen de toegepaste uitgangsmaterialen, in het bijzonder graan, leiden tot de bereiding van inoculum/kiemen, welke bereiding andere procesomstandigheden vereist dan de onderhavige bereiding van een voedingsbodem 45 voor paddestoelen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is te voorzien in een werkwijze en inrichting voor het volgens een snelle manier en onder steriele omstandigheden bereiden, inoculeren en het in steriele opslageenheden overbrengen van een voedingsbodem voor paddestoelen. Daarnaast is het gewenst een werkwijze te verschaffen waarbij de kans op infectie van de met warmte behandelde voedingsbodem, die deze uit de 50 omgeving ondervindt, wordt gereduceerd en dat een economische toepasbaarheid op grote schaal wordt gegarandeerd. De werkwijze moet bovendien met een minimum aantal handelingen met het materiaal, een laag energieverbruik en een geringe hoeveelheid handwerk worden uitgevoerd.

De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, zoals vermeld, wordt gekenmerkt, doordat de voedingsbodem geschikt is voor het laten groeien van paddestoelen, waartoe als grondstof stro en/of lege maïskol-55 ven worden verkleind tot minder dan 5 mm en/of 6 mm respectievelijk en als stikstofbron dienende hulpstof sojameel of ammoniumnitraat worden toegepast en het verkregen mengsel in een eerste stap met een snelheid van 60 omwentelingen per minuut wordt gemengd met heet water van minimaal 90°C ter 193014 2 verkrijging van een vochtgehalte van 63%, vervolgens in een tweede stap, onder voortgaand mengen, het vochtgehalte verder wordt verhoogd met 7-10% door het injecteren van stoom van 100-120°C, gedurende 5-30 minuten, waarna het aldus bereide mengsel wordt gesteriliseerd door het alleen aan de dubbelwandige mantel toevoeren van stoom van 100-120°C, na het koelen het aflaten van de inwendige druk tot 5 atmosferische druk en vervolgens tijdens het toevoeren van inoculum met een korrelgrootte van 1-3 mm het terugbrengen van de mengsnelheid naar 30 omwentelingen per minuut en het verder mengen van het inoculum met het mengsel onder toepassing van deze snelheid.

De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, zoals vermeld, wordt gekenmerkt, doordat de hermetisch afgesloten ruimte is omsloten door een stationair opgestelde met de langsas opwaarts gerichte, 10 cilindrische dubbelwandige mantel en een aan de onderzijde daarop aansluitende, naar beneden toe spits toelopende dubbelwandige mantel welke cilindrische mantel aan de bovenzijde is voorzien van een deksel, waarbij een schroefvormige transportmenger concentrisch in de hermetisch gesloten ruimte is opgenomen en is voorzien van een aandrijfas, die afgedicht en draaibaar is aangebracht in het deksel en die buiten de gesloten ruimte is verbonden met een aandrijforgaan.

15 In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm is de inrichting verder voorzien van een holle aandrijfas, draaibaar aangebracht om de transport-mengeras en afgedicht aangebracht in het deksel, welke holle aandrijfas buiten de gesloten ruimte is verbonden met een aandrijforgaan en in de gesloten ruimte is voorzien van schraapstaven voor samenwerking met de binnenwand van de gesloten ruimte.

In een andere bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de holle 20 aandrijfas in de gesloten ruimte tevens voorzien van een onder de toevoer voor het inoculum en boven de schraapstaven en de transportmenger opgestelde granuleerschijf voor het fijnmalen van het toegevoerde inoculum.

In nog weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm bezit de inrichting een reservoir voor het inoculum waarin een van pennen voorziene aan te drijven as is opgenomen voor het grofmalen van het inoculum.

25 Het verdient verder de voorkeur dat in de gesloten ruimte sproeikoppen, verbonden met een pijp voor het toevoeren van schoonmaakvloeistof, aanwezig zijn.

Volgens de criteria van de werkwijze worden de verschillende voedingsbodems ais volgt geproduceerd: de grondstoffen (stro, lege maïskolven, maïsstengels enz.), die in het algemeen voor de verschillende voedingsbodems worden gebruikt, worden in een hermetisch gesloten, voor dit doel geconstrueerde 30 inrichting gebracht in een geschikte vorm (gehakseld stro bij voorkeur korter dan 5 mm, gemalen maïskolven, bij voorkeur van een korrelgrootte van 2-6 mm, gemalen maïsstengels bij voorkeur in stukken van 5 mm of minder). Tegelijkertijd worden de toevoegsels volgens de bekende samenstelling, die voor de verschillende voedingsbodems wordt gebruikt, ook in de inrichting gebracht (zoals organische en/of anorganische materialen die als stikstofbron worden gebruikt, bijvoorbeeld sojameel, alfalfameel, enz.). De 35 inrichting wordt daarna hermetisch gesloten en met de transportmenger in de inrichting wordt begonnen met het mengen van het droge materiaal. Na de voormenging van het droge materiaal en de toevoegsels, wordt het materiaal natgemaakt terwijl het mengen wordt voortgezet.

Volgens de werkwijze volgens de uitvinding wordt het vochtgehalte van het materiaal van 60-75%, bij voorkeur 70%, bij voorkeur bereikt in twee stappen. Ongeveer 90% van het genoemde vochtgehalte wordt 40 in de inrichting gebracht in de vorm van water, bij voorkeur van 90-100°C. De resterende 10% van het benodigde vochtgehalte wordt in het reeds voorbevochtigde materiaal gebracht door stoominjectie, en wel met stoom van 100-120°C. Het doel van de stoominjectie is om het voorbevochtigde materiaal in korte tijd op de sterilisatietemperatuur te brengen, dat wil zeggen binnen 5-30 minuten afhankelijk van de beschikbare stoomcapaciteit. Het materiaal wordt verhit door het vrijkomen van de latente warmte van de stoom 45 (condensatie), terwijl het condensaat ertoe bijdraagt dat het uiteindelijke vochtgehalte van het voorbevochtigde materiaal wordt bereikt.

De landbouwkundige bijprodukten die als grondstof worden gebruikt, hebben elk verschillende sterilisatie-tijden nodig, dat wil zeggen 30-60 minuten, en verschillende sterilisatietemperaturen, dat wil zeggen 100-120°C. Sterilisatie van het bereide materiaal, dat wil zeggen het handhaven van de temperatuur met 50 stoominjectie, wordt verzekerd door de mantel van de inrichting op dezelfde temperatuur te houden, 100-120°C (bijvoorbeeld door de mantel met stoom te verhitten).

Na voltooiing van de sterilisatie wordt begonnen met het afkoelen van het verhitte materiaal door warmte aan de mantel van de inrichting te onttrekken (bijvoorbeeld door circulatie van water met een temperatuur beneden 20°C) en/of door condensatie van de stoom. De condensatie vindt plaats in het materiaal, waarbij 55 het inwendige van de inrichting verbonden is met de stoomgenerator. De stoom, die in de condenser terechtkomt, geeft daar de warmte af die uit het materiaal is geëxtraheerd, waarbij de stoom wordt gecondenseerd. De hoeveelheid condensaat doet het watergehalte van het substraat afnemen. Daarom is 3 193014 het aan te bevelen om het water terug te voeren in de inrichting, waar het weer gemengd wordt met het materiaal. Op deze wijze wordt de temperatuur van de behandelde grondstof verlaagd, maar het vochtgehalte blijft hetzelfde.

Het materiaal wordt afgekoeld tot de temperatuur tussen 20 en 30°C is geworden, bij voorkeur 25°C.

5 Deze temperatuur is reeds gunstig voor de vitale voorwaarden van de mycelia van paddestoelen, die als een inoculum worden toegepast.

Na afloop van het koelproces wordt de interne druk (vacuüm) van de hermetisch afgesloten inrichting gelijk gemaakt aan de atmosferische druk. Dit is de geschikte manier om het apparaat te kunnen openen voor de toevoegings van het inoculum. Het inoculum wordt bij voorkeur toegevoegd vanuit een steriele 10 ruimte, waardoor voorkomen wordt dat het steriele materiaal in de inrichting geïnfecteerd wordt.

De juiste menging van het inoculum met de gesteriliseerde grondstof wordt vergemakkelijkt door de constante menging en door het inoculum dat in de inrichting wordt gebracht te granuleren met een geschikte granulator, bij voorkeur tot een deeltjesgrootte van 1-3 mm. Een dergelijke fijne verdeling van het inoculum vergemakkelijkt de snelle vermeerdering van het mycelium in de grondstof.

15 Na de toevoegings van het inoculum en de gelijkmatige menging (gedurende 5-15 minuten), wordt het geïnoculeerde materiaal afgevuld in afsluitbaar verpakkingsmateriaal, dat voor het kweken wordt gebruikt.

Het verpakken in zakken wordt uitgevoerd in een steriele ruimte onder strikt hygiënische omstandigheden.

De inrichting volgens de uitvinding wordt in detail beschreven met behulp van de tekening, waarin de cilindrische mantel 4 met toelopend uiteinde 3 en deksel 2 vastgemaakt is aan een frame 1, waarbij de 20 hermetisch afgesloten ruimte 5 wordt gevormd. De inrichting is voorzien van een toevoer 6 voor grondstof, een toevoer 7 voor inoculum en van afsluitbare inrichtingen 8, 9, waarmee de genoemde toe- en afvoer hermetisch kunnen worden afgesloten. Een transport/meng-element 12 is verbonden aan een as 11, die met een rotatie-inrichting verbonden is en afdichtend draaibaar door het deksel 2 is gevoerd. Schraapstangen 14, die het inwendige oppervlak van de cilindrische mantel 4 schoonschrapen, zijn verbonden met de 25 rotatie-inrichting 13 met behulp van de afdichtend draaibaar door het deksel gevoerde holle as 15. Een toevoer 16 dient voor de toevoer van de stoom voor verwarming en voor heet of koud water in de hermetisch afgesloten ruimte 5, welke toevoer verbonden is met de afsluit-inrichting 17. De cilindrische mantel 4 met toelopend uiteinde 3 wordt omringd door de uitwendige mantel 18 voor de circulatie van het verwarmingsmedium of het koelmiddel. Het verwarmingsmedium of het koelmiddel circuleert in de ruimte 30 tussen de twee mantels, waarbij het in deze ruimte wordt gebracht door openingen 20 en 21. De lucht-afvoeropening 24, die verbonden is met een afsluitinrichting 25, is aangebracht in het onderste deel van de mantel van het toelopend uiteinde 3. De cilindrische mantel 4 en het toelopende uiteinde 3 zijn bedekt door een isolatielaag 26. De afvoeropening 27, die verbonden is met een hermetisch afsluitbare afsluitinrichting 28, wordt gebruikt voor de afvoer van de geïnoculeerde voedingsbodem. Een plastic zak 29, waarin de 35 geïnoculeerde voedingsbodem wordt opgevangen, kan met de afvoer 27 verbonden worden. Een transport-worm 30 is verbonden met de toevoer 6 voor de grondstof en een transportworm 31 is verbonden met de toevoer 7 voor het inoculum. Een getande as 32 is aangebracht in de trechter 48 en dient voor de grove vermaling van het inoculum. De trechter 48 is voorzien van een hermetisch afsluitbare afsluitinrichting 33. Een granuleerschijf 34 is bevestigd aan de as 15 voor de fijne vermaling van het inoculum. Een aseptisch 40 reduceerventiel 35 is via een pijp 49 en een afsluitinrichting 50 verbonden met de ruimte 5 en de sproeikoppen 36 zijn aangebracht voor het schoonmaken van de ruimte 5 en verbonden via een pijp 37 met de afsluitinrichting 38. Volgens de layout van de tekening zijn de afsluitinrichtingen 17 en 22 verbonden via pijpen met de aansluitpunten die gemerkt zijn met "heet water”, "koud water”, ’’stoom”, ’’koelmiddel”, en een afsluitinrichting 39 voor heet water, een afsluitinrichting 40 voor koud water, een afsluitinrichting 41, een 45 afsluitinrichting 42 voor stoom en een afsluitinrichting 43 voor koelmiddel zijn ingebouwd op de plaatsen, die in de tekening zijn aangegeven. Een afsluitinrichting 23 met een pijp 53 is via afsluitinrichtingen 44, respectievelijk 45 met de aansluitpunten gemerkt ’’koelmiddel” verbonden, zoals te zien is in de tekening. Voor het meten van de temperatuur van de ruimte 5 is een thermometer 46 aangebracht.

De ruimte 5 van de inrichting is verbonden met een stoomcondenser via het punt aangeduid met ’’stoom” 50 met behulp van de pijp 49A en de afsluitinrichting 51 en tevens via het punt aangeduid met ’’condensaat” met behulp van de pijp 37, de afsluitinrichting 52 en de sproeikoppen 36.

De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, zoals te zien is in de tekening, werkt als volgt: 55 De grondstof wordt in de trechter 47 van de transportworm 30 gebracht, van waaruit deze door de ! transportworm 30 via de grondstoftoevoer 8 in de ruimte 5 wordt gevoerd, waarbij de afsluitinrichting 8 openstaat. Nadat ongeveer 2/3 deel van de ruimte 5 gevuld is, wordt de grondstoftoevoer 6 hermetisch i 193014 4 afgesloten met de afsluitinrichting 8. Tegelijkertijd worden alle andere openingen 7, 16, 20, 21,24 en 27 ook gesloten met de afsluitinrichtingen 9, 17, 22, 23, 25 en 28. De afsluitinrichting 33 en alle andere afsluit-inrichtingen 8, 40, 41, 42, 43, 44 en 45 worden ook gesloten.

De roeraandrijfinrichtingen 10 en 13 worden aangezet. De roeraandrijfinrichting 13 draait de schraap-5 staven 14 rond door middel van holle as 15. De stand en de rotatie-inrichting van de transport/mengworm 12 zijn zodanig, dat de grondstof omhoog wordt getransporteerd, bovenaan uit de transport/meng-worm 12 valt en terugglijdt langs het naar binnen gekeerde oppervlak van de cilindrische mantel 4 en dat van het taps toelopende uiteinde 3, terwijl deze continu worden afgeschraapt door de schraapstaven 14.

Door de afsluitinrichting 25 te openen wordt de luchttoevoer 24 geopend, waarna de afsluiter 17 en de 10 stoomafsluiter 42, die in de pijp met het aansluitpunt "stoom", die voor de direkte injectie van stoom wordt gebruikt, is ingebouwd, ook geopend. De stoom, die in de ruimte 5 stroomt, verplaatst de daarin aanwezige lucht, die afgelaten kan worden door de luchtafvoer 24, waarbij de afsluiter 25 openstaat. Na afvoer van de lucht wordt de afsluiter 25 gesloten. De stoom, die in de grondstof onder continu roeren wordt gevoerd, doet de temperatuur van de grondstof tot de gewenste waarde stijgen. De stoomafsluiter 42 wordt gesloten, 15 wanneer de thermometer 46 de gewenste temperatuur aanwijst. Door de afsluiter 39 voor heet water te openen, kan een bepaalde hoeveelheid water met een bepaalde temperatuur vanuit het aansluitpunt voor heet water via de stoom/water-toevoer aan de grondstof worden toegevoerd om het gewenste watergehalte te bereiken. De toegevoerde hoeveelheid water wordt gelijkmatig gemengd met de grondstof. Daarna wordt de afsluiter 39 voor heet water en vervolgens ook de afsluiters 41 en 17 gesloten. De grondstof wordt op 20 temperatuur gehouden door een verhittingsmedium, waarvoor stoom geschikt is, vanuit het aansluitpunt voor stoom in de mantelruimte 19 te leiden via de opening 20 van de uitwendige mantel 18 door de stoomafsluiter 42 en de afsluiter 22 te openen. Het verwarmingsmedium, dat door warmte-overdracht afgekoeld wordt, wordt continu afgevoerd uit het aansluitpunt "koelmiddel” via de opening 21 in de uitwendige mantel 18, waarbij de afsluiter 23 en de afsluiter 45 voor "koelmiddel” openstaat. De warmte-25 toevoer voor het handhaven van de temperatuur wordt stopgezet door de stoomafsluiter 42 en de afsluiter 22 te sluiten. Daarna worden de afsluiter 23 en de afsluiter 45 voor "koelmiddel” gesloten.

De warmteverliezen worden gereduceerd door de isolatielaag 26.

Het op de gewenste waarde houden van de druk en de temperatuur van de ruimte 5 van de inrichting tijdens het verwarmen wordt geregeld met behulp van het aseptische reduceerventiel 35. De met warmte 30 behandelde grondstof wordt afgekoeld door in de mantelruimte 19 een koelmiddel te laten circuleren en/of door het gebruik van vacuümcondensatie. In het eerste geval wordt koeling bereikt door circulatie van het koelmiddel na opening van de afsluiter 44 voor "koelmiddel” en de afsluiter 23, alsmede de afsluiter 22 en de afsluiter 43 voor "koelmiddel”. In het tweede geval wordt de ruimte 5 van de inrichting verbonden met een stoomcondenser (plaatsen aangeduid met "stoom”, "condensaat”), waarbij de afsluiter 50 van pijp 49 35 en de afsluiter 38 van de pijp 37 worden gesloten en tegelijkertijd de afsluiter 51 van de pijp 49A en de afsluiter 52 van de pijp 37 worden geopend. De koelmethoden worden beide uitgevoerd, terwijl de grondstof wordt gemengd. De inwendige druk neemt af tijdens het koelen. Het drukverschil wordt ongedaan gemaakt via het aseptische reduceerventiel. Na afloop van de koeling worden in het eerste geval de afsluiter 44 voor "koelmiddel” en de afsluiter 23, alsmede de afsluiter 22 en de afsluiter 43 voor "koelmiddel” gesloten, 40 waardoor de circulatie van het koelmiddel stopt. In het geval van vacuümcondensatie wordt de koeling stopgezet door de afsluiters 51 en 52 te sluiten.

Nadat de gewenste temperatuur is bereikt, wordt onder steriele omstandigheden het deksel 33 van de worminrichting 31, die verbonden is met de toevoer 7 voor inoculum, geopend, waarna het inoculum in de trechter 48 wordt gedaan en het deksel onmiddellijk wordt gesloten. Het inoculum wordt grof gemalen door 45 de van pennen voorziene as 32, die aangedreven wordt door de as van de worm 31. Na opening van het deksel 9 van toevoer 7, worden de voorgemalen stukken inoculum door de worm 31 getransporteerd naar de roterende granuleerschijf 34 voor de fijne vermaling van het inoculum, waarbij de stukjes inoculum, die tussen de cilindermantel 4 en de granuleerschijf 34 worden geperst, gegranuleerd worden tot de gewenste korrelgrootte van het inoculum. Het gemalen inoculum valt in de voedingsbodem, waarmee het gelijkmatig 50 wordt gemengd. Op deze wijze begint het dooreenmengen op verschillende plaatsen, hetgeen resulteert in een snel dooreenmengen. Nadat het inoculum is toegevoegd, wordt de opening 7 onmiddellijk met het deksel 9 gesloten.

De geïnoculeerde voedingsbodem wordt afgelaten door de afvoer 27 door de draairichting van de roeraandrijfinrichting 10 om te keren, waarbij de transportworm 12 de geïnoculeerde voedingsbodem in de 55 richting van de afvoer 27 voert, en na opening van het deksel 28 wordt onder steriele omstandigheden de voedingsbodem in een gesteriliseerde plastic zak 29 of ander gesteriliseerd verpakkingsmiddel gestort. Na de afvoer van de voedingsbodem wordt het deksel 28 gesloten en wordt de arbeidscyclus opnieuw gestart.

Claims (6)

1. Werkwijze voor de ten minste gedeeltelijk steriele bereiding, de inoculatie met mycelium en het in steriele opslageenheden overbrengen van een voedingsbodem, welke werkwijze wordt uitgevoerd in een gesloten systeem door het toevoeren van grondstoffen, van water en van hulpstoffen aan het gesloten systeem, dat is voorzien van toe- en afvoeropeningen voor de stoffen en voor stoom en van een dubbelwandige mantel 30 met toe- en afvoeropeningen voor stoom en voor een koelmedium, waarbij het vochtige mengsel in het gesloten systeem eerst homogeen wordt gemengd en daarna wordt gesteriliseerd bij een temperatuur van ongeveer 12°C door het gedurende ongeveer 45 minuten toevoeren van stoom aan ten minste de dubbelwandige mantel, gevolgd door het uitwendig afkoelen van het gesteriliseerde mengsel tot ongeveer 25°C, gevolgd door het toevoeren van deeltjesvormig inoculum aan het afgekoelde gesteriliseerde mengsel 35 en het mengen van het mengsel en het inoculum en daarna het geïnoculeerde materiaal in steriele opslageenheden overbrengen, met het kenmerk, dat de voedingsbodem geschikt is voor het laten groeien van paddestoelen, waartoe als grondstof stro en/of lege maïskolven worden verkleind tot minder dan 5 mm en/of 6 mm respectievelijk en als stikstofbron dienende hulpstof sojameel of ammoniumnitraat worden toegepast en het verkregen mengsel in een eerste stap met een snelheid van 60 omwentelingen per minuut 40 wordt gemengd met heet water van minimaal 90°C ter verkrijging van een vochtgehalte van 63%, vervolgens in een tweede stap, onder voortgaand mengen, het vochtgehalte verder wordt verhoogd met 7-10% door het injecteren met stoom van 100-120°C, gedurende 5-30 minuten, waarna het aldus bereide mengsel wordt gesteriliseerd door het alleen aan de dubbelwandige mantel toevoeren van stoom van 100-120°C, na het koelen het aflaten van de inwendige druk tot atmosferische druk en vervolgens tijdens het toevoeren 45 van inoculum met een korrelgrootte van 1-3 mm het terugbrengen van de mengsnelheid naar 30 omwentelingen per minuut en het verder mengen van het inoculum met het mengsel onder toepassing van deze mengsnelheid.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, bestaande uit een hermetisch gesloten ruimte voorzien van een toevoer voor grondstoffen, water en hulpstoffen, van een toevoer voor 50 inoculum, een afvoer voor geïnoculeerd materiaal, welke toevoeren zijn voorzien van hermetisch afsluitbare afsluiters, welke gesloten ruimte verder is voorzien van een toevoer voor stoom en van een dubbelwandige mantel met toe- en afvoeropeningen voor stoom en voor een koelmedium, met het kenmerk, dat de hermetisch afgesloten ruimte (5) is omsloten door een stationair opgestelde met de langsas opwaarts gerichte cilindrische dubbelwandige mantel (4) en een aan de onderzijde daarop aansluitende naar beneden 55 toe spits toelopende dubbelwandige mantel (3), welke cilindrische mantel (4) aan de bovenzijde is voorzien van een deksel (2), waarbij een schroefvormige transportmenger (12) concentrisch in de hermetisch gestoten ruimte (5) is opgenomen en is voorzien vaneen aandrijfas (11), die afgedicht en draaibaar is ------ 6 aangebracht in het deksel (2) en die buiten de gesloten ruimte (5) is verbonden met een aandrijforgaan (10).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van een holle aandrijfas (15), draaibaar aangebracht om de transport-mengeras (11) en afgedicht aangebracht in het 5 deksel (2), welke holle aandrijfas (15) buiten de gesloten ruimte (5) is verbonden met een aandrijforgaan (13) en in de gesloten ruimte (5) is voorzien van schraapstaven (14) voor samenwerking met de binnenwand (14) van de gesloten ruimte (5).

4. Inrichting volgens conclusie 2-3, met het kenmerk, dat de holle aandrijfas (15) in de gesloten ruimte (5) tevens is voorzien van een onder de toevoer (7) voor het inoculum en boven de schraapstaven (14) en de 10 transportmenger (12) opgestelde granuleerschijf (34) voor het fijn malen van het toegevoerde inoculum.

5. Inrichting volgens conclusie 2-4, met het kenmerk, dat de inrichting een reservoir (48) voor het inoculum bezit, waarin een van pennen voorziene aan te drijven as (32) is opgenomen voor het grof malen van het inoculum.

5 193014 De ruimte 5 wordt schoongemaakt, gewassen, zo nodig gedesinfecteerd door de afsluiter 38 te openen en wel met behulp van een schoonmaakvloeistof, die via de pijp 37 en de sproeikoppen 36 wordt geïnjecteerd. De schoonmaakvloeistof wordt verwijderd door het deksel 28 te openen. De inrichting dient gebruikt te worden op een plaats die op adequate wijze steriel wordt gehouden, om 5 eventuele infectie, die tijdens de inoculatie en het opzakken kan optreden, te reduceren. Een geschikte prop wordt gebruikt voor de steriele afsluiten van de zak met geïnoculeerde voedingsbodem en het dooreenmengen vindt plaats in een voldoende schone omgeving, waarna de voedingsbodem in gebruik wordt genomen. De werkwijze en de werking van de inrichting volgens de uitvinding tonen aan, dat het bevochtigen, de 10 warmtebehandeling, de inoculatie en het opzakken volgens de werkwijze uitgevoerd kan worden met de inrichting in één enkele, hermetisch afgesloten ruimte. Op deze wijze wordt het risico van infectie van de voedingsbodem tot het minimum gereduceerd. De eenvoudige opbouw van de inrichting leidt tot een produktie met gunstige investeringskosten. De werkwijze is ook uitvoerbaar met een grotere automatische regeling van de inrichting, waardoor de werkwijze uitgevoerd kan worden met een minimum aan arbeids-15 krachten en de duur van de arbeidsfasen constant kan worden gehouden onafhankelijk van de bediener. De werkwijzen kunnen uitgevoerd worden in één enkele ruimte zonder tussentijdse handeling met het materiaal. De inrichting kan ook gemakkelijk uitgevoerd worden voor de bewerking van grote (verscheidene m3) grondstof. Het ruimtebeslag daarvan is gunstig, waardoor de strikte hygiënische omstandigheden slechts noodzakelijk zijn in een klein gedeelte van het gebouw, hetgeen de additionele investeringskosten 20 reduceert. De werkwijze en inrichting kunnen daarom met voordeel worden gebruikt voor produktie op grote schaal. 25

6. Inrichting volgens conclusies 2-5, met het kenmerk, dat in de gesloten ruimte (5) sproeikoppen (36), 15 verbonden met een pijp (37) voor het toevoeren van schoonmaakvloeistof, aanwezig zijn. Hierbij 1 blad tekening