NL192960C

NL192960C - Vervangingspijp voor installatie in een bestaande pijpleiding.

Info

Publication number: NL192960C
Application number: NL8900922A
Authority: NL
Original assignee: Nu Pipe Inc
Priority date: 1988-04-13
Filing date: 1989-04-13
Publication date: 1998-06-03
Also published as: IT8947847A0; FR2630185B1; GB2218490A; DK174689D0; CA1337892C; RU2025635C1; FI94283C; NL192960B; SE8901282L; NO891504D0; FI891714A0; IE960800L; IE891175L; PT90271A; SE8901282D0; GB2251472B; MY126281A; BE1002158A5; HU209194B; SG47893G

Description

1 192960

Vervangingspijp voor installatie in een bestaande pijpleiding

De uitvinding heeft betrekking op een vervangingspijp voor installatie in een bestaande pijpleiding, waarbij de vervangingspijp bestaat uit thermoplastisch materiaal dat in hoofdzaak stijf is bij omgevingstemperaturen, 5 waarbij de vervangingspijp gemaakt is in een ineengeklapte, niet cirkel-vormige vorm met verkleinde afmetingen die kleiner zijn dan die van de pijpleiding en in langsrichting gevouwen is en verwarmbaar is om in de pijpleiding gebracht te kunnen worden, en, na positionering binnenin de pijpleiding, expandeerbaar is tot een buisvorm met een buitendiameter die in hoofdzaak overeenkomt met de binnendiameter van de pijpleiding onder het toevoeren van hitte en interne druk, en in zijn buisvorm stabiliseerbaar is door koelen. 10 Een dergelijke vervangingspijp is bekend en wordt beschreven in het Franse octrooischrift 1.394.807. Door extrusie wordt een buis uit polyvinylchloride gevormd met een diameter die in hoofdzaak gelijk of iets kleiner is dan de binnendiameter van de te bekleden pijpleiding. Dan wordt de vervangingspijp weer verwarmd en platgedrukt in de vorm van een band, die op een spoel gewikkeld wordt voor transport. De opgewikkelde vervangingspijp wordt weer verwarmd om hem af te wikkelen en in de bestaande pijpleiding 15 te brengen. Vervolgens wordt hete stoom onder druk door de vervangingspijp gevoerd opdat de buis, door zijn geheugen voor de thermisch stabiele vorm, zijn buisvorm herneemt. Terwijl de buis nog warm is wordt er een zuiger doorheen getrokken opdat de vervangspijp nauw aansluit tegen de bestaande pijpleiding. Bij voorkeur wordt de platte vervangingspijp vlak voor het inbrengen in de pijpleiding dubbelgevouwen door middel van een geleiding waar de vervangingspijp doorheen glijdt. De vervangingspijp bezit een wanddikte 20 van 0,5 è 1 mm.

Deze bekende vervangingspijp heeft het nadeel, dat de vervangingspijp tijdens het verwarmd inbrengen in de bestaande pijpleiding door zijn geheugen voor de ronde buisvorm de neiging zal hebben om uit te vouwen, waardoor zijn randen langs de binnenzijde van de bestaande pijpleiding zullen schuren en beschadigd kunnen raken, hetgeen ongewenst is.

25 Het is een doel van de uitvinding om deze nadelen op te heffen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een vervangingspijp zoals in de aanhef omschreven, waarbij de vervangingspijp een geheugen bezit voor de verkleinde, niet-cirkelvormige vorm, zodat de vervangingspijp, wanneer deze verwarmd wordt om hem buigzaam te maken voor het inbrengen in de pijpleiding, de neiging zal hebben in de verkleinde, niet-cirkelvormige vorm te blijven.

30 Hiermee wordt bereikt dat een dikwandige vervangingspijp toch gemakkelijk in een bestaande pijpleiding ingebracht kan worden, zonder dat grote ontgravingen nodig zijn om de gebruikelijke stijve of semi-stijve dikwandige vervangingspijpen in een bestaande pijpleiding te voeren. Doordat de vervanginspijp een geheugen voor de verkleinde, niet-cirkelvormige vorm bezit, kan de vervangingspijp namelijk tot een zodanige temperatuur verwarmd worden, dat hij voldoende buigzaam is om gemakkelijk in de bestaande 35 pijpleiding te voeren, zonder dat de vervangingspijp de neiging heeft uit te vouwen, waardoor beschadiging van de vervangingspijp voorkomen kan worden. Doordat de vervangingspijp buigbaar is kunnen krommingen of bochten in de bestaande pijpleiding door de vervangingspijp gevolgd worden, hetgeen met de gebruikelijke stijve of semi-stijve dikwandige vervangingspijpen niet mogelijk is. De werkwijze volgens de uitvinding heeft als extra voordeel dat het op eenvoudige wijze desgewenst mogelijk is de vervangingspijp 40 weer te verwijderen door de vervangingspijp opnieuw in voldoende mate te verhitten, waardoor de vervangingspijp door zijn geheugen voor de verkleinde vorm terugkeert naar de ineengeklapte, niet-cirkelvormige vorm, zodat de ineengeklapte vervangingspijp gemakkelijk uit de bestaande pijpleiding getrokken kan worden, bijvoorbeeld om hem te vervangen door een nieuwe vervangingspijp.

Opgemerkt wordt, dat volgens de Europese octrooiaanvrage 0.065.886 gebruik gemaakt wordt van een 45 vervangingspijp voor het inwendige bekleden van een bestaande pijpleiding, welke vervangingspijp een verkleinde vorm gegeven wordt. Deze vervangingspijp bezit echter een geheugen voor een buisvorm met een cirkelvormige doorsnede.

Volgens een verdere uitvoering is de vervangingspijp in zijn verkleinde vorm ineengeklapt en in zijn lengterichting gevouwen en bezit de vervangingspijp een dwarsdoorsnede met een eerste en een tweede 50 been die met elkaar verbonden zijn bij een afgerond bolvormig gedeelte, waarbij één been langer is dan het andere been, en waarbij ieder been eindigt in een afgerond bolvormig vrij einde. De afgeronde bolvormige vouw- en beeneinden voorkomen het risico dat de gevouwen gedeelten van de vervangingspijp scheuren wanneer deze gevouwen is. Dit risico bestaat wanneer de vervangingspijp platgevouwen is. De bolvormige beeneinden maken het tevens mogelijk om stoom of een ander heet fluïdum door de gevouwen 55 vervangingspijp te voeren om de vervangingspijp te verwarmen en te doen uitzetten.

De uitvinding zal bij wijze van voorbeeld worden toegelicht aan de hand van de tekening.

192960 2

Figuur 1 is een dwarsdoorsnede van een gebruikelijke thermoplastische vervangingspijp, zoals een PVC vervangingspijp, gebruikt in overeenstemming met de uitvinding in de geëxpandeerde ronde toestand daarvan; figuur 2 is een perspectivisch aanzicht van de thermoplastische vervangingspijp van figuur 1 en van de 5 inrichting voor het verkleinen van de vervangingspijp van zijn ronde toestand naar een ineengeklapte, gevouwen toestand voor opslag op een spoel; figuur 3 is een dwarsdoorsnede van de thermoplatische vervangingspijp van figuur 2 nadat deze gevouwen is, genomen volgens de lijn Ill-Ill van figuur 2; figuur 4 is een schematisch aanzicht, dat een werkwijze voor het vanuit een mangat installeren van de 10 gevouwen en op een spoel opgeslagen thermoplatische vervangingspijp van de figuren 2 en 3 binnen een hoofdriool weergeeft, waarbij de gevouwen thermoplatische vervangingspijp opgeslagen is op een rol en opnieuw verwarmd wordt voor installatie in de te herstellen ondergrondse vervangingspijp; figuur 5 is een schematisch aanzicht in doorsnede, waarbij een detail van de inrichting voor het doen uitzetten van de gevouwen thermoplastische vervangingspijp van de figuren 2 en 3 en het rondmaken 15 daarvan nadat deze ingevoerd is in de in figuur 4 weergegeven bestaande hoofdpijpleiding weergegeven wordt; figuur 6 is een schematisch aanzicht in doorsnede, waarbij een alternatieve constructie weergegeven wordt voor het uitzetten en het rondmaken van de gevouwen thermoplastische vervangingspijp na de invoering daarvan in een bestaande leiding; 20 figuur 7 is een doorsnede door een voorkeursuitvoering van de thermoplastische vervangingspijp van figuur 1, wanneer gevouwen voor installatie in een bestaande ondergrondse leiding; figuur 8 is een schematisch zij-aanzicht van een inrichting voor het vervaardigen van de thermoplastische vervangingspijp van figuur 1 in een gevouwen vorm zoals weergegeven in figuur 7; figuur 9 is een verticaal aanzicht van het kalibreerorgaan van de inrichting van figuur 8 op een vergrote 25 schaal, zoals gebruikt bij de vervaardiging van de thermoplastische vervangingspijp in de in figuur 7 weergegeven vorm; figuur 10 is een verticaal aanzicht van een enkele kalibreerplaat van het kalibreerorgaan van figuur 9, zoals gezien vanaf de lijn X-X van figuur 9; figuur 11 is een schematisch zij-aanzicht, waarbij een werkwijze en inrichting voor het vouwen van een 30 thermoplastische vervangingspijp die rond vervaardigd is geïllustreerd wordt, voor invoering in een bestaande ondergrondse leiding; de figuren 12A-E zijn schematische doorsneden, die respectievelijk genomen zijn langs de lijnen XIIA-XIIA tot en met XIIE-XIIE van figuur 11.

35 In figuur 1 is een pijp 10 afgebeeld, die gebruikt wordt voor het vernieuwen, repareren of vervangen van ondergrondse pijpleidingsgedeelten zoals rioolpijpen. Deze pijp 10 is gevormd van een thermoplastisch materiaal zoals PVC, dat gewoonlijk stijf en voldoende dikwandig is om een hoepelsterkte te hebben die bestand is tegen uitwendige grond- en hydraulische drukken waaraan de pijp onder de grond blootgesteld kan worden. Deze pijp 10 kan buigzaam gemaakt worden door verwarming tot een temperatuur van ten 40 minste 105eC (200°F), maar is stijf bij bovengrondse en ondergrondse omgevingstemperaturen. Door opnieuw te verwarmen wordt de pijp 10 weer buigzaam en verwerkbaar. Het thermoplastische materiaal van de pijp 10 heeft een geheugen waarbij de oorspronkelijke ronde buisvormige gedaante van de pijp die later verwarmd en platgemaakt of gevouwen en dan gekoeld wordt om in zijn gevouwen gedaante te stabiliseren, na opnieuw verwarmen terugkeert naar de oorspronkelijke ronde buisvormige gedaante. Ook zal, indien de 45 pijp aanvankelijk vervaardigd is in een ineengeklapte en gevouwen gedaante, zoals getoond in figuur 3 en figuur 8 en later verwarmd en naar een ronde gedaante uitgezet wordt onder inwendige druk, en in de ronde gedaante gekoeld en gestabiliseerd wordt, het materiaal terugkeren naar de oorspronkelijke gevouwen gedaante indien het daaropvolgend verwarmd wordt.

Figuur 2 illustreert een inrichting 11 met verwarmingsorgaan 11a voor het opnieuw vormen van de ronde 50 PVC pijp 10. Figuur 3 geeft een dwarsdoorsnede van de pijp 10 nadat deze opnieuw gevormd is door platmaken en vouwen onder gebruikmaking van de inrichting van figuur 2.

Hoewel de eenheid 11 in figuur 2 op schematische wijze een pijpvouworgaan illustreert, zijn een praktische pijpvouwinrichting en -werkwijze meer in detail geïllustreerd in figuur 11 en figuur 12A-E. De ronde pijp 10 wordt, na doorgang door de verwarmer 11a, eerst platgemaakt door een paar rollen 60, 61 en 55 dan gevoerd langs een vouwwiel 62, en ondersteund door drie stellen vouwrollen 63, 64, 65. Het paar vouwrollen 63 is aangebracht in samenhang met het vouwwiel 62 om het vouwen van pijp 10 tot een U-vormige gedaante te beginnen. Daarna zetten de drie vouwrollen 64 die zijn aangebracht in een 192960 4 ander type inrichting voor het doen uitzetten van de verkleinde pijp. Een dergelijke inrichting omvat een doorn 50 met verwarmingsorganen 52 daarin die in staat zijn tot het verwarmen van de nieuwe pijp tot een buigzame toestand. De doom 50 is verbonden met een trekkabel 54 of een ander orgaan voor het door de oorspronkelijke pijp heentrekken daarvan.

5 Bij een andere werkwijze voor het verwarmen, rondmaken en doen uitzetten van de nieuwe pijp kan heet water of stoom langs de geïnstalleerde, maar nog gevouwen nieuwe pijp worden gevoerd, totdat de gewenste temperatuur bereikt is ter plaatse van het benedenstroomse eind. Dan wordt de nieuwe pijp met heet water of stoom en onder druk uitgezet tot een ronde gedaante en tot de gewenste diameter.

In de figuren 8, 9,10 en 11 is te zien, dat de gevouwen thermoplastische pijp van figuur 7 vervaardigd 10 wordt onder gebruikmaking van extrudeerinrichting 106, die extrudeert naar een onderdrukkast 108. Een trekorgaan 110, dat een reeks van tegenover elkaar liggende kneeprollen 111,112 benedenstrooms van de onderdrukkast omvat, trekt onder spanning het geëxtrudeerde en gevormde materiaal uit de vacuümkast en voert dat naar een stoombuis 114 voor herverwarming tot een buigzame toestand, zodat de resulterende gevouwen pijp in zijn gevouwen vorm gewikkeld kan worden op een opslagspoel 116. Een vorm 118 en een 15 pen 120 sluiten aan op de uitlaat van de extrudeerinrichting. Tussen het benedenstroomse eind van de vorm 118 en de inlaat naar de onderdrukkast 108 bevindt zich een tussenruimte 121 van ongeveer 3 tot 6 decimeter (12-14 inch).

De onderdrukkast is inwendig door scheidingswanden 122,123 verdeeld in drie gedeelten. Alle drie de gedeelten zijn gevuld met water tot een niveau 124 binnen de kast. Het eerste of bovenstroomse gedeelte 20 van de kast is verbonden met een onderdrukbron 125. Hoewel de gehele onderdrukkast zich als gevolg van een dergelijke verbinding onder een negatieve druk bevindt, is een maximale negatieve druk aanwezig in het bovenstroomse gedeelte van de kast. Een kalibreerorgaan 126 is aangebracht in het eerste gedeelte van de onderdrukkast. Het kalibreerorgaan vormt en houdt het geëxtrudeerde kunststof materiaal in gewenste gevouwen gedaante wanneer het materiaal gekoeld wordt en daardoor hardt. Het water binnen de 25 onderdrukkast heeft een koelende functie en de onderdruk die aangebracht wordt in kast werkt samen met het kalibreerorgaan om het kunststof materiaal in zijn gewenste gevouwen vorm te houden.

Figuur 9 en figuur 10 tonen het kalibreerorgaan dat een reeks kalibreerplaten 128 omvat, die op afstand van elkaar aangebracht zijn en samengevoegd zijn door samenvoegstangen 130 en op afstand van elkaar geplaatst zijn door afstandsstukken 132 tussen platen op de stangen. De stangen zijn aan hun tegenge-30 stelde einden voorzien van schroefdraden en bevestigd door middel van moeren 134. Eventueel omvat de kalibreerinrichting ook een centrale buis 136 met koelwateropeningen 137 voor snellere koeling van het kunststof materiaal.

Figuur 10 toont dat de kalibreerplaten 128 een nauwkeurig gesneden opening 138 omvatten met een exacte omtreksgedaante en buitenafmeting van de gevouwen pijp.

35 Bij het vervaardigen van de pijp van figuur 7 wordt onbehandeld kunststof mengsel zoals polyvinylchloride door een invoerrechter 107 in de extrudeerinrichting 106 gevoerd, waar het materiaal verwarmd wordt tot een temperatuur van bijvoorbeeld ongeveer 205°C (360°F) en dan door de vorm 118 geëxtrudeerd wordt waar het zeer hete kunststof materiaal de pen 120 ontmoet.

Wanneer het kunststof materiaal de kalibreerinrichting binnenkomt is het zeer heet en nogal vloeibaar, en 40 daarom zijn de kalibreerplaten 128 ter plaatse van dit punt dicht opeengeplaatst om de gewenste gedaante te behouden. De onderdruk binnen de kast houdt de kunststof tegen de buitenomtrek van de opening 138 wanneer het koelende water het kunststof materiaal koelt. Indien gewenst kan vanaf een bron 140 in de pen 120 perslucht gespoten worden in doorgangen 86, 88, 89 van het gevouwen kunststof vormstuk om te verzekeren dat de kunststof niet samenklapt. Wanneer het kunststof materiaal eenmaal het beneden-45 stroomse eind van kalibreerinrichting 126 bereikt, is het gekoeld en behoudt het de eigen gedaante onder door trekrollen 110 aangelegde spanning.

Vanaf de kalibreerplaten beweegt de kunststoffen strook steeds verder verhardend door de tweede en de derde kamer van de onderdrukkast. Wanneer de strook 10 de onderdrukkast verlaat is deze koel en stijf en heeft in hoofdzaak de in de figuur 7 weergegeven vorm.

50 Vervolgens wordt de gevouwen strook door een via een inlaat 117 en een stroomtoevoer 115 gevoede stoombuis geleid voor het herverwarmen van de strook tot een buigzame toestand, zodat deze opgespoeld kan worden op een opslagspoel 116.

3 192960 " U-vormige opstelling voor samenwerking met vouwwiel 62 het vouwproces voort. Tenslotte is een stel van vier vouwrollen 65 aangebracht in een U-vormige opstelling voor samenwerking met het vouwwiel 62 om vouwen van de pijp 10 tot een U-vormige gedaante te voltooien. Daarna wordt de gevouwen pijp door een gekoelde profielvorm 66 gevoerd om de pijp in de gevouwen vorm te stabiliseren. Vanaf profielvorm 66 kan 5 de gevouwen pijp ofwel in voorafbepaalde lengte opgeslagen worden ofwel door een verwarmingsbuis heen gevoerd worden en buigzaam gemaakt, voor directe invoering in een bestaande leiding, ofwel in zijn platte toestand op een spoel gewikkeld worden in de in figuur 4 weergegeven verhittingskast 18. Daarna kan ter plaatse van het werk de platte, op een spoel aangebrachte pijp opnieuw verwarmd worden in de verhittingskast, en dan uit de verhittingskast getrokken en gevouwen worden volgens figuur 7 of figuur 12E, alvorens 10 in de te bekleden pijp te worden ingevoerd.

Het is ook mogelijk om de thermoplastische pijp ongevouwen in platte toestand in een bestaande pijp te voeren, wanneer de thermoplastische pijp in zijn ronde toestand een aanzienlijk kleinere buitendiameter heeft dan de binnendiameter van de te repareren pijpleiding. De vorm van figuur 7 heeft de voorkeur om hieronder uiteengezette redenen.

15 Het heeft de voorkeur dat de thermoplastische pijp in eerste instantie in een gewenste gevouwen gedaante vervaardigd wordt. Wanneer de gevouwen pijp dan opnieuw verwarmd wordt om deze buigzaam te maken voor invoering in een te bekleden pijpleiding zal de pijp zijn gevouwen gedaante behouden in plaats van voortijdig naar de ronde vorm terug te keren, totdat de pijp geheel ingevoerd is in de pijpleiding en tot een ronde gedaante kan worden gebracht.

20 Bij voorkeur wordt de thermoplastische pijp onder verwarming op een opslagspoel opgespoeld, zoals de in figuur 4 weergegeven spoel 12. De spoel 12 van gevouwen thermoplastische pijp wordt opgeslagen in een huis of verhittingskast 18, die voorzien is van een met een thermostaat geregelde verwarmer 24; de verhittingskast 18 kan uitgerust zijn met een luchtcirculatiesysteem 19, om te verzekeren dat de spoel met gevouwen pijp op uniforme wijze verwarmd zal worden. De verhittingskast 18 kan aangebracht worden op 25 de platte laadbodem van een vrachtwagen 20 voor het transport naar een werk. De verhittingskast 18 heeft een toegangsdeur 21 en kan ook een neergaande buis 22 en een rol 23 omvatten voor het vergemakkelijken van invoering van de gevouwen thermoplastische pijp in een ondergrondse pijpleiding via een verticale toegangsopening zoals het mangat 16 van een bestaand hoofdriool 14.

In het nu volgende zal ingegaan worden op een werkwijze voor het repareren van een hoofdriool.

30 Overeenkomstig één aspect van de uitvinding wordt de verhittingskast 18 getransporteerd naar een opening op het werk, zoals het mangat 16, ter plaatse van een te repareren ondergronds pijpgedeelte zoals het hoofdriool 14. Het eind van de verkleinde pijp 10a is door klemorganen 28 verbonden met een treklijn 26. De pijp is buigzaam gemaakt door verwarmen van de spoel 12 in de verhittingskast door middel van verwarmer 24. De treklijn 26 wordt bediend door een lier via het volgende benedenstroomse mangat 16, om 35 de buigzame gevouwen pijp 10a vanaf spoel 12 door buis 22 en om buisrol 23 in de bestaande pijp 14 naar het volgende mangat te trekken. Na het invoeren van de gevouwen nieuwe pijp wordt deze verwarmd en uitgezet tot een ronde of in hoofdzaak ronde vorm om een pijp te verschaffen die hardt tot een dikwandige, stijve vorm met voldoende hoepelsterkte om uitwendige hydraulische- en gronddrukken te weerstaan.

Figuur 5 geeft het uitzetten van de pijp met verkleinde diameter nadat deze in de oorspronkelijke, te 40 vernieuwen of te vervangen pijp getrokken is, weer. Hierbij worden pluggen 30 en 32 ingebracht in de tegengestelde einden van de gevouwen buigzame pijp. De plug 30 wordt ingebracht aan het achtereind van het nieuwe pijpgedeelte, dat zich ter plaatse van het invoereind van de bestaande pijpleiding bevindt. De plug 32 wordt aangebracht bij het voor- of treklijneind van de nieuwe pijp na loskoppeling van de treklijn. Elk van de pluggen 30 en 32 is uitgerust met in omtreksrichting aangebrachte, uitzetbare pakkingsdelen 34, die 45 aangebracht zijn voor losmaakbare aangrijping op de oorspronkelijke pijp 14 en de nieuwe pijp 10a.

Pakkingsdelen 34 worden opgeblazen via luchtdrukleidingen 36. Plug 30 is voorzien van een inlaatleiding 38 voor het toevoeren in de nieuwe pijp van verse stoom of heet water. Deze leiding heeft een regelafsluiter 40, een manometer 42 en een ontlastingsafsluiter 44. De plug 32 is voorzien van een afvoerleiding 46, die communiceert met het gebied tussen de twee pluggen en van een afsluiter 48 voorzien is.

50 De nieuwe ingevoerde gevouwen pijp, met de pluggen ingébracht aan de beide einden, wordt dan inwendig verwarmd door het door ter plaatse van de in figuur 7 zichtbare vouwen van de nieuwe pijp voorziene kleine doorgangen voeren van verse stoom. Afsluiter 48 is open, zodat de gehele lengte van de nieuwe pijp verwarmd wordt. Afsluiter 40 wordt dan gesloten terwijl stoom onder druk via plug 30 de gevouwen pijp onder druk brengt, waardoor deze uitzet tot een ronde gedaante. Indien de nieuwe pijp een 55 geheugen voor de gevouwen stand heeft, moet deze gekoeld worden na het bereiken van zijn ronde gedaante onder het handhaven van inwendige druk, zodat de pijp stijg wordt in zijn ronde gedaante. Deze laatste stap is niet nodig indien de pijp een geheugen heeft voor de ronde gedaante. Figuur 6 toont een

Claims

5 192960

1. Vervangingspijp voor installatie in een bestaande pijpleiding, waarbij de vervangingspijp bestaat uit thermoplastisch materiaal dat in hoofdzaak stijf is bij omgevingstemperatuur, waarbij de vervangingspijp 5 gemaakt is in een ineengeklapte, niet cirkel-vormige vorm met verkleinde afmetingen die kleiner zijn dan die van de pijpleiding en in iangsrichting gevouwen is en verwarmbaar is om in de pijpleiding gebracht te kunnen worden, en, na positionering binnenin de pijpleiding, expandeerbaar is tot een buisvorm met een buitendiameter van de pijpleiding onder het toevoeren van hitte en interne druk, en in zijn buisvorm stabiliseerbaar is door koelen, met het kenmerk, dat de vervangingspijp een geheugen bezit voor de 10 verkleinde, niet-cirkelvormige vorm, zodat de vervangingspijp, wanneer deze verwarmd wordt om hem buigzaam te maken voor het inbrengen in de pijpleiding, de neiging zal hebben in de verkleinde, nietcirkelvormige vorm te blijven.

2. Vervangingspijp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vervangingspijp in zijn verkleinde vorm ineengeklapt is en in zijn lengterichting gevouwen is en een dwarsdoorsnede bezit met een eerste en een 15 tweede been die met elkaar verbonden zijn bij een afgerond bolvormig gedeelte, waarbij één been langer is dan het andere been, en waarbij ieder been eindigt in een afgerond bolvormig vrij einde. Hierbij 2 bladen tekening