NL192805C

NL192805C - Besturingsstelsel voor videobesturing.

Info

Publication number: NL192805C
Application number: NL8602832A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1985-11-14
Filing date: 1986-11-07
Publication date: 1998-02-03
Also published as: GB8626893D0; JPH06101867B2; KR870005279A; GB2183069A; US4751581A; DE3638908A1; CA1244089A; NL8602832A; JPS62115992A; DE3638908C2; HK69694A; GB2183069B; NL192805B; KR950003106B1

Description

1 192805

Besturingssteisel voor videobesturing

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een besturingssteisel voor videobesturing, voorzien van een aantal bronnen voor afgifte van besturingscommando’s en van besturingsmiddelen met inbegrip van via 5 onafhankelijke wegen in parallel relatie met die bronnen gekoppelde ingangsmiddelen voor ontvangst van de respectieve besturingscommando’s, middelen voor vorming en afgifte van een stuursignaal in overeenstemming met één van de aan de ingangsmiddelen ontvangen besturingscommando’s. Een dergelijk besturingssteisel is bekend uit het Amerikaans octrooischrift 4.398.193.

Sedert enige jaren bestaat er een tendens, om een televisieontvanger toe te passen, welke uit een 10 aantal afzonderlijk opgestelde componenten, zoals een televisieafstemeenheid en een monitor, bestaat. Voorts past men bij televisieontvangers veelal afstandsbediening toe ter vergemakkelijking van kanaalkeuze, geluidssterkteregeling, bedrijfswijzekeuze en dergelijke. Bij dergelijke afstandsbediening wordt gewoonlijk gebruik gemaakt van een met een besturingscommando gemoduleerde bundel infrarood licht als overdrachtsmedium. De gemoduleerde lichtbundel wordt ontvangen door een afstandsbedieningsontvanger 15 of fotosensor, welke in de televisieafstemeenheid en/of de monitor is ingebouwd.

Eén van de voordelen van uit een aantal afzonderlijk opgestelde componenten bestaande televisieontvangers wordt gevormd door de mogelijkheid, dat de televisieafstemeenheid en de bijbehorende monitor zich tijdens gebruik op enige afstand van elkaar bevinden. Een dergelijke opstelling van een televisieafstemeenheid en een monitor vormen echter wel een belemmering bij de genoemde afstandsbediening van 20 de televisieontvanger. Bij dergelijke, uit enige componenten bestaande televisieontvangers van gebruikelijk type is de voor ontvangst van de besturingslichtbundel dienende afstandsbedieningsontvanger of fotosensor meestal in de televisieafstemeenheid opgenomen. Indien de laatstgenoemde zich in een dergelijk geval op enige afstand van de monitor bevindt, dient de gebruiker in geval van afstandsbediening het daartoe in de hand gehouden bedieningsapparaat op de afstemeenheid te richten, in plaats van op de monitor, waarop 25 gewoonlijk zijn aandacht is geconcentreerd. Dit wil zeggen, dat de gebruiker in geval van afstandsbediening zijn op het beeldscherm van de monitor geconcentreerde aandacht dient te onderbreken en zich vervolgens tijdelijk erop dient te concentreren om het bedieningsapparaat betrekkelijk nauwkeurig op de televisieafstemeenheid te richten.

In verband hiermee zijn uit een aantal afzonderlijk opgestelde componenten bestaande televisie-30 ontvangers sedert enige tijd uitgerust met een vorm van afstandsbediening, waarbij zowel in de televisieafstemeenheid als in de monitor een afstandsbedieningsontvanger of fotosensor is opgenomen. De afstandsbediening kan in dat geval worden uitgevoerd door het in de hand gehouden bedieningsapparaat óf op de afstemeenheid, of op de zich betrekkelijk ver verwijderd daarvan bevindende monitor te richten. Wanneer de televisieafstemeenheid en de monitor van een dergelijke televisieontvanger echter betrekkelijk 35 dicht bij elkaar worden toegepast, zodat de afstandsbedieningsontvangers of fotosensors van beide zich gelijktijdig binnen het gebied van de van het bedieningsapparaat afkomstige bedieningslichtbundel bevinden, zullen de afstandsbedieningsontvanger beide gelijktijdig op een enkel door de afstandsbediening overgebracht besturingscommando reageren. Dit kan een ongewenste wederzijdse beïnvloeding van de door de beide bedieningsontvangers in reactie op eenzelfde besturingscommando teweeggebrachte effecten 40 veroorzaken en een doeltreffende afstandsbediening van de televisieontvanger bemoeilijken.

Teneinde dergelijke problemen als gevolg van mogelijke wederzijdse beïnvloeding door de respectieve afstandsbedieningsontvangers van de televisieafstemeenheid en de monitor tegen te gaan, is men er reeds toe overgegaan, om uit een aantal afzonderlijk opgestelde componenten bestaande televisieontvangers zodanig uit te voeren, dat de televisiemonitor wordt uitgerust met een stuursignaalingangsaansluiting, welke 45 dient te worden verbonden met een aan een besturingseenheid van de televisieafstemeenheid toegevoegde stuursignaaluitgangsaansluiting. Wanneer bij een dergelijke uitvoering de stuursignaalingangsaansluiting van de monitor met de stuursignaaluitgangsaansluiting van de afstemeenheid wordt verbonden, wordt de tot de monitor behorende afstandsbedieningsontvanger uitgeschakeld. Dit wil zeggen, dat afstandsbediening van de monitor via de daaraan toegevoegde afstandsbedieningsontvanger slechts mogelijk is, wanneer de 50 stuursignaalingangsaansluiting van de monitor wordt ontkoppeld van de stuursignaaluitgangsaansluiting van de afstemeenheid. De in een dergelijk geval in de afstemeenheid en in de monitor aan te brengen schakelingen voor regeling van de commandoprioriteiten zijn echter betrekkelijk gecompliceerd en kostbaar. Voorts dient in dit verband te worden opgemerkt, dat aangezien de afstandsbedieningsontvanger van de monitor tijdens koppeling van de stuursignaalingangsaansluiting van de monitor met de stuursignaal-55 uitgangsaansluiting van de afstemeenheid buiten werking is gesteld, de mogelijkheid tot rechtstreekse afstandsbediening van uitsluitend de monitor onder die omstandigheden in ernstige mate is beperkt.

De uitvinding stelt zich derhalve ten doel, een besturingssteisel te verschaffen, dat selectief op van een 192805 2 aantal bronnen afkomstige besturingscommando’s reageert en geschikt is voor toepassing bij uit een aantal afzonderlijk opgestelde componenten bestaande, elektronische installaties, zoals televisieontvangers van dit type.

Voortss stelt de uitvinding zich ten doel, een besturingsstelsel van het genoemde type te verschaffen, dat 5 selectief op van een aantal bronnen afkomstige besturingscommando’s kan reageren zonder enige van dergelijke bronnen of respectieve bijbehorende afstandsbedieningsontvangers buiten werking te stellen.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijk besturingsstelsel, dat besturing in overeenstemming met een door keuze uit een aantal gelijktijdig van een aantal bronnen ontvangen besturingscommando’s bepaald commando teweeg kan brengen, waarbij de desbetreffende keuze op basis 10 van vooraf bepaalde prioriteiten wordt gemaakt.

Volgens de uitvinding worden de bovengenoemde problemen ondervangen door middelen voor keuze, bij gelijktijdige ontvangst van een aantal van dergelijke besturingscommando’s aan de ingangsmiddelen, van het in aanmerking komende besturingscommando in de volgorde van vooraf bepaalde prioriteiten.

15 De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen. In de tekening toont:

Figuur 1 een blokschema van een besturingsstelsel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in geval van toepassing bij een uit een aantal losse componenten bestaande televisieontvanger,

Figuur 2 een meer gedetailleerd schema van het besturingsstelsel volgens figuur 1, en 20 Figuur 3 een stroomschema, waarnaar ter verduidelijking van de werking van het besturingsstelsel volgens de figuren 1 en 2 zal worden verwezen.

Figuur 1 toont de toepassing van een besturingsstelsel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding bij een uit twee componenten, te weten een televisieafstemeenheid 1 en een daarvan onafhankelijke televisie-25 monitor 2, bestaande televisieontvanger. Het zal echter duidelijk zijn, dat de uitvinding ook kan worden toegepast op besturingsstelsels voor andere inrichtingen, welke zich lenen voor besturing door middel van een aantal van respectieve onafhankelijke besturingscommandobronnen afkomstige besturingscommando's.

Zoals figuur 1 laat zien, bevat de afstandseenheid 1 een afstandsbedieningsontvanger 3 voor ontvangst van een besturingscommando via een sensor 4, welke een dergelijk van een afstandsbedieningsapparaat 5 30 afkomstig besturingscommando detecteert. In die gevallen, waarin het afstandsbedieningsapparaat het besturingscommando levert in de vorm van een frequentiegemoduleerde bundel infrarood licht, kan de sensor 4 worden gevormd door een fotosensor. Het elektrische uitgangssignaal van de sensor 4, dat met het gedetecteerde besturingscommando overeenkomt, wordt in de ontvanger 3 gedemoduleerd, waarna het daaruit resulterende elektrische signaal wordt toegevoerd aan een besturingsschakeling 6, welke een 35 bijbehorend stuursignaal voor besturing van de werking van de televisieafstemeenheid 1 en/of de werking van de monitor 2 afgeeft. Indien het ontvangen besturingscommando bijregeling van de monitor 2, bijvoorbeeld bijregeling van de beeldhelderheid of van de kleurinstelling daarvan, beveelt, wordt het door de besturingsschakeling 6 in de televisieafstemeenheid 1 geproduceerde, bijbehorende stuursignaal via een stuursignaalaansluiting 6a via een besturingsleiding 6b toegevoerd aan een stuursignaalaansluiting 7a van 40 een tot de monitor 2 behorende besturingsschakeling 7. Indien het door de sensor 4 van het afstandsbedieningsapparaat 5 ontvangen besturingscommando daarentegen bijregeling van de televisieafstemeenheid 1, zoals bijvoorbeeld overschakeling naar een ander ontvangstkanaal of overschakeling naar een andere bedrijfswijze of dergelijke beveelt, wordt het door de besturingsschakeling 6 geproduceerde, bijbehorende stuursignaal aan de gebruikelijke, inwendige deelschakelingen (niet afgebeeld) van de 45 afstemeenheid 1 toegevoerd voor het teweegbrengen van de gewenste overschakelingen of andere bijregelingen.

Zoals figuur 1 laat zien, is bovendien een televisiesignaaluitgangsaansluiting 1a van de afstemeenheid 1 via een leiding 1b gekoppeld met een televisiesignaalingangsaansluiting 2a van de monitor 2; deze koppeling dient voor overdracht van het televisiesignaal, dat wil zeggen de in een door keuze bepaald 50 televisiekanaal ontvangen video- en audiosignalen van een dergelijke televisiesignaal, aan de monitor 2 toe te voeren. De monitor 2 is voorzien van de gebruikelijke televisiesignaalweergeefschakelingen (niet in de tekeningen weergegeven) voor weergave of zichtbaar maken van het ontvangen televisiesignaal op het beeldscherm van een tot de monitor 2 behorende beeldweergeefkathodestraalbuis.

Evenals de afstemeenheid 1, is ook de monitor 2 uitgerust met een afstandsbedieningsontvanger 8 met 55 een sensor 9, welke bijvoorbeeld de gedaante van een fotosensor heeft, voor respectieve ontvangst en detectie van een van het afstandsbedieningsapparaat 5 afkomstig besturingscommando in de vorm van een op geschikte wijze gemoduleerde bundel infrarood licht. Ook in dit geval wordt het in reactie op detectie van 3 192805 een besturingscommando door de sensor 9 afgegeven elektrische signaal in de ontvanger 8 gedemoduleerd tot een stuursignaal, dat aan de besturingsschakeling 7 van de monitor 2 wordt toegevoerd.

Zoals figuur 1 voorts laat zien, is de besturingsschakeling 7 aangesloten aan een voor invoer met de hand van instructies dienende inrichting 10, zoals een op de monitor 2 aangebracht toetsenbord. De 5 besturingsschakeling 7 van de monitor 2 ontvangt derhalve rechtstreeks stuursignalen van de instructie-invoerinrichting of het toetsenbord 10 en voorts stuursignalen, welke in eerste instantie als besturings-commando’s van het afstandsbedieningsapparaat 5 afkomstig zijn en de besturingsschakeling 7 hetzij via de sensor 9 en de ontvanger 8, hetzij via de sensor 4, de ontvanger 3 en de besturingsschakeling 6 bereiken. Wanneer door de besturingsschakeling 7 een rechtstreeks van de instructieinvoerinrichting 10 of via de 10 sensor 9 en de ontvanger 8 van het afstandsbedieningsapparaat 5 afkomstig stuursignaal voor bijregeling van de afstemeenheid 1 wordt ontvangen, geeft de besturingsschakeling 7 van de monitor 2 het desbetreffende stuursignaal aan de besturingsschakeling 6 van de afstemeenheid 1 door via de stuursignaal-aansiuiting 7a, de besturingsleiding 6b en de stuursignaalaansluiting 6a.

Figuur 2 toont de besturingsschakeling 7 van de televisiemonitor 2 meer in details. Zoals daaruit blijkt, is 15 een versterker 11 van de afstandsbedieningsontvanger 8 met de sensor 9 gekoppeld voor vorming van een geschikt elektrisch stuursignaal, dat aan een ingangskoppeleenheid (l/F) 13 van een microprocessor 12 wordt toegevoerd. Deze laatstgenoemde vertoont bovendien een ingangskoppeleenheid 15, welke via een versterkingstrap met een transistor Q, met de stuursignaalaansluiting 7a is gekoppeld. De ingangskoppeleenheid 15 dient voor ontvangst van elektrische stuursignalen van de besturingsschakeling 6 van de 20 afstemeenheid 1 via de reeds genoemde aansluiting 6a, leiding 6b en aansluiting 7a. Voor ontvangst van rechtstreekse stuursignalen van de instructieinvoerinrichting 10 vertoont de microprocessor 12 tenslotte een ingangskoppeleenheid 16. Daarnaast is een enkele uitgangskoppeleenheid 20 aanwezig, welke via een versterkingstrap met een transistor Q2 en een uitgangsaansluiting 21 met de niet in de tekening afgebeelde besturingsschakeling van gebruikelijke type van de televisiemonitor 2 is gekoppeld.

25 De microprocessor 12 bevat op bekende wijze een centrale bewerkingseenheid 17, een geheugen 18 van het ROM-type en een geheugen 19 van het RAM-type. De centrale bewerkingseenheid 17 is op geschikte wijze met de ingangskoppeleenheden 13,15 en 16, de uitgangskoppeleenheid 20 en de respectieve geheugens 18 en 19 gekoppeld via een adresverdeelleiding 22 en een informatieverdeelleiding 23. De microprocessor 12 is uitgevoerd voor het vervullen van verschillende televisiemonitorbesturingen van 30 gebruikelijk type, zoals synchronisatieregeling, luminantieregeling, chrominantieregeling, afbuigingsregeling en dergelijke, zoals algemeen bekend is. Bovendien voert de microprocessor 12 de hierna te beschrijven keuze van besturingscommando’s, respectieve stuursignalen uit.

Bij de hiervoor aan de hand van figuur 2 beschreven uitvoering van de besturingsschakeling 7 ontvangt de microprocessor 12 de van de afstandsbedieningsontvanger 8 afkomstige, elektrische stuursignalen via de 35 ingangskoppeleenheid 13. Bovendien ontvangt de microprocessor 12 de van de besturingsschakeling 6 van de afstemeenheid 2 afkomstige, elektrische stuursignalen via de ingangskoppeleenheid 15, evenals de via de met de hand te bedienen instructieinvoerinrichting 10 rechtstreeks gevormde stuursignalen, welke via de ingangskoppeleenheid 16 binnenkomen. De microprocessor 12 voert een bewerking van de via de ingangskoppeleenheden 13, 15 en 16 binnenkomende stuursignalen uit, kiest één van deze ingangsstuur-40 signalen en levert dat stuursignaal of een daarmee overeenkomend stuursignaal via de uitgangskoppeleenheid 20 aan de uitgangsaansluiting 21. De keuze van één uit de via de ingangskoppeleenheden 13, 15 en 16 toegevoerde stuursignalen wordt door de microprocessor 12 uitgevoerd in overeenstemming met vooraf aan de verschillende ingangsstuursignalen toegewezen prioriteiten. Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm krijgen bijvoorbeeld via de ingangskoppeleenheid 16 binnenkomende, van de instructie-45 invoerinrichting 10 afkomstige stuursignalen de hoogste prioriteit, terwijl de via de ingangskoppeleenheid 13 verschijnende stuursignalen, welke betrekking hebben op door de sensor 9 van de monitor 2 gedetecteerde besturingscommando's, de laagste prioriteit hebben. Indien aan de ingangskoppeleenheden 16 en 15 gelijktijdig stuursignalen van de instructieinvoerinrichting 10 en van de besturingsschakeling 6 van de televisieafstemeenheid 1 verschijnen, zal de microprocessor 12 derhalve daarvan het van de instructie-50 invoerinrichting 10 afkomstige stuursignaal kiezen en de schakeling van de televisiemonitor 2 in overeenstemming daarmee via de uitgangskoppeleenheid 20 besturen. De gelijktijdig via de ingangskoppeleenheid 15 van de besturingsschakeling 6 van de afstemeenheid 1 ontvangen stuursignalen worden daarbij genegeerd. Op soortgelijke wijze geldt, dat indien gelijktijdig stuursignalen van de met de hand te bedienen instructieinvoerinrichting 10 en van de afstandsbedieningsontvanger 8 van de monitor 2 worden ontvangen, 55 het van de inrichting 10 afkomstige stuursignaal voor besturing van de monitor wordt gekozen, terwijl het van de afstandsbedieningsontvanger 8 van de monitor 2 afkomstige stuursignaal wordt genegeerd.

De werking van de microprocessor 12 bij de besturing van de uit losse componenten bestaande 192605 4 televisieontvanger volgens de onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven aan de hand van het stroomschema volgens figuur 3. In het algemeen zal het duidelijk zijn, dat de centrale bewerkingseenheid 17 van de microprocessor 12 het in het geheugen 18 van het ROM-type opgeslagen besturingsprogramma volgens figuur 3 uitvoert.

5 Aan het begin van het programma voert de microprocessor 12 in een hoofdroutine (a) van gebruikelijke type welke niet in detail zal worden beschreven en geen onderdeel van de onderhavige uitvinding vormt, algemene instel- en regelfuncties voor de televisiemonitor 2 uit, zoals synchronisatie-, luminantie-, chrominantie- en afbuigingsregeling, waardoor de televisieontvanger voor weergave van een ontvangen televisiesignaal gereedgemaakt wordt; bovendien wordt een aantal bijbehorende verwante functies, zoals de 10 zichtbaarmaking van het tijdstip, uitgevoerd.

Na voltooiing van de hoofdroutine (a) gaat het programma naar een stap (b), waarbij wordt bepaald of aan enige van de ingangskoppeleenheden 13, 15 en 16 een, een besturingscommando vertegenwoordigend stuursignaal wordt ontvangen, of niet. Indien dit niet het geval is, gaat het programma terug of doorloopt opnieuw de hoofdroutine (a).

15 Indien tijdens de stap (bO wordt vastgesteld, dat aan enige van de ingangskoppeleenheden 13, 15 en 16 een stuursignaal wordt ontvangen, gaat het programma verder naar een stap c, tijdens welke wordt bepaald of het stuursignaal via de ingangskoppeleenheid 16 is ontvangen, of niet.

Indien tijdens stap (c) wordt vastgesteld, dat via de koppeleenheid 16 een stuursignaal wordt ontvangen, gaat het programma verder naar een stap (d), waarbij een met het via de ingangskoppeleenheid 16 20 ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal via de uitgangskoppeleenheid 20 wordt afgegeven en via de versterkertrap met de transistor Q2 aan de uitgangsaansluiting 21 wordt toegevoerd. Duidelijk zal zijn, dat de afgifte via de uitgangskoppeleenheid 20 van een met het via de ingangskoppeleenheid 16 ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal in ieder geval plaatsvindt, dat wil zeggen onafhankelijk van het feit of eventueel gelijktijdig één of meer andere stuursignalen via één van beide of beide andere ingangskoppel-25 eenheden 13 en 15 worden ontvangen. Na stap (d) dat wil zeggen na afgifte via de uitgangskoppeleenheid 20 van een stuursignaal, dat overeenkomt met het via de ingangskoppeleenheid 16 ontvangen stuursignaal, keert het programma terug naar stap (a).

Indien tijdens stap (c) wordt vastgesteld, dat geen stuursignaal via de ingangskoppeleenheid 16 wordt ontvangen, gaat het programma van de stap (c) naar een stap (e) waarbij wordt vastgesteld of een 30 stuursignaal via de ingangskoppeleenheid 15 wordt ontvangen, of niet.

Indien tijdens stap (e) wordt vastgesteld dat een stuursignaal via de ingangskoppeleenheid 15 wordt ontvangen, gaat het programma verder naar een stap (f), waarbij een met het via de ingangskoppeleenheid 15 ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal via de uitgangskoppeleenheid 20 en de versterkertrap met de transistor Q2 aan de uitgangsaansluiting 21 wordt toegevoerd. Ook in dit geval geldt, dat de 35 afgifte via de uitgangskoppeleenheid 20 van een stuursignaal, dat met een via de ingangskoppeleenheid 15 van de besturingsschakeiing 6 van de televisieafstemeenheid 1 ontvangen stuursignaal overeenkomt, tijdens stap (f) onder alle omstandigheden plaatsvindt, dat wil zeggen onafhankelijk van het feit of gelijktijdig via de ingangskoppeleenheid 13 een ander stuursignaal wordt ontvangen. Na voltooiing van de stap (f), dat wil zeggen na afgifte via de uitgangskoppeleenheid 20 van een met het via de ingangskoppeleenheid 15 40 ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal, keert het programma terug naar stap (a), dat wil zeggen naar de hoofdroutine.

Indien tijdens stap (e) wordt vastgesteld, dat geen stuursignaal via de ingangskoppeleenheid 15 wordt ontvangen, dan gaat het programma verder naar een stap (g) waarbij wordt vastgesteld of via de ingangskoppeleenheid 13 een stuursignaal wordt ontvangen, of niet.

45 Indien tijdens stap (g) blijkt, dat via de ingangskoppeleenheid 13 geen stuursignaal wordt ontvangen, keert het programma terug naar de hoofdroutine (a). Wanneer daarentegen tijdens stap (g) wordt vastgesteld, dat via de ingangskoppeleenheid 13 wel een stuursignaal wordt ontvangen, dan gaat het programma verder naar een stap (h), waarbij een met het via de ingangskoppeleenheid 13 van de afstandsbedienings-ontvanger 8 ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal via de uitgangskoppeleenheid 20 en de 50 versterker met de transistor Q2 aan de uitgangsaansluiting 21 wordt toegevoerd. Na deze toevoer van een uitgangsstuursignaal aan de uitgangsaansluiting 21 tijdens de stap (h), keert het programma terug naar de hoofdroutine (a).

Het hiervoor aan de hand van figuur 3 beschreven, door de microprocessor 12 uitgevoerde programma vormt een waarborg, dat een aan enige van de ingangsaansluitingen of koppeleenheden 13, 15 en 16 van 55 de microprocessor 12 toegevoerd ingangsstuursignaal zal resulteren in afgifte van een bijbehorend uitgangssignaal via de uitgangskoppeleenheid 20. Bovendien geldt, dat bij gelijktijdige ontvangst van een aantal stuursignalen via de ingangskoppeleenheden 13, 15 en 16, via de uitgangskoppeleenheid 20 slechts 5 192805 het stuursignaal zal worden afgegeven, dat overeenkomt met het aan één van de ingangskoppeleenheden 13, 15 en 16 ontvangen ingangsstuursignaal, namelijk het ingangsstuursignaal met de hoogste prioriteit. Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding is de prioriteiten-volgorde de volgende: de hoogste prioriteit wordt gegeven aan via de met de hand te bedienen instructieinvoerinrichting 10 gevormde en via 5 de ingangskoppeleenheid 16 aangeboden stuursignalen; de op één na hoogste prioriteit wordt gegeven aan van de besturingsschakeling 6 van de televisieafstemeenheid 1 afkomstige en via de stuuringangs-aansluiting 7a aan de ingangskoppeleenheid 15 verschijnende stuursignalen; de laagste prioriteit wordt gegeven aan via de ingangskoppeleenheid 13 van de versterkingstrap 11 van de afstandsbedienings-ontvanger 8 ontvangen stuursignalen.

10 In verband hiermee zal, indien een gebruiker het afstandsbedieningsapparaat 5 voor het doen uitgaan van een besturingscommando bedient, terwijl bijvoorbeeld tegelijkertijd via de instructieinvoerinrichting 10 met de hand de kleur van het op de monitor 2 zichtbaar gemaakte beeld wordt bijgeregeld, het van de irstructieinvoerinrichting 10 afkomstige stuursignaal, respectieve een daarmee overeenkomend stuursignaal, via de uitgangskoppeleenheid 20 worden afgegeven, terwijl het op het met behulp van het 15 afstandsbedieningsapparaat gegeven besturingscommando overeenkomende stuursignaal wordt genegeerd. Op deze wijze is het derhalve mogelijk om ongewenste wederzijdse beïnvloeding tussen de van de instructieinvoerinrichting 10 en van het handbedieningsapparaat 5 afkomstige stuursignalen te verhinderen. Op soortgelijke wijze geldt, dat indien de bij bediening van het afstandsbedieningsapparaat 5 afgegeven, gemoduleerde bundel infrarood licht zowel door de fotosensor 4 van de afstemeenheid 1 als door de 20 fotosensor 9 van de monitor 2 wordt gedetecteerd, zodat de ingangskoppeleenheden 13 en 15 gelijktijdig stuursignalen ontvangen, slechts het via de ingangskoppeleenheid 15 ontvangen stuursignaal wordt gekozen om via de uitgangskoppeleenheid 20 een met het van de afstandsbedieningsontvanger 3 en de besturingsschakeling 6 van de afstemeenheid 1 afkomstige stuursignaal overeenkomend stuursignaal af te geven, terwijl het via de ingangskoppeleenheid 13 van de afstandsbedieningsontvanger 8 van de monitor 2 25 afkomstige stuursignaal zal worden genegeerd. Het is derhalve bovendien mogelijk, om ongewenste wederzijdse beïnvloeding te verhinderen tussen de stuursignalen welke worden opgewekt wanneer de van het afstandsbedieningsapparaat 5 afkomstige bundel infrarood licht gelijktijdig door de sensoren 4 en 9 wordt ontdekt. Dit wil zeggen, dat ook wanneer de afstemeenheid 1 en de monitor 2 zich dicht bij elkaar bevinden, geen problemen zullen optreden.

30 Zoals reeds eerder is opgemerkt, wordt bij een eerder voorgesteld besturingsstelsel voor een televisie-ontvanger van het uit losse componenten bestaande type een speciale schakeling toegepast om de afstandsbedieningsontvanger van de monitor buiten werking te stellen, wanneer de stuursignaalingangs-aansluiting van de monitor met de stuursignaaluitgangsaansluiting van de afstemeenheid is gekoppeld, waarbij deze laatstgenoemde eveneens een afstandsbedieningsontvanger voor reactie op de van een 35 afstandsbedieningsapparaat afkomstige besturingslichtbundef heeft. Afstandsbediening van de televisie-monitor via de afstandsbedieningsontvanger daarvan is dan slechts mogelijk, wanneer de stuursignaal-ingangsaansluiting van de monitor van de stuursignaaluitgangsaansluiting van de afstemeenheid wordt ontkoppeld. Dit vormt een duidelijk onderscheid met het in het voorgaande beschreven besturingsstelsel volgens de uitvinding, waarbij zelfs wanneer de leiding 6b de stuursignaalingangsaansluiting 7a van de 40 monitor met de stuursignaaluitgangsaansluiting 6a van de afstemeenheid gekoppeld blijft houden, overdracht tussen de versterker 11 van de afstandsbedieningsontvanger 8 van de monitor en de ingangskoppeleenheid 13 onbelemmerd mogelijk blijft, behalve dat bij gelijktijdige ontvangst van stuursignalen via de ingangskoppeleenheden 13 en 15, het via de ingangskoppeleenheid 15 van de besturingsschakeling 6 van de afstemeenheid 1 ontvangen stuursignaal de voorrang krijgt. Dit wil zeggen, dat afstandsbediening van de 45 monitor 2 door middel van het afstandsbedieningsapparaat 5 mogelijk blijft door het laatstgenoemde eenvoudig rechtstreeks op de sensor 9 te richten, terwijl afstandsbediening van de afstemeenheid 1 mogelijk is door het afstandsbedieningsapparaat 5 vervolgens slechts op de sensor 4 te richten. In dergelijke gevallen bestaat geen gevaar, dat uit ongewenste detectie van de bundel infrarood licht door beide sensoren 4 en 9 ongewenste onderlinge beïnvloeding tussen de beide besturingen optreedt. De 50 afstemeenheid 1 en de monitor 2 kunnen derhalve op willekeurig gewenste plaatsen ten opzichte van elkaar worden opgesteld, zonder dat daarbij het effect van de afstandsbediening en het effect van directe bediening met elkaar in conflict komen.

Duidelijk zal voorts zijn, dat het besturingsstelsel volgens de onderhavige uitvinding geen speciale schakeling vergt, aangezien aan de verschillende stuursignalen, respectieve de bijbehorende besturings-55 commando’s, de nodige prioriteiten worden verleend. Het uit de stappen (b) - (h) in figuur 3 bestaande programma behoeft slechts te worden toegevoegd aan het reeds bestaande hoofdprogramma (a) dat reeds in de microprocessor 12 is opgenomen. Bij de uitvoering van het toegevoegde programma (b) - (h) werkt de

Claims

192805 6 microprocessor 12 als een stuursignaalkiesinrichting voor bepaling van de relatieve prioriteiten van een aantal besturingscommando's, respectieve de daarmee overeenkomende stuursignalen, welke tegelijkertijd aan de verschillende ingangskoppeleenheden worden ontvangen. Bij het hiervoor aan de hand van figuur 3 beschreven programma geldt, dat indien een stuursignaal met 5 een betrekkelijk hoge prioriteit aan de koppeleenheid 16 of 15 wordt ontvangen op een tijdstip, waarop reeds in reactie op een eerder begonnen ontvangst van een stuursignaal van lagere prioriteit via respectieve de koppeleenheid 15 of 13 een stuursignaal via de uitgangskoppeleenheid 20 wordt afgegeven, de latere ontvangst van het stuursignaal van hogere prioriteit wordt genegeerd, respectievelijk de reeds begonnen afgifte van een stuursignaal door de koppeleenheid 20 niet wordt beïnvloed. Indien gewenst, kan het 10 programma volgens de uitvinding echter zodanig worden gemodificeerd, dat op ieder tijdstip, waarop een stuursignaal van hogere prioriteit via de respectieve koppeleenheid 16 of 15 wordt ontvangen, de afgifte van een stuursignaal door de uitgangskoppeleenheid 20 zodanig wordt gewijzigd, dat de ontvangst van een dergelijk stuursignaal van hogere prioriteit tot zijn recht komt. Indien bijvoorbeeld tijdens stap (2) in figuur 3 wordt bepaald, dat via de ingangskoppeleenheid 15 een stuursignaal wordt ontvangen, kan de volgende 15 subroutine in plaats van de reeds beschreven stap (f) worden uitgevoerd: Een met het via de ingangskoppeleenheid 15 ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal wordt via de uitgangskoppeleenheid 20 afgegeven tijdens controle of niet een stuursignaal van hogere prioriteit via de ingangskoppeleenheid 16 wordt ontvangen. Indien dit het geval blijkt te zijn, terwijl op dat ogenblik een met een via de koppeleenheid 15 ontvangen stuursignaal van lagere prioriteit overeenkomend uitgangs-20 stuursignaal door de koppeleenheid 20 wordt afgegeven, wordt deze laatstgenoemde afgifte onderbroken of vervangen door afgifte van een uitgangsstuursignaal dat met het op dat ogenblik via de ingangskoppeleenheid 16 ontvangen stuursignaal overeenkomt. Op soortgelijke wijze kan de in het voorgaande aan de hand van figuur 3 beschreven stap (h) worden vervangen door de volgende subroutine: 25 Tijdens de afgifte via de koppeleenheid 20 van een met een via de ingangskoppeleenheid 13 ontvangen stuursignaal van lage prioriteit overeenkomend uitgangsstuursignaal gaat het programma verder en controleert of via de ingangskoppeleenheden 16 en 15 eventueel stuursignalen van hogere prioriteit worden ontvangen, of niet. Indien aan de ingangskoppeleenheid een dergelijk stuursignaal wordt ontvangen, wordt de afgifte van het met het via de ingangskoppeleenheid 13 ontvangen stuursignaal overeenkomend 30 stuursignaal onderbroken, en wordt in plaats daarvan een met het via de koppeleenheid 16 ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal via de uitgangskoppeleenheid 20 afgegeven, zulks onafhankt lijk van het feit of de ingangskoppeleenheid 15 op dat ogenblik eveneens een stuursignaal ontvangt. Indien na het begin van ontvangst van een stuursignaal via de koppeleenheid 13 en van de afgifte van een overeenkomstig stuursignaal via de uitgangskoppeleenheid 20 slechts via de ingangskoppeleenheid 15 een verder 35 stuursignaal wordt ontvangen, wordt de afgifte van het op het via de koppeleenheid 13 ontvangen stuursignaal gebaseerde stuursignaal door de uitgangskoppeleenheid 20 onderbroken en wordt vervolgens een met het via de koppeleenheid 15 van hogere prioriteit ontvangen stuursignaal overeenkomend stuursignaal door de uitgangskoppeleenheid 20 afgegeven. Duidelijk zal zijn, dat bij toepassing van de zojuist beschreven modificaties van het eerder beschreven 40 besturingsprogramma volgens de onderhavige uitvinding wordt zeker gesteld, dat het via de uitgangskoppeleenheid 20 afgegeven stuursignaal op ieder ogenblik overeenkomt met het momentaan ontvangen stuursignaal van de hoogste prioriteit, onafhankelijk van het feit, of dit stuursignaal van de hoogste prioriteit via de ingangskoppeleenheid 13, 15 of 16 wordt ontvangen. Samenvattend kan worden gesteld, dat de uitvinding een besturingsstelsel verschaft, waarbij sprake is 45 van een aantal ingangen voor ontvangst via onafhankelijke wegen van stuursignalen met onderling verschillende prioriteiten, van een enkelvoudige uitgang voor afgifte van een stuursignaal, en van stuur-signaalkiesmiddelen, welke bij ontvangst van stuursignalen via één of meer van de genoemde ingangen het stuursignaal met de hoogste prioriteit, respectieve een daarmee overeenkomend signaal, afgeeft. 50

1. Besturingsstelsel voor videobesturing, voorzien van een aantal bronnen voor afgifte van besturings-commando’s en van besturingsmiddelen met inbegrip van via onafhankelijke wegen in parallel relatie met 55 die bronnen gekoppelde ingangsmiddelen voor ontvangst van <le respectieve besturingscommando’s, middelen voor vorming en afgifte van een stuursignaal in overeenstemming met één van de aan de ingangsmiddelen ontvangen besturingscommando’s, gekenmerkt door middelen voor keuze, bij gelijktijdige 7 192805 ontvangst van een aantal van dergelijke besturingscommando's aan de ingangsmiddelen, van het in aanmerking komende besturingscommando in de volgorde van voorat bepaalde prioriteiten.

2. Besturingsstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ingangsmiddelen een aantal koppel·· eenheden omvatten, welke ieder via een bijbehorende van de onafhankelijke wegen met een bijbehorende 5 van de besturingscommandobronnen is gekoppeld.

3. Besturingsstelsel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan iedere van de koppeleenheden een bepaalde prioriteit is toegewezen en dat de besturingsmiddelen de keuze van besturingscommando's in overeenstemming met de aan de respectieve koppeleenheden toegewezen prioriteiten uitvoeren. Hierbij 3 bladen tekening