NL192241C - Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien. - Google Patents

Description

1 192241

Inrichting voor het melken van dieren, zoals koelen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, voorzien van ten minste één melkplaats met aan weerszijden van de melkplaats een vrije ruimte, in welke vrije ruimten een 5 melkautomaat en een was· en/of droogautomaat zijn opgesteld, welke automaten zwenkbaar om opwaarts gerichte assen en op en neer beweegbaar zijn aangebracht en onder besturing van een computer automatisch vanuit een vrije ruimte naar de melkplaats beweegbaar en aan de uier van een in de melkplaats aanwezige koe koppelbaar zijn en automatisch van de uier van de koe ontkoppelbaar en vanuit de melkplaats terug naar de desbetreffende vrije ruimte beweegbaar zijn.

10 Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.091.892. Deze bekende melkinrichting vertoont een aantal nadelen. De in figuur 4 getoonde melkinrichting bestaat uit naast elkaar opgestelde melkplaatsen met tussen de melkplaatsen een tussenruimte waarin voor elke melkplaats een melkautomaat is opgesteld, terwijl ook voor elke melkplaats een was- en/of droogautomaat in deze ruimte kan zijn opgesteld.

15 Het opstellen van een melkautomaat en een was- en/of droogautomaat telkens aan één zijde van een dier, die beide naar de uier van dat dier moeten kunnen bewegen, heeft als nadeel dat ruimteproblemen in de tussenruimte optreden, terwtjf de ene automaat attijd op een gunstiger plaats ten opzichte van het dier kan worden opgesteld dan de anders automaat.

De uitvinding beoogt een inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, waarbij bovengenoemde 20 nadelen tot een minimum worden beperict.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat in de vrije ruimte aan de ene zijde van de melkplaats een was- en/of droogautomaat is opgesteld en in de vrije ruimte aan de andere zijde van de melkplaats een melkautomaat, waarbij deze automaten zijn uitgevoerd om de uier van de koe, aanwezig in de tussen deze vrije ruimten gelegen melkplaats, te kunnen bereiken.

25 Met de bovengenoemde maatregelen worden de bij de stand van de techniek besproken ruimteproblemen in de ruimte naast een melkplaats opgelost, alsmede het probleem voor de opstelplaats van de automaten, omdat zowel de links van het dier opgestelde automaat als de rechts van het dier opgestelde automaat op een gunstige plaats ten opzichte van de uier van het dier kan worden opgesteld.

30 Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een ultvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het melken van dieren worden beschreven.

Figuur 1 is een schematische doorsnede van een inrichting voor het melken van dieren; figuur 2 is een schematische doorsnede volgens de lijn ll-ll van figuur 1.

35 Figuur 1 toont een inrichting voorzien van een compartiment 1 voor het dier 2, welk compartiment 1 is voorzien van een deur 3 voor het afsluiten van een opening waardoorheen het dier 2 het compartiment kan binnentreden en van een deur 4 voor het afsluiten van een opening waardoorheen het dier 2 het compartiment 1 kan verlaten. Beide deuren 3, 4 zijn zodanig met de inrichting verbonden dat hun stand tijdens het openen en sluiten in hoofdzaak gelijk blijft. Daartoe is een parallellognamconstructie aanwezig, die 40 geleidingsstangen 5 omvat, welke aan het ene einde in het punt 6 schamierbaar asm het frame van de inrichting zijn verbonden en aan het andere einde in het punt 7 schamierbaar aan aan de deur aangebrachte steunen 8. In figuur 1 zijn beide deuren 3, 4 in de gesloten stand weergegeven, terwijl met streeplijnen de geopende stand is getekend. Een voordeel van het toepassen van een parallellogram-constructie voor het bedienen van de deuren 3, 4 is de beperkte ruimte, die vereist is ten opzichte van 45 zwenkende deuren. Beide deuren zijn bedienbaar door middel van niet weergegeven bedieningsorganen, zoals hydraulische of pneumatische cilinders, die op overigens bekende wijze kunnen zijn aangebracht en kunnen worden bediend. Zoals in figuur 1 is weergegeven, is met de deur 4 een voederbak 9 verbonden, waaruit het dier 2, tijdens de aanwezigheid in het compartiment 1, krachtvoer of ander voer kan nuttigen. Omdat bij het openen van de deur 4 eveneens de voederbak 9 wordt verwijderd zal het dier eerder geneigd 50 zijn op dat moment het compartiment 1 te verlaten.

Boven het compartiment 1 voor het dier 2 zijn drie voorraadhouders 10,11,12 weergegeven. Voorraad-houder 10 is bestemd voor het bevatten van voer, bijvoorbeeld krachtvoer, dat door het dier genuttigd kan worden tijdens het verblijf in het compartiment 1. De voorraadhouder 10 is voorzien van een vulopening 13 en een doserende afvoerinrichting 14, die afhankelijk van een commandosignaal een bepaalde hoeveelheid 55 voer aan de voederbak 9 toevoert. De voorraadhouder 10 kan zodanig zijn uitgevoerd dat, zoals uit figuur 1 blijkt, het voer zonder verdere additionele transportmiddelen naar de voederbak kan stromen.

Voorraadhouder 11 is bestemd voor het opslaan van melk, en kan daartoe zijn voorzien van middelen 192241 2 voor het koelen van de in die voorraadhouder aanwezige melk. Voorraadhouder 12 is bestemd voor het in voorraad houden van reinigingsvloeistof, bijvoorbeeld water, die kan dienen voor het reinigen, ontsmetten of spoelen van de delen die met de melk in aanraking komen, zoals melkleidingen, het melkstel, de uier, of andere delen, die voor reiniging of spoelen in aanmerking komen.

5 In figuur 1 is voorts een inrichting 15 weergegeven, die aankoppeibaar is aan de uier van het dier 2. De inrichting 15 is voorzien van een komvormige schaal 16, die enigszins aansluit rond de uier van de koe en die in het midden ondersteund is door middel van een aan de vloer bevestigde ondersteuning 17.

Voorts is een inrichting 18 aanwezig voor het transport van de melk naar de voorraadhouder 11. De inrichting 19 dient voor het verwarmen van lucht en het toevoeren van die verwarmde lucht naar de aan de 10 uier aankoppelbare inrichting 15, zoals nog zal worden beschreven. Door middel van de inrichting 20 kan de reinigingsvloeistof uit de voorraadhouder 12 naar de aan de uier aankoppelbare inrichting 15 gepompt worden. De nodige transportleidingen 21 zijn schematisch weergegeven.

Om de hals van het dier is een halsband 22 aangebracht waaraan middelen 23 zijn bevestigd waardoor het dier herkend kan worden. Deze middelen 23 kunnen bestaan uit een elektronische of magnetische 15 informatiedrager of een zender, die een signaal afgeeft dat specifiek is voor het bepaalde dier 2. Voorts is de inrichting voorzien van een computer 24, die de verschillende functies van de inrichting bestuurt. Daartoe is de computei£4jnfit_vers£hillende delen varude inrichting verbonden, hetgeen in figuur 1 is aangegeven door middel van lijnen.

De inrichting is voorts voorzien van een luidspreker 25 voor het produceren van geluid of muziek, 20 teneinde aan het dier gewenste signalen door te geven.

Figuur 2 toont schematisch drie naast elkaar aangebrachte melkplaatsen ofwel compartimenten 1, welke onderling gescheiden zijn door middel van tussenwanden 26. Voorts zijn geleidingen 27, bijvoorbeeld bestaande uit stangen, aangebracht, teneinde het dier een slechts beperkte bewegingsvrijheid te geven. In figuur 2 zijn twee soorten aan de uier van het dier aankoppelbare inrichtingen weergegeven, namelijk een 25 reinigingsinrichting 28 en een melkinrichting 29. Deze inrichtingen 28,29 kunnen zich in een niet-werkzame stand bevinden buiten het door de geleidingen 27 begrensde gebied waarin het dier aanwezig kan zijn. Wanneer een dier in het compartiment 1 aanwezig is kan de inrichting 28 vanaf de ene zijde onder het dier worden gebracht, terwijl de inrichting 29 vanuit de andere zijde onder het dier kan worden gebracht. Beide inrichtingen zijn voorzien van een ondersteuning met twee in hoofdzaak verticaal gerichte schamierassen 30 30, 31, waarbij de ondersteuning ter plaatse van schamieras 30 aan de vloer is bevestigd, zodat de inrichting 28, 29, binnen een bepaald gebied zwenkbaar is. Voorts zijn middelen aanwezig teneinde de inrichtingen 28, 29 in hoogterichting te verplaatsen.

De inrichting 28 is voorzien van een komvormige schaal 16, die in hoofdzaak aansluit rond de uier van het dier en die is voorzien van een aantal sproeimondstukken 32 voor het spuiten van reinigingsvloeistof 35 tegen de uier van het dier, en van een centrale opening 33 voor het afvoeren van verbruikte reinigingsvloeistof en tevens voor het toevoeren van lucht, die desgewenst kan zijn verwarmd, teneinde de uier te drogen na het reinigen.

De inrichting 29 is voorzien van een op de spenen van de uier aansluitbaar melkstel 34 en van een afschermplaat 35.

40 De eerder beschreven voorraadhouders 10,11 en 12, die boven de compartimenten 1 zijn aangebracht, kunnen zich over meerdere compartimenten uitstrekken, terwijl het eventueel ook mogelijk is een of meer voorraadhouders per compartiment op te delen.

De beschreven inrichting voor het melken van dieren kan worden uitgevoerd als een verplaatsbare eenheid, die in zijn geheel op een gewenste plaats kan worden neergezet. Eventueel kan daartoe de 45 inrichting zijn voorzien van wielen 36 (figuur 2), of andere middelen die van nut kunnen zijn bij het verplaatsen. Teneinde de inrichting buiten te kunnen plaatsen, kan deze voorzien zijn van een zich over de gehele inrichting uitstrekkend dak 37 (figuur 1).

De dieren lopen vrij rond rondom de inrichting voor het automatisch melken. Het is de bedoeling dat alle dieren min of meer regelmatig op een melkplaats van de melkinrichting verschijnen, teneinde gemolken te 50 worden. Om de dieren naar de melkplaats te lokken, kan gewerkt worden met geluidssignalen, die door middel van een luidspreker 61 worden opgewekt. Omdat aan de halsband van de koe herkenningsmiddelen zijn bevestigd, bijvoorbeeld een zender, die bepaalde signalen uitzendt, zullen sensormiddelen van de melkinrichting de aanwezigheid van een gewenst dier signaleren, waarna deur 3 (figuur 1) door de computer wordt geopend teneinde het betreffende dier binnen te laten op de melkplaats. Afhankelijk van het 55 betreffende dier wordt door de computer een bepaalde afgepaste hoeveelheid krachtvoer in de voederbak 9 aangevoerd en wordt de inrichting 28 voor het reinigen van de uiers aan de uiers aangekoppeld. Doordat het dier het aangevoerde voer opeet staat hij in een bepaalde positie en kan de computer de aan de uier

Claims (1)

1. 3 192241 aan te koppelen inrichtingen zodanig besturen dat deze op de juiste wijze worden aangekoppeld. Na een wasbehandeling kan een droogbehandeling volgen, waarna de aangekoppelde inrichting 28 zich terugbeweegt naar de uitgangspositie en vanaf de andere zijde de inrichting 29 met het melkstel 34 onder het dier wordt gebracht en wordt aangekoppeld, eveneens gestuurd door de computer, waarbij vooraf de 5 onderlinge posities van de melkbekers aan de uier van het betreffende dier zijn aangepast. Nadat de melkcyclus is beëindigd komt het melkstel 34 terug in zijn uitgangspositie, waarna de deur 4 wordt geopend en zowel de deur 4 als de voederbak 9 verplaatst worden, zodat het dier de melkplaats 1 kan verlaten. Teneinde de inrichtingen 28 en 29 op de juiste wijze aan de uier aan te koppelen, beschikt de computer over de nodige gegevens van elk dier, op grond van welke gegevens de inrichtingen 28, 29 gestuurd 10 worden. Het zat duidelijk zijn dat het dier ook op elke geschikte andere wijze naar de melkplaats gelokt kan worden. Ook kan het voordelig zijn om het dier zelf te laten beslissen om te worden gemolken, waartoe de sensormiddelen de aanwezigheid van het betreffende dier waarnemen waarna dat dier op de melkplaats wordt toegelaten. Op deze wijze is het mogelijk al naar gelang de eigen behoefte van het dier het melken 15 tot zeer veel keren per dag op te voeren, hetgeen gunstig kan zijn voor de melkproductie. Uiteraard kan de melkinrichting ook worden ingebouwd in een open stal of elke andere soort stal. 20 inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien, voorzien van ten minste één melkplaats met aan weerszijden van de melkplaats een vrije ruimte, in welke vrije ruimten een melkautomaat en een was- en/of droogautomaat zijn opgesteld, welke automaten zwenkbaar om opwaarts gerichte assen en op en neer beweegbaar zijn aangebracht en onder besturing van een computer automatisch vanuit een vrije ruimte 25 naar de melkplaats beweegbaar en aan de uier van een in de melkplaats aanwezige koe koppelbaar zijn en automatisch van de uier van de koe ontkoppelbaar en vanuit de melkplaats terug naar de desbetreffende vrije ruimte beweegbaar zijn, met het kenmerk, dat in de vrije ruimte aan de ene zijde van de melkplaats een was- en/of droogautomaat is opgesteld en In de vrije ruimte aan de andere zijde van de melkplaats een melkautomaat, waarbij deze automaten zijn uitgevoerd om de uier van de koe, aanwezig in de tussen deze 30 vrije ruimten gelegen melkplaats, te kunnen bereiken. Hierbij 2 bladen tekening