NL1027939C2

NL1027939C2 - Werkwijze en inrichting voor het vouwen van vellen papier.

Info

Publication number: NL1027939C2
Application number: NL1027939A
Authority: NL
Inventors: Herman Sytema
Original assignee: Neopost Sa
Priority date: 2004-12-31
Filing date: 2004-12-31
Publication date: 2006-07-03
Also published as: DE602005008183D1; EP1676802B1; US20060148630A1; EP1676802A1; US7326166B2

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het vouwen van vellen papier

GEBIED EN ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vouwen van vellen papier volgens het inleidende gedeelte van conclusie 1 alsmede op een inrichting voor het vouwen van vellen papier volgens het inleidende 5 gedeelte van conclusie 8. Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn bekend uit Amerikaans octrooischrift 5 490 829.

In deze werkwijze en inrichting wordt een te vouwen vel aangevoerd via een kneep tussen een paar transportrollen en door een spleet tussen een paar zwenkbaar opgehangen geleiders. Wanneer een voorlopend gedeelte van 10 de vellen tussen een paar vouwwalsen stroomafwaarts van de geleiders is aangekomen, worden de vouwwalsen gestopt en worden de geleiders verzwenkt terwijl de transportrollen het papier nog over enige verdere afstand aan voeren. Daardoor wordt het uitknikken van het vel veroorzaakt en ontstaat een lus in het vel.

15 Vervolgens worden de geleiders teruggezwenkt, waarbij op de geleiders aangebracht transportrollen het vel tegen het exemplaar van de vouwwalsen klemmen dat zich bevindt aan de zijde van de vouwspleet waar ook de lus is gevormd en waarheen de geleiders waren verzwenkt. Door vervolgens zowel de vouwwalsen als de transportrollen aan te drijven, wordt 20 een bocht in het vel tussen de vouwwalsen gedrongen, waarbij een eerste vouw wordt gevormd, vervolgens loopt ook de lus samen met de rest van het vel door de vouwspleet, waarin het achterlopende uiteinde van de lus wordt platgedrukt, zodat een tweede vouw wordt gevormd. Aldus worden met een enkele vouwspleet twee vouwen gevormd.

1 027939 2

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de uitvinding een eenvoudiger te realiseren oplossing te verschaffen voor het vouwen van een vel met behulp van een paar vouwwalsen.

5 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een werkwijze volgens conclusie 1 te verschaffen. De uitvinding kan tevens zijn belichaamd in een inrichting volgens conclusie 8, die specifiek is in gericht voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1.

Doordat in de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding het 10 aanvoeren van het vel geschiedt door het geschikt aandrijven van de vouwwalsen, is daartoe geen afzonderlijk stel transportrollen met bijbehorende aandrijving nodig. Bijkomend voordeel is dat de vellen na het vouwen worden uitgevoerd aan de zijde van de vouwspleet vanwaar deze zijn aangevoerd. Dit maakt het eenvoudiger een machine lay-out te realiseren waarbij invoer en 15 uitvoer aan dezelfde zijde van de machine zijn gelegen, zodat de gebruiker beide handelingen aan dezelfde zijde van de machine kan uitvoeren.

Hoewel in het voorgaande steeds sprake is van het vouwen van een vel, zal het de deskundige duidelijk zijn dat daaronder mede wordt begrepen het tegelijkertijd vouwen van twee of meer vellen die op elkaar gestapeld zijn. 20 Voor de uitvinding maakt het in principe niet uit of behalve het genoemde ene vel nog andere daarop gestapelde vellen tegelijkertijd mee worden gevouwen.

Aspecten van bijzondere uitvoeringen van de uitvinding zijn neergelegd in de afhankelijke conclusies.

Verdere aspecten, effecten en details van de uitvinding zijn 25 beschreven in de gedetailleerde beschrijving.

1 0279 39 3

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Figuren 1-4 zijn schematische, gedeeltelijk opengewerkte weergaven in zijaanzicht van een voorbeeld van een vouwinrichting volgens de uitvinding in opeenvolgende bedrijfsstadia; en 5 fig. 5 is een schematisch vooraanzicht van een gedeelte van de inrichting volgens figuren 1-4.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

De inrichting voor het vouwen van een vel papier volgens het in de tekening weergegeven voorbeeld is uitgerust met een paar vouwwalsen 1, 2 die 10 een daartussen gelegen vouwkneep 3 bepalen.

Voor het geleiden van een zich door de vouwkneep 3 uitstrekkend vel 4 is voorzien in een transportbaan die volgens dit voorbeeld wordt gevormd door geleiders 7,8 die gezamenlijk een vouwtas 5 vormen. De vouwwalsen 1, 2 strekken zich over de gehele breedte van het vel 4 uit, zodat deze een vouw 15 kunnen vormen die zich over de gehele breedte van het vel 4 uitstrekt. In dit opzicht verschillen vouwwalsen veelal van transportrollen die veelal smaller zijn dan de grootste maat van de te transporteren vellen dwars op de transportrichting.

Een eerste sectie 9 van het vel is, langs het vel 4 gemeten, dichter bij 20 de vouwkneep 3 gelegen dan een tweede sectie 10. Voor het tot een lus 6 doen uitknikken van de eerste sectie 9 van het vel 4 is de inrichting uitgerust met een aandrijving 11 en een besturing 12. De aandrijving is volgens dit voorbeeld samengesteld uit een motor 13, een aandrijfriem 14, een riemschijf 15 die met de vouwwals 2 is verbonden voor aandrijving van rotatie daarvan en een 25 koppeling 16 die de vouwwalsen zodanig met de motor verbindt, dat bij omkeren van de rotatierichting naar de uitvoerrichting de vouwwalsen niet eerder aangedreven worden dan nadat de ingaande as 33 van de koppeling over een hoek is verdraaid. Deze hoek kan bijvoorbeeld tussen 20° en 300° 1 0279 39 ——................................................................................

4 liggen. Volgens dit voorbeeld is de koppeling 16 uitgevoerd als een verloren slag koppeling, waarvan de uitgaande as 34 bij elke omkering van de draairichting van de ingaande as 33 niet eerder meegenomen wordt dan nadat de ingaande as 33 over een zekere hoek is verdraaid.

5 De aandrijving 11 en de besturing 12 zijn ingericht voor het aandrijven van de vouwwalsen 1,2 in een invoer-rotatiezin (pijlen 18, 19 in figuren 1 en 2). Verder is de inrichting volgens dit voorbeeld voor het doen uitknikken van het vel 4 uitgerust met een tegenhouder in de vorm van een aanslag 20 in de vouwtas 5 voor het ten opzichte van de tussen de vouwwalsen 10 1,2 getransporteerde gedeeltes van het vel 4 tegenhouden van een gedeelte van het vel 4 in de transportbaan 7, 8 stroomafwaarts van de vouwwalsen 1, 2.

De aanslag is volgens dit voorbeeld vast uitgevoerd, maar kan al naar gelang de beoogde instelmogelijkheden handmatig of machinaal instelbaar zijn. De aanslag kan bijvoorbeeld aan de aandrijving van de 15 vouwwalsen gekoppeld zijn, waardoor deze met het vel 4 meeloopt tot de juiste positie. Die positie zou elektronisch bepaald kunnen worden, bijvoorbeeld middels een pulsschijf en een schakelende koppeling. Hiermee is het vouwproces geheel elektronisch aan te sturen en kan iedere vouw anders zijn dan de vorige, waardoor een uiterst flexibel vouwsysteem gaat ontstaan. De 20 aanslag-koppeling schakelt in op het moment dat het papier binnenloopt en schakelt uit na een bepaald aantal pulsen. Op het moment dat de vouwwalsen terug gaan lopen schakelt de koppeling weer in en de aanslag loopt terug naar zijn uitgangsstand. Daar aangekomen schakelt de koppeling weer uit in afwachting van de volgende cyclus.

25 Ook is het bijvoorbeeld mogelijk een rollenpaar of een klemorgaan te gebruiken voor het tegenhouden van het voorlopende gedeelte van het vel 4 wanneer het vel 4 tot uitknikken moet worden gebracht.

Middelen voor het naar de vouwkneep buigen van de tweede sectie 10 van het vel 4 worden volgens dit voorbeeld gevormd door een vouwmes 24 1027939 5 dat heen en weer beweegbaar is tussen de in figuren 1-3 en de in fig. 4 weergegeven standen.

De aandrijving 11 en de besturing 12 zijn verder ingericht voor het roteren van de vouwwalsen 1, 2 met een uitvoer-rotatiezin (pijlen 25, 26 in fig.

5 4) zodanig dat de tweede sectie 10 van het vel 4 de vouwkneep 3 in wordt getr ansp ortee r d.

In bedrijf begint het vouwen van een vel in de getoonde inrichting met het in de vouwkneep 3 tussen de vouwwalsen 1, 2 brengen van het vel 4.

In de in fig. 1 weergegeven toestand is het vel 4 reeds over een zodanig afstand 10 getransporteerd, dat dit de aanslag 20 bijna heeft bereikt.

In fig. 2 is het tot een lus 6 doen uitknikken van de eerste sectie 9 van het vel 4, welke eerste sectie, langs het vel 4 gemeten, dichter bij de vouwkneep 3 is gelegen dan de tweede sectie 10. Hiertoe worden de vouwwalsen 1, 2 verder geroteerd in de invoer-rotatiezin aangegeven door 15 pijlen 18, 19, waarbij tussen de vouwwalsen 1, 2 gelegen gedeeltes van het vel 4 met een richtingscomponent in een richting naar de tweede sectie 10 toe worden getransporteerd. Ten opzichte van de tussen de vouwwalsen 1, 2 getransporteerde gedeeltes van het vel 4 wordt een gedeelte van het vel 4 stroomafwaarts van de vouwwalsen 1, 2 tegengehouden doordat het tegen de 20 aanslag 20 in de vouwtas 5 stuit. Dit tegenhouden kan ook op andere wijze worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door inklemmen van een gedeelte van het vel 4 stroomafwaarts van de vouwwalsen 1, 2, bijvoorbeeld middels een grijper of tussen transportrollen.

Het roteren van de vouwwalsen 1, 2 wordt voortgezet, totdat de in 25 fig. 3 weergegeven bedrijfstoestand is bereikt, waarin een achterlopend eindgedeelte van het vel 4 nog juist wordt vastgehouden tussen de vouwwalsen 1, 2. Deze bedrijfstoestand kan bijvoorbeeld met een geschikt geplaatste sensor of aan de hand van hoekverdraaiing van de walsen worden gedetecteerd. Vervolgens wordt de tweede sectie 10 van het vel 4 naar de vouwkneep 3 30 gedrongen. Dit wordt volgens dit voorbeeld gerealiseerd doordat het vouwmes 1 0 27939 6 24 aan een van de vouwkneep 3 af gekeerde zijde van het vel 4 naar de vouwkneep 3 toe wordt bewogen zoals in fig. 3 is aangegeven met een pijl 27. Aldus wordt het in de vouwkneep brengen van de tweede sectie 10 van het vel met eenvoudige middelen nauwkeurig beheerst.

5 De vouwwalsen 1, 2 worden geroteerd in een uitvoer-rotatiezin (pijlen 25, 26 in fig. 4), waarbij de secties van de vouwwalsen 1, 2 in het gebied van de vouwkneep 3 de tweede sectie 10 de vouwkneep 3 in transporteren en een eerste vouw 28 (zie fig. 4) wordt gevormd. Vervolgens roteren de vouwwalsen 1, 2 verder, waardoor ook de eerste sectie 9 van het vel 4 door de 10 vouwkneep 3 wordt getransporteerd en een tweede vouw op afstand van genoemde eerste vouw wordt gevormd, doordat de lus 6 plat wordt gevouwen. Het roteren van de vouwwalsen 1, 2 in de uitvoer-rotatiezin wordt bij voorkeur gestart tegelijk met of nadat de tweede sectie 10 naar de vouwkneep 3 is gedrongen, zodat de eerste vouw 28 dicht bij de rand van het vel 4 die de 15 vouwkneep 3 niet is gepasseerd komt te liggen.

Als het vel 4 is uitgevoerd wordt het vouwmes 24 terug verplaatst naar zijn uitgangspositie. Dit kan bijvoorbeeld geschieden tijdens het invoeren van een volgend te vouwen vel 4.

Het is binnen het kader van de uitvinding ook mogelijk slechts een 20 enkele vouw in het vel 4 aan te brengen. Daartoe wordt het transporteren van het vel 4 door de vouwwalsen 1, 2 niet in de in fig. 3 weergegeven stand gestopt, maar voortgezet totdat het achterlopende uiteinde van het vel 4 door de kneep 3 tussen de vouwwalsen 1, 2 is gepasseerd. De achterlopende rand van het vel veert daarna door de buigstijfheid van het vel 4 en eventueel 25 ondersteund door rotatie van de vouwrol 1 naar een zich aan de zijde van het vouwmes 24 langs de vouwwalsen uitstrekkende stand. Het aanbrengen van de vouw geschiedt vervolgens op overeenkomstige wijze als het aanbrengen van de eerste vouw 28 in het hiervoor beschreven voorbeeld.

Voor het nauwkeurig beheersen van de positie waar de tweede vouw 30 wordt aangebracht, is het voordelig tegen te gaan, dat het vel door het naar de 1 0279 39 7 vouwkneep 3 dringen van de tweede sectie 10 daarvan voortijdig uit de vouwtas 5 wordt verplaatst. Hiertoe is de vouwtas 5 uitgerust met een flexibele velvanger 29 die als het vel 4 de vouwtas inloopt door de druk van het vel 4 wegbuigt en daarmee het vel 4 de ruimte geeft om langs de vanger 29 te 5 lopen. Wanneer de tweede sectie van het vel 4 naar de vouwkneep 3 toe wordt gedrongen houdt de vanger 29 door wigwerking het vel 4 zodanig stevig vast, dat wordt verhinderd dat het uit van de aanslag 20 in de vouwtas 5 af verplaatst. Wanneer echter de vouwwalsen aangrijpen op de tweede sectie 10 en deze de vouwkneep 3 in trekken, wordt de door de vanger 29 op het vel 24 10 uitgeoefende houdkracht overwonnen en loopt het vel 4 uit de vouwtas 5.

De vouwtas 5 heeft bij de ingang een flexibele geleider 30, die het vel 4 als dit ingevoerd wordt via de vouwkneep 3 de vouwtas 5 in geleidt. Omdat de baan waarlangs het vouwmes 24 heen en weer verplaatsbaar is de geleider 30 snijdt, is de geleider 30 zodanig flexibel uitgevoerd, dat deze elastisch wordt 15 verbogen als het vouwmes 30 naar de vouwkneep 3 toe wordt verplaatst voor het naar de vouwkneep 30 dringen van de tweede sectie 10 van het vel 4. Als het vouwmes 24 weer terug beweegt, veert de elastische geleider 30 weer terug. De flexibele geleider 30 geeft bovendien tijdens het vormen van de lus 6 ook mee (zie fig. 2), waardoor de lus 6 gemakkelijk wordt gevormd en 20 onbedoelde vorming van knikken in het vel 4 wordt tegengegaan.

De grootte van de lus 6 bepaalt de positie van de tweede vouw en wordt bepaald door het moment dat de vouwwalsen 1, 2 stoppen met doorvoeren.

In de aandrijving van het mes 24 is volgens dit voorbeeld onder meer 25 de motor 13 opgenomen, alsmede een overbrenging die is gekoppeld met het vouwmes 24 voor het selectief aandrijven van verplaatsingen van het vouwmes 24 naar de vouwkneep 3 toe en van de vouwkneep af 3 en met de vouwwalsen 1, 2 voor het telkens bij of na een van verplaatsingen van het mes 24 omkeren van de rotatiezin waarin de vouwwalsen 1, 2 worden aangedreven. Aldus is 1 027939 8 geen afzonderlijke motor met bijbehorende voeding en besturing nodig voor het aandrijven van de bewegingen van het vouwmes 24.

De overbrenging is volgens dit voorbeeld uitgerust met een meeneempal 35 die met het vouwmes 24 is gekoppeld via meeneemarmen 40, 5 41, en een paar omlopende oppervlakken 36, 37 in de vorm van omtreksoppervlakken 36, 37 van meeneemwielen 42, 43 die via de koppeling 16 gekoppeld zijn met de vouwwalsen 1, 2 voor omloop in een omloopzin die correspondeert met de rotatiezin van de vouwwalsen 1, 2 en die een tussen de omlopende oppervlakken 36, 37 gelegen meeneemgebied 44 (zie fig. 5) bepalen. 10 De meeneempal 35 is ten opzichte van de omlopende oppervlakken 36, 37 verplaatsbaar tussen posities aan tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied 44. Hiertoe zijn de omlopende oppervlakken 36, 37 in het meeneemgebied 44 ingericht voor aangrijpen op de meeneempal 35 voor het bij omkeren van de omloopzin van de omlopende oppervlakken 36, 37 daartussen 15 meenemen van de meeneempal 35 van een van de tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied 44 (zie figuren 1-3) naar de andere van genoemde tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied 44 (zie fig.

4). Het vouwmes 24 is ten opzichte van een vast framedeel van de inrichting via armen 38, 39 zwenkbaar om een as 45 opgehangen. Tevens is voorzien in 20 een veer 46 die de armen 38, 39 dringt naar een stand, waarbij de daaraan gekoppelde meeneempal 35 zich in het meeneem gebied 44 bevindt. De veer 46 heeft een uiteinde dat aan een vast framedeel van de inrichting is bevestigd en een uiteinde dat aan de armen 38, 39 is bevestigd.

Uitgaande van de in de figuren 1-3 weergegeven positie wordt de 25 meeneempal 35 bij omkeren van de rotatiezin van de motor 13, waarbij tevens de rotatiezin van de meeneemwielen 42, 43 wordt omgekeerd, door de omtreksoppervlakken 36, 37 daarvan door het meeneemgebied 44 meegenomen. De veer 46 zorgt er daarbij voor, dat de meeneempal 35 steeds met genoeg druk tegen de omtreksoppervlakken 36, 37 ligt om door deze 30 oppervlakken meegenomen te worden door het meeneemgebied 44. Bij ,1 0 279 39 9 hernieuwde omkering van de rotatiezin van de motor 12 en de meeneemwielen 42, 43 treedt het omgekeerde effect op en wordt de meeneempal 35 weer naar de andere zijde van het meeneemgebied 44 meegenomen, waarbij het aan de meeneempal 35 gekoppelde vouwmes 24 weer terugkeert van de positie voor 5 het tussen de vouwwalsen 1, 2 brengen van een gedeelte van een vel naar een positie op afstand van de vouwwalsen 1, 2.

Opgemerkt wordt, dat het ook mogelijk is erin te voorzien, dat de omlopende oppervlakken die de meeneempal meenemen deel uitmaken van de vouwwalsen. Het geniet echter de voorkeur dat, zoals bij het getoonde 10 uitvoeringsvoorbeeld, de omlopende oppervlakken 36, 37 elk deel uitmaken van een element 42, 43 afzonderlijk van de vouwwalsen 1, 2 en met de vouwwalsen 1, 2 zijn gekoppeld, voor het starten van ten minste rotatie van de vouwwalsen 1, 2 in de uitvoer-rotatiezin 25 nadat omloop van de elementen 36, 37 in de corresponderende omloopzin is gestart en de meeneempal 35 daarbij is 15 meegenomen van een van de tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied 44 naar de andere van genoemde tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied 44. Dit biedt het voordeel, dat gewaarborgd is, dat een gedeelte van een vel 4 waarin een vouw 28 gelegd moet worden in een beheerste positie dicht nabij de vouwkneep 3 is gebracht, van waaruit het vel 20 betrouwbaar de vouwkneep 3 in wordt getrokken als rotatie van de vouwwalsen 1, 2 wordt gestart. Dit is op zijn beurt voordelig voor het nauwkeurig beheersen van de positie waar de vouw wordt aangebracht.

Het vertraagde starten van rotatie van de vouwwalsen 1, 2 bij omkering van rotatie van de meeneemwielen 42, 43 naar de uitvoerrotatiezin 25 wordt volgens dit voorbeeld verkregen door de eerder beschreven verloren slag koppeling 16 die tussen het meeneemwiel 43 en de vouwwals 2 is opgenomen. Deze verloren slag koppeling 16 laat een vrije hoekverdraaiing tussen de ingaande as 33 en de uitgaande as 34, als het ware een speling over een rotatiehoek, toe.

1 027939 10

Volgens het weergegeven voorbeeld is een gedeelte van de tweede sectie 10 voorafgaand aan het bewegen van het vouwmes 24 ten opzichte van een transportvlak dat zich door de vouwkneep 3 en haaks op een vlak bepaald door assen van de vouwwalsen 1, 2 uitstrekt afgebogen in een eerste richting 5 en is de eerste sectie 9 ten opzichte van dat transportvlak afgebogen in een tweede richting tegengesteld aan deze eerste richting. Doordat beide delen van het vel 4 aldus in tegengestelde richtingen zijn afgebogen, vergt de vorming van de lus 6 en het naar de vouwkneep 3 dringen van de tweede sectie 10 van het vel 4 voorafgaand aan het eigenlijke vormen van de vouwen relatief kleine 10 maximale verbuiging van het vel 4, hetgeen voordelig is voor een betrouwbare werking en het beperken van her risico van beschadiging of krullen van het vel.

De inrichting volgens het getoonde voorbeeld is verder uitgerust met geleiders 31, 32 die een invoer- en een uitvoerbaan bepalen voor het langs een 15 invoerbaan invoeren van een vel 4 vanaf een zijde van de vouwkneep 3 tegenovergesteld aan de zijde van de vouwkneep 3 waar de eerste sectie 9 tot een lus 6 wordt uitgeknikt en voor het langs een uitvoerbaan anders dan de invoerbaan uitvoeren van het vel 4 aan een zijde van de vouwkneep 3 tegenovergesteld aan de zijde van de vouwkneep 3 waar de eerste sectie 9 tot 20 een lus 6 is uitgeknikt.

Dit maakt het mogelijk het vel 4 in te voeren vanaf een zijde van de vouwkneep 3 tegenovergesteld aan de zijde van de vouwkneep 3 waar de eerste sectie 9 tot een lus 6 wordt uitgeknikt en het gevouwen vel 4 ook aan die zijde het uit te voeren, waarbij het vel 4 vel na het vouwen de vouwkneep 3 verlaat 25 langs een uitvoerbaan anders dan de invoerbaan. In- en uitvoer kan derhalve aan dezelfde zijde van de vouwkneep 3 maar toch langs verschillende banen geschieden. Hierdoor is de inrichting eenvoudig in gebruik en belemmert de uitvoer van een vel, de invoer van een volgend vel niet.

1 027939

Claims

1. Werkwijze voor het vouwen van een vel papier, omvattende: het naar een vouwkneep tussen een paar vouwwalsen buigen van een tussen tegenover elkaar gelegen uiteinden van het vel gelegen gedeelte van het vel; 5 het roteren van de vouwwalsen in een uitvoer-rotatiezin, waarbij secties van de vouwwalsen in het gebied van de vouwkneep genoemd gedeelte van het vel de vouwkneep in transporteren; en het door de vouwkneep transporteren van het gebogen gedeelte van het vel, waarbij een vouw in het gebogen gedeelte van het vel wordt gevormd; 10 met het kenmerk, dat ten minste een gedeelte van het vel tussen de vouwwalsen door wordt aangevoerd door de vouwwalsen, voorafgaand aan het roteren van de vouwwalsen in de uitvoer-rotatiezin, te roteren in een invoer-rotatiezin tegengesteld aan de uitvoer-rotatiezin.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het naar de vouwkneep 15 dringen van genoemd gedeelte van het vel wordt uitgevoerd door een vouwmes aan een van de vouwkneep af gekeerde zijde van het vel naar de vouwkneep te bewegen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende: het bij het aanvoeren van het vel tot een lus doen uitknikken van 20 een eerste sectie van het vel door tijdens het in de invoer-rotatiezin roteren van de vouwwalsen ten opzichte van tussen de vouwwalsen getransporteerde gedeeltes van het vel tegenhouden van een gedeelte van het vel op afstand stroomafwaarts van de vouwwalsen; waarbij het naar de vouwkneep gebogen gedeelte van het vel een tweede 25 sectie van het vel aan een van de vouwwalsen af gelegen zijde van de lus is; en 1027939 de eerste vouw wordt gevormd in genoemde tweede sectie en vervolgens een achterlopend uiteinde van de lus tot een tweede vouw wordt vervormd.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij een gedeelte van de 5 tweede sectie voorafgaand aan het bewegen van het vouwmes ten opzichte van een transportvlak dat zich door de vouwkneep en haaks op een vlak bepaald door assen van de vouwwalsen uitstrekt, wordt afgebogen naar een eerste zijde van genoemd transportvlak en waarbij de eerste sectie ten opzichte van het transportvlak wordt afgebogen naar een tweede zijde van genoemd 10 transportvlak tegenover genoemde eerste zijde.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende het invoeren van het vel vanaf een zijde van de vouwkneep tegenovergesteld aan de zijde van de vouwkneep waar een tussen tegenover elkaar gelegen uiteinden van het vel gelegen gedeelte van het vel naar de 15 vouwkneep wordt gebogen.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattende het uitvoeren van het gevouwen vel aan een zijde van de vouwkneep tegenovergesteld aan de zijde van de vouwkneep waar een tussen tegenover elkaar gelegen uiteinden van het vel gelegen gedeelte van het vel 20 naar de vouwkneep wordt gebogen.

7. Werkwijze volgens conclusies 5 en 6, waarbij het vel langs een invoerbaan naar de vouwkneep wordt gevoerd en na het vouwen de vouwkneep verlaat langs een uitvoerbaan anders dan de invoerbaan.

8. Inrichting voor het vouwen van een vel papier, omvattende: 25 een paar vouwwalsen die een daartussen gelegen vouwkneep bepalen; eeri transportbaan voor het geleiden van een zich door de vouwkneep uitstrekkend vel; middelen voor het naar de vouwkneep dringen van een gedeelte van 30 een vel tussen tegenover elkaar gelegen uiteinden van het vel; 1 027939 een aandrijving gekoppeld met de vouwwalsen, met een besturing voor het roteren van de vouwwalsen in een uitvoer-rotatiezin, waarbij het gebogen gedeelte van het vel door de vouwkneep wordt getransporteerd en een vouw in het gebogen gedeelte van het vel wordt gevormd; 5 met het kenmerk, dat de aandrijving en de besturing zijn ingericht voor het, voorafgaand aan het roteren van de vouwwalsen in de uitvoer-rotatiezin, roteren van de vouwwalsen in een invoer-rotatiezin tegengesteld aan de uitvoer-rotatiezin voor het tussen de vouwwalsen door aanvoeren van ten minste een gedeelte van het vel.

9. Inrichting volgens conclusie 8, verder omvattende middelen op afstand stroomafwaarts van de vouwwalsen, voor het tijdens het in de invoer-rotatiezin roteren van de vouwwalsen voor het aanvoeren van een vel, ten opzichte van tussen de vouwwalsen getransporteerde gedeeltes van het vel tegenhouden van een gedeelte van het vel voor het tot een lus doen uitknikken 15 van een eerste sectie van het vel; waarbij de middelen voor het naar de vouwkneep buigen zijn ingericht voor het naar de vouwkneep buigen van een tweede sectie van het vel aan een van de vouwwalsen af gelegen zijde van de lus; en de aandrijving en de besturing zijn ingericht voor het vormen van de 20 eerste vouw in genoemde tweede sectie en het vervolgens tot een tweede vouw vervormen van een achterlopend uiteinde van de lus.

10. Inrichting volgens conclusie 9, verder omvattende geleiders die een invoer- en een uitvoerbaan bepalen voor het langs een invoerbaan invoeren van een vel vanaf een zijde van de vouwkneep tegenovergesteld aan de zijde 25 van de vouwkneep waar de eerste sectie tot een lus wordt uitgeknikt en voor het langs een uitvoerbaan anders dan de invoerbaan uitvoeren van het vel aan een zijde van de vouwkneep tegenovergesteld aan de zijde van de vouwkneep waar de eerste sectie tot een lus is uitgeknikt.

11. Inrichting volgens een der conclusies 8-10, verder omvattende 30 een vouwmes dat beweegbaar is vanaf een positie op afstand van de 1 027939 vouwkneep naar een positie dichter bij de vouwkneep voor het naar de vouwkneep buigen van genoemd gedeelte van het vel.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij genoemde aandrijving omvat: een motor die via een overbrenging is gekoppeld met het vouwmes voor 5 het selectief aandrijven van verplaatsingen van het vouwmes naar de vouwkneep toe en van de vouwkneep af en met de vouwwalsen voor het telkens bij of na een van genoemde verplaatsingen van het mes omkeren van de rotatiezin waarin de vouwwalsen worden aangedreven.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de overbrenging omvat: 10 een meeneempal die met het vouwmes is gekoppeld, en een paar omlopende oppervlakken die gekoppeld zijn met of deel uitmaken van de vouwwalsen voor omloop in een omloopzin die correspondeert met de rotatiezin van de vouwwalsen en die een tussen genoemde omlopende oppervlakken gelegen meeneemgebied bepalen, 15 waarbij de meeneempal langs ten opzichte van genoemde omlopende oppervlakken verplaatsbaar is tussen posities aan tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied, en waarbij genoemde omlopende oppervlakken in het meeneemgebied zijn ingericht voor aangrijpen op de meeneempal voor het bij omkeren van de 20 omloopzin van de omlopende oppervlakken daartussen meenemen van de meeneempal van een van de tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied naar de andere van genoemde tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij genoemde omlopende 25 oppervlakken elk deel uitmaken van een element afzonderlijk van de vouwwalsen dat met de vouwwalsen is gekoppeld, voor het starten van ten minste rotatie van de vouwwalsen in de uitvoer-rotatiezin nadat omloop van het element in de corresponderende omloopzin is gestart en de meeneempal daarbij is meegenomen van een van de tegenover elkaar gelegen zijden van het 1 027939 meeneemgebied naar de andere van genoemde tegenover elkaar gelegen zijden van het meeneemgebied. 1 0279 39