NL1027142C1 - Stroomrail. - Google Patents

Stroomrail. Download PDF

Info

Publication number
NL1027142C1
NL1027142C1 NL1027142A NL1027142A NL1027142C1 NL 1027142 C1 NL1027142 C1 NL 1027142C1 NL 1027142 A NL1027142 A NL 1027142A NL 1027142 A NL1027142 A NL 1027142A NL 1027142 C1 NL1027142 C1 NL 1027142C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
busbar
arms
tensioning
lip
fender
Prior art date
Application number
NL1027142A
Other languages
English (en)
Inventor
Beat Furrer
Felix Nuenlist
Original Assignee
Furrer & Frey Ag Ingenieurbuer
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Furrer & Frey Ag Ingenieurbuer filed Critical Furrer & Frey Ag Ingenieurbuer
Application granted granted Critical
Publication of NL1027142C1 publication Critical patent/NL1027142C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60MPOWER SUPPLY LINES, AND DEVICES ALONG RAILS, FOR ELECTRICALLY- PROPELLED VEHICLES
    • B60M1/00Power supply lines for contact with collector on vehicle
    • B60M1/30Power rails
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60MPOWER SUPPLY LINES, AND DEVICES ALONG RAILS, FOR ELECTRICALLY- PROPELLED VEHICLES
    • B60M1/00Power supply lines for contact with collector on vehicle
    • B60M1/12Trolley lines; Accessories therefor
    • B60M1/20Arrangements for supporting or suspending trolley wires, e.g. from buildings
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60MPOWER SUPPLY LINES, AND DEVICES ALONG RAILS, FOR ELECTRICALLY- PROPELLED VEHICLES
    • B60M1/00Power supply lines for contact with collector on vehicle
    • B60M1/12Trolley lines; Accessories therefor
    • B60M1/20Arrangements for supporting or suspending trolley wires, e.g. from buildings
    • B60M1/225Arrangements for fixing trolley wires to supporting-lines which are under tension
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60MPOWER SUPPLY LINES, AND DEVICES ALONG RAILS, FOR ELECTRICALLY- PROPELLED VEHICLES
    • B60M1/00Power supply lines for contact with collector on vehicle
    • B60M1/12Trolley lines; Accessories therefor
    • B60M1/20Arrangements for supporting or suspending trolley wires, e.g. from buildings
    • B60M1/24Clamps; Splicers; Anchor tips
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60MPOWER SUPPLY LINES, AND DEVICES ALONG RAILS, FOR ELECTRICALLY- PROPELLED VEHICLES
    • B60M1/00Power supply lines for contact with collector on vehicle
    • B60M1/30Power rails
    • B60M1/302Power rails composite
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60MPOWER SUPPLY LINES, AND DEVICES ALONG RAILS, FOR ELECTRICALLY- PROPELLED VEHICLES
    • B60M1/00Power supply lines for contact with collector on vehicle
    • B60M1/30Power rails
    • B60M1/307Supports
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60LPROPULSION OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; SUPPLYING ELECTRIC POWER FOR AUXILIARY EQUIPMENT OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; ELECTRODYNAMIC BRAKE SYSTEMS FOR VEHICLES IN GENERAL; MAGNETIC SUSPENSION OR LEVITATION FOR VEHICLES; MONITORING OPERATING VARIABLES OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; ELECTRIC SAFETY DEVICES FOR ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES
    • B60L2200/00Type of vehicles
    • B60L2200/26Rail vehicles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60YINDEXING SCHEME RELATING TO ASPECTS CROSS-CUTTING VEHICLE TECHNOLOGY
    • B60Y2200/00Type of vehicle
    • B60Y2200/30Railway vehicles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Current-Collector Devices For Electrically Propelled Vehicles (AREA)
  • Installation Of Bus-Bars (AREA)
  • Electrical Discharge Machining, Electrochemical Machining, And Combined Machining (AREA)
  • Clamps And Clips (AREA)
  • Wire Bonding (AREA)
  • Treatment And Processing Of Natural Fur Or Leather (AREA)
  • Television Systems (AREA)
  • Escalators And Moving Walkways (AREA)
  • Vehicle Body Suspensions (AREA)

Description

Stroomrail , [0001] De uitvinding heeft betrekking op een stroomrail voor de bevestiging van een rijdraad 1 ; met twee spanarmen, waartussen de rijdraad is vastgehouden. Aan rails gebonden voertuigen, i 5 zoals bijvoorbeeld elektrisch aangedreven spoortreinen, worden via een bovengrondse leidinginstallatie van stroom voorzien. De bovengrondse leidinginstallatie bestaat in de meeste gevallen uit rijdraden, die aan draagkabels zijn opgehangen en door middel van draaginrichtingen worden vastgehouden. De stroomoverdracht van de rijdraad, ook bovenleiding genoemd, vindt plaats door een aan het voertuig aangebrachte stroomafnemer, 10 die als sleepbeugel of pantograaf wordt aangeduid. Hoewel de draagkabels sterk gespannen zijn, kan niet worden vermeden, dat deze tussen de afzonderlijke ophangpunten doorhangen, zodat de hoogte van de rijdraad over de rail continu schommelt, wat door bewegingen van de pantograaf vereffend moet worden. Hierdoor veranderen echter ook de contactkrachten tussen pantograaf en rijdraad, wat trillingen, ongelijkmatige overgangsweerstand en 15 vonkvormig tot gevolg kan hebben.
[0002] In DE 24 36 640 werd derhalve ook reeds voorgesteld om de ophanging van bovenleidingen aan bevestigingspunten met een verschillende afstand en een onregelmatige opeenvolging toe te passen om een golfverspreiding van de trillingen met een verschillende golflengte te bereiken en resonanties te vermijden. Voor hoge snelheidstrajecten, die met 240 20 km per uur en sneller bereden dienen te worden, is deze maatregel echter nog niet voldoende.
[0003] Verder worden voor de stroomoverdracht ook starre stroomrails als afslijtbare geleider gebruikt, waarbij stroomrails als bovenleiding hoofdzakelijk alleen in tunnels worden toegepast, omdat deze minder ruimte nodig hebben. Dergelijke stroomrails zijn uit DE 201 00 960 UI, DE 201 01 581 UI, DE 42 07 622 C2, DE 195 48 103 Cl en AT 409 904 25 B bekend.
[0004] Stroomrails, waarbij een koperen rijdraad tussen bevestigingsarmen is ingeklemd en zodoende is vastgehouden, zijn ook uit US 918 761, FR 2 470 020 en US 4 230 209 bekend. Daarbij wordt een zogenaamde rillendraad gebruikt, dit wil zeggen een koperen draad met V-vormige rillen, waarin klemarmen van de stroomrail vormsluitend ingrijpen om de rijdraad 30 vast te houden. De rijdraad, waar de pantograaf overheen sleept en die derhalve onderhevig is aan slijtage, kan zodoende worden verwisseld.
[0005] Het vastklemmen van de rildraad vindt plaats, doordat de beide spiegelsymmetrisch tegenover elkaar liggende spanarmen boven de rildraad aan elkaar worden vastgeschroefd 1027142 2 (US 4 230 209, FR 2 470 020, DE 43 33 446 Al, DE 195 48 103 Cl) of door klinknagels worden verbonden (US 918 761).
[0006] De montage van de rildraad aan de stroomrail, onafhankelijk van het feit of dit bij de eerste uitrusting of het latere verwisselen van een afgeslepen rijdraad plaatsvindt is derhalve 5 zeer tijdrovend en moeizaam, omdat in korte ruimtelijke afstanden schroef- of klinknagelverbindingen tot stand gebracht moeten worden.
[0007] De afzonderlijke elementen van de stroomrails hebben in de praktijk een lengte van circa 10 - 12 m. Op stootplaatsen van twee aan elkaar grenzende stroomrails treedt dan het vervolgprobleem op, dat voor een zo exact mogelijk rechtlijnig richten van de stroomrails 10 deze aan beide zijden van de stoolplaats aan een draaginrichting of het plafond van een tunnel bevestigd moeten worden, wat eveneens aanzienlijke kosten en inspanningen vereist. Bevestigt men namelijk bijvoorbeeld elke stroomrail alleen in het midden daarvan aan een draaginrichting of een tunnelwand, dan kunnen de beide einden van de stroomrail door het eigen gewicht daarvan doorbuigen, zodat op de stootplaats merkbare knikken ten opzichte 15 van de railas optreden, die de rijdraad mechanisch belasten en trillingen bij de stroomafhame tot gevolg hebben.
[0008] De uitvinding beoogt derhalve een stroomrail te verschaffen, die een rildraad op gewaarborgde wijze vasthoud, die eenvoudig gemonteerd kan worden, waarbij de rijdraad eenvoudig verwisseld kan worden en die een zo rechtlijnig mogelijk verloop van de rijdraad 20 garandeert, namelijk ook op stootplaatsen van aan elkaar grenzende stroomrailelementen.
[0009] Dit doel wordt door de in de conclusie 1 aangegeven maatregelen bereikt Van voordeel zijnde uitvoeringen en verdere ontwikkelingen van de uitvinding blijken uit de volgconclusies.
[0010] Basisprincipe van de uitvinding is om de stroomrail als langgerekt, eendelig, in de 25 langsrichting gesleufd profiel uit te voeten, dat een vlakke dwarsdrager en twee daarvan in hoofdzaak verticaal afstaande spanarmen omvat. De spanarmen zijn met steeds een klemarm verbonden, die onder een scherpe hoek ten opzichte van een symmetrie-as verloopt De spanarmen en/of de klemarmen zijn verend elastisch uitgevoerd, zodat de rijdraad uitsluitend door de veerkracht van de spanarmen en/of van de klemarmen is vastgehouden. Een 30 schroefverbinding voor het vastklemmen van de rijdraad is zodoende niet meer noodzakelijk. Integendeel wordt een gesloten, alleen door een langssleuf onderbroken kastprofiel gecreëerd, dat een hoge buigstijfheid heeft en de rijdraad in een rechtlijnige as vasthoudt, waarmee een absoluut constante afstand van de rijdraad ten opzichte van de rail is gegarandeerd. Het 1027142 3 inleggen en verwisselen van de rijdraad kan zeer eenvoudig en snel worden uitgevoerd. Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding is de dwarsdrager breder dan de afstand van de spanarmen dwars op de langsrichting van de stroomrail, zodat dus de dwarsdrager aan beide zijden tot voorbij de spanannen uitsteekt Hierdoor wordt het 5 oppervlaktetraagheidmoment en zodoende de stijfheid van de stroomrail verhoogd.
[0011] Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding zijn in de overgangszone van de spanarmen naar de klemarmen zijdelings af staande kraagarmen aangebracht, waarvan de naar de dwarsdrager gerichte bovenzijde vlak is en waarvan de naar de rijdraad gerichte onderzijde een rail omvat Deze kraagarmen dienen enerzijds voor het vasthouden en de geleiding van 10 een draadinleginrichting, die de beide spanannen voor het inleggen of verwijderen van de rijdraad uit elkaar spreidt Deze inrichting kan aan de bovenzijde van de kraagarmen langslopen en door zich in de aan de onderzijde bevindende rillen voor het spreiden van de spanarmen ingrijpen. Bovendien dienen ook deze kraagarmen voor de vergroting van het oppervlaktetraagheidsmoment en zodoende voor de verbetering van de buigstijfheid van de 15 stroomrail.
[0012] Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding hebben de spanannen aan de steeds naar de andere spanarm gerichte binnenzijde daarvan ten minste een, bij voorkeur twee uitsteeksels, die zich over de gehele lengte van de stroomrail uitstrekken. Door deze uitsteeksels wordt eveneens het oppervlaktetraagheidsmoment en zodoende de stijfheid van 20 de stroomrail verhoogd. Deze uitsteeksels hebben een rechthoekig, trapeziumvormig of driehoekig profiel, waarbij het trapeziumvormige profiel het bijzonder de voorkeur hebbende uitvoeringsvoorbeeld is.
[0013] Deze uitsteeksels dienen bovendien volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding op stootplaatsen aan de kopzijde van op elkaar volgende stroomrails als veer van 25 een groef- en veerverbinding tussen de spanarmen en stootlippen, die de stootplaats overbruggen. De stootlippen hebben met de uitsteeksels overeenkomende groeven en worden aan beide zijden van de stootplaats met steeds slechts een of twee schroeven aan de spanannen bevestigd. De spanarmen hebben hiervoor een boring en de stootlippen een schroefdraadboring. Door deze groef- en veerverbinding wordt ook op stootplaatsen van aan 30 elkaar grenzende stroomrails een exacte, rechtlijnige richting van de rijdraad verkregen en ontstaat geen knik meer op de stootplaatsen. Zodoende zijn deze stroomrails ook voor hoge snelheden van tot aan 250 km/h en meer toepasbaar. Bij vooriceur worden per stootplaats twee stootlippen gebruikt, die met steeds een van de beide spanannen zijn verbonden.
1027142 4
[0014] Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding kunnen tussen de desbetreffende stootlip en de daaraan toegevoegde spanarm ten minste een, bij voorkeur twee contactlamellenstroken zijn aangebracht, die de elektrische verbinding tussen de stootlippen en de spanarmen van aan elkaar grenzende stroomrails verbeteren. Voor de eenduidige ' S fixering en een betere montage van de contactlamellenstroken kunnen de stootlippen voor opname en bevestiging van de contactlamellenstroken een verdieping met achtersnijdingen aan beide zijden omvatten.
[0015] Volgens een andere verdere ontwikkeling van de uitvinding kan aan de bovenzijde van de dwarsdrager een over de gehele lengte van de stroomrail verlopend lijf zijn 10 aangebracht, dat loodrecht van de oppervlakte van de dwarsdrager afstaat. Ook kunnen meerdere van dergelijke lijven parallel naast elkaar worden gebruikt.
[0016] In het onderstaande wordt de uitvinding aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden in samenhang met de tekening uitvoeriger toegelicht Daarbij toont: figuur 1 een dwarsdoorsnede van een stroomrail volgens een eerste 15 uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; figuur 2 een stroomrail volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; figuur 3 een dwarsdoorsnede van een stroomrail volgens een derde uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; figuur 4 een zijaanzicht van de stroomrail van de figuur 3; 20 figuur 5 een dwarsdoorsnede van een stootlip; figuur 6 een afbeelding op vergrote schaal van het fragment A van de figuur 6 en figuur 7 een zijaanzicht van de stootlip van de figuur 6 met ingezette contactlamellen.
[0017] De figuur 1 toont een stroomrail 1, die een in de langsrichting gesleufd profiel omvat, waarin een rijdraad 2 is gelegd en daar vormsluitend is vastgehouden. De stroomrail 1 heeft 25 een plaatvormige dwarsdrager 3 met een vlakke oppervlakte, waarvan twee spanarmen 4, 5, die spiegelsymmetrisch ten opzichte van een symmetrie-as 6 liggen, in hoofdzaak loodrecht afstaan. Uitgaande van de dwarsdrager zijn de spanarmen 4 en 5 enigszins spits toelopend uitgevoerd, waarbij de hoek tussen binnen- en buitenvlak van de spanarmen ongeveer 1,5° bedraagt. Aan de vrije einden van de spanarmen 4 en 5 zijn steeds klemarmen 7 en 8 30 aangebracht, die onder een scherpe hoek van de spanarmen afstaan en naar elkaar toe verlopen, waarbij de klemarmen steeds een punt hebben, die in dienovereenkomstig gevormde rillen 9 respectievelijk 10 van de rijdraad 2 ingrijpen. De genoemde punten en de rillen 9 en 10 hebben bijvoorbeeld een hoek van 78°. De rillen 9 en 10 zijn daarbij boven een 1027142 5 door een hartlijn van de rijdraad lopend vlak aangebracht
[0018] Op de overgangszone tussen de spanarmen 4 respectievelijk 5 en de klemannen 7 respectievelijk 8 zijn zijdelingse, van de symmetrie-as afgerichte vraagarmen 11 < ' i respectievelijk 12 aangebracht, waarvan de naar de dwars drager 3 gerichte bovenzijde vlak is t 5 en waarvan de van de dwarsdrager 3 af gerichte onderzijde een uitsparing respectievelijk ril 13 respectievelijk 14 omvat die als geleiding voor een beweegbare inleginrichting voor de rijdraad dient die de span- en klemarmen voor het inleggen van de rijdraad uit elkaar spreidt
[0019] De dwarsdrager 3 steekt aan beide zijden zijdelings tot voorbij de spanarmen 4 en 5 uit en is in de overgangszone naar de spanarmen via afschuiningen verdikt uitgevoerd.
10 [0020] De gehele tot nu toe beschreven stroomrail is als eendelig profiel uitgevoerd, dat met de strengtrekwerkwij ze vervaardigd kan worden. Als materiaal wordt bijvoorbeeld aluminium of een aluminiumlegering gebruikt dat respectievelijk die een goed elektrisch geleidingsvermogen hebben, zodat de stroominvoer naar de rijdraad 2 ook via de stroomrail 1 kan plaatsvinden.
15 [0021] De stroomrail 1 vormt in het geheel een zoveel mogelijk gesloten en alleen door een langssleuf voor de opname van de rijdraad 2 onderbroken kokerprofiel, dat de rijdraad 2 alleen door veerkrachten van de span- en klemarmen vasthoud. Het profiel als geheel is in hoge mate buig- en torsiestijf, waarbij de span- en klemarmen in een geringe omvang verend elastisch ten opzichte van de symmetrie-as 6 heen en weer bewogen kunnen worden om de 20 rijdraad in te leggen of te verwisselen. Anderzijds is ook deze bewegingsmogelijkheid door de vormgeving, dimensionering en materiaalgeaardheid zodanig beperkt dat de rijdraad 2 op gewaarborgde wijze wordt vastgehouden en ook bij mechanische belastingen door de stroomafnemer van een voertuig op gewaarborgde wijze wordt vastgehouden.
[0022] Om redenen van het transport, de hanteerbaarheid en de montage hebben stroomrails 25 op een traject een lengte van maximaal 10 m -12 m. Voor een traject worden daar meerdere stroomrails aan de kopzijde tegen elkaar stotend met elkaar verbonden, wat door stootlippen 15, 16 plaatsvindt die in het binnenste van het stroomrailprofiel geplaatst worden en de stootplaats tussen twee aan elkaar grenzende stroomrails overbruggen (vergelijk figuur 4).
[0023] Figuur 1 toont twee van dergelijke stootlippen 15, 16, die in het algemeen een 30 rechthoekig profiel hebben en steeds aan de binnenzijde van een daaraan toegevoegde spanarm 4 respectievelijk 5 worden bevestigd. De lengte van de stootlippen 15,16 ligt in de orde van grootte van 40 cm. De stootlippen dienen zowel voor de elektrische verbinding tussen twee aan elkaar grenzende stroomrailprofielen als ook voor de overdracht van 1027142 6 mechanische krachten. De stootlippen 15,16 zijn door schroeven 17,18, die door boringen 19, 20 van de spanarmen 4, 5 heen steken en in schroefdraadboringen 21, 22 van de stootlippen 15,16 naar binnen worden geschroefd, bevestigd. Per stootlip heeft men slechts twee - vier schroeven nodig, die aan beide zijden van een stroomrailstoot aan aangrenzende 5 stroomrails worden geschroefd.
[0024] Als gevolg van een gatenspeling van de boringen 19, 20 zou een kleine, maar desondanks ongunstige afbuiging van de stroomrailassen optreden, waardoor op de stootplaats een knik kan ontstaan. Een dergelijke knik heeft een negatieve invloed op de stroomafname, omdat de stroomafnemer daar wordt afgebogen, zodoende niet continu aan de 10 rijdraad 2 kan slepen, waarmee de contactkrachten tussen stroomafnemer en rijdraad groter worden respectievelijk kleiner worden, waardoor het risico bestaat, dat de stroomafnemer van het profiel springt, de contactkracht verliest en zodoende ook de stroomtoevoer. Deze mechanisch-geometrische en elektrische nadelen kunnen voor een hoge snelheids-wegstroomrail niet op de koop toe worden genomen. Voor dit doel wordt naast de 15 schroefverbinding bovendien een vormsluitende verbinding tussen de stroomrails en de stootlippen gerealiseerd, namelijk volgens het principe met een groef- en veerverbinding.
[0025] Voor dit doel zijn aan de binnenzijden van de spanarmen 4 en 5 uitsteeksels 23, 24 respectievelijk 25, 26 aangebracht, die naar de binnenzijde in de holte van het stroomrailprofiel naar binnen steken. De uitsteeksels verlopen over de gehele lengte van een 20 stroomrail, omdat het een strengpersprofiel betreft De afstand van de uitsteeksels 23 en 24 respectievelijk 25 en 26 is zo groot mogelijk gekozen, dit wil zeggen de desbetreffende uitsteeksels bevinden zich zo dicht mogelijk bij de beide einden van de spanarmen 4 respectievelijk 5.
[0026] De stootlippen 15 en 16 hebben dienovereenkomstige groeven 27,28 respectievelijk 25 29, 30, waarin de daaraan toegevoegde uitsteeksels 23 - 26 ingrijpen. Door deze vormsluitende groef- en veerverbinding heeft een eventuele gatenspeling van de boringen 19 respectievelijk 20 geen uitwerkingen meer en zelfs wanneer de groef- en veerverbinding een geringe speling mocht hebben, gaat vanwege de lengte van de stootlippen en zodoende de lengte van de groef- en veerverbinding een afbuiging respectievelijk een knik tussen aan 30 elkaar grenzende stroomrails in feite naar nul. Zodoende kan de wegstroomrail praktisch exact in een as worden geplaatst en treden geen discontinuïteiten op, waarmee de stroomafname is verbeterd en ook hoge snelheden tot 250 km/h en groter mogelijk zijn. Eventuele vervormingen worden continu over de gehele stroomrailinstallatie verdeeld.
1027142 ' 7
Afbuigingen in verticale richting treden op de stootplaatsen niet meer op.
[0027] Bovendien wordt door de uitsteeksels 23, 24 respectievelijk 25, 26 een extra verstijving van het stroomrailprofiel bereikt
[0028] In het uitvoeringsvoorbeeld van de figuur 1 hebben de uitsteeksels 23 - 26 in de 5 dwarsdoorsnede een trapeziumvormig profiel, bij voorkeur het profiel van een gelijkbenig trapezium. Dienovereenkomstig hebben de groeven 27 - 30 eveneens een trapeziumvormig profiel, waarvan de diepte enigszins groter is dan de hoogte van de uitsteeksels 23 - 26. Hierdoor bereikt men een wigwerking, die waarborgt dat altijd een vast zittende verbinding van de groef- en veerverbinding plaatsvindt, zelfs wanneer bij de vervaardiging van de 10 uitsteeksels en/of van de groeven een bepaalde speling aanwezig is. Daardoor wordt steeds een gedefinieerde mechanische verbinding bereikt en gelijktijdig een perfect elektrisch contact Bovendien moet er op gewezen worden, dat de schroeven 17, 18 geen (verticale) dwarskrachten hoeven op te nemen, zodat per stroomrailstoot in het geheel vier - acht schroeven noodzakelijk zijn, namelijk steeds twee per stootlip. Er dient nog op gewezen te 15 worden, dat de voorkanten van de uitsteeksels en de voorkanten van de groeven een afkanting of ronding kunnen hebben om het inleggen van de stootlippen te vereenvoudigen.
[0029] Om een betere elektrische verbinding tussen de stootlippen en de spanarmen te bereiken, kan er volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding bovendien in zijn voorzien om tussen de buitenzijde van de stootlippen 15 en 16 en de binnenzijde van de 20 spanarmen 4 en 5 steeds een of twee contactlamellenstroken 31, 32, 33, 34 aan te brengen, wat nog gedetailleerder in samenhang met de figuren 5, 6 en 7 wordt beschreven. Hierdoor wordt gewaarborgd, dat de elektrische verbinding niet alleen in de zone van de groef- en veerverbinding tot stand wordt gebracht, maar ook tussen de verticale bovenvlakken met een groot vlak van de stootlippen en van de spanarmen.
25 [0030] In het uitvoeringsvoorbeeld van de figuur 2 zijn de uitsteeksels 23 - 26 en de groeven 27 - 30 rechthoekig uitgevoerd, wat in proeven een verbeterde krachtoverdracht tot gevolg had. Omdat de diepte van de groeven 27 - 30 groter is dan de hoogte van de uitsteeksels 23 -26, is altijd gegarandeerd, dat de verticale tegenover elkaar liggende vlakken van de stootlippen en van de spanarmen met elkaar in contact komen. Derhalve is het niet perse 30 noodzakelijk om de contactlamellenstroken 31-34 aan te brengen. Desondanks kunnen deze natuurlijk voor de verbetering van de overgangsweerstand zijn aangebracht [0031] Bovendien is in het uitvoeringsvoorbeeld van de figuur 2 voor de verdere verstijving van het stroomrailprofiel aan de bovenzijde van de dwarsdrager 3 een verticaal daarvan 1027142 8 afstaand lijf 34 aangebracht, dat zich over de gehele lengte van de stroomrail uitstrekt. Dit lijf is in het uitvoeringsvoorbeeld van de figuur 2 centrisch aangebracht Het is ook mogelijk om meerdere van dergelijke lijven aan te brengen, die dan op een afstand ten opzichte van elkaar , j' ( parallel verlopen.
: ! 5 [0032] Op deze plaats dient er op gewezen te worden, dat dergelijke lijven ook aan de stroomrails volgens de overige uitvoeringsvooibeelden, dus in het bijzonder de figuren 1 en 3 - 7 aangebracht kunnen zijn.
[0033] In het uitvoeringsvoorbeeld van de figuur 3 zijn de groeven 27 - 30 en de uitsteeksels 23 - 26 in de dwarsdoorsnede driehoekig uitgevoerd. Ook hier kan door een 10 dienovereenkomstige dimensionering van de uitsteeksels en/of van de groeven worden gewaarborgd, dat de verticale vlakken van de stootlippen en van de spanarmen elkaar altijd raken, zodat ook hier de contactlamellenstroken weggelaten kunnen worden.
[0034] Figuur 4 toont een zijaanzicht van een stootplaat 35 van twee aan elkaar grenzende stroomrails 1 en la, die op de stootplaats 35, die hier voor de verduidelijking als vergrote 15 spleet is afgebeeld, op elkaar volgen en door de stootlippen 15 en 16 (in figuur 4 niet zichtbaar) worden overbrugd. In de praktijk wordt de spleet zo klein mogelijk gehouden en is door de afstand van de boringen 19 en 20 ten opzichte van de kopzijde 36 respectievelijk 36a van de stroomrail 1 respectievelijk 1 a enerzijds en de afstand van de schroefdraadboringen 21 respectievelijk 22 op de desbetreffende stootlip 15 respectievelijk 16 vooraf bepaald. In de 20 praktijk zal bij een lengte van de stootlippen van circa 400 mm de afstand van de schroefdraadboringen op een stootlip bij 200 mm liggen, waarbij deze boringen symmetrisch ten opzichte van het midden van de stootlip moeten worden aangebracht.
[0035] Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede van een stootlip overeenkomend met figuur 2 en figuur 6 toont een fragment op vergrote schaal van het detail A. Voor de bevestiging van de 25 contactlamellenstroken is aan het verticale vlak 36, dat in de gemonteerde toestand tegenover de spanarm ligt, een verdieping 37 aangebracht, die aan de landzijde achtersnijdingen 38 en 39 omvat. In deze verdieping 37 kan een contactlamellenstrook worden gelegd en door de achtersnijdingen 38 en 39 worden vastgehouden. De achtersnijdingen hebben in de bodem daarvan steeds een straal. De contactlamellenstroken strekken zich over de gehele lengte van 30 de stootlippen uit, zoals zichtbaar is uit figuur 7. Dergelijke contactlamellenstroken zijn in de handel verkrijgbaar. Deze bestaan uit elektrisch goed geleidend materiaal, zoals bijvoorbeeld koper of aluminium, en hebben een veelvoud van flexibele lamellen. De diepte van de verdieping 37 ligt in de praktijk bij circa 0,5 mm, terwijl de breedte van de verdiepingen in de 1027142 9 orde van grootte van 13 - 14 mm ligt. De hoek van de achtersnijding 38 is in de orde van grootte van 30°.
[0036] Zoals zichtbaar is uit figuur 5, heeft de stootlip steeds twee verdiepingen 37 en 37a, die bij voorkeur symmetrisch ten opzichte van de hartlijn van de schroefdiaadboring 22 zijn 5 aangebracht.
[0037] Figuur 7 toont een zijaanzicht van een stootlip met ingelegde contactlamellenstroken 31 en 32 en de twee schroefdraadboringen 19.
[0038] Met de uitvinding verkrijgt men zeer stabiele en eenvoudig te monteren stioomrails als in de langsrichting gesleufde holle profielen, die geen afbui gingen in de verticale richting 10 hebben en derhalve voor hoge snelheidstrajecten geschikt zijn. Door een vormsluitende verbinding van twee in de langsrichting gesleufde holle profielen verkrijgt men een goede elektrische verbinding, die door contactlamellenstroken nog verbeterd kan worden. Door de speciale vorm van de stroornrails is een inleggen en ook een later verwisselen van een rijdraad zonder problemen en ook geautomatiseerd mogelijk.
1027142

Claims (12)

4
1. Stroomrail voor de bevestiging van een rijdraad met twee spanarmen, : ' waartussen de rijdraad is vastgehouden, met het kenmerk, dat de stroomrail (1) een S langgerekt, eendelig, in de langsrichting gesleufd profiel met een dwars drager (3) en twee daarvan in hoofdzaak loodrecht afstaande spanarmen (4, S) omvat, dat de spanarmen (4, 5) met steeds een klemarm (7, 8) zijn verbonden, die onder een scherpe hoek ten opzichte van een symmetrie-as (6) verloopt, dat de spanarmen (4, 5) en/of de klemarmen (7, 8) verend elastisch zijn uitgevoerd en dat de rijdraad (2) uitsluitend door de veerkracht van de spanarmen 10 (4,5) en/of van de klemarmen (7,8) is vastgehouden.
2. Stroomrail volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de dwarsdrager (3) breder is dan de afstand van de spanarmen (4, S) dwars op de langsrichting van de stroomrail.
3. Stroomrail volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat in de overgangszone van de spanarmen (4, 5) naar de klemarmen (7, 8) zijdelings afstaande 15 kraagarmen (11,12) zijn aangebracht, waarvan de naar de dwarsdrager (3) gerichte bovenzijde vlak is en waarvan de naar de rijdraad (2) gerichte onderzijde een ril (13,14) omvat
4. Stroomrail volgens een van de conclusies 1-3 met het kenmerk, dat de spanarmen (4, 5) aan de naar de desbetreffende andere spanarm gerichte binnenzijde daarvan ten minste een uitsteeksel (23, 24, 25, 26) omvatten, dat zich over de gehele lengte van de 20 stroomrail (1) uitstrekt
5. Stroomrail volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat elke spanarm (4, 5) twee uitsteeksels (23, 24; 25, 26) omvat, die dicht bij de beide einden van de desbetreffende spanarm (4,5) zijn aangebracht
6. Stroomrail volgens conclusie 4 of 5 met het kenmerk, dat de uitsteeksels (23, 25 24, 25, 26) in de dwarsdoorsnede een rechthoekig, trapeziumvormig of driehoekig profiel hebben.
7. Stroomrail volgens een van de conclusies 4-6 met het kenmerk, dat op stootplaatsen (25) aan de kopzijde van op elkaar volgende stroomrails (1, la) ten minste een stootlip (15,16) is aangebracht, die de stootplaats (35) overbrugt, dat de stootlip (15,16) met 30 de uitsteeksels (23 - 26) overeenkomende groeven (27 - 30) omvat en dat de stootlip (15, IQ aan beide zijden van de stootplaat (35) steeds een schroefdraadboring (21, 22) omvat, via welke de stootlip (15,16) aan de einden van twee op elkaar volgende stroomrails (1, la) kan worden vastgeschroefd. 1027142 _ 11
8. Stroomrail volgens conclusie 7 met het kenmerk, dat per stootplaats (35) twee stootlippen (15,16) zijn aangebracht, die elk met steeds een van de beide spanarmen (4, 5) verbonden kunnen worden.
9. Stroomrail volgens conclusie 7 of 8 met het kenmerk, dat tussen de stootlip 5 (15,16) en de daaraan toegevoegde spanann (4,5) ten minste een contactlamellenstrook (31 -34) is aangebracht.
10. Stroomrail volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat aan elke stootlip (15, 16) twee parallelle contactlamellenstroken (31,32; 33,34) zijn toegevoegd.
11. Stroomrail volgens conclusie 9 of 10 met het kenmerk, dat de stootlip (15, 10 16) voor de opname en het vasthouden van de contactlamellenstroken (11-34) een verdieping (37) met achtersnijdingen (38) aan beide zijden omvat.
12. Stroomrail volgens een van de conclusies 1-11 met het kenmerk, dat aan de bovenzijde van de dwarsdrager (3) ten minste een verticaal naar de bovenzijde afstaand lijf (37) is aangebracht, dat zich over de gehele lengte van de stroomrail uitsIrekL 15 1027142
NL1027142A 2004-06-16 2004-09-29 Stroomrail. NL1027142C1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE202004009420U DE202004009420U1 (de) 2004-06-16 2004-06-16 Stromschiene
DE202004009420 2004-06-16

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1027142C1 true NL1027142C1 (nl) 2005-12-19

Family

ID=33016668

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1027142A NL1027142C1 (nl) 2004-06-16 2004-09-29 Stroomrail.

Country Status (12)

Country Link
KR (1) KR200374780Y1 (nl)
CN (1) CN2744553Y (nl)
AT (1) AT9826U1 (nl)
BR (1) BRMU8402372Y1 (nl)
CH (1) CH697948B1 (nl)
DE (1) DE202004009420U1 (nl)
GB (1) GB2415176B (nl)
HK (1) HK1083085A1 (nl)
IT (1) ITMI20040435U1 (nl)
NL (1) NL1027142C1 (nl)
NO (1) NO326794B1 (nl)
SE (1) SE527438C2 (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1034189C2 (nl) * 2007-07-25 2009-01-27 Em Power Systems Bouwelement voor elektrische voeding van een railvoertuig, en elektrisch voedingssysteem omvattende een dergelijk bouwelement.
DE102009022963A1 (de) * 2009-05-28 2010-12-02 Siemens Aktiengesellschaft Stromschiene
DE102009033447A1 (de) * 2009-05-29 2010-12-02 Siemens Aktiengesellschaft Oberleitungsanlage
DE102010010866B4 (de) 2010-03-10 2012-08-16 Db Netz Ag Vorrichtung zwischen einer elastischen Oberleitung und einer starren Stromschiene des schienengebundenen Verkehrs
DE102010051379B4 (de) 2010-11-16 2013-02-07 Furrer + Frey Ag Streckentrenner
DE102011111409B3 (de) * 2011-08-23 2012-08-30 Rheinische Fachhochschule Köln gGmbH Anordnung und Verfahren zur Bestimmung des Verschleißgrades der Schleiffläche eines Rillenfahrdrahtes
CN102390288A (zh) * 2011-10-20 2012-03-28 中铁建电气化局集团科技有限公司 夹持式刚性悬挂接触网
DE102012000118B4 (de) 2012-01-05 2013-07-18 Bicc Holdings Gmbh Verfahren zur Verbindung von Stromschienen
DE102012021358B4 (de) * 2012-11-02 2015-11-19 Furrer + Frey Ag Stromschiene
CN104276055A (zh) * 2014-09-17 2015-01-14 中铁建电气化局集团轨道交通器材有限公司 刚性悬挂接触网用汇流排中间接头
EP3480054B1 (de) 2017-11-06 2020-06-17 Furrer + Frey AG Elektrische trennungen in deckenstromschienen
DE102017127051B3 (de) 2017-11-16 2018-12-20 Furrer + Frey Ag Scherengelenk
DE102017127053B3 (de) 2017-11-16 2019-02-14 Furrer + Frey Ag Verkippt gehaltener Langstab-Isolator
CN108001300A (zh) * 2017-12-28 2018-05-08 高志男 充电用电网线结构
DE102018100893A1 (de) 2018-01-16 2019-07-18 Furrer & Frey Ag Streckentrenner
CN110871713B (zh) * 2018-08-30 2022-08-09 比亚迪股份有限公司 导电轨支撑装置及具有其的导电轨系统
DE202020101873U1 (de) 2020-04-06 2020-04-16 Rail Power Systems Gmbh Oberleitungs-Stromschiene und Fahrleitungsanlage
DE202020101875U1 (de) 2020-04-06 2020-04-16 Rail Power Systems Gmbh Oberleitungs-Stromschiene und Fahrleitungsanlage
DE102020117162B3 (de) 2020-06-30 2021-09-23 Furrer & Frey Ag Vorrichtung zum Tragen eines Fahrdrahtes
CN114103736A (zh) 2020-08-28 2022-03-01 富雷尔福莱电气化设备(广州)有限公司 一种汇流排膨胀接头

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2696690B1 (fr) * 1992-10-12 1995-01-27 Delachaux Sa Dispositif pour revêtir de graisse les rainures d'un fil de contact avant sa mise en place dans un profilé de ligne d'alimentation électrique, et ligne d'alimentation électrique à fils de contact multiples.
ATE191184T1 (de) * 1996-04-01 2000-04-15 Furrer & Frey Ag Ingenieurbuer Verfahren und vorrichtung zur kopplung von elastischen und starren fahrleitungssystemen
FR2806359B1 (fr) * 2000-02-23 2006-07-28 Railtech Int Ligne d'alimentation d'un mobile en electricite, comportant deux fils de contact et un corps de montage sur un support, corps de montage destine a la realisation d'une telle ligne et chariot de montage des fils de contact d'une telle ligne
ATE312002T1 (de) * 2003-06-05 2005-12-15 Metro Madrid Sa Profilschiene für die halterung des fahrdrahts der starren oberleitung einer elektrifzierten eisenbahn

Also Published As

Publication number Publication date
SE527438C2 (sv) 2006-03-07
SE0402308D0 (sv) 2004-09-20
GB2415176A (en) 2005-12-21
HK1083085A1 (en) 2006-06-23
BRMU8402372Y1 (pt) 2014-08-05
GB0418121D0 (en) 2004-09-15
BRMU8402372U (pt) 2006-02-07
KR200374780Y1 (ko) 2005-02-03
CH697948B1 (de) 2009-03-31
DE202004009420U1 (de) 2004-10-21
CN2744553Y (zh) 2005-12-07
NO20044110L (no) 2005-12-19
AT9826U1 (de) 2008-04-15
ITMI20040435U1 (it) 2004-12-22
NO326794B1 (no) 2009-02-16
SE0402308L (sv) 2005-12-17
GB2415176B (en) 2007-10-24
NO20044110D0 (no) 2004-09-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1027142C1 (nl) Stroomrail.
US5957254A (en) Process and apparatus for coupling elastic and rigid contact line systems
US9731626B2 (en) Device having two rigid conductor rails and a section insulator
CN102892619B (zh) 用于联接弹性的和刚性的接触线系统的装置
US9233626B2 (en) Bus bar
US3985211A (en) Overhead rigid power conductor
NL1008915C2 (nl) Stroomafnemer.
CN104228611A (zh) 接触线线夹、吊弦及接触悬挂
JP4067458B2 (ja) トンネル用剛体電車線装置
JP3680415B2 (ja) カテナリ式剛体電車線
RU2748523C2 (ru) Изнашиваемая накладка пантографа для железнодорожного транспортного средства
RU2099211C1 (ru) Устройство для подвешивания по меньшей мере одного токоведущего провода троллейбусной или трамвайной контактной сети (варианты)
EP3699022A1 (en) Dampening support for a rigid catenary element of a rigid catenary system of a railway line
CN113553720B (zh) 一种接触网刚柔过渡系统的柔性悬挂点定位方法
CN212267270U (zh) 加强型分段绝缘器
CN104228610A (zh) 承力索线夹、吊弦及接触悬挂
RU2019448C1 (ru) Токопровод электрической железной дороги
CN204586548U (zh) 接触线接头线夹
CN111465527A (zh) 架空导体轨中的电气绝缘
CN218085177U (zh) 一种刚性接触网非绝缘锚段关节悬挂线夹
JP2013173479A (ja) トロリ線のオーバーラップ構造
CN107351728B (zh) 一种分段绝缘器
RU1784514C (ru) Переходный пролет цепной подвески троллейбуса
NL1013322C2 (nl) Stroomafnemer met boeg.
TW202122284A (zh) 用於承載接觸線的系統和包含該系統的接觸網交叉點

Legal Events

Date Code Title Description
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20100929