NL1024952C2 - Werkwijze voor de vervaardiging van een afdekking alsmede afdekking. - Google Patents

Description

r

Werkwijze voor de vervaardiging van een afdekking alsmede afdekking

De uitvinding betreft een afdekking voor een bestrating, bijvoorbeeld voor een plein, wegen en paden waarin naast de functionele eisen ook aan esthetische eisen kan 5 worden voldaan. Asfaltbeton is op eenvoudige wijze voor grote oppervlakken snel aan te leggen. Het uiterlijk is egaal zwart tot grijs zonder toevoeging van kleurpigmenten. Dit soort afdekking wordt niet als esthetisch ervaren. Door het uiterlijk te veranderen verkrijgt men een speelser en esthetisch uiterlijk.

In eerste instantie omvat de uitvinding het vervaardigen van een verharde afdek-10 king omvattende de volgende stappen: het aanbrengen van ten minste één laag uit korrels bestaand steenachtig materiaal waarbij deze korrels tenminste gebonden zijn door een smeltbare binder, verkregen uit olieraffinage, met een temperatuur tussen 130 °C en 190 °C op een ondergrond, 15 - het direct na het aanbrengen verdichten van deze laag door aandrukken met bij voorbeeld een wals, het doen afkoelen van de laag, en het verwijderen van het bovenste gedeelte van de laag, waarbij de dikte zodanig is, dat ten minste één korrel nagenoeg evenwijdig aan het bovenvlak van de laag 20 wordt doorsneden, en waarbij voordat de laag wordt verdicht, over deze laag deeltjes verspreid worden aangebracht.

Het resultaat van deze werkwijze kan een afdekking laten zien welke doorsneden korrels toont van verschillende vorm en kleur ingebed in bijvoorbeeld een zwarte ma-25 trix. Dit geeft een speciaal esthetisch uiterlijk.

Voor het rechtstreeks aanbrengen van de afdekking is de ondergrond een fundatie van bijvoorbeeld zand of steenslag of een combinatie van beide. Deze ondergrond zou ook een cementbeton kunnen zijn.

Wil men later elementen maken voor een dergelijke afdekking en deze elementen 30 als afdekking op een andere bestemming gebruiken, dan is de ondergrond een niet hechtend vlak, zoals een stuk horizontaal vlakgemaakt en verdichte laag zand, welke hergebruikt kan worden. Bijvoorbeeld zijn deze elementen gemaakt van verdicht dicht asfaltbeton of verdicht open asfaltbeton, met een holtepercentage kleiner dan 20 ge- 1Ö?A 952 i 2 ♦ wichtprocenten, die aangebracht zijn in een continue laag. Daarna wordt van de laag een dunne laag verwijderd waardoor vele doorsnijdingen van korrels te voorschijn komen. Door de laag zodanig verticaal in stukken te zagen zodat elementen met de vereiste afmetingen ontstaan, kunnen deze elementen van de niet hechtende zandlaag worden 5 afgenomen en elders op een fundatie als bedekking worden aangebracht.

Elementen kunnen ook op een andere wijze worden gemaakt. Op een niet hechtende laag, zoals een verdichte zandlaag, een metalen of houten plaat, welke met een onthechtingmiddel zijn behandeld, worden naast elkaar vormen van gelijke afmetingen aangebracht. Deze vormen kunnen bijvoorbeeld alleen bestaan uit een toekomstige bui-10 tenrand. In deze buitenrand is minimaal een rondom doorgaande stalen band opgenomen. Daarna worden deze vormen gevuld met verwarmd asfaltbeton (bitumen als binder) of “C-Fix®”-beton (residu uit olieraffinage als binder) tot ruim boven de bovenkant van de buitenrand van de vorm. De hoogte van de overvulling moet overeenkomen met de inzakking na verdichting van de laag plus de hoogte van het te verwijderen bovenste 15 gedeelte. In warme toestand wordt de laag verdicht met bijvoorbeeld een wals. Na het afkoelen van de laag wordt een bovenste gedeelte van de laag, zoals een dunne laag, verwijderd tot aan de bovenzijde van de buitenrand van de vormen. Aan het oppervlak zijn nu vele doorsnijdingen van korrels te voorschijn gekomen. De tegen elkaar liggende buitenranden van de vormen hechten alleen aan het beton en niet aan elkaar. Daarna 20 zijn elementen ontstaan, welke los genomen kunnen worden van de niet hechtende ondergrond. De elementen kunnen bijvoorbeeld na opslag vervoerd worden naar elders voor het gebruik als afdekking voor een bestrating, een vloer of dergelijke.

Voor het verkrijgen van een gewenst uiterlijk, bijvoorbeeld een bepaalde kleur of uitstraling, kan men in de bovenste laag ten minste korrels toepassen, welke bijvoor-25 beeld via delving afkomstig zijn uit oude of bestaande rivierbeddingen of via breking verkregen uit stolling- of bezinkingsgesteenten. Hiermee wordt meestal grint bedoeld, waarbij de korrelgrootte in ligt tussen 2 en 63 mm.

Om een esthetisch effect van de aan het oppervlak zichtbare doorsneden korrels te verkrijgen gaat de voorkeur er naar uit om korrels uit steenachtig materiaal te ge-30 bruiken waarvan de korrelgrootte in ligt tussen 1 en 80 mm.

Een alternatief is om de korrelgrootte tussen 3 en 40 mm in te laten liggen.

Voor het verbinden van de korrels wordt bij voorkeur een binder gebruikt, welke uit de olieraffinage is verkregen, zoals gemodificeerd bitumen of een residu materiaal 10 2 4 9 5 2 3. .

♦ met de handelsnaam C-Fix ® . Bij deze binder kunnen bekende kunststoffen worden toegevoegd om de bindingseigenschappen te verbeteren. Ook kan aan de binder vulstoffen of zand worden toegevoegd om een voldoende dichte afdekking te verkrijgen, waarbij het holtepercentage van de verdichte laag kleiner is dan 7%. Wat de soort bi-5 turnen betreft kan zowel de meest gangbare “zwarte” bitumen worden gebruikt als blanke bitumen, welke kleurloos wordt genoemd. Voor kleuring van de matrix van de bovenlaag is het ook mogelijk aan de binder kleurstoffen toe te voegen.

Om het esthetisch oppervlakte effect van de bovenste laag te vergroten kan men, voordat de bovenste laag wordt verdicht, over deze laag deeltjes van een bepaalde vorm · 10 verspreid aanbrengen. Bij het verdichten van de laag worden deze deeltjes in de laag gedrukt. De globale afmetingen van de deeltjes ligt bij voorkeur in tussen 2 en 100 mm. Als alternatief kunnen die afmetingen in liggen tussen 2 en 60 mm. Deze deeltjes kunnen van metaal, keramiek, glas of harde gesteenten zijn. Bij metalen deeltjes gebruikt men bij voorkeur metalen, welke geen of slechts een zeer dunne oxidelaag kunnen ver-1S krijgen. Een voorbeeld is roestvast staal.

De vorm van deze deeltjes kunnen bijvoorbeeld een blok, een kubus, een piramide of een bol benaderen. Ook zouden deze deeltjes enigszins plaatvormig kunnen zijn. De deeltjes zouden ook de vorm van een symbool, afbeelding of van een merkteken kunnen omvatten, zoals een fiets, telefoon, munt, bloem, een stadswapen of een han-20 delskenmerk van een bedrijf.

Met bijvoorbeeld deeltjes van hoogwaardig roestvast staal, zwarte bitumen en de juiste grintsoorten is het mogelijk om het uiterlijk van het zeldzame zwart marmer na te maken.

Het verwijderen van een dunne laag van de bovenste laag, zodat een gladde bo-25 venzijde ontstaat met een structuur van doorsneden korrels, wordt bij voorkeur door middel van frezen en/of slijpen verkregen. Om de bovenzijde te laten glimmen of glanzen zal men als laatste bewerking fijn moeten slijpen of wel polijsten.

Voor bescherming en/of verbetering van de stroefheid van het bovenoppervlak wordt bij voorkeur het oppervlak van een doorzichtige bekleding voorzien.

30 Tevens omvat de uitvinding een afdekking, welke toepasbaar is voor een bestra ting of een vloer, welke vervaardigd is volgens hetgeen hiervoor beschreven is. Deze afdekking kan zowel uit een doorgaande laag bestaan als uit tegels. Bij een doorgaande laag is het mogelijk om deze het uiterlijk van een bedekking van tegels te geven door 1024952 4 het maken van ondiepe zaagsneden in de vonn van een tegelpatroon. Bij losse tegels kunnen deze Afmetingen hebben van straatstenen, trottoirtegels of siertegels als wel van platen, welke grote tot zeer grote afmetingen kunnen hebben, bijvoorbeeld lm x 2m tot 3m x 8m.

5 Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van figuren.

Figuur 1 toont schematisch een afdekking op een fundatie.

Figuur 2 toont de afdekking met een verwijderd bovenste gedeelte.

Figuur 3 toont een deel van het bovenoppervlak.

Figuur 4 toont een bovenlaag met ingébrachte deeltjes.

10 Figuur 1 laat de warm aangebrachte en verdichte laag 1 zien op een ondergrond (2). Deze ondergrond kan bijvoorbeeld van zand, steenslag of voorgaande lagen van asfaltbeton of “C-Fix®”-beton of van cementbeton zijn.

Figuur 2 laat de bovenlaag van figuur 1 zien, waarbij een dunne laag of het bovenste gedeelte 3 aan de bovenzijde is verwijderd en een bewerkt oppervlak 4 ontstaat. 15 Bovenste gedeelte 3 is bijvoorbeeld verkregen door frezen of slijpen, eventueel gevolgd door polijsten.

Figuur 3 laat een deel van het oppervlak 4 zien, welke een gevolg is van het verwijderen van het bovenste gedeelte 3. Vele korrels 5 laten een doorsneden oppervlak zien, welke in een matrix 7 zijn ingebed. Hierbij kan de matrix bestaan uit een smeltba-20 re binder, verkregen uit olieraffinage, welke eventueel gemend is met bekende kunststoffen, vulstoffen of zand. Eventueel kunnen kleurpigmenten zijn toegevoegd.

Figuur 4 laat alleen een dwarsdoorsnede van de bewerkte laag 1 zien met daarin aan de bovenzijde aangebrachte deeltjes 6. Deze deeltjes 6 zijn na het aanbrengen van de warme laag 1 over deze laag verspreid aangebracht en bij het verdichten van de 25 warme laag 1 in de laag gedrukt. Afhankelijk van de ondervonden weerstand van de korrels 5 hebben de deeltjes 6 een niet van te voren te bepalen ligging gekregen. Na het verwijderen van het bovenste gedeelte 3 kan het doorsneden oppervlak van deze deeltjes verschillende vormen hebben. Bij een blokvormig, bijvoorbeeld in de vorm van een parallellepipedum, of kubusvormig deeltje 6 kan het doorsneden oppervlak een drie-30 hoekige of vierhoekige vorm hebben. In figuur 4 zijn als voorbeeld blokvormige of kubusvormige deeltjes gebruikt.

1024952

Claims (17)

1. Werkwijze voor de vervaardiging van een verharde afdekking'omvattende de stappen van: 5. het aanbrengen van ten minste één laag (1) uit korrels (5) van een steenachtig ma teriaal, welke ten minste gebonden zijn door een smeltbare binder verkregen uit olieraffinage, met een temperatuur tussen 130 °C en 190 °C op een ondergrond (2), het direct na het aanbrengen verdichten van deze laag (1) door aandrukken met bijvoorbeeld een wals, 10. het doen afkoelen van de laag (1), en het verwijderen van het bovenste gedeelte van de laag (1), waarbij de dikte zodanig is, dat ten minste één korrel (5) nagenoeg evenwijdig aan het oppervlak van de laag (1) wordt doorsneden, en - waarbij voordat de laag (1) wordt verdicht, over deze laag (1) deeltjes (6) verspreid 15 worden aangebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de ondergrond (2) een fundering is van zand of steenslag of een combinatie daarvan.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de ondergrond (2) een niet hechtend vlak is.

4. Werkwijze volgens conclusie 1-3, waarbij tenminste een deel van de korrels (5) bestaan uit korrels gedolven uit rivierbeddingen en/of via breking vervaardigd uit stollingsgesteenten en/of bezinkingsgesteenten.

5. Werkwijze volgens conclusie 1-4, waarbij de korrelgrootte van de korrels (5) in ligt tussen 1 en 80 millimeter.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de korrelgrootte van de korrels (5) in ligt tussen 3 en 40 millimeter.

7. Werkwijze volgens conclusie 1-6, waarbij de binder een gemodificeerd bitumen is.

8. Werkwijze volgens conclusie 1-6, waarbij de binder een residumateriaal van de 30 olieraffinage is.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de globale afmetingen van de deeltjes (6) in liggen tussen 2 en 100 mm. 1 0 2 4 9 5 2 « \ «-

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de globale afmetingen van de deeltjes (6) in liggen tussen 2 en 60 mm.

11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de deeltjes (6) van metaal, keramiek, glas of harde gesteenten zijn.

12. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de deeltjes (6) de vorm van een blok, kubus, piramide of bol benaderen.

13. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de deety'es (6) een plaatvormig uiterlijk hebben.

14. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de deeltjes (6) de , 10 vorm hebben van een symbool, afbeelding of een merkteken.

15. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het bovenste gedeelte (3) van de laag (1) wordt verwijderd door middel van frezen en/of slijpen.

16. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het bewerkte oppervlak (4) van de laag (1) van een doorzichtige bekleding wordt voorzien.

17. Afdekking toe te passen voor een bestrating of een vloer, waarbij deze vervaar digd is volgens voorgaande conclusies 1-16. 1024952