NL1024494C2

NL1024494C2 - Werkwijze en inrichting voor het aanleggen van een spoortraject.

Info

Publication number: NL1024494C2
Application number: NL1024494A
Authority: NL
Inventors: Jacob Johan Schildmeijer
Original assignee: Konink Bam Groep Nv
Priority date: 2003-10-09
Filing date: 2003-10-09
Publication date: 2005-04-15
Also published as: US20070057407A1; CA2542244A1; CN1863968A; ZA200603342B; EP1678378A1; WO2005033409A1; KR20070045140A

Description

Werkwijze en inrichting voor het aanleggen van een spoortraject

De uitvinding betreft een werkwijze voor het aanleggen van een spoortraject omvattende een spoorbaan uit twee rails alsmede dwarsliggers door middel waarvan de 5 rails onderling zijn verbonden, en een fundatie waarop de spoorbaan is ondersteund, omvattende de stappen van: -het voorbereiden van de fundatie, -het onder een dwarshelling ondersteunen van de spoorbaan op enige afstand boven de fundatie, 10 -het doen verschillen van de dwarshelling van de spoorbaan en de fundatie, -het storten van beton tussen de dwarsliggers en de fundatie.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit EP-A-1103657. Volgens deze bekende werkwijze kan de fundatie zijn uitgevoerd als een betonnen plaat, waaraan de spoorbaan wordt bevestigd door beton te storten in de open ruimten tussen die plaat en de 15 spoorbaan. Na het verharden van het beton is het spoortraject gereed. Bij rechte trajecten wordt een in wezen horizontale betonnen plaat toegepast, die eventueel naar beide langsranden toe een licht afschot kan vertonen. Bij gebogen spoortrajecten wordt een betonnen plaat toegepast die schuin afloopt naar de binnenzijde van de bocht

In beide gevallen ontstaat daardoor een tussenruimte tussen de dwarsliggers van 20 de spoorbaan en het betonnen plaat. Deze tussenruimte is vrijwel identiek voor het rechte en het gebogen spoortraject. In dat verband is het derhalve noodzakelijke om de helling van de gebogen betonnen plaat een nauwkeurig uitgevoerde helling te verschaffen, daar anders het gerede spoortraject niet de gewenste hellingshoek vertoont.

Bij deze békende werkwijze kan de hellingshoek van de spoorbaan daarom ten 25 opzichte van de fimdatie worden gewijzigd, zodanig dat onafhankelijk van de hellingshoek van bijvoorbeeld een betonnen fundatieplaat, de juiste hellingshoek van de spoorbaan kan worden gekozen. Daardoor is het ook mogelijk om met horizontale funderingen te werken over het gehele spoortraject, dus ook in de gebogen gedeelten daarvan.

De ruimte tussen de spoorbaan en de fundatie moet derhalve zodanig worden 30 gevuld met beton, dat in dwarsrichting gezien, verschillende hoeveelheden beton per lengte-eenheid van de spoorbaan worden gestort. Met andere woorden, in het gebied waarin de afstand tussen de spoorbaan en de fundatie het grootst is (buitenbocht) wordt | meer beton gestort dan elders (binnenbocht).

1024494-

Doel van de uitvinding is de hiervoor beschreven werkwijze zo te verbeteren dat I

de verschillende hoeveelheden beton betrouwbaar kunnen worden gestort, in de dwars- I

richting van de spoorbaan gezien, in verband met de hoogteverschillen in de buiten- I

bocht en de binnenbocht. De uitvinding omvat daartoe de stap van het instellen van de I

5 stortmonden op onderling verschillende hoogten, bij voorkeur op in wezen gelijke af- I

stand ten opzichte van de dwarsliggers. I

De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze I

zoals hiervoor beschreven voor het aanleggen van een spoortraject met een spoorbaan I

uit twee rails alsmede dwarsliggers door middel waarvan de rails onderling zijn ver- I

10 bonden, en een fundatie waarop de spoorbaan is ondersteund, omvattende een gestel I

dat verplaatsbaar is langs en over het spoortraject, welk gestel meerdere in hoogte ten I

opzichte van het gestel verstelbare stortmonden draagt die zich in de dwarsrichting van I

het gestel gezien naast elkaar bevinden, alsmede middelen voor het toevoeren van I

stortbeton aan die stortmonden. I

15 Een dergelijke inrichting is bekend uit EP-A-379148. Daarbij worden stortmon- I

den toegepast die een onderling gelijke hoogte bezitten. Volgens de uitvinding is voor- I

zien dat de stortmonden instelbaar zijn op onderling verschillende hoogten. Zij kunnen I

daarbij onderling zijn gekoppeld, zodanig dat een vaste verhouding tussen de verschil- I

lende hoogten van de stortmonden wordt verzekerd, maar noodzakelijk is dat niet Zo I

20 zouden de stortmonden ook afzonderlijk in hoogte instelbaar kunnen zijn. I

Verder betreft de uitvinding, in combinatie, een inrichting zoals hiervoor be- I

schreven, alsmede steunbanen die plaatsbaar zijn langs het aan te leggen spoortraject I

voor het ondersteunen van de inrichting. De inrichting kan in dat verband rolorganen I

omvatten, terwijl de steunbanen een gootvorm kunnen hebben in welke gootvorm de I

25 rolorganen opneembaar zijn. Tevens kan een voorraadhouder zijn voorzien voor een I

hoeveelheid stortbeton, alsmede middelen voor het overbrengen van het stortbeton tus- I

sen de voorraadhouder en de stortmonden. I

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de I

figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. I

30 Figuur 1 a-c tonen de inrichting volgens de uitvinding bij het uitvoeren van de I

werkwijze. I

Figuur 2 toont een gedeelte van de inrichting in perspectief. I

1024494- I

3

Figuur 3 toont in zijaanzicht een combinatie met de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont een doorsnede volgens IV-IV van figuur 3.

Figuur 5 toont een doorsnede van V-V van figuur 3.

S De in de figuren 1 a-c weergegeven inrichting 1 volgens de uitvinding wordt toe gepast bij het aanleggen van een spoortraject 2, omvattende een spoorbaan 3 alsmede een fundatie 4. De spoorbaan 3 omvat twee rails 5 die onderling zijn verbonden door een reeks dwarsliggers 6.

De inrichting 1 omvat een gestel IS, waarop zich een voorraadhouder 7 bevindt 10 met stortgoten 8, in totaal vier zoals weergegeven in het perspectivisch aanzicht van figuur 2.

Via de stortgoten 8 wordt de zich in de voorraadhouders 7 bevindende betonmas-sa toegevoerd aan de stortkokers 9, waarvan eveneens vier zijn voorzien.

In de toestand van figuur la zijn deze stortkokers 9 naar beneden bewogen in een 15 laagste positie, waarin zij zich bevinden tussen de dwarsliggers 6. Daarbij wordt de betonmassa 10 gestort tussen de dwarsliggers 6 en de fundatie 4, zodanig dat de spoorbaan 3 stevig wordt gefundeerd.

Zoals weergegeven in figuur lb kan de betonmassa bij 11 enigszins uitstromen onder de dwarsliggers 6. Vervolgens worden de stortkokers 9 naar boven bewogen naar 20 een bovenste positie, en wordt de inrichting 1 verplaatst, in dit geval door middel van wielen 12 over de rails 5.

Aangekomen bij het volgende paar dwarsliggers 6, worden de stortmonden 9 weer omlaag bewogen waarna het storten kan worden voortgezet.

Tijdens het storten worden de trilnaalden 13 toegepast teneinde de gewenste ver-25 dichting in de gestorte betonmassa 10 te verkrijgen.

In de variant van figuur 3-5 is weergegeven dat de inrichting 1 ook op een andere manier kan zijn uitgevoerd. De inrichting 1 bezit wederom wielen 12 die zijn ondersteund op de rails 5. De hulpvoertuigen 17,18 bezitten rolorganen 16, die ondersteund zijn in aparte goten 14 die zich op de fundatie 4 bevinden. De fundatie, bijvoorbeeld 30 een betonnen plaat, bezit een vlakke bovenzijde 19.

Op enige afstand boven die vlakke bovenzijde 19 wordt de spoorbaan 3 schuin ondersteund, zoals het geval kan zijn in een bocht. De stortmonden 9 bezitten nu ver- '1024494-

schillende hoogten, zodanig dat zij dit in dwarsrichting van de spoorbaan 3 het schuine I

verloop kunnen volgen. I

Lijst van verwijzingstekens: I

I. Inrichting. I

5 2. Spoortraject. I

3. Spoorbaan. I

4. Fundatie. I

5. Rails. I

6. Dwarsliggers. I

10 7. Voorraadhouder. I

8. Stortgoten. I

9. Stortkokers/stortmonden. I

10. Betonmassa. I

II. Uitstroom. I

15 12. Wielen. I

13. Trilnaalden. I

14. Aparte goten/steunbanen. I

15. Gestel. I

16. Rolorganen. I

20 17. Hulpvoertuigen. I

18. Hulpvoertuigen. I

19. Vlakke bovenzijde. I

1024494- I

Claims

1. Werkwijze voor het aanleggen van een spoortraject (2) omvattende een spoorbaan (3) uit twee rails (5) alsmede dwarsliggers (6) door middel waarvan de rails (5) 5 onderling zijn verbonden, en een fundatie (4) waarop de spoorbaan (3) is ondersteund, omvattende de stappen van: -het voorbereiden van de fundatie (4), -het onder een dwarshelling ondersteunen van de spoorbaan (3) op enige afstand boven de fundatie (4), 10 -het dooi verschillen van de dwarshelling van de spoorbaan (3) en de fundatie (4), -het storten van beton (10) tussen de dwarsliggers (6) en de fundatie (4), gekenmerkt door -het verschaffen van meerdere stortmonden (9) die in dwarsrichting zich naast 15 elkaar bevinden, -het instellen van de stortmonden (9) op onderling verschillende hoogten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het, in dwarsrichting gezien, storten van verschillende hoeveelheden beton (10) per lengte-eenheid van de spoorbaan 20 (3).

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende het instellen van de stortmonden (9) op in wezen gelijke afstand ten opzichte van de dwarsliggers (6).

4. Inrichting (1) voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies voor het aanleggen van een spoortraject (2) met een spoorbaan (3) uit twee rails (5) alsmede dwarsliggers (6) door middel waarvan de rails (5) onderling zijn verbonden, en een fundatie (4) waarop de spoorbaan (3) is ondersteund, omvattende een gestel (15) dat verplaatsbaar is langs en over het spoortraject (2), welk gestel (15) 30 meerdere in hoogte ten opzichte van het gestel (15) verstelbare stortmonden (9) draagt die zich in de dwarsrichting van het gestel (15) gezien naast elkaar bevinden, alsmede middelen (8) voor het toevoeren van stortbeton (10) aan die stortmonden (9), met het kenmerk dat de stortmonden (9) instelbaar zijn op onderling verschillende hoogten. 1024494-

6 I

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de stortmonden (9) onderling zijn ge- I koppeld. I

6. In combinatie, een inrichting (1) volgens conclusie 4 of 5, alsmede steunbanen I (14) die plaatsbaar zijn op de fundatie (4) van het aan te leggen spoortraject (2) voor I het ondersteunen van de inrichting (1). I

7. Combinatie volgens conclusie 6, waarbij hulpvoertuigen (17,18) zijn voorzien I 10 die wielen (16) omvatten, en de steunbanen (14) een gootvorm hebben in welke goot- I vorm de rolorganen (16) opneembaar zijn. I

8. Combinatie volgens conclusie 6 of 7, tevens omvattende een voorraadhouder I (7) voor een hoeveelheid stortbeton (10), alsmede middelen (8) voor het overbrengen I 15 van het stortbeton (10) tussen de voorraadhouder (7) en de stortmonden (9). I

9. Combinatie volgens conclusie 6, 7 of 8, waarbij de inrichting (1) wielen (12) I omvat die ondersteunbaar zin op de rails (5). I

20 I 1024494- I