NL1028299C2

NL1028299C2 - Spoorbaanconstructie met fundatieplaat en spoorplaten.

Info

Publication number: NL1028299C2
Application number: NL1028299A
Authority: NL
Inventors: Theo Winter; Jens Konrad Kleeberg
Original assignee: Konink Bam Groep Nv; Pfleiderer Infrastrukturt Gmbh
Priority date: 2005-02-16
Filing date: 2005-02-16
Publication date: 2006-08-22
Also published as: WO2006088366A3; DE602006006550D1; EP1853764B1; ATE430218T1; CN1821489A; EP1853764A2; ES2327674T3; KR20070120496A; WO2006088366A2

Description

Spoorbaanconstructie met fundatieplaat en spoorplaten

De uitvinding betreft een spoorbaanconstructie, omvattende een betonnen fundatielaag die is gefundeerd met betrekking tot een ondergrond, een reeks op de 5 fundatielaag opgenomen en achter elkaar geplaatste spoorplaten, door de spoorplaten gedragen spoorstaven, alsmede een zich tussen de fundatielaag en de spoorplaten bevindende scheidingslaag, welke fundatielaag en spoorplaten tenminste ten opzichte van elkaar zijn gestabiliseerd door eerste in elkaar grijpende vormen die relatieve verplaatsingen van de fundatielaag en de spoorplaat langs de scheidingslaag dwars ten 10 opzichte van de spoorbaan verhinderen.

Een dergelijke spoorbaanconstructie is bekend uit US-A-3907200.De spoorplaten van deze bekende spoorbaanconstructie zijn aan weerszijden opgesloten in een betonnen trog. De scheidingslaag loopt daarbij van onder de spoorplaten langs de langszijden daarvan omhoog, en vormt aldus onderdeel van de dwarsopsluiting van de 15 spoorplaten. Centraal in de spooiplaten steekt een deuvel vanaf de fundatie omhoog, door middel van welke deuvel de spoorplaten zowel in dwarsrichting als in langsrichting zijn gestabiliseerd.

Een dergelijke spoorbaanconstructie heeft het nadeel dat de spoorplaten niet voldoende nauwkeurig georiënteerd gehouden kunnen worden voor bijvoorbeeld 20 trajecten waarbij met hoge snelheid wordt gereden. Als gevolg van de opsluiting in dwarsrichting waarbij de scheidingslaag een rol speelt, is niet uitgesloten dat een rotatie, hoe gering dan ook, rondom de deuvel optreedt. Enige speling in de dwarsopsluiting is echter onvermijdelijk, aangezien anders de spoorplaten onvoldoende expansie-mogelijkheid zouden bezitten bij temperatuurwisselingen.

25 Doel van de uitvinding is daarom een spoorbaanconstructie te verschaffen die deze nadelen niet bezit. Dat doel wordt bereikt doordat de eerste in elkaar grijpende vormen relatieve verplaatsingen van de fundatielaag en de spoorplaat langs de scheidingslaag in de langsrichting van de spoorbaan toelaten.

De scheidingslaag, bijvoorbeeld een geotextiellaag, biedt een stevige, vormvaste 30 ondersteuning van de spoorplaten en de spoorstaven, terwijl anderzijds een zekere zetting mogelijk blijft in de langsrichting van de spoorbaan.Er is geen trogvormige constructie nodig om de spoorplaten in dwarsrichting nauwkeurig te kunnen positioneren, terwijl toch de mogelijkheid bestaat tot expanderen in de langsrichting.

10 28 299 t ( 2

In dat verband kan de fundatieplaat zijn voorzien van opgerichte deuvels, terwijl de spoorplaat kan zijn voorzien van uitsparingen die aan de onderzijde van de spoorplaat uitmonden, in welke uitsparingen telkens een deuvel is opgenomen. De breedte van de deuvels is ongeveer gelijk aan de breedte van de uitsparingen. Verder 5 kan de afmeting van de uitsparingen gezien in de langsrichting van de spoorbaan groter zijn dan de overeenkomstige afmeting van de deuvel. In nominale toestand omgeeft de uitsparing de bijbehorende deuvel zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde met speling.

Met als doel te verhinderen dat bij het storten van beton de open ruimten tussen 10 de deuvels en de uitsparingen volloopt, kunnen die ruimten zijn opgevuld met een elastisch middel, zoals polyurethaanschuim. Verder kan elke deuvel een metalen pen omvatten die is uitgevoerd met twee evenwijdige dwarsvlakken, en zijn omgeven door een schijf die op de fundatielaag ligt.

Bij voorkeur is elke uitsparing bepaald door een kap die is opgenomen in de 15 spoorplaat. Deze kap kan een metalen huls omvatten alsmede een soepel deksel dat zich bevindt aan het eind van de huls dat is ingebed in de spoorplaat. Tussen de deksel en het eind van de huls kan zich een soepele ring bevinden. Deze ring heeft ten doel te verhinderen dat de metalen huls door de bovenliggende laag beton wordt gedrukt en deze als het ware perforeert onder invloed van de belastingskrachten die op de 20 spoorplaat worden uitgeoefend door het spoorwegverkeer.

Tevens kan elke spoorplaat en de fundatieplaat ten opzichte van elkaar zijn gestabiliseerd door tweede in elkaar grijpende hulpvormen die zowel in de langsrichting als in de dwarsrichting spelingvrij in elkaar grijpen. Deze hulpvormen bevinden zich bij voorkeur in hef middengedeelte van de spoorplaat. De met speling in 25 elkaar grijpende vormen bevinden zich meer nabij de langseinden van de spoorplaat.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een spoorbaanconstructie volgens de uitvinding.

30 Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede volgens ΙΙ-Π van figuur 1.

Figuur 3 toont een detail van een deuvel met kap zoals toegepast bij de spoorbaanconstructie volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont de doorsnede volgens IV-IV volgens figuur 3.

3 »

Figuur 5 toont een vaste deuvel.

De in figuur 1 weergegeven spoorbaanconstructie omvat een betonnen fundatielaag 1, waarop de in hun geheel met 2 aangeduide spoorplaten achter elkaar zijn aangebracht. Deze spoorplaten 2 liggen niet direct tegen elkaar, doch sluiten 5 spleten 3 in. Over de spoorplaten zijn de spoorstaven 4 aangebracht. Deze spoorstaven 4 zijn op bekende wijze met dragers 5 op genomen in het beton dat de spoorplaten 2 vormt.

De spoorplaten 2 zijn ten opzichte van de fundatielaag 1 gestabiliseerd door middel van de in hun geheel met 5 aangeduide stabilisatiemiddelen, die relatieve 10 verplaatsingen tussen de spoorplaat en de fundatielaag 1 in de langsrichting toelaten, doch in dwarsrichting tegengaan. Verder zijn stabilisatiemiddelen 6 aanwezig die relatieve verplaatsingen van de spoorplaten 2 en de fundatielaag 1 in alle richtingen tegengaan. Tussen de spoorplaten 2 en de fundatielaag 1 bevindt zich de scheidingslaag 7, die bijvoorbeeld uit een geotextiel kan bestaan.

15 Een stabilisatiemiddel 5 is in verticale doorsnede weergegeven in figuur 3. Dat stabilisatiemiddel omvat de in zijn geheel met 8 aangeduide deuvel, waarvan het onderste cilindrische eind 9 vast is opgenomen in het beton van de fundatielaag 1. Het daarop aansluitende bovenste eind 10 heeft, zoals weergegeven in de doorsnede van figuur 4, twee tegenover elkaar liggende platte zijvlakken 11 die aanliggen tegen de 20 overeenkomstige wanden van de met 12 aangeduide kap. Deze kap is opgenomen in het beton van de betreffende spoorplaat 2.

De kap 12 is in doorsnede langwerpig, zodanig dat de gekromde oppervlakken 13 van het bovenste deel 10 van de deuvel 8 op afstand liggen van de betreffende wanden van de kap 12. De daardoor ontstane ruimte is opgevuld met een elastisch middel, 25 bijvoorbeeld polyurethaanschuim 14. Het voordeel daarvan is dat deze ruimten gehandhaafd blijven, ook bij het storten van het beton voor de spoorplaat 2. Met andere woorden, deze ruimten kunnen niet vollopen met beton waardoor de deuvel 8 alsnog gefixeerd zou raken ten opzichte van de kap 12. Anderzijds laat het elastische vulmiddel, zoals polyurethaanschuim, relatieve verplaatsing in de langsrichting van de 30 spoorplaat ten opzichte van de fundatielaag toe. De kap 12 omvat een metalen huls 15, die aan de bovenzijde is afgedekt door een kunststof deksel.

In figuur 5 is een stabilisatiemiddel 6 weergegeven, dat bestaat uit een geheel cilindrische, prismatische deuvel 17. Deze deuvel 17 is vast opgenomen in het beton 4 van de fundatielaag 1, en ook vast opgenomen in het beton van de spooiplaat 2. Op de bovenzijde van de deuvel 17 is een rubber kap 18 geplaatst met daaronder een elastische ring 19. Deze kap 18 en ring 19 hebben ten doel om doorponsen van het zich boven de deuvel 17 bevindende beton van de spoorplaat 2 tegen te gaan. Bij het 5 verharden van het beton krimpt dit namelijk enigszins, met als gevolg dat beton die direct op de bovenzijde van de deuvel 17 zou liggen, zwaar belast zou worden, en eventueel uitgeponst zou kunnen worden. De rubber kap 18 en de elastische ring 19 nemen eventuele verplaatsingen van het beton ten opzichte van de deuvel 17 echter op, doordat zij samengedrukt worden.

1028 299

Claims

1. Spoorbaanconstructie, omvattende een betonnen fundatielaag (1) die is gefundeerd met betrekking tot een ondergrond, een reeks op de fundatielaag (1) 5 opgenomen en achter elkaar geplaatste spoorplaten (2), door de spoorplaten (2) gedragen spoorstaven (4), alsmede een zich tussen de fundatielaag (1) en de spoorplaten (2) bevindende scheidingslaag (7), welke fundatielaag (1) en spoorplaten (2) tenminste ten opzichte van elkaar zijn gestabiliseerd door eerste in elkaar grijpende vormen die relatieve verplaatsingen van de fundatielaag (1) en de spoorplaat (2) langs 10 de scheidingslaag dwars ten opzichte van de spoorbaan verhinderen, met het kenmerk dat de eerste in elkaar grijpende vormen (5) relatieve verplaatsingen van de fundatielaag (1) en de spoorplaat (2) langs de scheidingslaag (7) in de langsrichting van de spoorbaan toelaten.

2. Constructie volgens conclusie 1, waarbij de fundatieplaat (1) is voorzien van opgerichte deuvels (8), en de spoorplaat (1) is voorzien van uitsparingen (12) die aan de onderzijde van de spoorplaat (2) uitmonden, in welke uitsparingen (12) telkens een deuvel (8) is opgenomen.

3. Constructie volgens conclusie 2, waarbij de breedte van de deuvels (8) ongeveer gelijk is aan de breedte van de uitsparingen (12).

4. Constructie volgens conclusie 2 of 3, waarbij de afmeting van uitsparingen (12) gezien in de langsrichting van de spoorbaan groter is dan de overeenkomstige 25 afmeting van de deuvels (8).

5. Constructie volgens conclusie 4, waarbij in nominale toestand de uitsparing (12) de bijbehorende deuvel (8) zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde met speling omgeeft. 30

6. Constructie volgens conclusie 5, waarbij de speling is opgevuld met een elastisch middel (14), zoals polyurethaanschuim. 10 28 298_

7. Constructie volgens een der conclusies 2-6, waarbij tenminste een deuvel (8) een metalen pen (9,10) omvat die is uitgevoerd met twee evenwijdige dwarsvlakken (11).

8. Constructie volgens een der conclusies 2-7, waarbij tenminste een deuvel (8) is omgeven door een schijf die op de fimdatielaag (1) ligt.

9. Constructie volgens een der conclusies 2-8, waarbij tenminste een uitsparing is bepaald door een kap (12) die is opgenomen in de spoorplaat (2). 10

10. Constructie volgens conclusie 9, waarbij de kap (12) een metalen huls (20) omvat alsmede een soepel deksel (16) dat zich bevindt aan het eind van de huls (20) dat is ingebed in de spoorplaat.

11. Constructie volgens conclusie 10, waarbij de oppervlakken van de deuvel (8) en de huls (20) die elkaar raken zijn bekleed met molybdeensulfide.

12. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de scheidingslaag (7) een geotextiel omvat. 20

13. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke spoorplaat (2) en de fundatieplaat (1) tevens ten opzichte van elkaar zijn gestabiliseerd door tweede in elkaar grijpende hulpvormen (6) die zowel in de langsrichting als in de dwarsrichting spelingvrij in elkaar grijpen. 25

14. Constructie volgens conclusie 13, waarbij de hulpvormen een deuvel (6) omvatten die is afgedekt door een deksel (18).

15. Constructie volgens conclusie 14, waarbij zich tussen de deksel (18) en het 30 eind van de deuvel (6) een soepele ring (19) bevindt.

16. Constructie volgens een der conclusies 13-15, waarbij de tweede in elkaar grijpende hulpvormen (6) zich in het middengedeelte van elke spooiplaat (2) bevinden. »

17. Constructie volgens een der voorgaande conclusies,waarbij de eerste in elkaar grijpende vormen (5) zich nabij de langs uiteinden van de spoorplaat (2) bevinden. 1 0 28 299.