NL1022595C2 - Reinigingsinrichting voor de printkop van een printer. - Google Patents

Description

I Reinigingsinrichting voor de printkop van een printer I 5 De uitvinding heeft betrekking op inrichtingen voor het schoonmaken van de I printkop van een printer, in het bijzonder, doch niet uitsluitend hotmeltprinters.

I De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het in en uit I contact brengen van een schraapmiddel van een schoonmaakinrichting met de printkop I van een printer voor het schoonmaken van de printkop.

I 1 o Voor het schoonmaken van printkoppen van printers zijn verschillende inrichtingen I bekend. Het schoonmaken kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn wanneer nozzles van de I printkop verstopt zijn door ingedroogde hotmeltinkt of vuil, wanneer zich om de nozzles I op het oppervlak van de printkop inkt of vuil heeft verzameld of wanneer zich in de I nozzles luchtbellen hebben gevormd. Er kan voor het reinigen van de printkop I 15 bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van vegers, die stationair opgesteld zijn in een I naast de doorgang voor de papierbaan opgestelde reinigingseenheid waardoorheen I een wagen met de printkop kan bewegen. Deze vegers staan onder de verlengde baan I van de printkop opgesteld en de printkop wordt daar overheen bewogen.

I Een andere opstelling is die voor van een gestrekte reeks nozzles voorziene I 20 printkop van een hotmeltprinter, waarbij de reeks nozzles dwars op de I bewegingsrichting van de printkop staat. Bij het afvegen van de printkop wordt gebruik gemaakt van vegers die verwarmd worden om bij contact met de inkt op de printkop deze vloeibaar te houden zodat deze afgevoerd kan worden. De vegers worden langs I en over de printkop bewogen in de lengterichting van de reeks nozzles, dus evenwijdig I 25 aan de transportrichting. De vegers worden verwarmd doordat deze zich in een I aluminium houdertje bevinden dat verwarmd wordt.

I De bekende reinigingsinrichtingen hebben als nadeel dat de printkop relatief vaak gereinigd wordt waardoor er een grote slijtage is van de printkop. Dit is nadelig omdat printkoppen duur zijn. Bovendien bestaat het nadeel dat tevens de vegers van de I 30 reinigingsinrichting onderhevig zijn aan een relatief grote slijtage. Door de slijtage van I de printkop en/of veger neemt de onderhoudsbehoefte van de printer toe.

I Het is een doel van de uitvinding hierin verbetering te brengen.

Hiertoe verschaft de uitvinding een inrichting voor het reinigen van de nozzles van I een printkop van een printer, omvattende schraapmiddelen, registratiemiddelen voor het I 35 registreren van welke nozzles reiniging behoeven en een, met de registratiemiddelen I 4 η λ o c: n e gekoppelde, besturingseenheid voor het aansturen van de printkop en/of de II schraapmiddelen om de sectie(s) van de printkop met de reiniging behoevende nozzle(s) te reinigen. Alleen die sectie(s) van de printkop waarop zich de nozzles H bevinden die gereinigd moeten worden, wordt(en) dan ook daadwerkelijk gereinigd H 5 gedurende een reinigingscyclus. De overige secties van de printkop komen gedurende die reinigingscyclus niet in contact met de schraapmiddelen waardoor slijtage van zowel H de printkop als de schraapmiddelen verminderd wordt. De registratiemiddelen kunnen H bijvoorbeeld piëzo-elektrische elementen omvatten welke drukgolven registreren in de H kanalen van de nozzles. Alternatief kunnen de registratiemiddelen optische sensoren 10 zoals bijvoorbeeld lijnsensoren omvatten.

In een uitvoeringsvorm zijn de schraapmiddelen onderverdeeld in naast elkaar opgestelde, afzonderlijke schraapeenheden waarbij elke afzonderlijke schraapeenheid afzonderlijke verplaatsmiddelen omvat om een corresponderende sectie van de printkop met reiniging behoevende nozzles te reinigen, en waarbij de afzonderlijke 15 verplaatsmiddelen middels de besturingseenheid afzonderlijk aanstuurbaar zijn.

Wanneer gedurende de reinigingscyclus de printkop een gekende vaste positie heeft, kan de besturing van de verplaatsmiddelen daarop afgesteld zijn, hetgeen relatief eenvoudig is. Slechts die (afzonderlijke) verplaatsmiddelen dienen te worden aangestuurd welke nodig zijn om de corresponderende sectie(s) van de printkop te 20 reinigen en alleen die koppen kunnen worden gereinigd die dat ook behoeven.

Tenslotte wordt hiermee bereikt dat bij doorspoelen met inkt slechts een minimale hoeveelheid inkt wordt verbruikt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de afzonderlijke verplaatsmiddelen ingericht H voor verplaatsing tussen een werkzame positie in de baan van de printkop voor het 25 reinigen van de corresponderende sectie van de printkop, en een niet-werkzame positie buiten de baan van de printkop. Het reinigen van sectie(s) kan dan op eenvoudige wijze I plaatsvinden door de corresponderende schraapeenheid(heden), middels de I bijbehorende verplaatsmiddelen, aan te sturen voor verplaatsing in de werkzame positie. De printkop kan dan vervolgens volgens een gekende bewegingsbaan langs de, I 30 zich in werkzame positie bevindende, schraapeenheid(heden) bewogen worden waarbij I de corresponderende sectie(s) wordt(en) schoongeschraapt. De schraapeenheden welke zich in de niet-werkzame positie bevinden komen daarbij niet in contact met de I printkop.

I Bij voorkeur is de niet-werkzame positie een positie gelegen buiten het vlak van I 35 beweging van de printkop.

__κίΑ tr5* ',Γ"* 3

Bij voorkeur is de verplaatsingsrichting van de schraapeenheden loodrecht op het vlak waarin de nozzle-openingen gelegen zijn, in het bijzonder in hoofdzaak verticaal. Ook kan de schraapeenheid langs een stilstaande kop bewogen worden.

Op gunstige wijze worden de afzonderlijke schraapeenheden gevormd door 5 afzonderlijke houders met daarin opgenomen vegers. Vegers worden doorgaans gevormd door één of meerdere strippen van elastomeer materiaal.

In een uitvoeringsvorm is de printer een hotmeltprinter en zijn de afzonderlijke houders afzonderlijk verwarmbaar door aansturing middels de besturingseenheid van verwarmingsmiddelen. Alleen die houder(s) waarvan de veger een reinigende 10 bewerking moet(en) uitvoeren wordt(en) dan verwarmd waarbij door warmtegeleiding met de houder(s) de daarin opgenomen veger(s) meeverwarmd worden om bij het schrapen langs de printkop de inkt van de hotmeltprinter vloeibaar te houden om de inkt af te kunnen voeren. Door het selectief verwarmen van de houder(s) wordt een energiebesparing bereikt.

15 Bij voorkeur zijn de verwarmingsmiddelen ingericht voor het verwarmen van de houders tot inktsmelttemperatuur, bij voorkeur tot ongeveer 125°C.

Op voordelige wijze zijn de houders vervaardigd van metaal, bij voorkeur aluminium.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de afzonderlijke verplaatsmiddelen, 20 met de afzonderlijke schraapeenheden verbonden, afzonderlijke stukken bimetaal. Door verwarming van een afzonderlijk stuk bimetaal vervormt dat stuk; door juiste dimensionering en keuze van het bimetaal en verwarming daarvan tot een bepaalde temperatuur treedt dan een gewenste vervorming van het stuk op, en een gewenste verplaatsing van de daarmee verbonden schraapeenheid. De constructie wordt zo 25 eenvoudig, onderhoudsarm en betrouwbaar.

Op gunstige wijze maken de verwarmingsmiddelen deel uit va de verplaatsingsmiddelen om, door verwarming van de afzonderlijke houders, middels warmtegeleiding tussen de respectievelijke houders en de corresponderende stukken bimetaal, de afzonderlijke stukken bimetaal deze te vervormen. De 30 verwarmingsmiddelen hebben dan twee functies: naast het afzonderlijk verwarmen van de vegers door verwarming van de corresponderende houders, het verwarmen van de corresponderende stukken bimetaal om de gewenste verplaatsing van de daarmee verbonden houders te realiseren. Een verdere vereenvoudiging van de constructie wordt zo verkregen.

35 Bij voorkeur is het afzonderlijk stuk bimetaal een hol schotelvormig laminaat. De 1022595 H schotel zal dan bij opwarming tot een bepaalde temperatuur omklappen, van een bolle naar een holle vorm of omgekeerd. Door dit omklappen wordt de verplaatsing verkregen tussen de niet-werkzame positie van de schraapmiddelen en de werkzame positie. Bij het afkoelen van de schotel zal deze terugklappen waardoor de verplaatsing wordt 5 verkregen tussen de werkzame positie en de niet-werkzame positie.

Op voordelige wijze is elk afzonderlijke schotelvormig stuk bimetaal op stijve wijze bevestigd aan twee of meer draagarmen die zelf scharnierbaar bevestigd zijn aan een I draaginrichting daarvoor. Doordat de draagarmen ter plaatse van de stijve I bevestigingspunten op het afzonderlijke schotelvormige stuk bimetaal daar dezelfde I 10 vorm zullen aannemen als het afzonderlijke schotelvormige stuk bimetaal, zal de I oriëntatie van de draagarmen daar bij het omklappen meeveranderen met de vorm van I het bimetaal. De draagarmen klappen als het ware mee om met het schotelvormige stuk I bimetaal. Hierdoor wordt de overbrugde afstand van de schraapmiddelen bij het I omklappen van het schotelvormige stuk bimetaal en van de draagarmen vergroot zodat 15 een voldoende grote tussenafstand wordt bereikt tussen de werkzame positie en de I niet-werkzame positie.

I De uitvinding voorziet tevens in een reinigingsinrichting voor het reinigen van de I nozzles van een printkop van een printer, omvattende schraapmiddelen voor de I printkop, een besturingseenheid voor het aansturen van verplaatsingsmiddelen om de I 20 schraapmiddelen te verplaatsen tussen een werkzame positie in de baan van de I printkop voor het reinigen van de printkop, en een niet-werkzame positie buiten de baan I van de printkop, waarbij de verplaatsingsmiddelen een met de schraapmiddelen I verbonden bimetaalelement omvatten alsmede verwarmingsmiddelen voor het I bimetaalelement. De overgang van de niet-werkzame positie naar de werkzame positie I 25 vindt dan plaats door verwarming, en als gevolg daarvan vervorming, van het I bimetaalelement. Ten opzichte van verplaatsmiddelen met bijvoorbeeld een motor of I nokmechanisme is de constructie eenvoudig, onderhoudsarm en betrouwbaar.

I In een voorkeursvuitvoeringsvorm is de printer een hotmeltprinter waarbij de I verwarmingsmiddelen zijn ingericht om tevens de schraapmiddelen te verwarmen. De I 30 verwarmingsmiddelen hebben dan twee functies: naast verwarmen van het bi- I metaalelement, het verwarmen van de schraapmiddelen om bij het schrapen langs de I printkop de inkt van de hotmeltprinter vloeibaar te maken om deze af te kunnen schrapen.

I Bij voorkeur omvatten de schraapmiddelen een houder met daarin opgenomen 35 tenminste één veger, waarbij bij voorkeur de houder van metaal is, bij voorkeur van _ _ _ ~ ^ _ >ll 5 aluminium.

Op voordelige wijze zijn de verwarmingsmiddelen ingericht om de houder tot inktsmelttemperatuur, bij voorkeur tot ongeveer 125°C te verwarmen.

Bij voorkeur is de reinigingsinrichting voorts voorzien van middelen voor het 5 vaststellen voor welke nozzles of groep van nozzles reiniging behoeven, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het aansturen van de verplaatsingsmiddelen in afhankelijkheid van de vaststelmiddelen om de reinigingsmiddelen in werkzame positie te brengen voor de door de vaststelmiddel geselecteerde nozzles of groep van nozzles.

De uitvinding voorziet tevens in een printer voorzien van een reinigingsinrichting 10 met één of meerdere van de hiervoor beschreven kenmerkende eigenschappen.

Uitvoeringsvoorbeelden van de reinigingsinrichtingen volgens de uitvinding zullen hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren beschreven worden.

Figuren 1A tm. 1E tonen in perspectief een uitvoeringsvoorbeeld van een reinigingsinrichting voor het selectief reinigen van nozzles van een printkop van een 15 hotmeltprinter, alsmede de werkwijzestappen voor het uitvoeren van de selectieve reiniging.

Figuren 2A en 2B tonen in perspectief meer in detail en vollediger een afzonderlijke schraapeenheid zoals gebruikt bij de in de figuren 1A-E getoonde reinigingsinrichting, in respectievelijk een teruggetrokken, onverwarmde en een 20 werkzame, verwarmde toestand.

Figuur 3 toont in perspectief een reinigingsinrichting met schraapmiddelen voor het niet-selectief reinigen van de nozzles van een printkop van een hotmeltprinter, waarbij de schraapmiddelen middels een bimetaalelement verplaatsbaar zijn tussen een niet-werkzame positie en een werkzame positie.

25 In de in figuur 1A getoonde opstelling, welke deel uitmaakt van een hotmeltprinter, zijn getoond een printkop 1 met nozzles 3, een aantal schraapeenheden 40a-g met elk een veger 42a-g van elastomeer materiaal, alsmede een besturingseenheid 80 welke in werkzame verbinding staat met de printkop 1 en de schraapeenheden 40a-g. De getoonde opstelling bevindt zich in een uitgangssituatie. De printkop 1 is (denkbeeldig) 30 onderverdeeld in verschillende, selectief reinigbare, secties 2a-g, waarbij elk van de secties 2a-g een aantal nozzles 3 omvat. Om redenen van inzichtelijkheid zijn van elk van de secties 2a-g slechts enkele nozzles 3 op sterk vergrote schaal getoond. Sectie 2f bevat een aantal verstopte nozzles 4 en sectie 2c bevat een aantal nozzles 5 waaromheen zich vuil 6 heeft verzameld; de nozzles 4 en 5 zijn de reiniging 35 behoevende nozzles.

102' 2 b S l; H De printkop 1 is verder voorzien van niet in de figuren 1A-E weergegeven registratiemiddelen voor het registreren van welke nozzles 3 reiniging behoeven. De registratiemiddelen omvatten bijvoorbeeld piëzo-elektrische elementen welke drukgolven registreren in de kanalen van de nozzles 3. De registratiemiddelen staan in 5 werkzame verbinding met de besturingseenheid 80 middels verbinding 81, om aan de besturingseenheid 80 informatie door te geven met betrekking tot welke de reiniging behoevende nozzles van de printkop 1 zijn, in dit geval dus de nozzles 4 en 5.

De printkop 1 heeft een vlak van beweging 7 welke zich in de getoonde uitgangssituatie zodanig uitstrekt dat geen werkzaam contact mogelijk is tussen de 10 vegers 42a-g en de printkop 1: bij beweging in het vlak 7 beweegt de printkop 1 over de vegers 42a-g heen zonder daarmee in contact te komen. Voor het bewegen in het vlak 7 is de printkop 1 voorzien van niet getoonde aandrijf- en geleidingsmiddelen. De aandrijfmiddelen van de printkop 1 worden bestuurd door de besturingseenheid 80.

De schraapeenheden 40a-g, waarvan in de figuren 1 A-E slechts de bovenzijden 15 zijn weergegeven, omvatten respectievelijke metalen (aluminium) houders 41a tm. 41 g waarin de respectievelijke vegers 42a tm. 42g zijn ingeklemd. Elk van de schraapeenheden 40a tm. 40g is afzonderlijk door de besturingseenheid 80 aanstuurbaar om loodrecht op het vlak van beweging 7 van de printkop 1 verplaatst te I worden van een niet-werkzame positie naar een werkzame positie en omgekeerd. In de I 20 niet werkzame positie is bij beweging van de printkop 1 in het vlak van beweging 7 geen contact mogelijk tussen de betreffende veger 42a-g en de printkop 1, de betreffende I veger 42a-g bevindt zich met enige afstand boven de printkop 1. In de werkzame positie is bij beweging van de printkop 1 in het vlak van beweging 7 wel contact mogelijk tussen I de betreffende veger 42a-g en de printkop 1, de betreffende veger 42a-g kan dan langs I 25 de bijbehorende sectie 2a-g schrapen om deze te reinigen.

I Om de reinigende bewerking te kunnen uitvoeren is elk van de houders 41a-g I voorzien van een, nader in figuur 2 getoond, respectievelijk verwarmingselement welke I afzonderlijk aanstuurbaar is door de besturingseenheid 80. Elk verwarmingselement I kan zo door warmtegeleiding tussen het verwarmingselement, de respectievelijke I 30 houder 41 a-g en de respectievelijke veger 42a-g, deze laatste verwarmen. Wanneer I een veger 42a-g zo een voldoend hoge temperatuur heeft bereikt kan deze, wanneer in de werkzame positie en in contact met de bijbehorende sectie 2a-g, de inkt op de bijbehorende sectie 2a-g vloeibaar houden om die van de printkop 1 af te voeren. De

I voor de hotmeltprinter gebruikte inkt zal bij ongeveer een temperatuur van 100°C

I 35 vloeibaar blijven. De houders 41 a-g zijn door de verwarmingsmiddelen afzonderlijk I 1 Π 9 9 ζ Q R ' 7 verwarmbaar tot ongeveer 125°C.

In de in figuur 1A getoonde uitgangssituatie zijn geen van de schraapeenheden 40a-g door de besturingseenheid 80 in de werkzame positie gebracht, alle vegers 42a-g 5 bevinden zich in de niet-werkzame positie. De registratiemiddelen geven via verbinding 81, zoals getoond door pijl 85, aan de besturingseenheid 80 door dat nozzles 4,5 reiniging behoeven.

Figuur 1B toont de volgende werkwijzestap: besturingseenheid 80 stuurt middels verbinding 82, zoals getoond door de pijlen 86, de corresponderende schraapeenheden 10 40c en 40f aan. De schraapeenheden 40c en 40f zullen hierdoor vanuit de niet- werkzame positie verplaatst worden naar de werkzame positie, en de houders 41c en 41 f worden door hun respectievelijke verwarmingselementen verwarmd waarbij de vegers 42c en 42f door warmtegeleiding meeverwarmd worden. De schraapeenheden 40c en 40f zijn nu gereed om hun reinigende bewerking uit te voeren wanneer 15 printkop 1 relatief ten opzichte van de schraapeenheid 40 daaroverheen bewogen wordt in het vlak van beweging 7.

Figuur 1C toont hoe de printkop 1 over de schraapeenheden 40a-g wordt bewogen in de richting A door aansturing middels de besturingseenheid 80 van de aandrijfmiddelen van de printkop 1. Daarbij is veger 42c in reinigend contact met sectie 20 2c om het vuil 6 om de nozzles 5 te verwijderen, en is veger 42f in reinigend contact met sectie 2f om de nozzles 4 schoon te schrapen. Het over de schraapeenheden 40a-g bewegen vindt over de gehele (of nagenoeg gehele) breedte van de printkop 1 plaats zodat de secties 2c en 2f over hun gehele (of nagenoeg gehele) oppervlak schoongeschraapt worden.

25 Figuur 1D toont de situatie na het voltooien van de in figuur 1C getoonde reiniging. De nozzles 4 zijn schoongeschraapt en het vuil 6 rondom de nozzles 5 is verwijderd. De aansturing van de schraapeenheden 40c en 40f door de besturingseenheid 80 is opgeheven. Hierdoor zijn de schraapeenheden 40c en 40f teruggekeerd naar hun niet-werkzame positie en is de verwarming van de houders 41 c 30 en 41 f opgeheven. De printkop 1 kan zich dan nog aan de andere zijde van de schraapeenheden 40a-g bevinden dan zoals getoond in figuren 1A en 1B.

Figuur 1E tenslotte toont de situatie waarbij de printkop 1, vanuit de in figuur 1D getoonde situatie middels aansturing door de besturingseenheid 80 van de aandrijfmiddelen is terugbewogen naar de uitgangspositie van figuur 1A. De printer is 35 thans gereed voor hernieuwd, normaal gebruik.

H Met de hiervoor beschreven reinigingsinrichting en reinigingswerkwijze wordt slijtage van zowel de printkop 1 als van de vegers 42a-g beperkt gehouden tot het noodzakelijke.

Een afzonderlijke schraapeenheid 40, zoals deze gedeeltelijk getoond zijn in de 5 figuren 1A-E, is meer in detail en vollediger getoond in de figuren 2A en 2B. De schraapeenheid 40 omvat een veger 42, een houder 41, een op een door besturingseenheid 80 aanstuurbare voeding aangesloten verwarmingselement 43 en een bimetaal (laminaat) schotel 44 welke stijf is verbonden met twee armen 45,46 met respectievelijke uiteinden 47,48. De uiteinden 47,48 zijn scharnierbaar om pennen 10, 10 die zijn bevestigd in kolommen 11, welke met een voet 12 vast bevestigd zijn in de printer, zodat de schraapeenheid 40 afzonderlijk, scharnierend, aan het gestel van de printer is bevestigd. De houder 41 is opgebouwd uit twee delen 50 en 51 welke middels schroeven 52 tegen elkaar kunnen worden geschroefd om de veger 42 in te klemmen.

Het verwarmingselement 43 kan door warmtegeleiding de houder 41, de veger 42 en de 15 bimetaalschotel 44 verwarmen. Het effect van het verwarmen van de veger 42 is reeds besproken bij figuur 1.

I Zoals getoond in figuur 2B klapt, door de bimetaalschotel 44 tot een bepaalde I temperatuur te verwarmen middels het verwarmingselement 43, deze om. Omdat de H 20 armen 45,46 stijf met de bimetaalschotel 44 verbonden zijn zullen deze bij het I omklappen de oriëntatie van de bimetaalschotel 44 volgen; de armen 45,46 klappen I mee om hetgeen vergemakkelijkt wordt doordat de uiteinden 47,48 ter plaatse in pennen 10 scharnierend met het gestel van de printer zijn verbonden. Door het I gezamelijke omklappen van de bimetaalschotel 44 en de daarmee verbonden armen I 25 45,46 wordt de verplaatsing van de schraapeenheid 40 van de niet-werkzame positie I naar de werkzame positie gerealiseerd. Wanneer het in figuur 2B getoonde samenstel afkoelt zullen de bimetaalschotel 44 en de armen 45,46 terugklappen waardoor de

I schraapeenheid 40 van de werkzame positie weer terugkeert naar de in figuur 2A

I getoonde niet-werkzame positie. Dit wordt verkregen door het verwarmingselement 43 I 30 uit te schakelen.

I Het verwarmingselement 43 is het eigenlijke element dat door de, in de figuren 1A-E getoonde, besturingseenheid 80, voor elke schraapeenheid 40 afzonderlijk, wordt aangestuurd. Door activering van het verwarmingselement 43 wordt zowel het verseiste verwarmen van de veger 42 veroorzaakt, als de benodigde verplaatsing van de I 35 schraapeenheid 40 van de niet-werkzame positie naar de werkzame positie. Motoren ,· r- 0¾ Z. I5* 9 met tandwielen of dergelijke inrichtingen voor het verplaatsen van de schraapeenheden 40 zijn daarmee overbodig geworden. Het systeem met de bimetaalschotel 44 is betrouwbaar, bedrijfszeker en onderhoudsarm.

Figuur 3 toont een opstelling voor het niet-selectief reinigen van de nozzles 93 van 5 een printkop 90 van een hotmeltprinter met een schraapeenheid 60, waarbij de schraapeenheid 60 middels een bimetaalschotel 64 verplaatsbaar is tussen een niet-werkzame positie en een werkzame positie. In figuur 3 is de schraapeenheid 60 in werkzame positie weergegeven, bij het over de printkop 90 heenbewegen van de veger 62, zal de veger 62 in contact komen met het nozzle-oppervlak van de printkop 90. In 10 de in figuur 3 weergegeven positie bevindt de schraapeenheid 60 zich voorbij het kopse uiteinde van printkop 90. De schraapeenheid 60 is de enige schraapeenheid van de reinigingsinrichting, en is gekoppeld met een besturingseenheid 100. De (niet getoonde) aandrijving van de printkop 90 is eveneens gekoppeld met de besturingseenheid 100. Ook hier zijn om redenen van inzichtelijkheid van de printkop 90 slechts enkele nozzles 15 93 op sterk vergrote schaal getoond. De opbouw en werking van de schraapeenheid 60 is identiek aan die getoond en beschreven bij de figuren 2A en 2B, echter wordt nu geen selectieve reiniging van secties van de printkop 90 toegepast. Het gehele nozzle-oppervlak van de printkop 90 wordt ineens gereinigd door deze langs de schraapeenheid 60 in langsrichting B te schrapen.

20 Het moge duidelijk zijn dat de bewegingen zoals beschreven van koppen en schraapeenheid relatief zijn ten opzichte van elkaar.

Claims (20)

1. Inrichting voor het reinigen van de nozzles van een printkop van een printer, omvattende schraapmiddelen, registratiemiddelen voor het registreren van welke 5 nozzles reiniging behoeven en een, met de registratiemiddelen gekoppelde, H besturingseenheid voor het aansturen van de printkop en/of de schraapmiddelen om de sectie(s) van de printkop met de reiniging behoevende nozzle(s) te reinigen.

2. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schraapmiddelen onderverdeeld zijn in naast elkaar opgestelde, afzonderlijke 10 schraapeenheden waarbij elke afzonderlijke schraapeenheid afzonderlijke verplaatsmiddelen omvat om een corresponderende sectie van de printkop met reiniging behoevende nozzles te reinigen, en waarbij de afzonderlijke verplaatsmiddelen middels de besturingseenheid afzonderlijk aanstuurbaar zijn.

3. Reinigingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de afzonderlijke 15 verplaatsmiddelen zijn ingericht voor verplaatsing tussen een werkzame positie in de baan van de printkop voor het reinigen van de corresponderende sectie van de printkop, en een niet-werkzame positie buiten de baan van de printkop.

4. Reinigingsinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de niet- werkzame positie een positie is gelegen buiten het vlak van beweging van de printkop.

5. Reinigingsinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de verplaatsingsrichting van de schraapeenheden loodrecht op het vlak waarin de nozzle- I openingen gelegen zijn, in het bijzonder in hoofdzaak verticaal, is.

6. Reinigingsinrichting volgens een der conclusies 2*5, met het kenmerk, dat de afzonderlijke schraapeenheden worden gevormd door afzonderlijke houders met daarin 25 opgenomen vegers.

7. Reinigingsinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de printer een I hotmeltprinter is en dat de afzonderlijke houders afzonderlijk verwarmbaar zijn door I aansturing middels de besturingseenheid van verwarmingsmiddelen.

8. Reinigingsinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de I 30 verwarmingsmiddelen zijn ingericht voor het verwarmen van de houders tot boven de smelttemperatuur van de inkt, bij voorkeur tot ongeveer 125°C.

9. Reinigingsinrichting volgens conclusie 6,7 of 8, met het kenmerk, dat de I houders vervaardigd zijn van metaal, bij voorkeur aluminium.

10. Reinigingsinrichting volgens een der conclusies 2-9, met het kenmerk, dat de 35 afzonderlijke verplaatsmiddelen met de afzonderlijke schraapeenheden verbonden, afzonderlijke stukken bimetaal omvatten.

11. Reinigingsinrichting volgens conclusie 10 wanneer afhankelijk van conclusie 7, I 8 of 9, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen deel uitmaken van de I verplaatsingsmiddelen om, door verwarming van de afzonderlijke houders, middels I 5 warmtegeleiding tussen de respectievelijke houders en de corresponderende stroken I bimetaal, deze te vervormen.

12. Reinigingsinrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het I afzonderlijk stuk bimetaal schotelvormig is.

13. Reinigingsinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat elk I 10 afzonderlijke schotelvormig bimetaal op stijve wijze bevestigd aan twee of meer I draagarmen, die zelf scharnierbaar bevestigd zijn aan een draaginrichting daarvoor.

14. Reinigingsinrichting voor het reinigen van de nozzles van een printkop van I een printer, omvattende schraapmiddelen voor de printkop, een besturingseenheid voor I het aansturen van verplaatsingsmiddelen om de schraapmiddelen te verplaatsen tussen I 15 een werkzame positie in de baan van de printkop voor het reinigen van de printkop, en I een niet-werkzame positie buiten de baan van de printkop, waarbij de I verplaatsingsmiddelen een met de schraapmiddelen verbonden bimetaalelement I omvatten alsmede verwarmingsmiddelen voor het bimetaalelement.

15. Reinigingsinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de printer een I 20 hotmeltprinter is waarbij de verwarmingsmiddelen zijn ingericht om tevens de schraapmiddelen te verwarmen.

16. Reinigingsinrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat de I schraapmiddelen een houder met daarin opgenomen tenminste één veger omvatten.

17. Reinigingsinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de houder I 25 van metaal is, bij voorkeur van aluminium.

18. Reinigingsinrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de I verwarmingsmiddelen zijn ingericht om de houder tot inktsmelttemperatuur, bij voorkeur I tot ongeveer 125°C te verwarmen.

19. Reinigingsinrichting volgens één der conclusies 14-18, voorts voorzien van I 30 middelen voor het vaststellen voor welke nozzles of groep van nozzles reiniging I behoeven, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het aansturen van de I verplaatsingsmiddelen in afhankelijkheid van de vaststelmiddelen om de I reinigingsmiddelen in werkzame positie te brengen voor de door de vaststelmiddel I geselecteerde nozzles of groep van nozzles. I 35

20. Printer voorzien van een reinigingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies. I η £ π tr