NL1017818C2 - Luchteenheid voor het verwijderen van deeltjesvormig materiaal. - Google Patents

Description

Luchteenheid voor het verwijderen van deeltiesvormig materiaal

De uitvinding betreft het gebied van het met deeltj esvormig materiaal bekleden van producten. Het aanbrengen van een dergelijke bekleding vindt onder andere plaats 5 in de voedingsindustrie. Als voorbeeld kan worden genoemd het aanbrengen van een laagje meel op een vleesproduct, zoals hamburgers, schnitzels en dergelijke. Een ander voorbeeld betreft het aanbrengen van een laag paneermateriaal op dergelijke producten.

Bij al deze toepassingen worden de te bekleden producten gewoonlijk door een machine, bijvoorbeeld een bemelingsmachine respectievelijk een paneermachine, 10 getransporteerd door middel van een open transportband. De zich op de transportband bevindende producten worden daarbij onder een toevoer voor het deeltjesvormige materiaal doorgeleid, zodanig dat zij daarmee bedekt worden. Het deeltjesvormige materiaal wordt met een bepaalde overmaat aangebracht. Dit is van belang met het oog op het verkrijgen van een volledige bekleding van de producten.

15 Het deeltjesvormige materiaal dat tussen de producten op de transportband terechtkomt, zakt door de openingen in de transportband heen, en wordt opgevangen teneinde gerecirculeerd te worden. Het materiaal echter dat zich op de producten bevindt, zou daarop blijven liggen en met de producten uit de machine worden gevoerd. Dat is niet wenselijk, aangezien een groot gedeelte van het deeltjesvormige materiaal, 20 dat de overmaat vormt, dan verloren zou gaan en niet gecirculeerd zou kunnen worden.

Om die reden wordt in de machine het overtollige deeltjesvormige materiaal van de producten afgeblazen, zodanig dat ook dit overtollige materiaal door de openingen in de transportband heen kan zakken en opgevangen kan worden in verband met recirculatie. Op die manier gaat zo min mogelijk materiaal verloren.

25 Als gevolg van het inblazen van de lucht in de machine treden verschillende effecten op. Allereerst leidt het inblazen tot stofvorming. Het gevormde stof moet in de gesloten behuizing van de machine zoveel mogelijk opgevangen worden. Verder kan, als gevolg van het inblazen, een overdruk ontstaan in de behuizing. Overdruk moet echter worden vermeden, aangezien bij overdruk de stofdeeltjes uit de behuizing 30 zouden treden. Om die reden is op de behuizing een zuigaansluiting aanwezig, door middel waarvan een lichte onderdruk kan worden gehandhaafd. De afgezogen lucht wordt gefilterd alvorens deze in de omgeving wordt afgevoerd.

10 17 818 2

De hiervoor beschreven, bekende inrichting heeft verscheidene nadelen. Allereerst is vrij veel vermogen nodig om de blaasstroming en de afzuigstroming op gang te houden. Verder moet het filter vrij vaak worden gereinigd of verwisseld, aangezien de hoeveelheden afgezogen lucht met stof vrij groot zijn.

5 Doel van de uitvinding is deze nadelen te verhelpen. Dat doel wordt bereikt door middel van een luchteenheid voor het verwijderen van overtollig deeltjesvormig bekledingsmateriaal dat aanwezig is op producten die zich bevinden in een bekledingsmachine, welke luchteenheid tenminste een blaasorgaan omvat voor het van de producten afblazen van overtollig deeltiesvormige materiaal, tenminste een 10 afzuigorgaan voor het afzuigen van lucht met zich daarin bevindend deeltjesvormig materiaal uit de bekledingsmachine, scheidingsmiddelen voor het verwijderen van deeltjesvormig materiaal uit de afgezogen lucht, alsmede rondleidmiddelen voor het tenminste gedeeltelijk toevoeren van de afgezogen lucht aan het blaasorgaan.

De luchteenheid volgens de uitvinding zorgt zowel voor het afblazen van 15 overtollig deeltjesvormig materiaal van de producten, voor het afzuigen ter verkleining van stofvorming, als voor het handhaven van een onderdruk in de gesloten behuizing van de machine. Daarbij wordt het grootste gedeelte van de afgezogen lucht rondgeleid. De in de omgeving af te voeren hoeveelheid lucht blijft daardoor beperkt, zodat de filters beperkte afmetingen kunnen bezitten, en minder vaak behoeven te worden 20 gereinigd danwel verwisseld.

De rondleidmiddelen omvatten een pomp waarvan de zuigzijde is aangesloten op het afzuigorgaan en waarvan de blaaszijde is aangesloten op het blaasorgaan. Bij voorkeur is de pomp een centrifugaalpomp die een slakkenhuis alsmede een ten opzichte van het slakkenhuis draaibare waaier heeft die is verbonden met een 25 elektromotor.

In verband met het reinigen van de luchteenheid is het zeer wenselijk om de verschillende onderdelen daarvan, zoals de pomp, goed toegankelijk uit te voeren. Daarom is bij voorkeur het slakkenhuis door middel van een eerste frame opgehangen aan een gestel, welk eerste frame schamierbaar is tussen een bedrijfsstand en een 30 opgeklapte stand. Daarnaast kan de waaier en de daaraan verbonden elektromotor door middel van een tweede frame zijn opgehangen aan het gestel, welk tweede frame schamierbaar is tussen een bedrijfsstand en een opgeklapte stand.

1 0 ! f I ,3 3

Het eerste frame en het tweede frame zijn schamierbaar opgehangen door middel van scharnieren die zodanig ten opzichte van elkaar zijn geplaatst op het gestel dat in de bedrijfsstand de frames op elkaar liggen, en de waaier zich bevindt in het slakkenhuis. In de bedrijfsstand bevindt zich het eerste frame onder het tweede frame.

5 De pomp kan eenvoudig worden gereinigd door eerst het tweede frame met de motor en de waaier op te klappen. In die opgeklapte stand zijn zowel de waaier als het slakkenhuis goed toegankelijk in verband met reiniging en inspectie. De zich daarin bevindende resten kunnen gemakkelijk worden weggezogen met bijvoorbeeld een stofzuigerslang. Ook reiniging door vloeistof en dergelijke is mogelijk.

10 Door het opklappen van het eerste frame zijn vervolgens tevens de zich onder de pomp bevindende componenten goed bereikbaar. Het gaat daarbij in het bijzonder om het scheidingsmiddel. Dat omvat bij voorkeur een cycloon voorzien van een omwentelingssymmetrisch huis met een tangentiaal geplaatste toevoer, een kern die zich centraal uitstrekt in het huis ter hoogte van de toevoer, alsmede zich aan de 15 onderzijde van het huis bevindende opvangmiddelen voor het deeltjesvormige materiaal.

In deze uitvoeringsvorm ligt het eerste frame met het slakkenhuis van de centrifugaalpomp op de bovenzijde van het huis van de cycloon; tevens is de kem bevestigd aan dit eerste frame. Door het opklappen van de frames kan nu ook de 20 cycloon goed toegankelijk worden gemaakt in verband met reinigen en dergelijke.

Op de onderzijde van het huis van de cycloon kunnen de opvangmiddelen zijn aangesloten voor de afgescheiden deeltjes. Deze opvangmiddelen omvatten een houder, die via een klep of schuif is verbonden met het huis. Door de klep te sluiten wordt de houder tijdelijk afgesloten van het huis. De houder kan daardoor ook tijdens bedrijf van 25 de luchteenheid worden verwijderd en geleegd.

De afblaaseenheid kan een stoffilter omvatten. De overtollige lucht kan daardoor, vrijwel geheel ontdaan van deeltjes, in de omgeving worden geblazen.

De uitvinding betreft tevens de combinatie van de hiervoor beschreven luchteenheid en een bekledingsmachine bestemd voor het aanbrengen van 30 deeltjesvormige materiaal op producten, omvattende een behuizing, een zich door de behuizing uitstrekkende, van openingen voorziene transportband waarop de producten door de behuizing gevoerd kunnen worden, in welke behuizing zich toevoermiddelen bevinden voor het toevoeren van deeltjesvormig materiaal op de zich op de 1017818 4 transportband bevindende producten, tenminste een blaasorgaan van de luchteenheid, welk blaasorgaan zich boven de transportband bevindt voor het inblazen van lucht in de behuizing en over de transportband, alsmede een afzuigorgaan van de luchteenheid voor het afzuigen van tucht uit de behuizing.

5 In de behuizing zijn scheidingsmiddelen voorzien, zodanig dat elk blaasorgaan zich aan een zijde van de scheidingsmiddelen bevindt, en de toevoermiddelen zich aan de andere zijde van de scheidingsmiddelen bevinden.

Teneinde het ontsnappen van stof uit de bekledingsmachine tegen te gaan, wordt de hiervoor beschreven combinatie bedreven volgens de stappen van het toevoeren van 10 een hoeveelheid lucht per tijdseenheid aan de behuizing die kleiner is dan de uit de behuizing afgevoerde hoeveelheid lucht, zodanig dat in de behuizing een onderdruk wordt opgewekt.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

15 Fig. 1 toont een vooraanzicht van de luchteenheid volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een aanzicht overeenkomstig dat van fig. 1, in opengeklapte toestand.

Fig. 3 toont een zijaanzicht van de luchteenheid.

Fig. 4 toont de combinatie van de luchteenheid met een bemelingsmachine.

Fig. 5 toont een detail.

20 De in fig. 1 weergegeven luchteenheid 1 kan in het bijzonder worden toegepast in combinatie met een bemelingsmachine 2, zoals weergegeven in fig. 4. De luchteenheid 1 omvat een gestel 3, waarop schamierbaar volgens een eerste schamieras 6 een eerste frame 4 is opgenomen. Tevens is, schamierbaar rond een tweede schamieras 7, een tweede frame 5 schamierbaar bevestigd aan het gestel 3. In de in fig. 1 weergegeven 25 bedrijfstoestand liggen de frames 4, 5 op elkaar, terwijl het eerste frame 4 rust op de bovenzijde 8 van de cycloon 12 (zie hieronder). Zoals weergegeven in fig. 2 kunnen de frames 4, 5 worden opgeklapt rond de schamierassen 6 respectievelijk 7. Door middel van klem 34 worden de frames 4, 5 op elkaar geklemd gehouden.

Het eerste frame 4 draagt een op zich bekend slakkenhuis 9 van de in zijn geheel 30 met 10 aangeduide centrifugaalpomp. Dit slakkenhuis draagt een kern 11, behorende bij de als cycloon uitgevoerde scheidingsinrichting 12 die hieronder zal worden beschreven. Het tweede frame 5 draagt de waaier 13 van de centrifugaalpomp 10, 4 Γ» 4 ;;. -i .

: *·* * i t· c 5 welke waaier is verbonden met de elektromotor 14. De tangentiale afvoer van de centrifugaalpomp is aangeduid met verwijzingsteken 15.

In het gestel is tevens, zoals genoemd, de cycloon 12 opgenomen. Deze cycloon 12 omvat een huis 16 met een cilindrisch gedeelte 17 en een conusgedeelte 18. Het 5 cilindrische gedeelte 17 van het huis 16 draagt een tangentiale toevoer 19, en ter hoogte van deze toevoer 19 strekt zich, zoals weergegeven in fig. 1, de centrale kern 11 uit.

Aan de onderzijde van het conusvormige gedeelte 18 van het huis 16 bevindt zich een houder 20 voor het opvangen van deeltjes die gescheiden worden in de cycloon 12. Deze houder 20 is door middel van nokken 21 opgehangen in de geleidingen 22. Door 10 middel van de vergrendeling 23 kan de houder 20 op de juiste positie onder de aansluitflens 24 worden gehouden.

Tussen de aansluitflens 24 en de onderste flens 51 van het huis 16 bevindt zich een schuif 25. Bij geopende schuif 25 valt het afgescheiden materiaal in de houder 20. Wanneer deze vol is, en tijdens bedrijf geledigd moet worden, sluit men de schuif 25.

15 Vervolgens kan de vergrendeling 23 ontgrendeld worden, en de houder 20 uit de geleidingen 22 worden geschoven; zie fig. 2. Na lediging kan de houder 20 weer worden geplaatst, en de schuif 25 worden geopend.

Zoals weergegeven in fig. 4 is op de afvoer 15 van de centrifugaalpomp een afblaaseenheid 26 geplaatst. Op deze afblaaseenheid kan via een klep 27 een zakvormig 20 stoffilter 28 zijn aangebracht. Via dat stoffilter 28 kan de overmaat gereinigde lucht vervolgens in de omgeving worden geblazen.

Tevens is op de afblaaseenheid een tweetal verdere kleppen 29 aanwezig, welke via de leidingen 30 de bemelingsmachine 2 bedienen met de rondgeleide lucht. Via leiding 31 en aansluiting 38 is de inwendige ruimte in de behuizing 44 van de 25 bemelingsmachine 2 aangesloten op de toevoer van de centrifugaalpomp 10. Overigens kunnen de kleppen 29 ook worden weggelaten.

Overigens kan de leiding 31, na loskoppelen van de bemelingsmachine, ook als stofzuigerslang worden gebruikt in verband met het verwijderen van resten meel na het beëindigen van de productie.

30 Verder kan een verwarmingsmiddel zijn ingebouwd voor het drogen van de bekledingsmachine. Dit verwarmingsmiddel kan zich op elke gewenste plek in de luchtcirculatiestroom bevinden, bijvoorbeeld in de luchteenheid of in de bekledingsmachine zelf.

1017818 6

In fig. 5 is een detail van de luchteenheid 1 weergegeven die de bewaking van de hoeveelheid deeltjesvormig materiaal dat zich verzamelt in de houder 20 betreft. De houder 20 is daartoe voorzien van twee zich in eikaars verlengde zich uitstrekkende leidingstukken 47, die aan de naar elkaar toegekeerde einden een opening 48 bezitten.

5 Aan de buitenzijde van deze leidingstukken 47 de optische bewakingsinstrumenten 45,46, die op zich bekend zijn, opgesteld. Instrument 45 bevat een lichtbron, instrument 46 een ontvanger. De door de ontvanger 46 ontvangen lichtstraling wordt gedetecteerd. Zodra zich een zodanige hoeveelheid deeltjesvormig materiaal in de houder 20 heeft verzameld dat de vrije lichtdoorgang geblokkeerd 10 wordt, kan een waarschuwingssignaal worden afgegeven ter lediging van de houder 20.

Aangezien in de houder 20 als gevolg van de cycloonwerking een lichte onderdruk optreedt, blijven de openingen 48 in de leidingstukken 47 vrij van eventueel aanhechtend deeltjesvormig materiaal door binnenstromende lucht. Slechts wanneer de hoeveelheid deeltjesvormig materiaal zo groot wordt dat het niveau daarvan boven het 15 niveau van de openingen 48 uitkomt, treedt de waarschuwing in werking.

• ; · . ί O

Claims (18)

1. Lucht eenheid (1) voor het verwij deren van overtollig deeltj esvormig bekledingsmateriaal dat aanwezig is op producten (42) die zich bevinden in een 5 bekledingsmachine (2), welke luchteenheid (1) tenminste een blaasorgaan (37) omvat voor het van de producten (42) afblazen van overtollig deeltiesvormige materiaal, tenminste een afzuigorgaan (38) voor het afzuigen van lucht met zich daarin bevindend deeltj esvormig materiaal uit de bekledingsmachine (2), scheidingsmiddelen (12,28) voor het verwijderen van deeltjesvormig materiaal uit de afgezogen lucht, alsmede 10 rondleidmiddelen (10, 30, 31) voor het tenminste gedeeltelijk toevoeren van de afgezogen lucht aan het blaasorgaan (37).

2. Luchteenheid volgens conclusie 1, waarbij de rondleidmiddelen een pomp (10) omvatten waarvan de zuigzijde is aangesloten op het afzuigorgaan (38) en waarvan de 15 blaaszijde is aangesloten op het blaasorgaan (37).

3. Luchteenheid volgens conclusie 1 of 2, waarbij de pomp (10) een centrifugaalpomp is die een slakkenhuis (9) alsmede een ten opzichte van het slakkenhuis (9) draaibare waaier (13) heeft die is verbonden met een motor (14). 20

4. Luchteenheid volgens conclusie 3, waarbij het slakkenhuis (9) door middel van een eerste frame (4) is opgehangen aan een gestel (3), welk eerste frame (4) schamierbaar is tussen een bedrijfsstand en een opgeklapte stand.

5. Luchteenheid volgens conclusie 4, waarbij de afvoer (15) van het slakkenhuis (9) door middel van een koppeling (35) is verbonden met de blaasmond.

6. Luchteenheid volgens conclusie 4 of 5, waarbij de waaier (13) en de daaraan verbonden motor (14) door middel van een tweede frame (5) zijn opgehangen aan het 30 gestel (3), welk tweede frame (5) schamierbaar is tussen een bedrijfsstand en een opgeklapte stand. £ ’ , * ; t » . ; , ·

7. Luchteenheid volgens conclusie 4 of 5, waarbij het eerste frame (4) en het tweede frame (5) schamierbaar zijn opgehangen door middel van scharnieren (6, 7) die zodanig ten opzichte van elkaar zijn geplaatst op het gestel (3) dat in de bedrijfsstand de frames (4, 5) op elkaar liggen, en de waaier (13) zich bevindt in het slakkenhuis (9), 5

8. Luchteenheid volgens conclusie 6, waarbij in de bedrijfsstand het eerste frame (4) zich bevindt onder het tweede frame (5).

9. Luchteenheid volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het 10 scheidingsmiddel een cycloon (12) omvat voorzien van een omwentelingssymmetrisch huis (16) met een tangentiaal geplaatste toevoer (19), een kem (11) die zich centraal uitstrekt in het huis (16) ter hoogte van de toevoer (19), alsmede zich aan de onderzijde van het huis (16) bevindende opvangmiddelen (20) voor het deeltjesvormige materiaal.

10. Luchteenheid volgens conclusie 9, waarbij de opvangmiddelen een losneembaar op de onderzijde van het huis (16) aangesloten houder (20) omvatten.

11. Luchteenheid volgens conclusie 10, waarbij de houder (20) via een klep of schuif (25) is aangesloten op het huis (16). 20

12. Luchteenheid volgens conclusie 3 en 9, waarbij het slakkenhuis (9) van de centrifugaalpomp (10) is aangesloten op de bovenzijde van het huis (16) van de cycloon (12), en de kem (11) is bevestigd aan het eerste frame (4).

13. Luchteenheid volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een stoffilter (28) is voorzien voor het afkoeren van gereinigde overtollige lucht.

14. Luchteenheid volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een verwarmingsmiddel is voorzien voor het drogen van de bekledingsmachine (2). 30

15. Luchteenheid volgens conclusie 9, waarbij de opvangmiddelen (20) een niveaumeting (45,40) hebben. 1017818

16. In combinatie, een luchteenheid (1) volgens een der voorgaande conclusies, alsmede een bekledingsmachine (2) bestemd voor het aanbrengen van deeltj esvormige materiaal op producten (42), omvattende een behuizing (44), een zich door de behuizing (44) uitstrekkende, van openingen voorziene transportband (41) waarop de 5 producten (42) door de behuizing (44) gevoerd kunnen worden, in welke behuizing (44) zich toevoermiddelen (43) bevinden voor het toevoeren van deeltj esvormig materiaal op de zich op de transportband (41) bevindende producten (42), tenminste een blaasorgaan (37) van de luchteenheid (1), welk blaasorgaan (37) zich boven de transportband (41) bevindt voor het inblazen van lucht in de behuizing (44) en over de 10 transportband (41), alsmede een afzuigorgaan (38) van de luchteenheid (1) voor het afzuigen van lucht uit de behuizing (44).

17. Combinatie volgens conclusie 16, waarin in de behuizing (44) scheidingsmiddelen (39, 40) zijn voorzien, zodanig dat elk blaasorgaan (37) zich 15 bevindt aan een zijde van de scheidingsmiddelen, en de toevoermiddelen (43) zich bevinden aan de andere zijde van de scheidingsmiddelen (39,40).

18. Werkwijze voor het bedrijven van de combinatie volgens conclusie 16 of 17, omvattende het toevoeren van een hoeveelheid lucht per tijdseenheid aan de behuizing 20 die kleiner is dan de uit de behuizing afgevoerde hoeveelheid lucht, zodanig dat in de behuizing een onderdruk wordt opgewekt. 1 0 1 7 (; '} . :