NL1024302C2

NL1024302C2 - Stofopvanginrichting van het cycloontype voor stofzuiger.

Info

Publication number: NL1024302C2
Application number: NL1024302A
Authority: NL
Inventors: Jang-Keun Oh; Hyoung-Jong Jin
Original assignee: Samsung Kwangju Electronics Co
Priority date: 2002-11-21
Filing date: 2003-09-15
Publication date: 2004-09-16
Also published as: GB0320549D0; US20040098827A1; JP2004167205A; DE10327942A1; KR100483554B1; KR20040044296A; CN1502295A; FR2847450A1; GB2397785B; CA2430507A1; RU2266033C2; NL1024302A1; ITTO20030839A1; AU2003204458A1; GB2397785A

Description

i

Stofopvanginrichting van het cycloontype voor stofzuiger.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

1. Gebied van de uitvinding.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stofzuiger, en meer in het bijzonder op een stofopvangin-5 richting van het cycloontype van een stofzuiger voor het scheiden en verzamelen van stof en verontreinigingen uit lucht die beladen is met verontreinigingen, door middel van een centrifugaalkracht die wordt opgewekt door het opwekken van een luchtwerveling.

10 2. Achtergrond van de betreffende techniek.

Fig. 1 en 2 zijn aanzichten van voorbeelden die op schematische wijze een stof opvanginrichting van het cycloontype tonen voor een stofzuiger.

Met verwijzing naar Fig. 1 en 2 geeft verwijzings-15 cijfer 100 de stof opvanginrichting van het cycloontype aan, 200 geeft een stofzuigerhuis aan en 300 geeft een reini-gingsborstel (niet-getoond in figuur 1) aan. De stofopvang-inrichting van het cycloontype 100 is voorzien van een cy-cloonlichaam 10, de stofopvang 20 en een rooster 30.

20 Zoals getoond in Fig. 1 en 2 is het cycloonlichaam voorzien van een luchtinlaatbuis 11 en een luchtuitlaatbuis 12. De luchtinlaatbuis 11 is verbonden met een luchtinlaat (niet-getoond) aan één kant van het cycloonlichaam 10. De luchtinlaatbuis 11 is- verbonden met een luchtinlaatpad 210 25 dat is ontworpen om in vloeiende verbinding te staan met een zuigmond (niet-getoond) van de zuigborstel 300, wanneer de stofopvanginrichting van het cycloontype is geïnstalleerd in het stofzuigerhuis 200. De luchtuitlaatbuis 12 is verbonden met een luchtuitlaat (niet-getoond) aan de boven-30 kant van het cycloonlichaam 10. De luchtuitlaatbuis 12 is verbonden met een luchtuitlaatpad 220 dat is ontworpen om in vloeiende verbinding te staan met een motoraandrijfkamer 310 van de zuig- borstel 300, wanneer de stofopvanginrichting van het cycloon-type is geïnstalleerd in het stof- 1024302 I - 2 - I zuigerhuis 200. De lucht beladen met vuil wordt door de I zuigborstel 300 naar binnen gezogen in het cycloonlichaam I 10 in een tangentiële richting door het luchtinlaatpad 210 I van het stofzuigerhuis 200 en luchtinlaatbuis 11. De lucht 5 die naar binnen wordt gezogen vormt een wervelende lucht- stroom in het cycloonlichaam 10 en op deze wijze wordt het stof en het vuil afgescheiden uit de met vuil beladen lucht, door een centrifugaalkracht van de luchtwerveling, I waardoor de schone lucht naar buiten wordt uitgestoten via 10 het luchtuitstroompad 220 van het stofzuigerhuis 200 en de I motorkamer 310.

I De stofopvang 20 is verwijderbaar verbonden aan de I bodem van het cycloonlichaam 10 en ontvangt het stof en het I vuil dat van de lucht is afgescheiden door een centrifu- I 15 gaalkracht van de wervelende luchtstroom in het cycloonli- I chaam 10.

I Het rooster 30 is aangebracht bij een opening van I de luchtuitstroombuis 12 binnen het cycloonlichaam 10 om te voorkomen dat stof en vuil dat van de wervelende lucht is 20 afgescheiden door de luchtuitstroombuis 12 stroomt. Zoals is getoond in figuur 2, omvat een rooster 30 een roosterli- chaam 31 en een veelvoud van luchtpaden 32 die aan een bui- I tenomtrek van het roosterlichaam 31 zijn aangebracht, wat I het mogelijk maakt dat lucht stroomt naar de luchtuit- I 25 stroombuis 12.

I De algemene stofopvanginrichting van het cycloon- I type, zoals boven is beschreven, wordt geïnstalleerd in het stof-zuigerhuis 200 zodat de luchtinlaatbuis 11 en de I luchtuitlaatbuis 12 van het cycloonlichaam 10 respectieve- I 30 lijk zijn verbonden met het luchtinlaatpad 210 en het I luchtuitlaatpad 220 van het stofzuigerlichaam 200.

I Tijdens de werking wordt een zuigkracht opgewekt bij de zuigborstel 300 door een motor in de motorkamer 310.

I De opgewekte zuigkracht zuigt de met vuil beladen lucht van I 35 een schoon te maken oppervlak in het cycloonlichaam 10 door I de zuigborstel 300, luchtinlaatpad 210 en luchtinlaatbuis I 11. De naar binnen gezogen lucht wordt door de luchtinlaat- - 3 - buis 11 geleid langs de binnenomtrek van het cycloonlichaam 10 in een schuine richting om een wervelende luchtstroom te vormen. Stof en vuil in de lucht worden afgescheiden door een eentrifugaalkracht die wordt opgewekt door de wervelen-5 de luchtstroom en worden opgevangen in de stofopvang 20. De schone lucht wordt naar buiten uitgestoten door de luchtpaden 32, luchtuitstroombuis 12, luchtuitstroompad 220 en mo-torkamer 310.

Echter, de algemene stofopvanginrichting van het 10 cycloontype zoals hierboven is beschreven heeft een probleem van het verminderen van de reinigingsefficiëntie. Verwante stof- opvanginrichtingen van het cycloontype faalden in het vasthouden van een voldoende hoeveelheid stof en lieten toe dat stof en vervuiling werd uitgestoten met de 15 uitstroom van de lucht door het luchtpad 32 in het rooster 30.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Een doel van de onderhavige uitvinding is om ten 20 minste de bovengenoemde problemen en/of nadelen op te heffen en ten minste de hieronder beschreven voordelen te verschaffen.

Derhalve is een doel van de onderhavige uitvinding om de voorgaande problemen op te lossen door een stofop-25 vang- inrichting van het cycloontype te verschaffen voor een stofzuiger die in staat is om het afscheiden van schone lucht van vervuilde lucht te maximaliseren door een rooster te doen draaien dat helpt in het voorkomen dat stof ontsnapt van een stof- opvanginrichting.

30 Het voorgaande en andere doelstellingen en voorde len worden verwezenlijkt door het verschaffen van een stof-opvang-inrichting van het cycloontype voor een stofzuiger voorzien van: een cycloonlichaam met een luchtinlaat en een luchtuitlaat, voor het vormen van een wervelende lucht-35 stroom van lucht beladen met vuil die door de luchtinlaat naar binnen wordt gezogen; een stofopvang die verwijderbaar is verbonden met een cycloonlichaam om stof en vuil op te 1024302 I vangen dat is afgescheiden door de lucht door een centrifu- I gaalkracht van de wervelende luchtstroom in het cycloonli- chaam; een rooster dat is aangebracht aan de luchtuitlaat I binnen het cycloonlichaam om te voorkomen dat stof en vuil I 5 dat is afgescheiden van de lucht door de luchtuitlaat I stroomt; en een middel voor het ondersteunen van rooster- I draaiing die ondersteunt dat het rooster draait door de I wervelende lucht in het cycloonlichaam.

Het cycloonlichaam is voorzien van: een cilin- I 10 drisch hoofdlichaam voorzien van een zijoppervlak waarop de I lucht-inlaat is aangebracht en een bovenoppervlak waarop de I lucht-uitlaat is aangebracht; en een deksel dat verwijder- I baar is verbonden met het bovenoppervlak van het cilindri- I sche hoofd-lichaam, waarbij een luchtinlaatbuis die verbon- I 15 den is aan een luchtinlaatpad van het hoofdstofzuigerhuis I is aangebracht in de luchtinlaat en een luchtuitlaatbuis I die is verbonden met een luchtuitpad van het stofzuigerli- I chaam is aangebracht ongeveer in het midden van het deksel.

I Het cilindrische hoofdlichaam en deksel zijn ver- 20 wijderbaar met elkaar verbonden door spiraaivormige verbin- I dingsmechanismen die respectievelijk zijn aangebracht op de I overeenkomstige oppervlakken van elkaar voor verbinding.

I Het rooster is voorzien van: een roosterlichaam; en een veelvoud van luchtpad onderdelen die zijn aange- I 25 bracht aan een buitenomtrek van het roosterlichaam in een I vooraf bepaalde hellingshoek, om een luchtdoorlaat te vor- I men naar de luchtuitlaat.

I Bij voorkeur kan het rooster verder zijn voorzien van: een blokkeeronderdeel voor vuil dat is aangebracht aan I 30 een onderste deel van het roosterlichaam.

I Het middel voor het steunen en draaien van het rooster is voorzien van: een steundeel, ondersteunt om te I worden geplaatst bij het midden van de luchtuitlaat van het I cilindrische hoofdlichaam door een veelvoud van ribben die I 35 uitsteken vanuit een binnenoppervlak van de luchtuitlaat; I en een draaiend deel waarvan één uiteinde draaiend wordt I ondersteund door het aanbrengen van een lager en het andere - 5 - eind aangedreven wordt door het rooster dat aan het onderste deel van het rooster moet worden geschroefd.

Volgens de stofopvanginrichting van het cycloonty-pe in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, is een 5 filtersamenstelling voor fijn stof aangebracht tussen het bovenoppervlak van het cilindrische hoofdlichaam en het deksel om fijn stof te filteren.

De filtersamenstelling voor het fijne stof is voorzien van: een filter voor fijn stof; en een filterframe 10 met een onderste deel als roosterstructuur, om het fijne stoffilter te ontvangen en te ondersteunen.

Bij voorkeur is het bovenoppervlak van het cilindrische hoofdlichaam gevormd om schuin af te lopen van buiten naar binnen.

15 Extra voordelen, doelstellingen en eigenschappen van de onderhavige uitvinding zullen ten dele worden beschreven in de beschrijving die volgt en ten dele duidelijk worden voor deskundigen na het bestuderen van het volgende of kan uit de praktijk van de onderhavige uitvinding worden 20 geleerd. De doelen en voordelen van de onderhavige uitvinding kunnen worden verwezenlijkt en verkregen zoals in het bijzonder aangegeven in de bijgevoegde conclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN.

25 De onderhavige uitvinding zal in detail worden be schreven met verwijzing naar de volgende tekeningen waarin dezelfde verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen waarin:

Fig. 1 een plofbeeld is in perspectief dat een 30 conventioneel stofopvanginrichting van het cycloontype toont en een bijbehorende stofzuiger;

Fig. 2 een aanzicht in doorsnede is van de stof-opvanginrichting van het cycloontype volgens Fig. 1 na samenstelling en installatie; 35 Fig. 3 een plofbeeld is in perspectief van een stofopvanginrichting van het cycloontype in overeenstemming 1024302 I - 6 - I met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding vóór I samenstelling; I Fig. 4 een dwarsdoorsnede is die de stofopvang- I inrichting van het cycloontype toont van Fig. 3 né samen- I 5 stelling;

Fig. 5 een plofbeeld is in perspectief van de I stof- opvanginrichting van het cycloontype van Fig. 3 vóór I het installeren in een stofzuiger.

I Fig. 6 is een bovenaanzicht in dwarsdoorsnede van I 10 de stofopvanginrichting van het cycloontype volgens Fig. 3 I genomen langs de lijn 6-6.

I Fig. 7 is een vergroot aanzicht van een luchtpad I onderdeel van de stofopvanginrichting van het cycloontype I van Fig. 3.

I 15 I GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE ÜITVOERINGSVOR-

I MEN

Zoals getoond in Fig. 3 en 4 is een stofopvangin- richting van het cycloontype voor een stofzuiger in over- 20 eenstemming met een uitvoeringsvorm van de onderhavige uit- vinding voorzien van een cycloonlichaam 50, een stofopvang 60, een rooster 70 en een middel voor het draaien en onder- I steunen van het rooster 80.

I Het cycloonlichaam 50 is voorzien van een cilin- I 25 drisch hoofdlichaam 51 en een deksel 52 dat verwijderbaar I is verbonden aan het cilindrische hoofdlichaam 51. Cilin- drisch hoofdlichaam 51 is voorzien van een zijoppervlak 51a I en een bovenoppervlak 51b. Aan één zijde van het zijopper- I vlak 51a is een luchtinlaat aangebracht, en bij ongeveer 30 het midden vein het bovenoppervlak 51b is een luchtuitlaat I aangebracht. Een luchtinlaatbuis 53 is verbonden met de I luchtinlaat, die ook is verbonden met een luchtinlaatpad I 210 (zie Fig. 5) van een stofzuigerhuis 200. Een luchtuit- laatbuis 54 is verbonden met de luchtuitlaat bij ongeveer I 35 het midden van het deksel 52, dat ook is verbonden met een I luchtuitlaatpad 220 (zie Fig. 5) van het hoofdstofzuiger- I huis 200.

- 7 -

Tijdens de werking wordt met vuil beladen lucht door een zuigborstel 300 naar binnen gezogen (zie Fig. 5) in het cycloonlichaam 50 in een tangentiële richting door het luchtinlaatpad 210 en luchtinlaatbuis 53. Bij dit pro-5 ces wordt een luchtwerveling gevormd in het cycloonlichaam 50, en het stof en het vuil dat zich in de luchtwerveling bevindt wordt gescheiden van de lucht door de centrifugale kracht van de luchtwerveling en zo wordt de schone lucht naar buiten uitgestoten door de luchtuitlaatbuis 54, het 10 luchtuitlaatpad 220 en een motoraandrijfkamer 310 (zie Fig.

5) .

De stofopvang 60 is verwijderbaar verbonden met een bodem van het cycloonlichaam 50 en ontvangt het stof en het vuil dat van de lucht is afgescheiden door de luchtwer-15 veling in het cycloonlichaam 50. De stofopvang 60 kan zijn voorzien van een handvat om het eenvoudig hanteren mogelijk te maken. Wanneer de stofopvang 60 vol is, kan de stofopvang 60 van het cycloonlichaam 50 worden afgescheiden om de stofopvang 60 te ledigen.

20 Het rooster 70 is aangebracht aan de luchtuitlaat in het cycloonlichaam 50 om het afscheiden van vuil en stof te ondersteunen dat is afgescheiden van de luchtwerveling en te voorkomen dat dit door de luchtuitlaat stroomt. Rooster 70 is voorzien van een roosterlichaam 31 en een veel-25 voud van luchtpad onderdelen 72 die zijn aangebracht in een buitenomtrek van het roosterlichaam 71 dat luchtdoorlaten vormt naar de luchtuitlaat.

In sommige uitvoeringsvormen is het middel voor het ondersteunen en doen draaien van het rooster 80 voor-30 zien van een steundeel 81 en een draaideel 82. Het steun-deel 91 is aangebracht bij een midden van de luchtuitlaat van het cilindrische hoofdlichaam en wordt ondersteund door een veelvoud van ribben 81a die uitsteken vanuit een bin-nenoppervlak van de luchtuitlaat. Het draaiend deel 82 35 wordt aan één uiteinde draaibaar ondersteund door het aanbrengen van een lager. Het andere uiteinde strekt zich uit door het rooster 70 en is bevestigd aan rooster 70 aan een 1 η Ί 4 :¾ 0 2 I - 8 - I onderste deel van rooster 70 door middel van een schroef I 84. Het rooster 70 draait derhalve met het draaiend deel 82 I ten opzichte van het ondersteunende deel 81 door de werve- I lende luchtstroom die is gevormd in het cycloonlichaam 50.

I 5 Het draaien van het rooster 70 helpt om te voorkomen dat I het stof en het vuil door de luchtdoorgang van het rooster I 70 stroomt.

I In de stofopvanginrichting van het cycloontype 70 volgens de onderhavige uitvinding, kan het rooster 70 ge- I 10 schikt zijn om een roosterlichaam 71 te omvatten, waarbij I een veelvoud van luchtpad onderdelen 72 zijn aangebracht in I een vooraf bepaalde hellingshoek om een luchtdoorgang te vormen naar de luchtuitlaat en een vuilblokkerend deel 73 aangebracht aan het onderste deel van het roosterlichaam I 15 71.

I Figuren 6 en 7 tonen in detail de hellingshoek die I de voorkeur verdient en de verhouding tot de luchtwerve- ling. Met vuil beladen lucht 302 wordt naar binnen gezogen I door de luchtinlaatbuis 53 in een tangentiële richting. Zo- I 20 als boven is besproken, veroorzaakt dit het vormen van een I wervelende luchtstroom 304 binnen het cilindrische hoofdli- chaam 51. In de uitvoeringsvorm die is getoond in figuur 6, draait de wervelende luchtstroom 304 binnen het cilindri- I sche hoofdlichaam 51 in de richting van de klok.

H 25 Bij voorkeur zijn luchtpad onderdelen 72 aange- bracht op het roosterlichaam 71 op een manier die de kans minimaliseert dat stof en ander vuil door rooster 70 gaan.

H Figuur 7 toont een vergroot aanzicht van twee naast elkaar I liggende luchtpad onderdelen 312 en 314. Luchtpad onderdeel 30 314 heeft een voorrand 316 en een achterrand 318. Voorrand I 316 is de eerste rand van het luchtpad onderdeel 314 die de wervelende luchtstroom 304 tegenkomt. Met andere woorden, voorrand 316 bevindt zich bovenstrooms van achterrand 318.

Bij voorkeur is voorrand 316 verbonden aan roosterlichaam 35 71 en achterrand 318 is aangebracht zowel radiaal buiten en in de omtreksrichting benedenstrooms van voorrand 316.

- 9 -

Met deze samenstelling is een hellingshoek 310 gevormd. Hellingshoek 310 is de hoek tussen een locale raaklijn 308 en een luchtpad onderdeel 314. Locale raaklijn 308 is een lijn die loodrecht staat op een straal 306 die zich 5 uitstrekt van het geometrisch midden van rooster 70 naar het luchtpad onderdeel 314. Elk luchtpad onderdeel dat een hellingshoek heeft wordt hellend genoemd. Deze hellingshoek 310 kan worden aangepast voor diverse ontwerpdoelstellin-gen. Bijvoorbeeld als de hellingshoek 310 verminderd zal 10 worden, zou dat de mogelijkheden van rooster 70 vergroten om vuil af te scheiden van de lucht, maar zou ook het vereiste vermogen vergroten om de lucht door rooster 70 te zuigen. Als de hellingshoek 310 wordt vergroot, zou dat de scheidingsefficiëntie van rooster 70 verminderen, maar er 15 zou minder vermogen noodzakelijk zijn om de lucht door rooster 70 te zuigen. Met deze verschillende factoren als gegeven, kan een passende hellingshoek worden gekozen, die het best past bij bepaalde ontwerpdoelstellingen.

De draaiende eigenschap van het rooster en de ei-20 genschap van het hellende luchtpad kunnen zelfstandig worden gebruikt of in combinatie met elkaar.

Zoals het beste is te zien in figuur 4, heeft vuilblokkerend deel 73 de vorm van een afgeknotte kegel met een vergroot onderste deel waarvan de diameter toeneemt in 25 neerwaartse richting. Deze vorm kan de oorzaak zijn dat vuil dat is verzameld in de stofopvang 60, dat zweeft in de zich opwaarts bewegende luchtstroom, van richting wordt veranderd door het vuilblokkerend deel 73, en daardoor in de stofopvang 60 valt.

30 De stofopvanginrichting van het cycloontype voor de stofzuiger in overeenstemming met de onderhavige uitvinding is verder voorzien van een filtersamenstelling 90 voor fijne stof dat is aangebracht tussen het cilindrische hoofdlichaam 51 en deksel 52 van het cycloonlichaam 50, om 35 het fijne stof te filteren dat niet is verwijderd door het rooster 70.

1o? a%t\7 I -ιοί De filtersamenstelling 90 voor het fijne stof is I voorzien van een fijn stoffilter 91 zoals een spons of an- I der poreus materiaal en een filterframe 92 met een onderste I roosterstructuur, om het fijne stoffilter 91 te ontvangen I 5 en te ondersteunen. De filtersamenstelling 90 voor het fij- I ne stof filtert het fijne stof dat door het rooster 70 is I gegaan en voorkomt dat dit fijne stof ontsnapt uit het ci- I lindrische hoofdlichaam 51. Het bovenoppervlak 51b is bij I voorkeur hellend naar beneden gevormd vanuit de radiale I 10 buitenomtrek naar een middendeel, zodat het fijne stof, dat is gefilterd door de filtersamenstelling 90 voor het fijne stof, naar beneden valt naar de stofopvang 60 in plaats van I te blijven tussen het bovenoppervlak 51b van het cilin- I drische hoofdlichaam 51 en de filtersamenstelling voor het I 15 fijne stof 90.

De bovenbeschreven stofopvanginrichting van het I cycloontype voor een stofzuiger kan worden geïnstalleerd in I een stofzuigerhuis 200, zoals is getoond in Fig. 5, zodat I de luchtinlaatbuis 53 en de luchtuitlaatbuis 54 van het cy- I 20 cloonlichaam 50 respectievelijk zijn verbonden met het luchtinlaatpad 210 en het luchtuitlaatpad 220 van stofzui- I gerhuis 200.

I Tijdens de werking wordt een zuigkracht opgewekt I bij de zuigborstel 300 aangedreven door een motor (niet- I 25 getoond) in motorkamer 310. De opgewekte zuigkracht zuigt met vuil beladen lucht van een te reinigen oppervlak in het I cycloonlichaam 50 door de zuigborstel 300, luchtinlaatpad 210 en luchtinlaatbuis 53. De naar binnen gezogen lucht I wordt geleid door de luchtinlaatbuis 53 langs een binnenom- I 30 trek van het cycloonlichaam 50 in een scheve richting. Dit I helpt om een wervelende luchtstroom te vormen, en het stof I en vuil in de lucht worden afgescheiden door een centifu- I gaalkracht die wordt opgewekt door de werveling en wordt I verzameld in de stofopvang 60. Daarna wordt schone lucht I 35 naar buiten uitgestoten door de luchtdoorgang van rooster I 70, luchtuitlaatbuis 54, luchtuitlaatpad 220 en door motor- I kamer 310. Met deze samenstelling ontsnappen stof en vuil - 11 - zelden door luchtuitlaten van het rooster 70. Echter zelfs wanneer het fijne stof, dat niet door het rooster 70 is afgescheiden, wordt uitgestoten door de luchtdoorgang van het rooster 70, wordt het fijne stof in tweede instantie gefil-5 terd door de filtersamenstelling voor het fijne stof 90 (zie Fig. 4), waardoor de hoeveelheid verzamelde stof verbetert .

Volgens de onderhavige uitvinding die hierboven is beschreven, worden stof en vuil uit de lucht afgescheiden 10 door de centrifugaalkracht terwijl het rooster draait om te voorkomen dat stof en vuil door het rooster stroomt, derhalve stromen stof en vuil nauwelijks door de luchtdoorgangen van het rooster.

Verder, zelfs wanneer het fijne stof door de 15 luchtdoorgang van het rooster stroomt, wordt het fijne stof in tweede instantie gefilterd door de filtersamenstelling voor het fijne stof, waardoor de kwaliteit van het opvangen van het stof en ook de efficiëntie van het schoonmaken wordt verbeterd.

20 Hoewel de onderhavige uitvinding is getoond en be schreven met verwijzing naar bepaalde voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, zal het door deskundigen worden begrepen dat verschillende wijzigingen in vorm en detail daarin kunnen worden uitgevoerd zonder af te wijken van de geest en 25 reikwijdte van de onderhavige uitvinding zoals gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies.

De hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en voordelen dienen hoofdzakelijk als voorbeeld en moeten niet worden opgevat tot beperking van de onderhavige uitvinding. 30 Hetgeen hier is beschreven kan direct worden toegepast op andere soorten inrichtingen. De beschrijving van de onderhavige uitvinding is illustratief bedoeld en niet tot beperking van de reikwijdte van de conclusies. Vele alternatieven, wijzigingen en variaties zullen duidelijk zijn voor 35 deskundigen. In de conclusies zijn middelen-plus-functie clausules bedoeld om de hier beschreven constructies te omvatten als de genoemde functies uitvoerend en omvatten niet 1024302 I - 12 - I alleen constructieve equivalenten maar ook equivalente con- I structies.

Claims

1. Stofopvanginrichting van het cycloontype voor een stofzuiger voorzien van: een cycloonlichaam met een luchtinlaat en een luchtuitlaat, geschikt om een luchtwerveling te vormen van 5 met vuil beladen lucht die door de luchtinlaat naar binnen wordt gezogen; een stofopvang die verwijderbaar is verbonden met het cycloonlichaam bedoeld om stof en vuil te ontvangen dat is afgescheiden van de lucht door een centrifugaalkracht 10 van de luchtwerveling in het cycloonlichaam; een rooster dat is aangebracht bij de luchtuitlaat binnen het cycloonlichaam om te voorkomen dat stof en vuil dat van de lucht is afgescheiden door de luchtuitlaat stroomt; en een middel voor het ondersteunen en draaien van 15 het rooster om het rooster te ondersteunen en het te laten draaien door de wervelende luchtstroom in het cycloonlichaam.

2. Stofopvanginrichting van het cycloontype volgens conclusie 1, waarbij het cycloonlichaam is voorzien 20 van: een cilindrisch hoofdlichaam met een zijoppervlak waarop de luchtinlaat is aangebracht en een bovenoppervlak waarop de luchtuitlaat is aangebracht; en een deksel dat verwijderbaar is verbonden met het 25 bovenoppervlak van het cilindrische hoofdlichaam, waarbij een luchtinlaatbuis is aangebracht voor de verbinding met een luchtinlaatpad van het stofzuigerhuis, en een luchtuitlaatbuis is aangebracht voor de verbinding met een luchtuitlaatpad van het stofzuigerhuis, waarbij de 30 lucht-uitlaat en ook de buis zijn aangebracht ongeveer bij het midden van het deksel.

3. Stofopvanginrichting van het cycloontype volgens conclusie 2, waarbij het cilindrische hoofdlichaam en deksel verwijderbaar met elkaar zijn verbonden door spi- 1024302 I - 14 - I raalverbindingsmechanismen die respectievelijk zijn aange- I bracht op de bijbehorende oppervlakken van elkaar voor ver- I binding.

4. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- 5 gens conclusie 2, waarbij het rooster is voorzien van: I een roosterlichaam; en een veelvoud van luchtpad onderdelen die zijn aan- I gebracht aan een buitenomtrek van het roosterlichaam met een vooraf bepaalde hellingshoek om een luchtdoorlaat te I 10 vormen naar de luchtuitlaat.

5. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- gens conclusie 2, waarbij het rooster is voorzien van: I een roosterlichaam; I een veelvoud van luchtpad onderdelen die zijn aan- I 15 gebracht aan een buitenomtrek van het roosterlichaam in een I vooraf bepaalde hellingshoek om een luchtdoorlaat te vormen I naar de luchtuitlaat; en I een vuilblokkerend deel dat is aangebracht aan het I onderste deel van het roosterlichaam. I 20

6. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- I gens conclusie 2, waarbij het middel voor het draaien en I ondersteunen van het rooster is voorzien van: I een steundeel dat is aangebracht in het midden van I de luchtuitlaat van het cilindrische hoofdlichaam door een I 25 veelvoud van ribben die vanuit een binnenoppervlak van de I luchtuitlaat uitsteken; en waarbij een draaiend deel is I voorzien van een eerste uiteinde dat draaibaar wordt onder- I steund door het aanbrengen van een lager en van een tweede I uiteinde dat uitsteekt door het rooster en is bevestigd aan I 30 een onderste deel van het rooster.

7. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- I gens conclusie 2, waarin een filtersamenstelling voor fijn I stof is aangebracht tussen het bovenoppervlak van het ci- I lindrische hoofdlichaam en deksel om fijne stof te filte- I 35 ren. - 15 -

8. Stofopvanginrichting van het cycloontype volgens conclusie 7, waarin de filtersamenstelling voor het fijne stof is voorzien van: een fijn stoffilter; en 5 een filterframe met een onderste roosterconstruc- tie, om het fijne stoffilter te ontvangen en te ondersteunen.

9. Stofopvanginrichting van het cycloontype volgens conclusie 7, waarin het bovenoppervlak van het cilin- 10 drische hoofdlichaam schuin naar beneden loopt van een radiale buitenomtrek naar een middendeel.

10. Stofopvanginrichting van het cycloontype geschikt voor gebruik in een stofzuiger en voorzien van: een cycloonlichaam met een luchtinlaat en een 15 luchtuitlaat, geschikt om een wervelende luchtstroom te vormen van met stof beladen lucht die naar binnen wordt gezogen door de luchtinlaat; een stof opvang die verwijderbaar is verbonden met het cycloonlichaam bedoeld om stof en vuil te ontvangen die 20 is afgescheiden van de lucht; een rooster aangebracht nabij de luchtuitlaat en binnen het cycloonlichaam; waarbij het rooster is voorzien van ten minste één luchtpad onderdeel; en 25 waarin het luchtpad onderdeel hellend is.

11. Stofopvanginrichting van het cycloontype volgens conclusie 10, waarin een voorrand van het luchtpad onderdeel radiaal binnen de achterrand van het luchtpad onderdeel is aangebracht.

12. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol gens conclusie 10, waarbij het rooster draait.

13. Stofopvanginrichting van het cycloontype volgens conclusie 12, waarbij de wervelende luchtstroom het rooster laat draaien in de richting die overeenkomt met de 35 draairichting van de wervelende luchtstroom.

14. Stofopvanginrichting van het cycloontype volgens conclusie 12, verder voorzien van een draaiend deel - r\ o a o n 9 I - 16 - I dat aan het eerste uiteinde is voorzien van een lager en I waarvan het tweede uiteinde stijf is verbonden met het rooster.

15. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- I 5 gens conclusie 14, waarbij het lager ook is verbonden met I een steundeel dat is verbonden aan het cycloonlichaam.

16. Stofopvanginrichting van het cycloontype ge- I schikt voor gebruik met een stofzuiger en voorzien van: I middelen om een luchtwerveling te vormen van met I 10 vuil beladen lucht; I middelen om stof en vuil te ontvangen dat is afge- I scheiden van de lucht door een centrifugaalkracht van de I luchtwerveling; en I middelen om een rooster te laten draaien dat bin- I 15 nen een cycloonlichaam is aangebracht.

17. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- I gens conclusie 16, verder voorzien van middelen om het I draaiende rooster te ondersteunen.

18. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- I 20 gens conclusie 16, verder voorzien van een middel voor het filteren van fijn stof.

19. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- gens conclusie 16, verder voorzien van een middel om fijn I stof in een stofopvang te laten vallen. I 25

20. Stofopvanginrichting van het cycloontype vol- I gens conclusie 16, verder voorzien van een middel om stro- I men langs het draaiende rooster te minimaliseren.