NL1007674C2 - Inrichting voor het verzamelen van geoogste biologische producten. - Google Patents

Description

*

Titel: Inrichting voor het verzamelen van geoogste biologische producten.

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het verzamelen 5 van geoogste biologische producten zoals snijbloemen.

Biologische producten, zoals snijbloemen, worden veelal in langgerekte bedden geteeld. Tussen deze bedden zijn paden aangebracht om de biologische producten die geoogst kunnen worden vanaf die paden te 10 kunnen bereiken. Om de teeltomstandigheden, bijvoorbeeld in kassen, zo gunstig mogelijk te houden, is het van belang dat de planten zo goed mogelijk verdeeld worden over de beschikbare ruimte in de kassen. Daarom is het gewenst dat de genoemde paden tussen de bedden zo smal mogelijk gehouden worden.

15

Bij het oogsten van zeer gevoelige biologische producten, zoals bijvoorbeeld anthuriums, orchideeën en vergelijkbare snijbloemen, loopt men het risico, dat bij zeer smalle paden tussen de bedden (ideaal vanwege de teeltomstandigheden) nog niet geoogste producten 20 door een inrichting worden geraakt waarin de geoogste producten worden verzameld, en daardoor onherstelbaar worden beschadigd.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een inrichting, die wordt gebruikt bij het oogsten van zeer kwetsbare 25 biologische producten vanaf een pad tussen twee naast elkaar gelegen bedden, zonder dat men daarbij het risico loopt dat die inriching zelf de nog niet geoogste producten raakt en beschadigt.

Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding bereikt doordat de 30 inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat: - een carrousellichaam, dat in horizontale richting verplaatsbaar is, een aantal bloemenhouders, die zodanig bevestigd zijn aan het carrousellichaam, dat zij zowel tussen een ruststand en een 35 werkstand verticaal verplaatst als om een verticale as geroteerd kunnen worden.

Het voordeel van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is, dat slechts een klein gedeelte van de inrichting, namelijk de in de 1007674 2 werkstand gebrachte bloemenhouder, zich tussen de planten van de naast elkaar gelegen bedden bevindt. Het merendeel van de inrichting bevindt zich boven de planten, in de ruststand. Het grootste volume van de inrichting kan daardoor de planten en de te oogsten biologische 5 producten niet raken noch beschadigen.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt verbeterd doordat de bloemenhouders met behulp van zwenkarmen aan het carrousellichaam zijn bevestigd.

10 Het effect hiervan is dat de inrichting volgens de onderhavige uitvinding bijzonder eenvoudig is te construeren.

Bovendien is het voordelig, dat de bloemenhouders losneembaar aan het carrousellichaam of aan de zwenkarmen zijn bevestigd.

15 Doorgaans zal de oogstir richting als een geheel naar een verwerkingsruimte worden afgevoerd, maar door het afneembaar maken van de bloemenhouders kunnen deze naar keuze inclusief de daarin geplaatste geoogste bloemen, van het carrousellichaam afgenomen en afzonderlijk naar een verwerkingsinrichting of -ruimte verplaatst 20 worden. Bovendien is het belangrijk dat in de bloemenhouders tijdens het oogsten een zekere hoeveelheid water wordt gedaan. Dit gebeurt om te voorkomen dat de geoogste bloemen kunnen verdrogen. De bloemenhouders kunnen dus onafhankelijk van de inrichting naar een plaats worden gebracht om gedeeltelijk te worden gevuld met water.

25

Een bijkomend voordeel van de losneembaarheid is, dat de bloemenhouders onafhankelijk van de carrousel gereinigd kunnen worden.

Verder is het voordelig dat de zwenkarmen in de ruststand (A) 30 vergrendelbaar zijn. Het is daarbij voordelig dat die vergrendeling wordt gevormd door een pal die in en uit een in het carrousellichaam aangebrachte uitsparing beweegbaar is.

Het effect van deze maatregelen is dat de bloemenhouders in de hogere ruststand geplaatst kunnen worden zonder het risico dat de 35 bloemenhouders ongewenst omlaag bewegen naar de werkstand, en daarbij de planten of de te oogsten producten beschadigen.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is bij voorkeur 1007674 3 bevestigd op een in horizontale richting verplaatsbaar voertuig.

Het voordeel hiervan is dat de inrichting als geheel, bijvoorbeeld op eigen kracht, tussen naast elkaar gelegen bedden kan bewegen.

5 De inrichting wordt verder verbeterd doordat dat voertuig is voorzien van wielen, en de spoorbreedte van die wielen is afgestemd op in horizontale richting aangebrachte wielgeleidingen. Daarbij is het voordelig dat de wielgeleidingen buizen zijn van een verwarmingssysteem.

10 Het voordeel hiervan is dat voor de voortbeweging van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding geen speciale wielgeleidingen behoeven te worden aangelegd, maar dat bestaande verwarmingsbuizen voor dit doel kunnen worden benut.

15 In een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het mogelijk dat het carrousellichaam aan de bovenzijde daarvan voorzien is van geleidingsmiddelen, met behulp waarvan de carrousel verplaatsbaar bevestigd kan worden aan een in horizontale richting aangebrachte leiding.

20 Het voordeel hiervan is dat wanneer de ruimte tussen twee naast elkaar gelegen bedden te beperkt is voor het laten rijden van een voertuig, de carrousel volgens de onderhavige uitvinding in zijn geheel boven de planten verplaatst kan worden.

25 Het is daarbij voordelig dat de geleiding een buis is van een verwarmingssysteem. Door hiervoor bijvoorbeeld een reeds aanwezige hoog geplaatste verwarmingsbuis te gebruiken, hoeft voor dit doel geen speciale leiding te worden aangelegd.

30 De uitvinding zal hieronder worden beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm toont van de carrousel volgens de onderhavige uitvinding, bevestigd op een voertuig, 35

Figuur 2 een detailtekening is van de zwenkarmen van de carrousel,

De figuren 3~5 de vergrendeling tonen van de zwenkarm in de 1007674 4 rustpositie daarvan.

In figuur 1 is een mogelijke uitvoeringsvorm te zien van de carrousel 1 volgens de onderhavige uitvinding. De carrousel 1 is opgebouwd uit 5 een carrousellichaam 2 waaraan een aantal zwenkarmen 3 Is bevestigd. Aan het vrije einde van de zwenkarmen 3 zijn bloemenhouders 4 bevestigd. Deze bloemenhouders ^ zijn losneembaar geplaatst in opneemorganen 5· De zwenkarmen 3. en daarmee de aan het uiteinde daarvan bevestigde bloemenhouders zijn vanuit een rustpositie A 10 verticaal omlaag te bewegen naar een werkpositie B. De carrousel 1 is bovendien ten opzichte van de verticale hartlijn door het carrousellichaam 2 te roteren in de richting C.

In figuur 1 is het geval weergegeven dat de carrousel 1 geplaatst is 15 op een voertuig 10. Het voertuig 10 is voorzien van wielen 11 waarmee het voertuig 10 in horizontale richting verplaatsbaar is langs geleidingen 12. De aandrijving van het voertuig kan plaatsvinden met behulp van accus 13· Het voertuig 10 is bovendien voorzien van zwenkwielen 15.

20

De werking van de carrousel 1 geplaatst op een voertuig 10 is als volgt: bij het oogsten van bijvoorbeeld kwetsbare bloemen, zoals anthuriums, orchideeën en dergelijke, beweegt een gebruiker de carrousel 1 met behulp van het voertuig 10 tussen twee bloemenbedden 25 in. Tussen de bloemenbedden zijn doorgaans paden aangebracht waar onder andere verwarmingsleidingen zijn geplaatst. Deze verwarmingsleidingen zijn tevens te gebruiken als geleidingen 12 voor de wielen 11 van het voertuig 10. In de tussenruimte tussen twee bloemenbedden beweegt de gebruiker de bloemencarrousel 1 met behulp i 30 van het voertuig 10 voor zich uit of achter zich aan. De gebruiker zal één van de bloemenhouders 4 met behulp van een zwenkarm 3 vanuit de ruststand A naar de gebruikersstand B bewegen. Daarbij zijn de afmetingen van de zwenkarmen 3 zodanig dat de gebruiker de geoogste bloemen eenvoudig in de omlaag gebrachte houder 4 kan plaatsen, 35 terwijl de overige houders 4 zich ruim boven de nog niet geoogste bloemen bevinden. Terwijl de carrousel 1 door de bediener tussen de • naast elkaar gelegen bloemenbedden wordt bewogen met behulp van het voertuig 10, kan de bediener de geoogste bloemen dus in de omlaag 1007674 5 gebrachte houder 4 plaatsen zonder het gevaar dat de overige houders in contact komen met de kwetsbare niet geoogste bloemen. Om ervoor te zorgen dat de bloemen tijdens het oogsten niet verdrogen, zal in de houders 4 doorgaans een zekere hoeveelheid water aangebracht zijn.

5

Wanneer een in de werkstand bewogen houder 4 vol zit met bloemen, wordt deze door de bediener met behulp van de zwenkarm 3 In de rustpositie A bewogen. De bediener zal de carrousel 1 vervolgens draaien in de richting C om zo een lege houder 4 voor te draaien en in 10 de werkstand B te kunnen bewegen. Aangezien de houders 4 zich bij het roteren allen in de ruststand A bevinden, loopt de bediener hierbij niet het risico dat hij met het voorbrengen van een lege houder 4 de kwetsbare, nog niet geoogste bloemen beschadigt.

15 Wanneer alle houders 4 vol zitten met bloemen, of wanneer het einde van een pad tussen twee bloemenbedden wordt bereikt, kan het voertuig 10 van de geleidingsbuizen 12 worden afbewogen. Daarbij zullen de zwenkwielen 15 van het voertuig 10 contact maken met de grond. Met behulp van deze zwenkwielen kan het voertuig 10 vervolgens in elke 20 gewenste richting bewogen worden (bijvoorbeeld tussen twee andere bloemenbedden). Het kan voordelig zijn een met bloemen gevulde carrousel in zijn geheel naar een verwerkingsruimte te verplaatsen. Daardoor wordt het risico dat de bloemen, bijvoorbeeld door het overplaatsen in een andere inrichting, op weg naar de 25 verwerkingseenheid alsnog worden beschadigd, vermeden.

Ook is het mogelijk dat volle bloemenhouders 4 van de carrousel 1 worden afgenomen en bijvoorbeeld met behulp van een transportinrichting (niet weergegeven) naar een verwerkruimte worden vervoerd. De volle bloemenhouders 4 worden vervolgens vervangen door 30 lege houders k en de bediener kan de carrousel 1 vervolgens opnieuw in stelling brengen.

In figuur 2 zijn in detail twee zwenkarmen 3 weergegeven, met daaraan een bloemenhouder 4. Twee zwenkorganen 20 vormen samen met een 35 gedeelte van het houderorgaan 5 en een gedeelte van het carrousellichaam 2 een parallellogram. Door deze constructie zal het ondervlak van het houderopneemorgaan 5 tijdens het zwenken van de zwenkarm 3 omhoog of omlaag, horizontaal ten opzichte van de grond 1007674 6 blijven.

In de rechterzijde van figuur 2 is het geval weergegeven dat de zwenkarm 3 zich in de rustpositie A bevindt. Een pal 21 aangebracht in een zwenkorgaan 20 is daarbij opgesloten in een uitsparing 22, 5 aangebracht in het carrousellichaam 2.

In de linkerzijde van figuur 1 is het geval weergegeven dat de zwenkarm 3 zich in de werkstand B bevindt. De pal 21 is daarbij uit de uitsparing 22 in het carrousellichaam 2 bewogen. Een mogelijke uitvoering van deze vergrendeling wordt toegelicht aan de hand van de 10 figuren 3. 4 en 5· i; In figuur 2 is (in streeplijnen) de verdere mogelijkheid weergegeven dat de carrousel 1 aan de bovenzijde daarvan voorzien is van geleidingsmiddelen 25. Met behulp van deze geleidingsmiddelen 25 is een carrousel 1 bijvoorbeeld op te hangen aan een geleidingsrail of -15 buis die is aangebracht boven een bloemenbed. Een dergelijke geleiding ! of buis 26 kan bijvoorbeeld gevormd worden door een verwarmingsbuis in een kas.

In de figuren 3» 4 en 5 is een vergrendelmechanisme weergegeven voor 20 de vergrendeling van de pal 21 in de uitsparing 22 aangebracht in het carrousellichaam 2. In de figuur 3 is het geval weergegeven dat de pal i 21 zich bevindt onder in de uitsparing 22 (de zwenkarm 3 bevindt zich in de ruststand A). Wanneer de zwenkarm 3 vanuit de ruststand A verder i omhoog wordt bewogen zal de pal 21 omhoog bewegen naar het uiteinde 25 van de uitsparing 22. Wanneer de zwenkarm 3 voldoende omhoog wordt bewogen zal de pal 21 het uitsteeksel 31 aan de grendel 30 in h verticale richting passeren (zie figuur 4). Wanneer de zwenkarm 3 vervolgens omlaag wordt bewogen, en dus ook de pal 21 omlaag wordt bewogen, zal het uitsteeksel 31 voorkomen dat de pal 21 bij de 30 neergaande beweging terug kan glijden in de uitsparing 22 in het .1 carrousellichaam 2. Het carrousellichaam 2 is daartoe bovendien voorzien van een aanslag 50 om ervoor te zorgen dat de grendel 30 niet I te ver kan doorzwenken.

35 Wanneer de pal 21 vervolgens opnieuw omhoog wordt bewogen, zal de pal 21 niet belemmerd worden door het uitsteeksel 31 en in de uitsparing 22 kunnen glijden (figuur 3)· * 1007674

Claims (10)

1. Inrichting voor het verzamelen van geoogste biologische producten zoals snijbloemen, gekenmerkt door 5. een carrousellichaam (2), dat in horizontale richting verplaatsbaar is, - een aantal bloemenhouders (4), die zodanig bevestigd zijn aan het carrousellichaam (2), dat zij (4) zowel tussen een ruststand (A) en een werkstand (B) verticaal verplaatst als om een verticale as 10 geroteerd kunnen worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bloemenhouders (4) met behulp van zwenkarmen (3) aan het carrousellichaam (2) zijn bevestigd. 15

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bloemenhouders (4) losneembaar aan het carrousellichaam (2) of aan de zwenkarmen (3) zijn bevestigd.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3. met het kenmerk, dat de zwenkarmen (3) in de ruststand (A) vergrendelbaar zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat die vergrendeling wordt gevormd door een pal (21) die in en uit een in het 25 carrousellichaam (2) aangebrachte uitsparing (22) beweegbaar is.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1 t/m 5. met het kenmerk, dat het carrousellichaam (2) bevestigd is op een in horizontale richting verplaatsbaar voertuig (10). 30

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat dat voertuig (10) is voorzien van wielen (11), en de spoorbreedte van die wielen is afgestemd op in horizontale richting aangebrachte wielgeleidingen (12). 35

8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wielgeleidingen (12) buizen zijn van een verwarmingssysteem. 1007674

' 9· Inrichting volgens één van de conclusies 1-5» net het kenmerk, dat het carrousellichaam (2) aan de bovenzijde daarvan voorzien is van geleidingsmiddelen (25), met behulp waarvan de carrousel (1) verplaatsbaar bevestigd kan worden aan een in horizontale richting 5 aangebrachte geleiding (26).

10. Inrichting volgens conclusie 9» net het kenmerk, dat de geleiding (26) een buis is van een verwarmingssysteem. 1007674