NL1020867C2 - Inrichting voor kweek en transport van planten en gewas. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor kweek en transport van planten en gewas.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor kweek en transport van in planthouders op genomen planten, omvattende: een kweek-en/of transportbaan, die geleiderorganen omvat voor het geleiden van planthouders; en steunorganen, voor het ondersteunen van de kweek- en/of 5 transportbaan; waarbij de kweek- en/of transportbaan is uitgevoerd als een goot, waardoor de planthouders glijdend kunnen worden bewogen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift nr. 4279375.

Hierbij wordt een vast opgebouwd systeem van goten getoond, 10 waarbij in een bewegende band geplaatste planthouders over de goot worden doorgeschoven. Bij genoemde transportbaan wordt een sleepband voortbewogen, waarop planthouders kunnen worden geplaatst. De sleepband, wordt langs bewegende delen gevoerd waardoor de constructie ----- gevoelig isvoor storing en slijtage.-De uitvinding heeft tot doel deze nadelen “ 15 te overwinnen, en te voorzien in een transportinrichting, waarbij een flexibeler en snellere manipulatie van het gewas mogelijk is . Dit doel wordt bereikt door een inrichting van het in de aanhef vermelde type, waarbij de goot een draagbeugel omvat. De inrichting volgens de uitvinding biedt de mogelijkheid op effectieve en goedkope wijze een kweek- en 20 transportsysteem op te bouwen en in te richten. Doordat de planthouders glijdend door de goot worden bewogen is het systeem zeer onderhoudsarm.

In deze variant is de goot uitgevoerd als teeltgoot, die kan worden getransporteerd van en naar een kweekzone of kweekzone. Hierdoor kan een kweeklijn worden op gebouwd, waarbij een buffer kan worden 25 aangelegd, waarvan de grootte kan worden afgestemd op de behoefte. De draagbeugel kan de goot aan één zijde ondersteunen voor het verschaffen van toegang aan medewerkers of een transportinstallatie voor het doorschuiven van de planthouders. De draagbeugel kan zich zijwaarts 2 uitstrekken voor het vormen van een beschermingszone voor het gewas. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de beugel aan de bovenzijde voorzien van een vlakke plaat, om bij transport in contact te worden gebracht met een elektromagneet van een transportinrichting. Als alternatief kan de 5 bijvoorbeeld transportinrichting grijparmen of een haak omvatten, die op de beugel kan aangrijpen om deze op te tillen en te transporteren.

Ter voorkoming dat de planthouders tijdens transport uit de goot vallen of daaruit gedrukt worden, sluit de goot de planthouders bij voorkeur op in richtingen loodrecht op de voortbewegingsrichting. Ter verhoging van 10 de capaciteit van de transportbaan kunnen de geleiderorganen geschikt zijn voor het geleiden van één of meerdere rijen planthouders. De goten kunnen daartoe bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als één of meerdere op één drager aangebrachte U-profielen, in welke U-profielen steeds een enkele rij planthouders kan worden bewogen.

15 In de transportbaan kan een afvoer zijn aangebracht voor het afvoeren van vuil dat door planthouders wordt meegenomen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting voortbewegingsorganen voor het voortbewegen van de planthouders door de goot. De inrichting kan een laad-en/of losmechanisme omvatten voor het 20 laden en/of lossen van planthouders in de goot. Het laad-en/of losmechanisme kan een voortbewegingsorgaan vormen, waarbij de planthouders door middel van verdringing door de goot worden bewogen. In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm kunnen langs de transportbaan voortbewegingsorganen zijn opgesteld die zijn ingericht om tegelijkertijd op 25 een aantal corresponderend gevormde planthouders aan te grijpen. De 3 voortbewegingsorganen kunnen een getandrad wiel omvatten dat aangrijpt op corresponderend gevormde planthouders. Ter verlaging van de weerstand, kan in de goot een geleidingsmedium zijn aangebracht. Het geleidingsmedium kan smeermiddel of water omvatten, bijvoorbeeld 5 drainwater uit de plantpot. In een bijzondere uitvoeringsvorm kan het waterniveau regelbaar zijn uitgevoerd. Door het regelen van de hoeveelheid water in de goot, kan de wrijving worden verlaagd, tot een punt dat planthouders, mits van geschikt soortelijk gewicht, gaan drijven. Indien de planthouders in de goot zijn opgesloten, kan door het verder stijgen van het 10 waterniveau, de plant van water worden voorzien. Bij voorkeur omvat de inrichting toevoer- en regelorganen voor het toevoeren en regelen van warmte, voedingsstoffen en/of bestrijdingsmiddelen aan het water. Hierdoor wordt een gelijkmatige verwarming van de wortels van de plant bewerkstelligd, wat gunstig kan zijn voor de groei. Verder wordt door _ 15 toep.assing van water als transportmedium een evenwichtig klimaat geschapen, wat eveneens gunstig is voor de groei en energieverbruik.

In de goten kunnen transportleidingen zijn opgesteld. De leidingen kunnen ribben vormen waarover de planthouder kan glijden. De transportleidingen kunnen perslucht, zoals kooldioxidegas bevatten, voor 20 het verminderen van de wrijving en/of het bevorderen van de groei. Indien de goten een vaste bewegingsrichting hebben, is het voordelig, dat de goten hellend zijn opgesteld, zodat de zwaartekracht bij het transport kan meewerken.

De uitvinding heeft verder betrekking op een planthouder voor 25 toepassing in een inrichting volgens een van voornoemde aspecten. De planthouder volgens de uitvinding is gedimensioneerd om door de goten te glijden en bezit een dwarsafmeting die met de geleiderorganen van de goot correspondeert. De planthouders kunnen schakelbaar zijn uitgevoerd. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de planthouder uitgevoerd als een ronde, 30 van een slijtvaste kunststof vervaardigde schijf. De planthouder kan zijn f n o η ω o -7 4 uitgevoerd met een centrale opening waarin een plantpot kan worden gebracht, rond welke opening een opstaande huls is gevormd waarop voortbewegingsorganen kunnen aangrijpen. Voordeligerwijs is de planthouder van een zodanig soortelijk gewicht, dat de planthouder met een 5 daarin aangebracht gewas in water kan drijven.

De uitvinding zal verder worden toe gelicht aan de hand van de figuurbeschrijving. Hierin toont:

Figuur 1: een schematische weergave van een gootprofiel voor een 10 eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2: een weergave in dwarsdoorsnede van een alternatief gootprofiel van de inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 3: een schematisch weergave van een transportbaan volgens de uitvinding, met een gootprofiel volgens figuren 1 of 2; 15 Figuur 4: een planthouder voor toepassing in de transportbaan volgens figuur 3;

Figuur 5: een schematische eerste uitvoeringsvorm van een gootprofiel voorzien van een draagbeugel;

Figuur 6: een schematische tweede uitvoeringsvorm van een 20 gootprofiel voorzien van een draagbeugel;

Figuur 7: een bovenaanzicht van de draagbeugel volgens figuur 5 of 6;

Figuur 8: een zijaanzicht van een aantal naast elkaar opgestelde draagbeugels volgens figuur 6;

Figuren 9 a en b: een planthouder voor toepassing in de profielen 25 volgens figuur 5 of 6;

Figuur 10 een schematische tweede uitvoeringsvorm van een kweek en/of transportbaan volgens de uitvinding, waarbij planthouders over water worden geleid;

Figuur 11 een uitvoeringsvorm waarbij is weergegeven hoe een 30 planthouder door een bocht wordt geleid; en ^ ^ — 5

Figuur 12 een alternatieve uitvoeringsvorm van figuur 11.

In de figuur zijn gelijke of overeenstemmende delen met gelijke verwijzingscijfers benoemd.

5 In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm weergegeven van een inrichting 1 voor kweek en transport van in planthouders 2 op genomen planten. De inrichting is opgebouwd uit aan elkaar verbonden profielen 3. De profielen 3 kunnen zodanig zijn uitgevoerd dat door middel van een losneembare verbinding eenvoudig een transportbaan kan worden 10 aangelegd. Alternatief kan een permanente verbinding worden toegepast, bijvoorbeeld, door de profielen 3 in betonnen bakken te verzinken. De profielen 3 volgens figuur 1 hebben een recht profiel met opstaande randen 4 en zijn gemaakt van een glad materiaal met een lage wrijvingsweerstand en hoge duurzaamheid, zoals roestvast staal, kunststof of aluminium. In de 15 transportbaan kan een (niet weergegeven) afvoer zijn aangebracht_voor-het afvoeren van vuil dat door planthouders wordt meegenomen.

De inrichting 1 kan fungeren als transportbaan of als kweekbaan, welke functies bij de gewasteelt doorgaans zijn gecombineerd. De inrichting 1 kan ook in combinatie worden gebruikt met andere systemen, 20 bijvoorbeeld, camerasorteersysteem, een opraap- en neerzetsysteem en een lopende bandsysteem. Op een kweeklijn blijkt de inrichting vólgens de uitvinding te voldoen voor het verplaatsen van het gewas, zodat het aantal storingsgevoelige onderdelen, zoals bij een lopende band, sterk kan worden verminderd en de kosten kunnen worden gereduceerd. De profielen 3 zijn 25 zodanig vormgegeven, dat een enkele rij planthouders 2 glijdend tussen de opstaande randen 4 kan bewegen.

In figuur 2 is een dwarsdoorsnede weergegeven van een gootprofiel 3. In het profiel 3 kunnen transportleidingen 5 zijn aangebracht, bij voorkeur in de vorm van (niet in figuur 1 weergegeven) ribben. De leidingen 5 kunnen 30 worden gebruikt voor het vervoer van perslucht of water. De perslucht kan 1020867 6 worden benut om (tijdelijk) de wrijving bij een transport te verminderen, door aan de onderzijde tegen de planthouders 2 aan te blazen, zodat deze enigszins worden opgetild. In aanvulling daarop of als alternatief kan in de transportleiding (verwarmd) water worden vervoerd, zodat deze benut kan 5 worden als verwarmingselement. Dezelfde of een andere leiding kan aanwezig zijn met water, waarmee planten kunnen worden gevoed. Dit kan geschieden door (tijdelijk) de goot onder water te zetten, eventueel tot een niveau dat de planthouder 2 gaat drijven. Het is ook mogèlijk, door een geschikte combinatie van profiel 3 en planthouder 2, om de planthouder in 10 de profielen op te sluiten in richtingen loodrecht op de voortbewegingsrichting. Door het verder verhogen van het waterniveau kan een planthouder onder water geraken, zodat het gewas kan worden bevochtigd.

In figuur 3 is een opstelling weergegeven van een transportbaan 6, 15 die met behulp van de glijprofielen 3 volgens de uitvinding is samengesteld. In de transportbaan 6 worden planthouders 2 voortbewogen door middel van een getandrad wiel 7 dat aangrijpt planthouders 2, die zijn gevormd volgens figuur 4. Tijdens het werken aan het gewas, bijvoorbeeld bij het oogsten, kan de snelheid van de transportbaan worden bijgeregeld. Het is 20 bijvoorbeeld mogelijk om het gewas op een bepaalde snelheid continu rond te laten gaan. Ook is het mogelijk om het gewas steeds een vooraf ingestelde hoeveelheid planten te laten opschuiven. Dit kan gunstig zijn om een gevoel van lopende handwerk tegen te gaan, waardoor het werken aan de transportbaan als prettiger wordt ervaren. Als alternatief of als aanvulling 25 op getoond tandrad 7 kan de inrichting een laad-en/of losmechanisme omvatten voor het laden en/of lossen van planthouders in het profiel, waarbij het laad-en/of losmechanisme eveneens een voortbeweging kan verschaffen doordat de planthouders door middel van verdringing door het profiel worden bewogen.

102086? 7

In figuur 4 is een schematische weergave getoond van een planthouder 2 voor toepassing in de transportbaan 4 van figuur 3. De planthouder heeft een vlakke bodemplaat 8 van een goedkope, eventueel wegwerp kunststof. In de bodem kan volgens het voorbeeld van de tekening 5 een koppelingsstuk 9 zijn aangebracht, die kan grijpen in een corresponderend gevormde opening 10 van een naburig houder 2'. Hierdoor kan een lange (mogelijk eindloos) geschakelde ketting worden gevormd die door het gootprofiel 3 wordt geleid. Door een geschikte kunststof te kiezen, of bijvoorbeeld de houder van geperst compostmateriaal te vervaardigen, 10 kan de glijweerstand in de goot worden verlaagd. De planthouder volgens figuur 4 is uitgevoerd met een centrale opening 11 waarin een (niet weergegeven) plantpot kan worden gebracht, rond welke opening een opstaande huls 12 is gevormd waarop voortbewegingsorganen kunnen aangrijpen. In de centrale opening kan een plant worden gekweekt, of een _ 15 plantpot worden gestoken met een corresponderende diameter·

Onder verwijzing naar figuren 5 en 6 zijn twee uitvoeringsvormen 13 en 14 weergegeven van profielen 3 die door middel van één of meerdere beugels 15 wordt gedragen. In de figuur 5 weergegeven uitvoeringsvorm is de beugel 15 als een buisvormig, gesloten U-stuk uitgevoerd dat op enkele 20 plaatsen aan weerszijden van het gootprofiel 3 aangrijpt op de zijkanten daarvan. In figuur 6 is de beugel 15 aan één zijde geopend, voor het verschaffen van toegang aan medewerkers of een transportinstallatie voor het doorschuiven van de planthouders. Het glijprofiel wordt gevormd door aan tegenover elkaar opgestelde gekantelde U-vorm profielen 16, met een 25 enigszins naar binnen toe verlopende onderzijde 17 waarop een zich zijwaarts uitstrekkend deel van een planthouder 2 kan steunen zoals is weergeven in figuur 7. Door de bovenzijde 18 van het profiel 16 wordt de planthouder 2 in het profiel 16 opgesloten.

Figuur 7 toont een bovenaanzicht van de draagbeugel 13 of 14 als 30 weergegeven in figuur 5 of 6. In de draagbeugel zijn enkele planthouders 2 1 0?nmiR7 8 weergegeven die in het gootprofiel 3 zijn geschoven. Op de bovenzijde van de beugel is een vlakke metalen plaat 19 aangebracht, om in contact te worden gebracht met een bijvoorbeeld een elektromagneet van een transportinrichting.

5 Figuur 8 toont een schematisch zijaanzicht van een opstelling van naast elkaar gepositioneerde beugels 15, waarbij, zoals bij pijl P is weergegeven, de beugels elkaar gedeeltelijk overlappen om de profielen dicht naast elkaar te kunnen plaatsen. Dit wordt bereikt, door de beugels enigszins schuin uit te voeren, zoals in figuur 7 te zien is, zodat de 10 buisvormige U-stukken van naburige beugels 15 naast elkaar komen te liggen. De draagbeugels strekken zich ten opzichte van de daarin aanwezige planten 20 enigszins zijwaarts uit en vormt zo een natuurlijke beschermingszone voor het gewas bij het manipuleren van de beugels.

Figuur 9a toont een schematische weergave in perspectief van een 15 planthouder 2, voor het gebruik in de in figuren 5 en 6 en 8 weergegeven draagbeugels 15. De planthouders 2 zijn bijvoorkeur schijfvormig uitgevoerd en bezitten een met de opstaande randen 4 van het gootprofiel 3 corresponderende dwarsafmeting, zodat ze zijn gedimensioneerd om door de profielen 3 te kunnen glijden. In de centrale opening 11 kan een plantpot 20 worden gestoken of een kweekbodem worden aangebracht voor het kweken van gewas. In figuur 9a is de planthouder 2 weergegeven met daarin een plant 20 gestoken.

Figuur 10 toont een alternatief op de in figuur 3 en 8 genoemde uitvoeringsvormen, waarbij de goten 3 zijn uitgevoerd in de vorm van een 25 bak 21 waarin opstaande randen 22 zijn aangebracht. Hierdoor worden kanalen gevormd, waardoor de planthouders kunnen worden bewogen. Door het toevoeren van water in de bak 21 kunnen (niet weergegeven) planthouders door middel van waterstuwing worden voortbewogen langs de in de figuur aangegeven pijlen.

Π P O p e *7 9

Figuren 11 en 12 tonen uitvoeringsvormen waarbij is weergegeven hoe een planthouder 2 door een bocht 23 wordt geleid. In figuur 11 is een "automatische" bocht weergegeven, waarbij op de pijlen P aangeduide posities jetstralen in de waterbak zijn gericht, waardoor een door middel 5 van een waterstroom 24 voortbewogen planthouder 2 van richting wordt veranderd en wordt meegevoerd door een tegengesteld gericht waterstroom 25. In figuur 12 is een geschakelde bocht weergegeven, waarbij een schakelorgaan 26 een in het ene kanaal 27 aanwezige planthouder 2 oppakt en doorschuift naar een tweede kanaal28, eventueel ondersteund door 10 middel van waterstroming. De uitvoeringen van figuur 11 en 12 kunnen worden toegepast met water als geleidingsmedium; echter ook bij "droge" goten zonder geleidingsmedium kunnen (variaties op) deze uitvoeringen worden toegepast.

Hoewel de uitvinding is besproken aan de hand van de 15 bovengenoemde uitvoeringsvoorbeelden is de uitvinding niet daartoe beperkt, maar kan ook andere variaties en/of modificaties omvatten zonder af te wijken van de uitvinding. Zo kan de inrichting zijn gecombineerd met andere, eventueel op de glijprofielen aan te sluiten transportsystemen, die wel zijn uitgevoerd met bewegende delen. Verder zijn in de 20 uitvoeringsvormen slechts profielen getoond, die het transport van een enkele rij planthouders toestaan. De profielen kunnen bijvoorbeeld op een beugel naast elkaar worden aangebracht om ook het transport van planthouders in meerdere rijen mogelijk maken. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van planthouders in de vorm van trays waarin meerdere, 25 bijvoorbeeld enkele tientallen planten zijn opgesteld die door de profielen worden bewogen. Dergelijke alternatieven worden geacht te liggen in het bereik van de uitvinding zoals gedefinieerd in de navolgende conclusies.

1020867

Claims (27)

1. Inrichting voor kweek en transport van in planthouders opgenomen planten, omvattende: - een kweek- en/of transportbaan, die geleiderorganen omvat voor het geleiden van planthouders; en 5. steunorganen, voor het ondersteunen van de kweek- en/of transportbaan; waarbij - de kweek- en/of transportbaan is uitgevoerd als een goot, waardoor de planthouders glijdend kunnen worden bewogen met het kenmerk, dat de goot een draagbeugel omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draagbeugel de goot aan één zijde ondersteunt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de draagbeugel zich zijwaarts uitstrekt voor het vormen van een beschermingszone voor het gewas.

4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de beugel aan de bovenzijde een orgaan omvat, om in contact te worden gebracht met een oppakmechanisme.

5. Inrichting volgens ten minste één van voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de goot de planthouders Opsluit in richtingen loodrecht op de 20 voortbewegingsrichting.

6. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat geleiderorganen geschikt zijn voor het geleiden van één of meerdere rijen planthouders.

7. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de goot is uitgevoerd als één of meerdere, naast elkaar opgestelde, op één drager aangebrachte U-profielen.

8. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat in de transportbaan een afvoer is aangebracht voor het afvoeren van vuil dat door planthouders wordt meegenomen.

9. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voortbewegingsorganen omvat voor het voortbewegen van de planthouders door de goot.

10. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een laad-en/of losmechanisme omvat voor het laden en/of lossen van planthouders in de goot.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het laad-en/of losmechanisme een voortbewegingsorgaan vormt, waarbij de planthouders door 15 middel van verdringing door de goot worden bewogen.

12. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 9-11, met het kenmerk, dat de voortbewegingsorganen langs de transportbaan zijn opgesteld en zijn ingericht om tegelijkertijd op een aantal corresponderend gevormde planthouders aan te grijpen.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de voortbewegingsorganen een getandrad wiel omvatten dat aangrijpt op corresponderend gevormde planthouders.

14. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de goot is voorzien van een geleidingsmedium.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het geleidingsmedium water omvat.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het waterniveau regelbaar is.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat de inrichting toevoer- en regelorganen bezit voor het toevoeren en regelen van 5 warmte, voedingsstoffen en/of bestrijdingsmiddelen aan het water.

18. Inrichting volgens ten minste één van voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de goot transportleidingen zijn opgesteld.

19. Inrichting volgens volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de leidingen ribben vormen waarover de planthouder kan glijden.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de transportleidingen perslucht bevatten, voor het verminderen van de wrijving.

21. Inrichting volgens ten minste één van voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de goten hellend zijn opgesteld.

22. Planthouder, met het kenmerk, dat deze is gedimensioneerd om door de 15 goten te glijden van een inrichting volgens ten minste één van voorgaande conclusies.

23. Planthouder volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de planthouder een met de geleiderorganen van de goot corresponderende dwarsafmeting heeft.

24. Planthouder volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat deze 20 schakelbaar is uitgevoerd.

25. Planthouder volgens één der conclusies 14 of 15, met het kenmerk, dat de planthouder is uitgevoerd als een ronde van een slijtvaste kunststof vervaardigde schijf.

26. Planthouder volgens één der conclusies 22-25, met het kenmerk, dat de planthouder is uitgevoerd met een centrale opening waarin een plantpot kan worden gebracht, rond welke opening een opstaande huls is gevormd waarop voortbewegingsorganen kunnen aangrijpen. 5

27. Planthouder volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze een zodanig soortelijk gewicht bezit dat de planthouder met een daarin aangebracht gewas in water kan drijven.