BE1027324B1 - Selectie-inrichting voor zaailingen - Google Patents

Selectie-inrichting voor zaailingen Download PDF

Info

Publication number
BE1027324B1
BE1027324B1 BE20195357A BE201905357A BE1027324B1 BE 1027324 B1 BE1027324 B1 BE 1027324B1 BE 20195357 A BE20195357 A BE 20195357A BE 201905357 A BE201905357 A BE 201905357A BE 1027324 B1 BE1027324 B1 BE 1027324B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
seedlings
unit
transport
transport unit
selection device
Prior art date
Application number
BE20195357A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1027324A1 (nl
Inventor
Bart Parrein
Original Assignee
Agriplant Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Agriplant Nv filed Critical Agriplant Nv
Priority to BE20195357A priority Critical patent/BE1027324B1/nl
Publication of BE1027324A1 publication Critical patent/BE1027324A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1027324B1 publication Critical patent/BE1027324B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Abstract

Plantmachine (1) voor planten (2), zoals zaailingen (2), waarbij deze plantmachine (1) voorzien is om planten (2) zo aan te brengen op een veld (5) dat de planten (2) na het aanbrengen ervan op het veld (5) omvatten een bovengronds gedeelte (3) dat zich bovengronds uitstrekt en een ondergronds gedeelte (4) dat zich ondergronds uitstrekt, waarbij deze plantmachine (1) een detectiesysteem omvat voor het detecteren van de planten (2) nadat de planten (2) zijn aangebracht op het veld, waarbij dit detectiesysteem minstens één meetinstrument (6) omvat voor het detecteren van de genoemde bovengrondse gedeeltes (3) van de planten en werkwijze voor het in kaart brengen van de positie van planten (2) op een veld (5).

Description

SELECTIE-INRICHTING VOOR ZAAILINGEN Deze uitvinding betreft een selectie-inrichting voor zaailingen, waarbij deze zaailingen voorzien zijn te omvatten een kluitje en een plant met een ondergronds gedeelte dat zich grotendeels in het kluitje uitstrekt en een bovengronds gedeelte dat zich bovenaan het kluitje uitstrekt zodat de zaailingen zich uitstrekken volgens een langsrichting en het bovengronds gedeelte een bepaalde afmeting heeft gezien volgens de langsrichting, waarbij de selectie-inrichting omvat e een eerste transporteenheid voor het zo transporteren van zaailingen naar een eindzone van de eerste transporteenheid volgens een eerste transportrichting, dat de langsrichtingen van de zaailingen zich nagenoeg uitstrekken volgens dezelfde oriëntatierichting, waarbij deze oriëntatierichting een hoek maakt met de eerste transportrichting;, e een tweede transporteenheid die volgt op de eerste transporteenheid, en e een aangrijpeenheid voor het transporteren van zaailingen van de eerste transporteenheid naar de tweede transporteenheid, waarbij deze aangrijpeenheid voorzien is om, ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid, zaailingen ter hoogte van hun bovengrondse gedeeltes vast te grijpen op een afstand van de eerste transporteenheid gezien volgens de oriëntatierichting en deze zaailingen zo verder te transporteren naar de tweede transporteenheid, zodat de aangrijpeenheid voorzien 1s om de zaailingen op te delen in een eerste stroom van zaailingen omvattende zaailingen die werden vastgegrepen door de aangrijpeenheid en een tweede stroom van zaailingen omvattende zaailingen die niet werden vastgegrepen door de aangrijpeenheid.
Deze uitvinding betreft eveneens een plantmachine voor zaailingen omvattende een dergelijke selectie-inrichting.
Bij teelten van gewassen waarvan de zaden relatief duur zijn zoals bloemkolen, broccoli, tomaten, selderij, uien, sla, prei, enz. wordt er frequent gebruik gemaakt van zaailingen.
Zaailingen worden meestal bekomen door een zaadje aan te brengen in een kluitje en dit zaadje te laten ontkiemen tot een kiemplant zodat men dan een kluitje met een plant heeft. De zaailingen kunnen ook bekomen worden door de zaden aan te brengen in een zaaibed of in de volle grond en het zaaibed of de volle grond dan in kluitjes te verdelen. Zaailingen kunnen ook bekomen worden door plantenstekken, boompjes, struikplantjes, bollen aan te brengen in kluitjes.
De zaailingen worden aangebracht op een veld. Het aanbrengen van zaailingen op een veld kan ook worden aangeduid met de term ‘planten van zaailingen’ of ‘overplanten van zaailingen’. Hiervoor kan een plantmachine worden gebruikt. Een plantmachine wordt ook aangeduid met de termen ‘overplantmachine’ of ‘aanplantmachine’. De zaailingen strekken zich uit volgens een langsrichting, dit omdat de zaailingen voorzien zijn een plant te omvatten die zich volgens deze langsrichting uitstrekt. Deze langsrichting komt overeen met de hoogterichting van de plant in aangeplante toestand zodat het bovengronds gedeelte dus een bepaalde hoogte heeft. Bij goed ontwikkelde zaailingen is de afmeting gezien volgens de langsrichting, dus gezien volgens de hoogterichting, normaal gezien ook de grootste afmeting. De zaailingen zijn dan voorzien om zo aangebracht te worden op het veld dat de langsrichting zich nagenoeg uitstrekt volgens de verticale richting en/of zich nagenoeg loodrecht uitstrekt op het grondoppervlak van veld, en dat het bovengronds gedeelte zich hoofdzakelijk boven het grondoppervlak van het veld uitstrekt. In de selectie-inrichting zullen ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid de hoogterichtingen van de zaailingen zich dus nagenoeg uitstrekken volgens eenzelfde oriëntatierichting. De hoogterichting van een zaailing komt hier dus overeen met de genoemde oriëntatierichting, maar hoeft hier niet overeen te komen met een verticale richting. Zo kan de oriëntatierichting zich bijvoorbeeld ook horizontaal uitstrekken. De kluitjes van de zaailingen kunnen bijvoorbeeld balkvormig zijn of cilindervormig, waarbij deze kluitjes zich dan uitstrekken volgens een hoogterichting en bijkomend voor de balkvormige kluitjes volgens een lengterichting en een breedterichting, waarbij de plant dan een bovengronds gedeelte omvat dat zich uitstrekt boven het kluitje, dus boven het bovenste oppervlak van het kluitje en zich opstaand uitstrekt. De hoogterichting van een kluitje strekt zich hier dus uit volgens de genoemde langsrichting. Dus wanneer de kluitjes balkvormig of cilindervormig zijn, strekt het bovengrondse gedeelte van de plant zich uit boven het bovenvlak van het kluitje.
De bovengrondse gedeeltes hebben dus een bepaalde afmeting gezien volgens de hoogterichting, dus een bepaalde hoogte.
Tijdens het vormen van de zaailingen, bijvoorbeeld tijdens het kiemen van de zaden, ontwikkelen niet alle planten zich even goed.
Zo is het mogelijk dat bepaalde zaden niet gaan kiemen, bepaalde planten afsterven of bepaalde planten te traag gaan ontwikkelen.
Dit betekent dat er zaailingen aanwezig zijn waarbij er geen plant aanwezig is en er dus enkel een leeg kluitje is of waarbij er wel een plant aanwezig is maar deze plant geen bovengronds gedeelte omvat of een te klein bovengronds gedeelte omvat.
Uiteraard is het wenselijk dat enkel de zaailingen omvattende een goed ontwikkeld bovengronds gedeelte door een plantmachine worden aangebracht op het veld.
Om hiervoor te zorgen, kan er gebruik worden gemaakt van een selectie-inrichting voor zaailingen, waarmee een stroom van zaailingen kan worden opgedeeld in een eerste stroom van zaailingen omvattende zaailingen met een voldoende ontwikkeld bovengronds gedeelte, dus een stroom van geschikte zaailingen en een tweede stroom van zaailingen zijnde de ongeschikte zaailingen.
Deze selectie-inrichting kan een aparte machine vormen.
Bij voorkeur echter maakt deze selectie-inrichting deel uit van een plantmachine.
Men brengt hier dan zaailingen aan in de plantmachine, zijnde zowel geschikte en ongeschikte zaailingen, waarbij dan de selectie in de plantmachine zelf gebeurt zodat enkel de geschikte zaailingen worden aangebracht op het veld.
Bij de bestaande selectie-inrichtingen gebeurt de selectie op basis van de hoogte van het bovengrondse gedeelte, dus op basis van de afmeting van de zaailing volgens de hoogterichting.
Dit omdat de aangrijpeenheid van deze selectie-inrichtingen voorzien is de zaailingen ter hoogte van hun bovengrondse gedeeltes vast te grijpen op een bepaalde afstand van de eerste transporteenheid gezien volgens de oriëntatierichting en dus enkel de zaailingen met een bepaalde minimumhoogte worden vastgegrepen.
Dit betekent dat een selectie-inrichting die geschikt is voor één type van zaailing, bijvoorbeeld zaailingen van tomaten, minder geschikt is voor andere types van zaailingen, bijvoorbeeld zaailingen van uien.
Dit omdat niet alle types van zaailingen een even hoog bovengronds gedeelte omvatten bij het planten ervan of niet alle types van zaailingen kluitjes hebben met dezelfde afmetingen.
De afmeting volgens de hoogterichting die de zaailingen minimaal moeten hebben om geschikt te zijn, is dan ook sterk afhankelijk van het type zaailing.
Dit betekent ook dat wanneer de weersomstandigheden/veldomstandigheden vroeger dan voorzien goed zijn, men niet altijd kan gaan planten, gezien men bijvoorbeeld geen selectie-inrichting voor handen heeft die geschikt is voor de hoogtes van de bovengrondse gedeeltes van de reeds aanwezige opgekweekte zaailingen.
Het is dan ook een doel van de uitvinding om een selectie-inrichting te vervaardigen die meer flexibiliteit toelaat en ook bruikbaar is voor allerhande types van zaailingen.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een selectie-inrichting zoals weergegeven in de eerste paragraaf waarbij de aangrijpeenheid één of meerdere aangrijpmiddelen omvat voor het vastgrijpen van de bovengrondse gedeeltes van zaailingen en de positie van minstens één van de één of meerdere aangrijpmiddelen ten opzichte van de eerste transporteenheid instelbaar is tussen minstens twee posities zodat de aangrijpeenheid instelbaar is tussen minstens twee standen, waarbij bij deze minstens twee standen, de aangrijpeenheid voorzien is om op een verschillende afstand van de eerste transporteenheid gezien volgens de oriëntatierichting, de bovengrondse gedeeltes van zaailingen vast te grijpen.
Ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid strekken de zaailingen zich nagenoeg uit volgens eenzelfde oriëntatierichting.
De zaailingen zijn hier dan op éénzelfde manier georiënteerd.
Gezien de zaailingen zich uitstrekken volgens de genoemde langsrichting, die in de praktijk neerkomt op de hoogterichting van de zaailingen, en dit omdat de voorziene plant een ondergronds en een bovengronds gedeelte omvat, betekent dit dat de hoogterichtingen van de zaailingen zich uitstrekken volgens de oriëntatierichting.
Dit betekent echter niet dat de oriëntatierichting overeenkomt met de verticale richting.
Dit omdat de zaailingen in de plantmachine niet dezelfde oriëntatie moeten hebben als wanneer deze zijn aangebracht op het veld.
Zo kan de oriëntatierichting zich nagenoeg evenwijdig uitstrekken aan de ondergrond waarop de selectie-inrichting steunt. Uiteraard zijn er ook uitvoeringsvormen mogelijk waar de oriëntatierichting wel overeenkomt met de verticale richting. Belangrijk hier is dat de aangrijpmiddelen in staat zijn op de bovengrondse gedeeltes vast te grijpen. 5 Wanneer de eerste transporteenheid bijvoorbeeld een transportband is die de zaailingen ondersteunend transporteert volgens een transportvlak, kan de oriëntatierichting zich dan loodrecht uitstrekken op die transportvlak zodat dan de zaailingen rechtopstaand getransporteerd worden. Echter de oriëntatierichting kan zich ook evenwijdig uitstrekken aan het transportvlak waarbij de zaailingen dan liggend getransporteerd worden en waarbij de bovenste gedeeltes dan bijvoorbeeld voorzien zijn om zich voorbij een eindrand van de transportband uit te strekken die zich uitstrekt volgens de transportrichting, zodat de bovengrondse gedeeltes bereikbaar zijn voor de aangrijpmiddelen.
De oriëntatierichting maakt een hoek met de eerste transportrichting. Dit duidt op een hoek groter dan 0°. Bij voorkeur is deze hoek groter dan 10°, nog meer bij voorkeur groter dan 30° en nog meer bij voorkeur groter dan 45°. Op deze manier zijn de bovengrondse gedeeltes van de opeenvolgende zaailingen goed bereikbaar voor de aangrijpmiddelen.
Voor een zaailing die getransporteerd wordt door de eerste transporteenheid, betekent dit dat de afstand tussen de plaats waarop de aangrijpmiddelen het bovengrondse gedeelte vastgrijpen en de bovenzijde van het kluitje van een getransporteerde zaailing, verschilt bij deze twee standen van de aangrijpeenheid, waardoor men door de keuze van de stand van de aangrijpeenheid, kan gaan instellen welke zaailingen wel zullen worden gegrepen door de aangrijpeenheid en welke zaailingen niet zullen worden gegrepen door de aangrijpeenheid. Men kan hier dus gaan kiezen tussen minstens twee hoogtes van bovengrondse gedeeltes van zaailingen om te bepalen of de zaailing voldoende ontwikkeld is en dus geschikt is om aangebracht te worden op het veld. Met behulp van deze selectie-inrichting kan men dus verschillende types van zaailingen gaan opdelen in een geschikte stroom van zaailingen en een ongeschikte stroom van zaailingen en is men ook minder gebonden aan tijdstippen om te planten.
Ook zijn de afmetingen van de kluitjes van de te scheiden zaailingen minder van belang.
Verder bij voorkeur is de selectie-inrichting zo uitgevoerd dat minstens één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen drie of meerdere posities kunnen innemen en nog meer bij voorkeur zijn één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen continue verplaatsbaar opgesteld tussen twee uiterste posities zodat de selectie op basis van de hoogte van de bovengrondse gedeeltes zeer precies kan worden ingesteld.
Hier kan de aangrijpeenheid dan drie of meerdere standen gaan innemen zodat de aangrijpeenheid in staat is om de bovengrondse gedeeltes van zaailingen vast te grijpen op drie of meerdere afstanden tot de eerste transporteenheid gezien volgens de oriëntatierichting.
Verder bij voorkeur, wanneer de kluitjes van de zaailingen balkvormig of cilindervormig zijn en nagenoeg allen dezelfde afmeting hebben, is de eerste transporteenheid voorzien om de zaailingen zo te transporteren dat de bovenvlakken van de kluitjes zich nagenoeg allen in hetzelfde vlak uitstrekken ter hoogte van de eindzone.
De afstand tussen de plaats waarop de bovengrondse gedeeltes worden vastgegrepen door de aangrijpeenheid en het genoemde bovenvlak verschilt hier dan bij de genoemde minstens twee standen van de aangrijpeenheid.
Hier kan men eenvoudig ervoor zorgen dat de eerste stroom van zaailingen nagenoeg allen een bovengronds gedeelte hebben met een bepaalde minimumhoogte.
De zaailingen van de tweede stroom van zaailingen hebben dan bijvoorbeeld geen bovengronds gedeelte of omvatten een onvoldoende ontwikkeld bovengronds gedeelte, zijnde een bovengronds gedeelte dat niet voldoende hoog is.
De kluitjes kunnen echter ook de vorm hebben van bijvoorbeeld een piramide, waarbij dan het bovengronds gedeelte zich bijvoorbeeld uitstrekt bovenaan een vlak van de piramide waarbij de hoogterichting zich nagenoeg loodrecht uitstrekt op dit vlak.
De aangrijpeenheid kan bijvoorbeeld een gedeelte omvatten dat voorzien is een vaste positie in te nemen ten opzichte van de eerste transporteenheid zoals een frame, waarbij één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen dan verplaatsbaar zijn opgesteld ten opzichte van dit gedeelte zodat ze de genoemde minstens twee posities zijn ten opzichte van de eerste transporteenheid kunnen innemen. Indien een plantmachine de genoemde selectie-inrichting omvat, nemen de eerste en de tweede transporteenheid bij voorkeur steeds een vaste positie in, zodat men hier dan enkel één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen moet gaan verplaatsen om te wisselen tussen de genoemde minstens twee standen. Bij voorkeur is de eerste transporteenheid een transportband en is de tweede transporteenheid ook een transportband.
De oriëntatierichting staat bij voorkeur nagenoeg loodrecht op de eerste transportrichting. Wanneer de eerste transporteenheid hier dan een transportband omvat, dan kan men hier eenvoudig één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen evenwijdig met transportrichting gaan verplaatsen om tot de genoemde minstens twee standen te komen. Bij voorkeur omvatten de één of meerdere aangrijpmiddelen een eerste transportband en een tweede transportband waarbij de bovengrondse gedeeltes van zaailingen voorzien zijn geklemd te worden tussen de eerste transportband en de tweede transportband voor het zo vastgrijpen en transporteren van deze zaailingen, waarbij voor de genoemde minstens twee standen van de aangrijpeenheid, de positie van minstens de eerste transportband ten opzichte van de eerste transporteenheid instelbaar is tussen minstens twee genoemde posities, waarbij de afstand van de eerste transportband tot de eerste transporteenheid, gezien volgens de oriëntatierichting, in deze twee posities verschilt. Ook verder bij voorkeur is de tweede transportband voorzien om steeds eenzelfde positie in te nemen ten opzichte van de eerste transporteenheid. Hier moet men dan slechts één van de transportbanden gaan verplaatsen om de aangrijpmiddelen in staat te stellen om de bovengrondse gedeeltes op een andere plaats te gaan vastgrijpen. Bij deze uitvoering kan de eerste transportband dan dunner worden uitgevoerd dan de tweede transportband zodat in elke positie van de eerste transportband, de eerste en de tweede transportband in staat zijn om bovengrondse gedeeltes in te klemmen. Ook verder bij voorkeur strekt de eerste transportband zich boven de tweede transportband uit en is de tweede transportband voorzien om de zaailingen tijdens het transport door de aangrijpeenheid van de eerste transporteenheid naar de tweede transporteenheid te ondersteunen. Tijdens het transport door de aangrijpeenheid worden de zaailingen dan gedeeltelijk ondersteund door de tweede transportband en dit terwijl een deel van het bovengrondse gedeelte geklemd is tussen de eerste en de tweede transportband. Gezien de tweede transportband hier wat voor ondersteuning zorgt, wordt vermeden dat het bovengrondse gedeelte beschadigd raakt tijdens het transport door de aangrijpmiddelen. Ook verder bij voorkeur omvat de eerste transporteenheid een transportband die voorzien is zaailingen zo ondersteunend te transporteren volgens een transportvlak dat de oriëntatierichting zich nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan dit transportvlak waarin de transportband zich uitstrekt.
Ook verder bij voorkeur omvat de eerste transporteenheid een transportband en is de tweede transportband van de aangrijpmiddelen zo opgesteld ter hoogte van de transportband van de eerste transporteenheid, dat ter hoogte van de eindzone de zaailingen voorzien zijn ondersteund te worden door zowel de transportband van de eerste transporteenheid en de genoemde tweede transportband. Zo kan de tweede transportband zich zo naast de transportband van de eerste transporteenheid uitstrekken dat de zaailingen over hun volledige verplaatsing door de transportband van de eerste transporteenheid ook ondersteund worden door de tweede transportband, waarbij de tweede transportband zich dan verder uitstrekt dan de transportband van de eerste transporteenheid gezien volgens de eerste transportrichting.
In plaats van transportbanden kunnen de aangrijpmiddelen ook verschillende klemelementen of grijpelementen omvatten die met behulp van bijvoorbeeld een transportinrichting getransporteerd worden tussen de eindzone van de eerste transporteenheid en een beginzone van de tweede transporteenheid, waarbij deze klemelementen of grijpelementen dan voorzien zijn om bovengrondse gedeeltes ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid vast te grijpen en pas terug los te laten ter hoogte van de beginzone van de tweede transporteenheid. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevindt de eindzone van de eerste transporteenheid zich op een afstand van een beginzone van de tweede transporteenheid en strekt er zich een opening uit tussen deze eindzone en deze beginzone, waarbij de eerste transporteenheid voorzien is om zaailingen te transporteren richting deze opening en waarbij de genoemde aangrijpeenheid deze opening overbrugt zodat de eerste stroom van zaailingen transporteerbaar is langsheen deze opening naar de beginzone van de tweede transporteenheid en waarbij de tweede stroom van zaailingen voorzien is zich doorheen deze opening te begeven onder invloed van de zwaartekracht. Gezien de tweede stroom van zaailingen niet wordt vastgegrepen door de aangrijpeenheid ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid, worden deze zaailingen dan verder getransporteerd door de eerste transporteenheid naar de opening en vallen ze doorheen deze opening. Zowel de eerste transporteenheid als de tweede transporteenheid kunnen bijvoorbeeld elk een transportband omvatten die voorzien is om de zaailingen ondersteunend te transporteren. Deze transportbanden kunnen dan voorzien zijn zich nagenoeg evenwijdig uit te strekken aan een ondergrond en/of (licht) hellend zijn opgesteld.
Verder bij voorkeur omvat de selectie-inrichting één of meerdere ondersteuningselementen die zich uitstrekken ter hoogte van de opening voor het ondersteunen van de kluitjes van de eerste stroom van zaailingen tijdens het transport door de aangrijpeenheid, waarbij deze één of meerdere ondersteuningselementen afhellen richting de opening voor het zo geleiden van de tweede stroom van zaailingen richting de opening. Deze ondersteuningselementen kunnen bijvoorbeeld ondersteuningsflappen of ondersteuningsplaatjes omvatten. De kluitjes van de zaailingen hebben een zeker gewicht. Tijdens het verplaatsen van de eerste stroom van zaailingen tussen de eindzone van de eerste transporteenheid naar de tweede transporteenheid worden de zaailingen ter hoogte van hun bovengrondse gedeelten vastgegrepen en zijn de zaailingen onderhevig aan zwaartekracht. Om te voorkomen dat de zaailingen beschadigd raken, ondersteunen de één of meerdere ondersteuningselementen de zaailingen wanneer deze getransporteerd worden langsheen de opening.
Bij voorkeur zijn de kluitjes van de zaailingen van de eerste stroom van zaailingen dan voorzien om te steunen op deze één of meerdere ondersteuningselementen tijdens het transporteren ervan door de aangrijpeenheid.
De één of meerdere ondersteuningselementen zorgen hier ook voor een goede geleiding van de tweede stroom van zaailingen doorheen de opening.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de eerste transporteenheid voorzien om zaailingen ter hoogte van de eindzone zo ondersteunend te transporteren volgens een transportvlak, dat de oriëntatierichting zich nagenoeg loodrecht uitstrekt op de eerste transportrichting en zich nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan het transportvlak, waarbij voor het innemen van de genoemde minstens twee standen, minstens één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen verplaatsbaar zijn opgesteld volgens de oriëntatierichting.
De eerste transporteenheid is hier voorzien om zaailingen zo ondersteunend te transporteren volgens een transportvlak ter hoogte van de eindzone, dat de bovenzijden van de kluitjes zich uitstrekken volgens een opstaande richting ten opzichte van het transportvlak.
Wanneer de kluitjes bijvoorbeeld balkvormig zijn, strekken de bovenvlakken van de kluitjes van de zaailingen zich dan nagenoeg loodrecht uit op het transportvlak.
De minimale afstand tussen de plaats waar de aangrijpeenheid de bovengrondse gedeeltes gaat aangrijpen en de bovenzijde van een kluitje van een getransporteerde zaailing zal dus bij de minstens twee genoemde standen verschillen, waardoor het scheiden van de stroom zaailingen hier eenvoudig kan gaan plaatsvinden op basis van de hoogte van de bovengrondse gedeeltes van de zaailingen.
Bij voorkeur omvat de eerste transporteenheid een transportband die voorzien is om zaailingen ondersteunend te transporteren volgens een transportvlak en dit minstens ter hoogte van de eindzone, waarbij deze transportband minstens één zijrand omvat die zich uitstrekt volgens deze transportrichting ter hoogte van de eindzone en waarbij de zaailingen voorzien zijn om zich voorbij de genoemde zijrand uit te strekken, en waarbij voor het innemen van de genoemde minstens twee standen, één of meerdere van de één of meerdere verplaatsingsmiddelen dichter of verder van de zijrand plaatsbaar zijn. De bovengrondse gedeeltes van de zaailingen kunnen hier eenvoudig vastgegrepen worden door de aangrijpeenheid en dit zonder dat de eerste transporteenheid een hindernis vormt voor de aangrijpeenheid. Ook verder bij voorkeur is de selectie-inrichting voorzien om deel uit te maken van een plantmachine en is in gebruik het genoemde transportvlak voorzien om zich nagenoeg evenwijdig uit te strekken aan het veld waarop de plantmachine voorzien is zich voor te bewegen. Wanneer de plantmachine zich dan op een horizontaal uitstrekkende ondergrond bevindt, dan strekt het transportvlak zich nagenoeg horizontaal uit.
In een specifieke uitvoeringsvorm omvatten de één of meerdere aangrijpmiddelen bandjes waartussen het bovengrondse gedeelte van de kiemplanten klembaar opneembaar is. Zo kunnen ze minstens twee transportbanden en/of transportsnaren omvatten waartussen de bovengrondse gedeelten klembaar opneembaar zijn. De aangrijpmiddelen kunnen dan bijvoorbeeld met de term ‘leaf holding belt’ worden aangeduid. In een andere uitvoeringsvorm omvatten de één of meerdere aangrijpmiddelen grijpelementen of klemelementen die bijvoorbeeld roteerbaar zijn opgesteld rondom een frame en die voorzien zijn om het bovengrondse gedeelte vast te grijpen ter hoogte van de eindzone en zo verder te transporteren naar een beginzone van de tweede transporteenheid en daar terug los te laten.
Bij voorkeur omvat de aangrijpeenheid verplaatsingsmiddelen, zoals een spindel en/of afstandsplaatjes, waarmee de aangrijpeenheid instelbaar is tussen de minstens twee standen. De verplaatsingsmiddelen kunnen ook een rail of dergelijke omvatten, waarbij minstens één van de aangrijpmiddelen dan verplaatsbaar is langsheen deze rail. Bij voorkeur laten de verplaatsingsmiddelen toe om één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen op drie of meerdere verschillende posities te gaan positioneren ten opzichte van de eerste transporteenheid.
Verder bij voorkeur laten de verplaatsingsmiddelen een continue verplaatsing van minstens één van de één of meerdere aangrijpmiddelen toe en dit tussen twee uiterste posities, zodat de aangrijpeenheid verschillende standen kan innemen tussen twee uiterste standen.
Op deze manier kan men heel precies de afstand tussen de plaats waar de aangrijpeenheid de bovengrondse gedeeltes gaat aangrijpen en de eerste transporteenheid gaan instellen, zodat de scheiding van de zaailingen in de eerste stroom en de tweede stroom van zaailingen optimaal kan gaan plaatsvinden.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de selectie-inrichting een krachteenheid voor het leveren van krachten op de kluitjes van zaailingen die met behulp van de aangrijpeenheid getransporteerd worden van de eerste transporteenheid naar de tweede transporteenheid, voor het zo scheiden van eventuele met elkaar verbonden kluitjes.
Een probleem dat vaak voorkomt bij zaailingen is dat de kluitjes van verschillende zaailingen ietwat met elkaar verbonden zijn.
Dit is bijvoorbeeld mogelijk doordat de wortels van de ene zaailing wat buiten het kluitje gaan wortelen en gaan wortelen in een aanpalend kluitje.
Dit kan voor problemen zorgen bij het aanbrengen van zaailingen op het veld.
Hierdoor kunnen bijvoorbeeld twee zaailingen tegelijkertijd worden aangebracht op het veld.
Het is ook goed mogelijk dat een kluitje omvattende een onvoldoende ontwikkeld bovengronds gedeelte of omvattende geen bovengronds gedeelte, verbonden is met een kluitje van een zaailing dat wel een goed ontwikkeld bovengronds gedeelte omvat.
De aangrijpeenheid zal dan de zaailing met het goed ontwikkeld bovengronds gedeelte aangrijpen, met als resultaat dat de ongeschikte zaailing ook mee wordt getransporteerd.
De eerste stroom van zaailingen kan hierdoor ook ongeschikte zaailingen omvatten.
Door te voorzien in de genoemde krachtinrichting worden kluitjes die met elkaar verbonden zijn van elkaar gescheiden en dit tijdens het transporteren met behulp van de aangrijpeenheid, waardoor onder andere een zaailing, die niet rechtstreeks wordt vastgehouden door de aangrijpeenheid maar wel verbonden is met een kluitje van een zaailing die wel rechtstreeks wordt vastgehouden door de aangrijpeenheid, gescheiden wordt van deze laatstgenoemde Zaailing en dus de tweede transporteenheid niet gaat bereiken en de kans kleiner is dat de eerste stroom van zaailingen ongeschikte zaailingen omvat.
Wanneer de selectie-inrichting dan een genoemde opening omvat, zal deze ongeschikte zaailing doorheen deze opening vallen onder invloed van de zwaartekracht.
Een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding betreft een selectie-inrichting voor zaailingen, waarbij deze zaailingen voorzien zijn te omvatten een kluitje en een plant met een ondergronds gedeelte dat zich grotendeels in het kluitje uitstrekt en een bovengronds gedeelte dat zich aan de bovenzijde van het kluitje uitstrekt, waarbij de selectie-inrichting omvat een eerste transporteenheid die voorzien is om zaailingen te transporteren naar een eindzone van de eerste transporteenheid, een tweede transporteenheid die volgt op de eerste transporteenheid en voorzien is om zaailingen te transporteren van een beginzone van de tweede transporteenheid naar een eindzone van de tweede transporteenheid, en een aangrijpeenheid die voorzien is om bovengrondse gedeeltes van zaailingen ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid vast te grijpen voor het zo transporteren van zaailingen van de eerste transporteenheid naar de tweede transporteenheid, en waarbij in gebruik en ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid, deze aangrijpeenheid voorzien is bovengrondse gedeeltes vast te grijpen op een afstand van de bovenzijden van de kluitjes van de door de eerste transporteenheid getransporteerde zaailingen zodat de zaailingen opgedeeld worden in een eerste stroom van zaailingen omvattende zaailingen die door de aangrijpmiddelen werden vastgegrepen en een tweede stroom van zaailingen omvattende zaailingen die niet werden vastgegrepen door de aangrijpmiddelen, waarbij de selectie-inrichting omvat een krachteenheid voor het leveren van krachten op de kluitjes van zaailingen die met behulp van de aangrijpeenheid getransporteerd worden van de eerste transporteenheid naar de tweede transporteenheid, voor het zo scheiden van eventuele met elkaar verbonden kluitjes.
Dit betreft dus bij voorkeur een uitvoeringsvorm omvattende het inleidende gedeelte van conclusie 1 en waarbij het karakteriserende gedeelte van conclusie 1 optioneel is.
Met behulp van deze alternatieve uitvoeringsvorm wordt alleszins het bovengenoemde probleem, namelijk het risico dat een ongeschikte zaailing zich in de stroom van eerste zaailingen bevindt omdat zijn kluitje (lichtjes) verbonden is met het kluitje van een geschikte zaailing, opgelost.
Hier wordt ook vermeden dat er met elkaar verbonden zaailingen worden aangeplant. Hier kan de stand van de aangrijpeenheid ten opzichte van de eerste transporteenheid instelbaar zijn tussen minstens twee standen, waarbij de afstand tussen de plaats waarop de bovengrondse gedeeltes worden aangegrepen en de eindzone van de eerste transporteenheid zo verschilt bij deze minstens twee standen dat tijdens het gebruik en ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid, de minimale afstand tussen de plaats waarop de aangrijpeenheid de bovengrondse gedeeltes aangrijpt en de bovenzijde van het kluitje van een getransporteerde zaailing bij deze minstens twee standen verschilt.
Verder bij voorkeur, bij de laatstgenoemde zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm en bij de alternatieve uitvoeringsvorm, is deze krachtinrichting voorzien voor leveren van een mechanische kracht, trillingen en/of uitgeblazen lucht, enz. Nog verder bij voorkeur omvat de krachteenheid één of meerdere blaasmiddelen voor het blazen van lucht tegenaan de kluitjes van de zaailingen die met behulp van de aangrijpeenheid getransporteerd worden van de eerste transporteenheid naar de tweede transporteenheid en nog meer bij voorkeur is de aangrijpeenheid voorzien de eerste stroom van zaailingen te transporteren volgens een transportrichting en strekt minstens een gedeelte van de door de blaasmiddelen uitgeblazen lucht zich nagenoeg loodrecht uit op deze transportrichting.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de tweede transporteenheid voorzien om zaailingen te transporteren van een beginzone naar een eindzone van de tweede transporteenheid en is de aangrijpeenheid voorzien om zaailingen te transporteren van de eindzone van de eerste transporteenheid naar de beginzone van de tweede transporteenheid, waarbij in gebruik de beginzone van de tweede transporteenheid lager ligt dan de eindzone van de eerste transporteenheid. Wanneer de selectie-inrichting deel uitmaakt van een plantmachine komt ‘in gebruik’ overeen met ‘tijdens het aanplanten op een veld’. Een veld strekt zich dikwijls horizontaal of licht hellend uit. De helling van een veld is in normale omstandigheden niet al te sterk zodat de beginzone van de tweede transporteenheid steeds lager ligt dan de eindzone van de eerste transporteenheid. Dit is vooral van belang bij de uitvoeringsvorm waarbij de eindzone van de eerste transporteenheid zich op een afstand van de beginzone van de tweede transporteenheid bevindt en er zich een opening bevindt tussen deze eindzone van de eerste transporteenheid en de beginzone van de tweede transporteenheid, waarbij de eerste transporteenheid voorzien is om zaailingen te transporteren richting deze opening en waarbij de genoemde aangrijpeenheid deze opening overbrugt zodat de eerste stroom van zaailingen transporteerbaar is langsheen deze opening naar de beginzone van de tweede transporteenheid en waarbij de tweede stroom van zaailingen voorzien is zich doorheen deze opening te begeven onder invloed van de zwaartekracht. Door de zwaartekracht zullen de kluitjes van de eerste stroom van zaailingen een neerwaarts gerichte kracht ondervinden, waardoor de kluitjes zich tijdens het transporteren door de aangrijpeenheid zich wat lager kunnen bevinden dan tijdens hun transport ter hoogte van de eindzone van de eerste transporteenheid. Door hier de beginzone van de tweede transporteenheid wat lager te voorzien dan de eindzone van de eerste transporteenheid wordt verzekerd dat de overdracht van de eerste stroom van zaailingen naar de beginzone van de tweede transporteenheid goed kan plaatsvinden.
Verder bij voorkeur ligt in gebruik de eindzone van de tweede transporteenheid hoger dan de beginzone van de tweede transporteenheid. De kluitjes van de zaailingen waarop de zwaartekracht inwerkte tijdens het transport door de aangrijpeenheid worden hier dan goed ondersteund en terug naar hun gewenste positie gebracht zodat deze bijvoorbeeld eenvoudig terug de oriëntatie kunnen aannemen die zich hadden op de eerste transporteenheid.
In een specifieke uitvoeringsvorm is de aangrijpeenheid zo uitgevoerd dat de aangrijpeenheid tijdens het transporteren van de eerste stroom zaailingen naar de beginzone van de tweede transporteenheid in staat is om bovengrondse gedeeltes vroegtijdig los te laten en omvat de selectie-inrichting één of meerdere detectiemiddelen zoals sensoren voor het detecteren van eigenschappen van zaailingen en zijn deze één of meerdere detectiemiddelen voorzien voor het aansturen van de aangrijpeenheid overeenkomstig met de detectie van de eigenschappen van zaailingen,
zodat zaailingen met ziektes vroegtijdig kunnen worden losgelaten door de aangrijpeenheid en de tweede transporteenheid niet bereiken.
Hier wordt de eerste stroom van zaailingen verder opgedeeld.
Bij deze specifieke uitvoeringsvorm kan worden vermeden dat zaailingen die wel een voldoende hoog bovengronds gedeelte omvatten, maar die bijvoorbeeld besmet zijn met schadelijke bacteriën, schimmels, gisten, insecten, enz. ook worden aangebracht op het veld.
Hier kan de aangrijpeenheid dan bijvoorbeeld genoemde klemelementen of grijpelementen omvatten, waarbij dan de klemelementen of de grijpelementen de bovengrondse gedeeltes van ongeschikte zaailingen gaan loslaten voordat de tweede transporteenheid bereikt is.
Wanneer dan een genoemde opening aanwezig is tussen de eerste transporteenheid en de tweede transporteenheid dan vallen deze losgelaten zaailingen in deze opening.
Deze uitvinding betreft ook een plantmachine voor het aanbrengen van zaailingen op een veld, waarbij deze zaailingen voorzien zijn te omvatten een kluitje en een plant met een ondergronds gedeelte dat zich grotendeels in het kluitje uitstrekt en een bovengronds gedeelte dat zich bovenaan het kluitje uitstrekt zodat de zaailingen zich uitstrekken volgens een langsrichting en het bovengronds gedeelte een bepaalde afmeting heeft gezien volgens de langsrichting, waarbij de plantmachine een selectie-inrichting omvat voor het selecteren van geschikte zaailingen, waarbij de plantmachine enkel voorzien is voor het aanbrengen van deze geschikte zaailingen op veld, waarbij de selectie-inrichting een selectie-inrichting is zoals hierboven weergeven en waarbij de eerste stroom van zaailingen de geschikte zaailingen vormen.
Deze plantmachine kan voorzien zijn om zaailingen één voor één en rij per rij te gaan aanbrengen op het veld.
De plantmachine kan ook voorzien om meerdere rijen van zaailingen gelijktijdig te gaan aanbrengen op het veld.
De plantmachine kan hier dan één selectie-inrichting omvatten, maar kan ook meerdere selectie-inrichtingen omvatten waarbij er dan bijvoorbeeld één selectie-inrichting is voor elke aan te planten rij.
Ook verder bij voorkeur omvat de plantmachine minstens één plantinrichting voor het fysiek aanbrengen van de zaailingen op het veld.
Bij voorkeur is de selectie-inrichting dan voorzien om de geschikte zaailingen te brengen naar deze plantinrichting.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een selectie-inrichting volgens deze uitvinding.
De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekening waarbij -figuur 1! een bovenaanzicht is van een schematische weergave van een selectie-inrichting volgens de uitvinding en dit tijdens het opdelen van zaailingen in een eerste stroom van zaailingen en een tweede stroom van zaailingen; -figuur 2 een zijaanzicht is van hetgeen weergegeven is in figuur 1. In figuren wordt een uitvoeringsvorm van een selectie-inrichting (1) volgens de uitvinding weergegeven.
Deze selectie-inrichting (1) is voorzien om zaailingen (2) op te delen in twee stromen van zaailingen (2). De op te delen zaailingen (2) zijn voorzien te omvatten een kluitje (3) en een plant die wortelt in het kluitje (3). De kluitjes (3) zelf zijn balkvormig en strekken zich dus uit volgens een hoogterichting, een lengterichting en een breedterichting.
Elk kluitje (3) heeft hier een bovenvlak (5), een ondervlak en vier zijvlakken die het bovenvlak (5) met het ondervlak verbinden.
De plant omvat een ondergronds gedeelte, dat zich hoofdzakelijk uitstrekt in het kluitje (3), en een bovengronds gedeelte (4) dat zich bovenaan het bovenvlak (5) uitstrekt en een bepaalde hoogte heeft gezien volgens de hoogterichting.
Het bovengrondse gedeelte (4) omvat de stengel en de bladeren van de plant.
Deze zaailingen (2) worden bekomen door een zaadje aan te brengen in een kluitje (3). Normaal gezien zal het zaadje gaan kiemen en dus een plant gaan vormen omvattende genoemd ondergronds en bovengrondse gedeelte (4). Echter niet alle zaadjes gaan kiemen, waardoor er ook zaailingen (2) zijn die enkel een kluitje (3) omvatten en dus geen plant omvatten. Niet alle plantjes gaan zich even goed of vlug gaan ontwikkelen. Dit betekent dus dat de bovengrondse gedeeltes (4) van zaailingen (2) niet allen dezelfde hoogte hebben.
Het is enkel interessant om zaailingen (2) te gaan aanbrengen op een veld waarvan de kans groot is dat ze gaan uitgroeien tot een oogstbare plant. De selectie-inrichting (1) wordt hier dan ook gebruikt om de geschikte zaailingen (2) te scheiden van de ongeschikte zaailingen (2). De geschikte zaailingen (2) zijn de zaailingen (2) die een voldoende goed ontwikkeld bovengrondse gedeelte (4) omvatten en dus een bovengronds gedeelte (4) omvatten met een bepaalde minimumhoogte. De ongeschikte zaailingen (2) zijn de zaailingen (2) die enkel een kluitje (3) omvatten of een onvoldoende ontwikkeld bovengronds gedeelte (4) omvatten en dus een bovengronds gedeelte (4) omvatten dat te klein is. De selectie-inrichting (1) zal hier de zaailingen (2) gaan opdelen in twee stromen op basis van de afmeting van de bovengrondse gedeeltes (4) volgens de hoogterichting, dus op basis van de hoogte van de bovengrondse gedeeltes (4). De kluitjes (3) van alle zaailingen (2) hebben hier nagenoeg dezelfde afmetingen zodat de scheiding van de zaailingen (2) goed kan plaatsvinden op basis van de hoogte van het bovengrondse gedeelte (4).
De selectie-inrichting (1) omvat een eerste transportband (6) voor het zo transporteren van zaailingen (2) naar een eindzone (A) van de eerste transportband (6) volgens een transportvlak en volgens een eerste rechtlijnige transportrichting (C), dat de hoogterichtingen van de zaailingen (2) zich nagenoeg uitstrekken volgens eenzelfde oriéntatierichting (D), waarbij deze oriëntatierichting (D) zich loodrecht uitstrekt op de eerste transportrichting (C) en zich evenwijdig uitstrekt aan het transportvlak. Elke zaailing (2) steunt dan zo op de eerste transportband (6) dat een zijvlak van het kluitje (3) rust op de eerste transportband (6). Verder omvat de eerste transportband (6) twee tegenover elkaar gelegen zijranden (11) die zich uitstrekken volgens de eerste transportrichting (C), waarbij de bovengrondse gedeeltes (4) voorzien zijn zich voorbij eenzelfde zijrand (11) uit te strekken wanneer deze voldoende hoog zijn. De oriëntatie van de zaailingen (2) ten opzichte van de eerste transportband (6) is goed zichtbaar in figuur 1. Deze eerste transportband (6) wordt in figuur 2 zo weergegeven dat deze zich horizontaal uitstrekt.
Deze selectie-inrichting (1) is voorzien om deel uit te maken van een plantmachine.
De plantmachine is zo vervaardigd dat deze eerste transportband (6) zich horizontaal uitstrekt wanneer deze plantmachine over een horizontaal gelegen veld beweegt.
De weergave in figuur 2 is dan ook de weergave wanneer de plantmachine zich bevindt op een horizontaal gelegen grondoppervlak.
De selectie-inrichting (1) omvat bijkomend een tweede transportband (7) die, op een afstand gezien volgens de eerste transportrichting (C), volgt op de eerste transportband (6). De tweede transportband (7) neemt steeds dezelfde vaste positie in ten opzichte van de eerste transportband (6). Deze tweede transportband (7) is voorzien om zaailingen (2) te transporteren van een beginzone (B) van de tweede transportband (7) naar een eindzone van de tweede transportband (7). Zoals weergegeven in figuur 2 heeft de tweede transportband (7) een zekere helling en bevindt de beginzone (B) van de tweede transportband (7) zich lager dan de eindzone van de tweede transportband (7) en zich ook lager dan de eindzone (A) van de eerste transportband (6). Tussen de eerste transportband (6) en de tweede transportband (7) bevindt zich een opening (10) waardoorheen de zaailingen (2) zich kunnen begeven onder invloed van de zwaartekracht.
Verder omvat de selectie-inrichting (1) een aangrijpeenheid omvattende verplaatsingsmiddelen (12) en aangrijpmiddelen (8, 9) die voorzien zijn om, op een afstand van de eerste transportband (6) gezien volgens de oriëntatierichting (D) en ter hoogte van de eindzone (A) van de eerste transportband (6), bovengrondse gedeeltes (4) van zaailingen (2) vast te grijpen en te transporteren naar de beginzone (B) van de tweede transportband (7). Gezien de bovengrondse gedeeltes (4) op een afstand van de eerste transportband (6) gezien volgens de oriëntatierichting (D) worden vastgegrepen door de aangrijpmiddelen (8, 9), worden de zaailingen (2) hier opgedeeld ineen eerste stroom van zaailingen (2) die zaailingen (2) omvatten met een voldoende hoog bovengronds gedeelte (4) dat door de aangrijpmiddelen (8, 9) wordt vastgegrepen zodat deze eerste stroom van zaailingen (2) door de tweede transportband (7) verder wordt getransporteerd en een tweede stroom van zaailingen (2) omvattende de zaailingen (2) die niet werden vastgegrepen door de aangrijpmiddelen (8, 9). De eerste stroom van zaailingen (2) vormen hier de geschikte zaailingen (2) en de tweede stroom van zaailingen (2) vormen hier de ongeschikte zaailingen (2). De aangrijpmiddelen (8, 9) omvatten twee transportbanden (8, 9), die hier worden aangeduid als een derde transportband (9) en een vierde transportband (8). De derde transportband (9) neemt steeds dezelfde vaste positie in ten opzichte van de eerste transportband (6), en de vierde transportband (8) is verplaatsbaar opgesteld ten opzichte van de eerste transportband (6) en dit met behulp van de verplaatsingsmiddelen (12) die een vast frame en twee verplaatsingsrails omvatten.
De derde transportband (9) strekt zich evenwijdig naast de eerste transportband (6) uit op dezelfde hoogte zodat zaailingen
(2) die ondersteunend getransporteerd worden door de eerste transportband (6) ook mee ondersteund worden door de derde transportband (9) en dit ter hoogte van hun bovengrondse gedeelte (4). Dit is goed zichtbaar op figuur 1 waar zichtbaar is dat bovengrondse gedeeltes (4) ondersteund worden door de derde transportband (9). Deze derde transportband (9) strekt zich verder uit dan de eerste transportband (6) gezien volgens de eerste transportrichting (C) en een eindzone van de derde transportband (9) strekt zich uit ter hoogte van de tweede transportband (7) zodat de derde transportband
(9) de opening (10) overbrugt.
De vierde transportband (8) strekt zich uit boven de derde transportband (9) en strekt zich uit vanaf de eindzone (A) van de eerste transportband (6) tot de beginzone (B) van de tweede transportband (7) en overbrugt dus de opening (10). Alle transportbanden (6, 7, 8, 9) zijn voorzien te roteren met nagenoeg dezelfde snelheid en de derde transportband (9) raakt nagenoeg de vierde transportband (8) zodat de derde en de vierde transportband (8, 9) in staat zijn bovengrondse gedeeltes (4) vast te klemmen en dus vast te grijpen ter hoogte van de eindzone (A) van de eerste transportband (6) en zo mee te transporteren naar de beginzone (B) van de tweede transportband (7). De vierde transportband (8) is verplaatsbaar volgens de oriëntatierichting (D) ten opzichte van de eerste transportband (6) tussen verschillende posities en dit met behulp van de verplaatsingsmiddelen (12) en dit evenwijdig met de genoemde zijrand (11) van de eerste transportband (6) en dit dus dichter naar de of verder van de zijrand (11). Hierdoor kan men kiezen op welke afstand tot de eerste transportband (6), dus op welke afstand van de bovenvlakken (5) van de kluitjes (3) van de zaailingen (2), de bovengrondse gedeeltes (4) van de zaailingen (2) worden vastgegrepen.
Men kan hier dus bepalen wat de minimumhoogte van de bovengrondse gedeeltes (4) moet zijn vooraleer ze worden vastgegrepen door de aangrijpmiddelen (8, 9). Hierdoor is het mogelijk om de zaailingen (2) te scheiden in twee stromen op basis van de hoogte van de bovengrondse gedeeltes (4). Hier wordt er dus een eerste stroom van zaailingen (2) verkregen die een voldoende hoog bovengronds gedeelte (4) omvatten, waarbij deze eerste stroom met behulp van de tweede transportband (7) verder wordt getransporteerd en een tweede stroom van zaailingen (2) waarbij deze zaailingen (2) geen plant omvatten met een voldoende hoog bovengronds gedeelte (4) of waarbij deze zaailingen (2) geen bovengronds gedeelte (4) omvatten bijvoorbeeld doordat er geen kieming van het zaadje was.
Deze tweede stroom van zaailingen (2) zal dan onder invloed van de zwaartekracht doorheen de opening (10) vallen zodat deze ongeschikte zaailingen (2) verzameld en/of afgevoerd kunnen worden.
Tijdens het transport van de zaailingen (2) door de aangrijpmiddelen (8, 9), is de kans op beschadiging van de zaailingen (2) klein en dit door de vormgeving en opstelling van de derde en de vierde transportband (8, 9). De derde transportband (9) is breder dan de vierde transportband (8) en is zo in staat om de zaailingen (2) deels te ondersteunen zodanig dat de kans klein is dat het bovengrondse gedeelte (4) zal scheuren/afbreken ter hoogte van plaats waar het bovengrondse gedeelte (4) wordt geklemd tussen de derde en de vierde transportband (8, 9). Ook bevindt de beginzone (B) van de tweede transportband (7) zich normaal gezien lager dan de eindzone (A) van de eerste transportband (6) in gebruik van de selectie-inrichting (1) zodat, indien het kluitje (3) van een door de aangrijpmiddelen (8, 9) getransporteerde zaailing (2) wat gezakt is onder invloed van zwaartekracht, dit kluitje (3) goed wordt opgevangen door de tweede transportband (7) en terug op zijn gewenste hoogte wordt gebracht door de tweede transportband (7).
Verder omvat de selectie-inrichting (1) blaasmiddelen die voorzien zijn om lucht te blazen tegenaan de kluitjes (3) van zaailingen (2) die getransporteerd worden met behulp van de aangrijpmiddelen (8, 9) en dit ter hoogte van de opening (10). De kluitjes (3) van zaailingen (2) die ietwat met elkaar verbonden zijn, doordat de wortels bijvoorbeeld in elkaar haken worden zo uit elkaar geblazen.
Eventuele lege kluitjes (3) die vasthangen aan een kluitje (3) van een geschikte zaailing (2), komen zo los zodat deze kluitjes (3) dan met behulp van de zwaartekracht doorheen de opening (10) vallen en deze lege kluitjes (3) niet terechtkomen op de tweede transportband (7).

Claims (17)

CONCLUSIES
1. Selectie-inrichting (1) voor zaailingen (2), waarbij deze zaailingen (2) voorzien zijn te omvatten een kluitje (3) en een plant met een ondergronds gedeelte dat zich grotendeels in het kluitje (3) uitstrekt en een bovengronds gedeelte (4) dat zich bovenaan het kluitje (3) uitstrekt zodat de zaailingen (2) zich uitstrekken volgens een langsrichting en het bovengronds gedeelte (4) een bepaalde afmeting heeft gezien volgens de langsrichting, waarbij de selectie-inrichting (1) omvat e een eerste transporteenheid (6) voor het zo transporteren van zaailingen (2) naar een eindzone (A) van de eerste transporteenheid (6) volgens een eerste transportrichting (C), dat de langsrichtingen van de zaailingen (2) zich nagenoeg uitstrekken volgens dezelfde oriëntatierichting, waarbij deze oriëntatierichting (D) een hoek maakt met de eerste transportrichting (C); e een tweede transporteenheid (7) die volgt op de eerste transporteenheid (6), en e een aangrijpeenheid voor het transporteren van zaailingen (2) van de eerste transporteenheid (6) naar de tweede transporteenheid (7), waarbij deze aangrijpeenheid voorzien is om, ter hoogte van de eindzone (A) van de eerste transporteenheid (6), zaailingen (2) ter hoogte van hun bovengrondse gedeeltes (4) vast te grijpen op een afstand van de eerste transporteenheid (6) gezien volgens de oriëntatierichting (D) en deze zaailingen (2) verder te transporteren naar de tweede transporteenheid (7), zodat de aangrijpeenheid voorzien is om de zaailingen (2) op te delen in een eerste stroom van zaailingen (2) omvattende zaailingen (2) die werden vastgegrepen door de aangrijpeenheid en een tweede stroom van zaailingen (2) omvattende zaailingen (2) die niet werden vastgegrepen door de aangrijpeenheid,
met het kenmerk dat de aangrijpeenheid één of meerdere aangrijpmiddelen (8, 9) omvat voor het vastgrijpen van de bovengrondse gedeeltes (4) van zaailingen (2) en de positie van minstens één van de één of meerdere aangrijpmiddelen (8, 9) ten opzichte van de eerste transporteenheid (6) instelbaar is tussen minstens twee posities zodat de aangrijpeenheid instelbaar is tussen minstens twee standen, waarbij bij deze minstens twee standen, de aangrijpeenheid voorzien is om op een verschillende afstand van de eerste transporteenheid (6) gezien volgens de oriëntatierichting (D), de bovengrondse gedeeltes (4) van zaailingen (2) vast te grijpen.
2. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de oriëntatierichting (D) nagenoeg loodrecht staat op de eerste transportrichting (C).
3. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de één of meerdere aangrijpmiddelen (8, 9) een eerste transportband (8) en een tweede transportband (9) omvatten waarbij de bovengrondse gedeeltes (4) van zaailingen (2) voorzien zijn geklemd te worden tussen de eerste transportband (8) en de tweede transportband (9) voor het zo vastgrijpen en transporteren van deze zaailingen (2), waarbij voor de genoemde minstens twee standen van de aangrijpeenheid, de positie van minstens de eerste transportband (8) ten opzichte van de eerste transporteenheid (6) instelbaar is tussen minstens twee genoemde posities, waarbij de afstand van de eerste transportband (8) tot de eerste transporteenheid (6), gezien volgens de oriëntatierichting (D), in deze twee posities verschilt.
4. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de tweede transportband (9) voorzien is om steeds eenzelfde positie in te nemen ten opzichte van de eerste transporteenheid (6).
5. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat de eerste transportband (8) zich boven de tweede transportband (9) uitstrekt en de tweede transportband (9) voorzien is om zaailingen (2), tijdens het transport door de aangrijpeenheid van de eerste transporteenheid (6) naar de tweede transporteenheid (7), te ondersteunen.
6. Selectie-inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eindzone (A) van de eerste transporteenheid (6) zich op een afstand van een beginzone (B) van de tweede transporteenheid (7) bevindt en er zich een opening (10) uitstrekt tussen deze eindzone (A) en deze beginzone (B), waarbij de eerste transporteenheid (6) voorzien is om zaailingen (2) te transporteren richting deze opening (10) en waarbij de genoemde aangrijpeenheid deze opening (10) overbrugt zodat de eerste stroom van zaailingen (2) transporteerbaar is langsheen deze opening (10) naar de beginzone (B) van de tweede transporteenheid (7) en waarbij de tweede stroom van zaailingen (2) voorzien is zich doorheen deze opening (10) te begeven onder invloed van de zwaartekracht.
7. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de selectie-inrichting (1) één of meerdere ondersteuningselementen omvat die zich uitstrekken ter hoogte van de opening (10) voor het ondersteunen van de kluitjes (3) van de eerste stroom van zaailingen (2) tijdens het transport door de aangrijpeenheid, waarbij deze één of meerdere ondersteuningselementen afhellen richting de opening (10) voor het zo geleiden van de tweede stroom van zaailingen (2) richting de opening (10).
8. Selectie-inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste transporteenheid (6) voorzien is om zaailingen (2) ter hoogte van de eindzone (A) zo ondersteunend te transporteren volgens een transportvlak, dat de oriëntatierichting (D) zich nagenoeg loodrecht uitstrekt op de eerste transportrichting (C) en zich nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan het transportvlak, waarbij voor het innemen van de genoemde minstens twee standen, minstens één van de één of meerdere aangrijpmiddelen (8, 9) verplaatsbaar is opgesteld volgens de oriëntatierichting (D).
9. Selectie-inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste transporteenheid (6) een transportband omvat die voorzien is om zaailingen (2) ondersteunend te transporteren volgens een transportvlak en dit minstens ter hoogte van de eindzone (A), waarbij deze transportband minstens één zijrand (11) omvat die zich uitstrekt volgens de eerste transportrichting (C) ter hoogte van de eindzone (A) en waarbij de zaailingen (2) voorzien zijn om zich voorbij de genoemde zijrand (11) uit te strekken, en waarbij voor het innemen van de genoemde minstens twee standen, minstens één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen (8, 9) dichter of verder van de zijrand (11) plaatsbaar zijn.
10. Selectie-inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aangrijpeenheid verplaatsingsmiddelen (12) omvat waarmee één of meerdere van de één of meerdere aangrijpmiddelen (8, 9) verplaatsbaar zijn opgesteld zodat de aangrijpeenheid instelbaar is tussen de minstens twee genoemde standen.
11. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de verplaatsingsmiddelen (12) een continue verplaatsing van minstens één van de één of meerdere aangrijpmiddelen (8, 9) toelaat en dit tussen twee uiterste posities, zodat de aangrijpeenheid verschillende standen kan innemen tussen twee uiterste standen.
12. Selectie-inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de selectie-inrichting (1) een krachteenheid omvat voor het leveren van krachten op de kluitjes (3) van zaailingen (2) die met behulp van de aangrijpeenheid getransporteerd worden van de eerste transporteenheid (6)
naar de tweede transporteenheid (7), voor het zo scheiden van eventuele met elkaar verbonden kluitjes (3).
13. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de krachteenheid één of meerdere blaasmiddelen omvat voor het blazen van lucht tegenaan de kluitjes (3).
14. Selectie-inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede transporteenheid (7) voorzien is om zaailingen (2) te transporteren van een beginzone (B) naar een eindzone van de tweede transporteenheid (7) en de aangrijpeenheid voorzien is om zaailingen (2) te transporteren van de eindzone (A) van de eerste transporteenheid (6) naar de beginzone (B) van de tweede transporteenheid (7), waarbij in gebruik de beginzone (B) van de tweede transporteenheid (7) lager ligt dan de eindzone (A) van de eerste transporteenheid (6).
15. Selectie-inrichting (1) volgens conclusie 14, met het kenmerk dat in gebruik de eindzone van de tweede transporteenheid (7) hoger ligt dan de beginzone (B) van de tweede transporteenheid (7).
16. Selectie-inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de aangrijpeenheid zo is uitgevoerd dat de aangrijpeenheid tijdens het transporteren van de eerste stroom zaailingen (2) naar de tweede transporteenheid (7) in staat is om bovengrondse gedeeltes (4) vroegtijdig los te laten en dat de selectie-inrichting (1) één of meerdere detectiemiddelen omvat voor het detecteren van eigenschappen van zaailingen (2) en deze één of meerdere detectiemiddelen voorzien zijn voor het aansturen van de aangrijpeenheid overeenkomstig met de detectie van de eigenschappen van zaailingen (2), zodat zaailingen (2) met ziektes vroegtijdig kunnen worden losgelaten door de aangrijpeenheid en de tweede transporteenheid (7) niet bereiken.
17. Plantmachine voor het aanbrengen van zaailingen (2) op een veld, waarbij deze zaailingen (2) voorzien zijn te omvatten een kluitje (3) en een plant met een ondergronds gedeelte dat zich grotendeels in het kluitje (3) uitstrekt en een bovengronds gedeelte (4) dat zich bovenaan het kluitje (3) uitstrekt zodat de zaailingen (2) zich uitstrekken volgens een langsrichting en het bovengronds gedeelte (4) een bepaalde afmeting heeft gezien volgens de langsrichting, waarbij de plantmachine een selectie-inrichting (1) omvat voor het selecteren van geschikte zaailingen (2), waarbij de plantmachine enkel voorzien is voor het aanbrengen van deze geschikte zaailingen (2) op veld, met het kenmerk dat de selectie-inrichting (1) een selectie-inrichting (1) is volgens één of meerdere van de conclusies 1 tot 16 en dat de eerste stroom van zaailingen (2)
de geschikte zaailingen (2) vormen.
BE20195357A 2019-05-31 2019-05-31 Selectie-inrichting voor zaailingen BE1027324B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195357A BE1027324B1 (nl) 2019-05-31 2019-05-31 Selectie-inrichting voor zaailingen

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20195357A BE1027324B1 (nl) 2019-05-31 2019-05-31 Selectie-inrichting voor zaailingen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1027324A1 BE1027324A1 (nl) 2021-01-05
BE1027324B1 true BE1027324B1 (nl) 2021-01-13

Family

ID=67060214

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195357A BE1027324B1 (nl) 2019-05-31 2019-05-31 Selectie-inrichting voor zaailingen

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1027324B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0789988A2 (en) * 1996-02-14 1997-08-20 Circle Tekko Co., Ltd. Multiple furrow transplanting method for seedlings for transplantation and multiple furrow seedling transplanting machine
EP1472923A1 (en) * 2003-05-01 2004-11-03 N.V. Agriplant S.A. A method and apparatus for regular delivery of seedling in a planting vehicle to the soil
CN103109629A (zh) * 2013-03-01 2013-05-22 黑龙江北大荒众荣农机有限公司 甜菜移栽机电子监控选苗机构

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0789988A2 (en) * 1996-02-14 1997-08-20 Circle Tekko Co., Ltd. Multiple furrow transplanting method for seedlings for transplantation and multiple furrow seedling transplanting machine
EP1472923A1 (en) * 2003-05-01 2004-11-03 N.V. Agriplant S.A. A method and apparatus for regular delivery of seedling in a planting vehicle to the soil
CN103109629A (zh) * 2013-03-01 2013-05-22 黑龙江北大荒众荣农机有限公司 甜菜移栽机电子监控选苗机构

Also Published As

Publication number Publication date
BE1027324A1 (nl) 2021-01-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2654397B1 (en) Harvesting device, grow space, grow system and method
NL2021456B1 (en) Device for growing mushrooms
WO2018172376A1 (en) Mushroom handling apparatus
ES2380821T3 (es) Sistema para clasificar y empacar fruta
NL2000417C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het opnemen/afgeven van gewashouders.
EP1123649A1 (en) Method and device for harvesting agricultural products, in particular fruit
US11013169B2 (en) Apparatus for processing a crop
BE1025212B1 (nl) Inrichting voor het transporteren van paddenstoelen
NL2022481B1 (nl) Oogstinrichting en werkwijze voor het oogsten van aan een plant hangend fruit
BE1023905B1 (nl) Inrichting voor het plukken van fruit
BE1027324B1 (nl) Selectie-inrichting voor zaailingen
CA2878777C (en) Device for harvesting fruit hanging from a plant as well as a method for harvesting fruit hanging from a plant
NL1030277C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aangrijpen van gewas.
ES2231711T3 (es) Dispositivo para colocar material de plantas sobre o en un macizo o bancal.
NL1036829C2 (nl) Inrichting voor het verzamelen van vruchten tijdens het oogsten ervan.
NL2022411B1 (en) Handling device
BE1030945B1 (nl) Plantinrichting met instelbare plantdiepte
NL1030455C2 (nl) Teeltstelsel.
NL2029906B1 (nl) Inrichting voor het plukken van champignons
NL1007674C2 (nl) Inrichting voor het verzamelen van geoogste biologische producten.
GB2260474A (en) Transplanting apparatus for seedlings
NL2000367C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het in een substraat plaatsen van een van wortels voorzien gewas.
NL1024960C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van plantdelen.
NL1027804C2 (en) Plant pot sorting method, used in greenhouses, comprises arranging pots into row and holding pots with retaining mechanism while moving front pot away from row
NL1028368C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verplaatsen van bolbloemen.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210113

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210531