BE1030945B1 - Plantinrichting met instelbare plantdiepte - Google Patents

Plantinrichting met instelbare plantdiepte Download PDF

Info

Publication number
BE1030945B1
BE1030945B1 BE20225805A BE202205805A BE1030945B1 BE 1030945 B1 BE1030945 B1 BE 1030945B1 BE 20225805 A BE20225805 A BE 20225805A BE 202205805 A BE202205805 A BE 202205805A BE 1030945 B1 BE1030945 B1 BE 1030945B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
planting
supply means
planting material
seedlings
plant
Prior art date
Application number
BE20225805A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030945A1 (nl
Inventor
Bart Parrein
Original Assignee
Agriplant
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Agriplant filed Critical Agriplant
Priority to BE20225805A priority Critical patent/BE1030945B1/nl
Priority to US18/475,171 priority patent/US20240114823A1/en
Publication of BE1030945A1 publication Critical patent/BE1030945A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030945B1 publication Critical patent/BE1030945B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/006Other parts or details or planting machines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C5/00Making or covering furrows or holes for sowing, planting or manuring
    • A01C5/06Machines for making or covering drills or furrows for sowing or planting
    • A01C5/062Devices for making drills or furrows
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C5/00Making or covering furrows or holes for sowing, planting or manuring
    • A01C5/06Machines for making or covering drills or furrows for sowing or planting
    • A01C5/066Devices for covering drills or furrows
    • A01C5/068Furrow packing devices, e.g. press wheels

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een plantinrichting (1) voor het in een bodem brengen van plantgoed (2), omvattende een volgens een rijrichting verplaatsbaar gestel (3), aanvoermiddelen voor het aanvoeren van te planten plantgoed, en aan het gestel (3) aangebrachte roteerbare plantmiddelen (4) voorzien voor het vastgrijpen en in de bodem brengen van het aangevoerde plantgoed (2). Overeenkomstig de uitvinding omvatten de aanvoermiddelen, eerste (5) en tweede (6) aanvoermiddelen die zich respectievelijk in een horizontaal vlak en zich in de richting van de bodem uitstrekken, waarbij de tweede aanvoermiddelen (6) voorzien zijn om het door de eerste aanvoermiddelen (5) aangevoerd plantgoed (2) aan te voeren aan de roteerbare plantmiddelen (4), en waarbij de eerste (5) en tweede (6) aanvoermiddelen verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar, om de plantdiepte van het plantgoed (2) in te stellen.

Description

PLANTINRICHTING MET INSTELBARE PLANTDIEPTE
Deze uitvinding betreft een plantinrichting voor het in een bodem brengen van plantgoed, omvattende een volgens een rijrichting verplaatsbaar gestel, aanvoermiddelen voor het aanvoeren van te planten plantgoed, en aan het gestel aangebrachte roteerbare plantmiddelen voorzien voor het vastgrijpen en in de bodem brengen van het aangevoerde plantgoed.
De plantinrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het planten van zaailingen. Zaailingen zijn uit zaad opgekweekte planten, ze omvatten een kluitje en een plant met een ondergronds gedeelte dat zich grotendeels in het kluitje uitstrekt en een bovengronds gedeelte dat zich bovenaan het kluitje uitstrekt zodat de zaailingen zich uitstrekken volgens een langsrichting en het bovengronds gedeelte een bepaalde afmeting heeft gezien volgens de langsrichting.
Bij teelten van gewassen waarvan de zaden relatief duur zijn zoals bloemkolen, broccoli, tomaten, selderij, uien, sla, prei, enz. wordt er frequent gebruik gemaakt van zaailingen. Zaailingen worden meestal bekomen door een zaadje aan te brengen in een kluitje en dit zaadje te laten ontkiemen tot een kiemplant zodat men dan een kluitje met een plant heeft. De zaailingen kunnen ook bekomen worden door de zaden aan te brengen in een zaaibed of in de volle grond en het zaaibed of de volle grond dan in kluitjes te verdelen. Zaailingen kunnen ook bekomen worden door plantenstekken, boompjes, struikplantjes, bollen aan te brengen in kluitjes.
De zaailingen worden aangebracht op een veld. Het aanbrengen van zaailingen op een veld kan ook worden aangeduid met de term ‘planten van zaailingen’ of ‘overplanten van zaailingen’. Hiervoor kan een plantmachine (plantinrichting) worden gebruikt. Een plantmachine wordt ook aangeduid met de termen ‘overplantmachine’ of ‘aanplantmachine’. Bij het aanbrengen van de planten op het veld m.b.v. een plantmachine, is er hier reeds een gedeelte van de planten dat voorzien is om zich hoofdzakelijk bovengronds uit te strekken en bij het aanbrengen van deze planten op het veld, zal men ervoor zorgen dat dit gedeelte zich dan ook hoofdzakelijk bovengronds uitstrekt. Het kluitje met de kiemplant wordt dan door de plantmachine geplant op het veld en vaak worden de planten na hun groeiperiode individueel (één per één) geoogst.
Er zijn reeds verschillende types plantmachines voor het in de bodem aanbrengen van plantgoed bekend. Dergelijke plantmachines zijn opgebouwd uit een zelfaangedreven of getrokken gestel voorzien van een vorentrekker voor het in de bodem aanbrengen van één of meer evenwijdige voren, aanvoermiddelen voor het aanvoeren van het te planten plantgoed, een mechanisme voor het plaatsen van individuele planten in de aangebrachte voren en een systeem in de vorm van drukrollen of drukwielen waarmee de voren terug worden dichtgemaakt. Het plantmechanisme omvat veelal roteerbare plantmiddelen in de vorm van bijvoorbeeld twee plantschijven die zo ten opzichte van elkaar gepositioneerd zijn dat er langs een deel van de periferie van beide schijven op bepaalde plaatsen een tussenafstand gecreëerd wordt om het plantgoed in een opneemgebied tussen de schijven aan te brengen en in een afgiftegebied het plantgoed uit de plantmiddelen in een in de bodem aangebrachte voor te laten vallen.
Meestal worden zaailingen door de plantmachine zo op een veld aangebracht dat het kluitje zich hoofdzakelijk onder het grondoppervlak van het veld uitstrekt. Het bovengrondse gedeelte is hier dan het gedeelte van de zaailing dat zich boven het grondoppervlak van het veld uitstrekt en het ondergrondse gedeelte van de zaailing is dan het gedeelte van de zaailing dat zich onder het grondoppervlak van het veld uitstrekt. Echter deze zaailingen kunnen ook zo door de plantmachine worden aangebracht op het veld dat (een deel van) het kluitje zich boven het grondoppervlak van het veld uitstrekt. Het bovengrondse gedeelte van de zaailing is hier dan het gedeelte van de kiemplant dat zich boven het kluitje uitstrekt. In de praktijk worden zaailingen zodanig in de bodem aangebracht dat er zich ongeveer 3 à 4 cm. aarde bevindt boven het kluitje. Echter, afhankelijk van de streek (bodemgesteldheid) en het soort zaailing, kan het nodig zijn om de zaailingen dieper of minder diep te planten.
In de huidig bekende systemen kan de plantdiepte gewijzigd worden door de positie van de plantschijf te wijzigen ten opzichte van drukrollen of drukwielen waarmee de voren terug worden dichtgemaakt. Dit heeft echter het nadeel dat bij het wijzigen van de positie van de plantschijf, niet alleen de plantdiepte zal veranderen maar ook de hoek waarbij de plant door de plantschijf in de bodem wordt gebracht, zodat een bijkomende aanpassing van de plantschijven vereist is.
Een andere manier om de plantdiepte te wijzigen is door de plantschijven meer naar voor of meer naar achteren te verplaatsen ten opzichte van de aanvoermiddelen.
Hierdoor zal de plant hoger of lager worden meegenomen door de planschijf en zal de plantdiepte wijzigen. Deze oplossing heeft echter het nadeel dat er een aantal planten, met name deze met een korter bovengronds deel of wanneer het bovengronds deel niet mooi recht staat, niet meer meegenomen zullen worden door de plantschijven wanneer deze verder van de aanvoermiddelen geplaatst worden.
De Amerikaanse octrooipublicatie US 3,719,158 beschrijft een automatische plantmachine voor het planten van gewassen zoals tomaten, tabak, selderij, kool, uien en dergelijke, dewelke is aangepast om daarop een met planten geladen magazijn dat is voorzien van gelijkmatige holtes geschikt voor het vasthouden en verplaatsen van planten, te ontvangen. Het magazijn is verplaatsbaar door middel van een op de machine gemonteerde transporteur. Een paar naast elkaar gelegen, convergerende veerkrachtige banden zonder einde, die zijn voorzien om de planten uit het met planten geladen magazijn op te nemen, hebben een neerwaartse bewegingsbaan die leidt naar een positie grenzend aan de grond. De eindeloze benen divergeren vervolgens om de planten los te laten. De transporteur is verticaal verstelbaar om de gewenste diepte te verschaffen op de planten in de grond te planten.
JP S61 128813 A suggereert een verplaatsbare geleider op een eerste transportband om de plantdiepte aan te passen.
JP HO7 213114 A suggereert een verplaatsbare plantinrichting om de afstand naar een tweede band aan te passen om de plantdiepte aan te passen.
Deze uitvinding heeft nu tot doel een plantinrichting te verschaffen die bovengenoemde nadelen niet meer vertoont en die toelaat de plantdiepte van plantgoed, in het bijzonder zaailingen op een eenvoudige manier aan te passen.
Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een plantinrichting voor het in een bodem brengen van plantgoed, omvattende een volgens een rijrichting verplaatsbaar gestel, aanvoermiddelen voor het aanvoeren van te planten plantgoed, en aan het gestel aangebrachte roteerbare plantmiddelen voorzien voor het vastgrijpen en in de bodem brengen van het aangevoerde plantgoed, waarbij de genoemde aanvoermiddelen eerste en tweede aanvoermiddelen omvatten die zich respectievelijk in een horizontaal vlak en zich in de richting van de bodem uitstrekken, waarbij de tweede aanvoermiddelen voorzien zijn om het door de eerste aanvoermiddelen aangevoerd plantgoed aan te voeren aan de roteerbare plantmiddelen, en waarbij de eerste en tweede aanvoermiddelen verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar, om de plantdiepte van het plantgoed in te stellen, waarbij de eerste aanvoermiddelen het te planten plantgoed aanvoeren volgens een eerste aanvoerrichting en waarbij de positie van de eerste aanvoermiddelen ten opzichte van de tweede aanvoermiddelen horizontaal verplaatsbaar is volgens een richting dwars op de eerste aanvoerrichting, zodat de plantdiepte van het plantgoed instelbaar is.
Doordat de positie van de eerste aanvoermiddelen aanpasbaar is aan de positie van de tweede aanvoermiddelen, kan het door de eerste aanvoermiddelen aangevoerde plantgoed meer naar achter of meer naar voor in de tweede aanvoermiddelen gebracht worden. Hierdoor wordt het door de tweede aanvoermiddelen aangevoerde plantgoed lager of hoger gegrepen ter hoogte van hun bovengronds gedeelte door de plantmiddelen en aldus komen de planten minder diep, op een eerste plantdiepte of dieper, op een tweede plantdiepte in de bodem, bij voorkeur in een aangebrachte voor, terecht en dit terwijl de positie van de plantmiddelen ten opzichte van de bodem ongewijzigd blijft. Met een dergelijke plantinrichting is het bijgevolg 5 makkelijk om de plantdiepte eenvoudig in te stellen in functie van bijv. de bodemomstandigheden of het type plantgoed.
De eerste aanvoermiddelen strekken zich bij voorkeur in een horizontaal vlak uit en dit bij voorkeur volgens een richting dwars op de rijrichting van de plantinrichting.
De tweede aanvoermiddelen brengen het door de eerste aanvoermiddelen aangevoerde plantgoed in de richting van de bodem, hierbij strekken de tweede aanvoermiddelen zich bij voorkeur uit volgens een schuin of verticaal vlak, bij voorkeur volgens een richting dwars op de rijrichting van de plantinrichting.
De genoemde roteerbare plantmiddelen van de plantinrichting volgens de uitvinding omvatten bij voorkeur twee plantschijven die zo ten opzichte van elkaar gepositioneerd zijn dat er langs een deel van de periferie van beide schijven op bepaalde plaatsen een tussenafstand gecreëerd wordt om het plantgoed in een opneemgebied tussen de schijven aan te brengen en in een afgiftegebied het plantgoed uit de plantmiddelen in een in de bodem aangebrachte voor te laten vallen.
Tijdens het andere deel van de periferie wordt er geen tussenafstand gecreëerd doordat de beide schijven tegen elkaar aangedrukt worden door bijvoorbeeld een daartoe voorziene aandrukinrichting. In het deel waar er geen tussenafstand is, zit het plantgoed geklemd tussen de beide plantschijven. Hierdoor kan het plantgoed roteerbaar verplaatst worden van het opneemgebied naar het afgiftegebied. In gebruik zullen de plantschijven roteren met de snelheid van 30 tot 130 toeren per minuut.
In de plantinrichting volgens de uitvinding voeren de eerste aanvoermiddelen het te planten plantgoed aan volgens een eerste aanvoerrichting en is de positie van de eerste aanvoermiddelen ten opzichte van de tweede aanvoermiddelen horizontaal verplaatsbaar volgens een richting dwars op de eerste aanvoerrichting, zodat de plantdiepte van het plantgoed instelbaar is. Door de positie van de eerste aanvoermiddelen te wijzigen ten opzichte van de tweede aanvoermiddelen, kan de plantdiepte van het plantgoed makkelijk gewijzigd worden.
Bij een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de plantinrichting volgens de uitvinding omvatten de eerste aanvoermiddelen minstens een eerste transportband.
Deze eerste transportband is voorzien om het plangoed aan te bieden aan de tweede aanvoermiddelen op een zodanige manier dat het plantgoed niet beschadigd raakt.
Bij voorkeur zijn de eerste aanvoermiddelen uitgevoerd als een selectie-inrichting die voorzien is om de geschikte zaailingen te scheiden van de ongeschikte zaailingen. De geschikte zaailingen zijn de zaailingen die een voldoende goed ontwikkeld bovengrondse gedeelte omvatten en dus een bovengronds gedeelte omvatten met een bepaalde minimumhoogte. De ongeschikte zaailingen zijn de zaailingen die enkel een kluitje omvatten of een onvoldoende ontwikkeld bovengronds gedeelte omvatten en dus een bovengronds gedeelte omvatten dat te klein is. De selectie-inrichting zal hier de zaailingen gaan opdelen in twee stromen op basis van de afmeting van de bovengrondse gedeeltes volgens de hoogterichting, dus op basis van de hoogte van de bovengrondse gedeeltes.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de plantinrichting overeenkomstig de uitvinding omvatten de tweede aanvoermiddelen twee zich in de richting van de bodem uitstrekkende klembanden, waartussen het door de eerste aanvoermiddelen aangevoerde plantgoed getransporteerd wordt in de richting van de plantmiddelen.
Bij voorkeur strekken de genoemde klembanden zich schuin of verticaal uit. In de praktijk zullen de tweede aanvoermiddelen sneller draaien dan de eerste aanvoermiddelen. Bij voorkeur draaien de tweede aanvoermiddelen 5 tot 25 maal sneller dan de eerste aanvoermiddelen. Bij voorkeur zullen in gebruik, de tweede aanvoermiddelen een translatiesnelheid (aanvoersnelheid) aanhouden die gelijk is aan de rijsnelheid van de plantinrichting. De rijsnelheid van de plantinrichting wordt gekozen i.f.v. van de plantafstand. In de praktijk is de rijsnelheid gelegen tussen 3 en 13 km/uur.
Bij een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de plantinrichting volgens uitvinding omvat de genoemde plantinrichting één of meerdere vorentrekkers voor het trekken van één of meerdere voren en is de plantinrichting voorzien om plantgoed aan te brengen in de één of meerdere voren en omvat de plantinrichting één of meerdere drukrollen of drukwielen voor het terug sluiten van de één of meerdere voren nadat het plantgoed is aangebracht in de één of meerdere voren.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een plantinrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving 1s uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekening waarbij - figuur 1: een bovenaanzicht is van een schematische weergave van de eerste en tweede aanvoermiddelen van een plantinrichting volgens de uitvinding waarbij de eerste aanvoermiddelen in een eerste positie staan opgesteld ten opzichte van de tweede aanvoermiddelen; - figuur 2: een zijaanzicht is van hetgeen weergegeven is in figuur 1; - figuur 3: een bovenaanzicht is van een schematische weergave van de eerste en tweede aanvoermiddelen van een plantinrichting volgens de uitvinding waarbij de eerste aanvoermiddelen in een tweede positie staan opgesteld ten opzichte van de tweede aanvoermiddelen; - figuur 4: een zijaanzicht is van hetgeen weergegeven is in figuur 3:
- figuur 5: een vereenvoudigde weergave is van een plantinrichting volgens de uitvinding in zijn eerste positie zoals weergegeven op figuur 1, en dit tijdens het aanbrengen van zaailingen op een veld, waarbij de zaailingen worden aangebracht op een eerste plantdiepte; - figuur 6: een vereenvoudigde weergave is van een plantinrichting volgens de uitvinding in zijn eerste positie zoals weergegeven op figuur 3, en dit tijdens het aanbrengen van zaailingen op een veld, waarbij de zaailingen worden aangebracht op een tweede plantdiepte; - figuur 7: een perspectiefvoorstelling is van een plantinrichting volgens de uitvinding; - figuur 8: een gedetailleerde voorstelling is van de eerste en tweede aanvoermiddelen, de plantmiddelen en de drukrollen van de plantinrichting volgens de uitvinding.
De plantinrichting (1) overeenkomstig deze uitvinding en zoals 0.a. voorgesteld op figuur 7, is voorzien voor het zo aanbrengen van plantgoed (2), zoals zaailingen, op een veld dat het plantgoed (2) na het aanbrengen ervan op het veld een bovengronds gedeelte heeft dat zich bovengronds uitstrekt en een ondergronds gedeelte (kluit met wortels) dat zich ondergronds uitstrekt. De plantinrichting (1) zal in gebruik volgens een rijrichting (R) over een veld bewegen.
De plantinrichting (1) overeenkomstig deze uitvinding omvat een zelfaangedreven of getrokken gestel (3) die de basis vormt van de inrichting (1). Het gestel (3) wordt verplaatst over de bodem en omvat hiertoe loopwielen (11). Het gestel (3) is voorzien van een vorentrekker (9) voor het in de bodem aanbrengen van één of meer evenwijdige voren, aanvoermiddelen voor het aanvoeren van te planten plantgoed (2), plantmiddelen (4) voor het plaatsen van individuele planten in de aangebrachte voren en drukrollen (10) (of drukwielen) waarmee de voren terug worden dichtgemaakt nadat het plantgoed (2) is aangebracht. De vorentrekker (9) is opgebouwd uit een V-vormige element dat in gebruik gedeeltelijk in de bodem gebracht wordt.
De plantmiddelen (4), bij voorkeur in de vorm van twee schijfvormige organen (zogenaamde plantschijven), zijn roteerbaar ten opzichte van het gestel (3) en zijn voorzien voor het vastgrijpen en in de bodem brengen van het aangevoerde plantgoed (2). Ze zijn zo ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat er langs een deel van de periferie van beide schijven op bepaalde plaatsen een tussenafstand gecreëerd wordt om het plantgoed in een opneemgebied plantgoed tussen de schijven aan te brengen en in een afgiftegebied het plantgoed uit de plantmiddelen in een in de bodem aangebrachte voor te laten vallen. Om het plantgoed (2) te verplaatsen van het opneemgebied naar het afgiftegebied zijn de beide schijven d.m.v. een daartoe voorzien aandrukinrichting (slede) tijdens een ander deel van de periferie tegen elkaar aangedrukt, zodat het mogelijk is het aangebrachte plantgoed vast te klemmen en te verplaatsen.
Het plantgoed (2) wordt met behulp van aanvoermiddelen aangevoerd. Er zijn eerste (5) en tweede (6) aanvoermiddelen. Op de afgebeelde inrichting strekken de eerste aanvoermiddelen (5) zich horizontaal en dwars uit volgens de rijrichting (R), terwijl de tweede aanvoermiddelen (6) zich verticaal in de richting van de bodem uitstrekken.
De eerste aanvoermiddelen (5) zijn voorzien om het plantgoed (2) te verplaatsen naar de tweede aanvoermiddelen (6), die op hun beurt voorzien zijn om het plantgoed (2) vervolgens neerwaarts te verplaatsen naar een afgeefpositie waar ze één voor één worden opgenomen door de plantmiddelen (4) die ze in de bodem zullen brengen. In gebruik wordt het te planten plantgoed (2) steeds op dezelfde positie op het transportvlak van de eerste aanvoermiddelen geplaatst, zodat het betreffende plantgoed steeds op dezelfde plaats worden opgenomen door de tweede aanvoermiddelen.
De eerste aanvoermiddelen (5) kunnen bestaan uit een enkele transportband (7) die zich horizontaal, bij voorkeur dwars op de rijrichting uitstrekt en die voorzien is om het plantgoed (2), bij voorkeur een zaailing omvattende een kluitje en een plant die wortelt in het kluitje, ondersteunend te verplaatsen naar de tweede aanvoermiddelen.
De eerste aanvoermiddelen (5) kunnen echter ook zoals afgebeeld in de bijgevoegde figuren bestaan uit een zogenaamde selectie-inrichting die gebruikt zal worden om de geschikte zaailingen te scheiden van de ongeschikte zaailingen. Dergelijke selectie- inrichting omvat een aantal transportbanden.
De betreffende selectie-inrichting is voorzien om het plantgoed (2), hierna zaailingen genoemd, op te delen in twee stromen van zaailingen op basis van de afmeting van hun bovengrondse gedeeltes, namelijk een stroom zaailingen met een voldoende goed ontwikkeld bovengronds gedeelte met een bepaalde minimumhoogte waarvan de kans groot is dat ze gaan uitgroeien tot een oogstbare plant, en een stroom ongeschikte zaailingen met een te klein (kort) bovengronds gedeelte. De kluitjes van alle zaailingen hebben hier wel nagenoeg dezelfde afmetingen zodat de scheiding van de zaailingen goed kan plaatsvinden op basis van de hoogte van het bovengrondse gedeelte.
De selectie-inrichting omvat een eerste (7) en tweede transportband (12). De tweede transportband (12) strekt zich horizontaal uit en is voorzien voor het transporteren van zaailingen naar een eindzone van de tweede transportband (12). Elke zaailing steunt dan zo op de tweede transportband (12) dat een zijvlak van het kluitje rust op de tweede transportband (12). De eerste transportband (7) is geplaatst in het verlengde van de tweede transportband (12) en neemt steeds dezelfde vaste positie in ten opzichte van de tweede transportband (12). De eerste transportband (7) is voorzien om zaailingen (2) te transporteren van een beginzone van de eerste transportband (7) naar een eindzone van de eerste transportband (7). De eerste transportband (7) heeft een zekere helling waardoor de beginzone van de eerste transportband (7) zich lager bevindt dan de eindzone van de eerste transportband (7) en zich ook lager bevindt dan de eindzone van de tweede transportband (12). Tussen de tweede transportband (12) en de eerste transportband (7) bevindt zich een opening waardoorheen de ongeschikte zaailingen zich kunnen begeven onder invloed van de zwaartekracht.
Verder omvat de selectie-inrichting een aangrijpeenheid omvattende aangrijpmiddelen die voorzien zijn om, bovengrondse gedeeltes van zaailingen vast te grijpen en te transporteren naar de beginzone van de eerste transportband (7). De aangrijpmiddelen zijn zodanig opgesteld dat enkel die zaailingen met een voldoende hoog bovengronds gedeelte worden vastgegrepen zodat deze eerste stroom van zaailingen door de eerste transportband (7) verder wordt getransporteerd. De zaailingen die niet werden vastgegrepen door de aangrijpmiddelen zijn ongeschikt.
De eerste stroom van zaailingen vormen hier de geschikte zaailingen en de tweede stroom van zaailingen vormen hier de ongeschikte zaailingen.
De aangrijpmiddelen van de aangrijpeenheid omvatten twee transportbanden (13, 14), die o.a. zichtbaar zijn op figuren 2 en 4, en hier worden aangeduid als een derde transportband (13) en een vierde transportband (14). De derde transportband (13) strekt zich zoals getoond op o.a. figuren 1 en 3, evenwijdig naast de tweede transportband (12) uit op dezelfde hoogte, zodat zaailingen die ondersteunend getransporteerd worden door de tweede transportband (12) ook mee ondersteund worden door de derde transportband (13) en dit ter hoogte van hun bovengrondse gedeelte. Deze derde transportband (13) strekt zich verder uit dan de tweede transportband (12) zodat de derde transportband (13), de opening tussen de tweede (12) en eerste transportband (7) overbrugt. De vierde transportband (14) strekt zich uit boven de derde transportband (13) en strekt zich uit vanaf de eindzone van de tweede transportband (12) tot de beginzone van de eerste transportband (7) en overbrugt dus de genoemde opening. Alle transportbanden zijn voorzien te roteren met nagenoeg dezelfde snelheid en de derde transportband (13) raakt nagenoeg de vierde transportband (14) zodat de derde en de vierde transportband (13, 14) in staat zijn bovengrondse gedeeltes vast te klemmen en dus vast te grijpen ter hoogte van de eindzone van de tweede transportband (12) en zo mee te transporteren naar de beginzone van de eerste transportband (7). De vierde transportband (14) 1s verplaatsbaar ten opzichte van de tweede transportband (12) tussen verschillende posities. Hierdoor kan men bepalen wat de minimumhoogte van de bovengrondse gedeeltes moet zijn vooraleer ze worden vastgegrepen door de aangrijpmiddelen.
Hierdoor is het mogelijk om de zaailingen te scheiden in twee stromen op basis van de hoogte van de bovengrondse gedeeltes.
Op het einde van de eerste aanvoermiddelen (in de afgebeelde inrichting is dit op het einde van de eerste transportband (7)) wordt het plantgoed (2) overgenomen, bij voorkeur met behulp van zwaartekracht, door de tweede aanvoermiddelen (6). De tweede aanvoermiddelen (6) worden gevormd door twee op een afstand van elkaar eindeloze klembanden (8), die voorzien zijn om het plantgoed neerwaarts te verplaatsen in de richting van de plantmiddelen. Tijdens de neerwaartse verplaatsing wordt het plantgoed (2) ter hoogte van zijn kluitje door de klembanden (8) vastgeklemd. Vernieuwend aan de plantinrichting (1) volgens deze uitvinding is dat de eerste (5) en tweede aanvoermiddelen (6) verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar. In de praktijk zullen de eerste aanvoermiddelen (5) verplaatst worden ten opzichte van de tweede aanvoermiddelen (6). Door de positie van de eerste aanvoermiddelen ten opzichte van de tweede aan te passen is het mogelijk om de positie van inbrengen van het plantgoed in de tweede aanvoermiddelen, met name tussen de twee klembanden (8) te wijzigen. Zo zal wanneer, zoals voorgesteld op figuur 1, de eerste aanvoermiddelen naar achter geplaatst zijn, het met de eerste aanvoermiddelen aangevoerde plantgoed (dat zich zoals voorgesteld op figuur 1 steeds op dezelfde plaats op het transportvlak van de eerste aanvoermiddelen bevindt) meer naar achter in de tweede aanvoermiddelen (6) gebracht worden.
Hierdoor wordt het door de tweede aanvoermiddelen aangevoerde plantgoed dichter bij het kluitje genomen door de plantmiddelen en aldus komen de planten zoals geïllustreerd op figuur 5 minder diep, op een eerste plantdiepte in de bodem, bij voorkeur in een aangebrachte voor, terecht.
Wanneer men de plantdiepte wenst te wijzigen, met name te opteren om het plantgoed dieper te planten op een tweede plantdiepte die dieper is dan de eerste plantdiepte dan dient ment zoals voorgesteld op figuur 3, de eerste aanvoermiddelen naar voor (in de richting van de voorzijde van de plantinrichting) te plaatsen en dit volgens een richting volgens de rijrichting (R). Hierdoor zal het met de eerste aanvoermiddelen (5) aangevoerde plantgoed meer naar voor in de tweede aanvoermiddelen gebracht worden. Hierdoor wordt het door de tweede aanvoermiddelen (6) aangevoerde plantgoed (2) verder van het kluitje genomen dan bij de eerder beschreven opstelling, door de plantmiddelen (4) en aldus komen de planten dieper, op een tweede plantdiepte in de bodem, bij voorkeur in een aangebrachte voor, terecht.
Om nu de plantdiepte te wijzigen dienen dus enkel de eerste (5) en tweede aanvoermiddelen (6) ten opzichte van elkaar verplaatst te worden. De positie van de plantmiddelen (4) ten opzichte van de bodem blijft ongewijzigd. Met een dergelijke plantinrichting (1) is het bijgevolg makkelijk om de plantdiepte eenvoudig in te stellen in functie van bijv. de bodemomstandigheden of het type plantgoed.

Claims (4)

CONCLUSIES
1. Plantinrichting (1) voor het in een bodem brengen van plantgoed (2), omvattende een volgens een rijrichting (R) verplaatsbaar gestel (3), aanvoermiddelen voor het aanvoeren van te planten plantgoed, en aan het gestel (3) aangebrachte roteerbare plantmiddelen (4) voorzien voor het vastgrijpen en in de bodem brengen van het aangevoerde plantgoed (2), met het kenmerk dat de genoemde aanvoermiddelen eerste (5) en tweede (6) aanvoermiddelen omvatten die zich respectievelijk in een horizontaal vlak en zich in de richting van de bodem uitstrekken, waarbij de tweede aanvoermiddelen (6) voorzien zijn om het door de eerste aanvoermiddelen (5) aangevoerd plantgoed (2) aan te voeren aan de roteerbare plantmiddelen (4), dat de eerste (5) en tweede (6) aanvoermiddelen verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar, om de plantdiepte van het plantgoed (2) in te stellen, waarbij de eerste aanvoermiddelen (5) het te planten plantgoed (2) aanvoeren volgens een eerste aanvoerrichting en waarbij de positie van de eerste aanvoermiddelen (5) ten opzichte van de tweede aanvoermiddelen (6) horizontaal verplaatsbaar is volgens een richting dwars op de eerste aanvoerrichting, zodat de plantdiepte van het plantgoed (2) instelbaar is.
2. Plantinrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de eerste aanvoermiddelen (5) minstens een eerste transportband (7) omvatten.
3. Plantinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede aanvoermiddelen (6) twee zich in de richting van de bodem uitstrekkende klembanden (8) omvatten waartussen het door de eerste aanvoermiddelen (5) aangevoerde plantgoed (2) getransporteerd wordt in de richting van de plantmiddelen (4).
4. Plantinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde plantinrichting (1) één of meerdere vorentrekkers (9) omvat voor het trekken van één of meerdere voren en de plantinrichting (1) voorzien is om plantgoed aan te brengen in de één of meerdere voren en dat de plantinrichting (1) één of meerdere drukrollen (10) of drukwielen omvat voor het terug sluiten van de één of meerdere voren nadat het plantgoed is aangebracht in de één of meerdere voren.
BE20225805A 2022-10-07 2022-10-07 Plantinrichting met instelbare plantdiepte BE1030945B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225805A BE1030945B1 (nl) 2022-10-07 2022-10-07 Plantinrichting met instelbare plantdiepte
US18/475,171 US20240114823A1 (en) 2022-10-07 2023-09-26 Planting device with adjustable planting depth

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225805A BE1030945B1 (nl) 2022-10-07 2022-10-07 Plantinrichting met instelbare plantdiepte

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030945A1 BE1030945A1 (nl) 2024-04-30
BE1030945B1 true BE1030945B1 (nl) 2024-05-07

Family

ID=83689605

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225805A BE1030945B1 (nl) 2022-10-07 2022-10-07 Plantinrichting met instelbare plantdiepte

Country Status (2)

Country Link
US (1) US20240114823A1 (nl)
BE (1) BE1030945B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3719158A (en) * 1968-02-14 1973-03-06 H Roths Transplanting machine
JPS61128813A (ja) * 1984-11-27 1986-06-16 マメトラ農機株式会社 長ネギ移植機における苗供給装置
JPH07213114A (ja) * 1994-02-05 1995-08-15 Minoru Sangyo Kk ポット苗用移植機

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3719158A (en) * 1968-02-14 1973-03-06 H Roths Transplanting machine
JPS61128813A (ja) * 1984-11-27 1986-06-16 マメトラ農機株式会社 長ネギ移植機における苗供給装置
JPH07213114A (ja) * 1994-02-05 1995-08-15 Minoru Sangyo Kk ポット苗用移植機

Also Published As

Publication number Publication date
US20240114823A1 (en) 2024-04-11
BE1030945A1 (nl) 2024-04-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2816747C (en) A method for planting potatoes at high speed and equipment for carrying out that method
US9445539B2 (en) Dual belt seed delivery mechanism
EP0135004B1 (en) Transplantor provided with seedlings selector
US4355588A (en) Transplanting machine
US4970972A (en) Seedling planting machine
BE1030945B1 (nl) Plantinrichting met instelbare plantdiepte
US10010023B2 (en) Seed metering device
US9750176B2 (en) Closing system for an agricultural implement
US20160227701A1 (en) Planter with post seed tube mounted row cleaner and depth control method
US9769979B2 (en) Method for planting potatoes at high speed and equipment for carrying out that method
EP3530094A1 (fr) Module de semis pour machine agricole combinée et machine agricole combinée comportant un tel module
BE1027324B1 (nl) Selectie-inrichting voor zaailingen
JPH0236328Y2 (nl)
JP4600213B2 (ja) 苗移植機
HU180193B (en) Process and equipment for setting plants
JP2001028910A (ja) 苗の搬送装置
JP3219817B2 (ja) 豆若野菜の刈取収穫装置
CA3143782A1 (en) Residue management system for an agricultural row unit assembly
CA3086115A1 (en) Residue shield for row cleaner on an agricultural machine
JPH09103130A (ja) 球根菜類用種いも植付機
JPH11225518A (ja) 苗移植機
FR2641157A1 (fr) Machine a repiquer ou a planter des plants a racines nues
Sumison et al. Investigation of Transplantating Methods for Processing Tomatoes
JP2678353C (nl)
JPS6335205B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20240507