NL2000367C2 - Werkwijze en inrichting voor het in een substraat plaatsen van een van wortels voorzien gewas. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het in een substraat plaatsen van een van wortels voorzien gewas.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een 5 substraat/substraathouder plaatsen van een van wortels voorzien gewas, omvattende het in een trechtervormig deel aanbrengen van dat gewas, welke trechter boven een substraat of substraathouder wordt geplaatst en het door dat trechtervormig deel in dat substraat of die substraathouder verplaatsen van dat gewas

Een dergelijke werkwijze is bekend uit US-A-5241917 10 Daarin wordt een trechter boven een pot geplaatst. Een gewas wordt in die trechter aangebracht en met behulp van perslucht wordt het gewas door de trechter in de pot geblazen.

Een dergelijke methode van verplaatsing kan effectief zijn voor het verplaatsen van gewassen met verhoudingsgewijs kleine en gemakkelijk verplaatsbare wortels die 15 niet kwetsbaar zijn. Echter bestaan gewassen waarbij de wortels zich in aanzienlijke mate loodrecht op de langsas van het gewas uitstrekken en/of gewassen die een (blad)oppervlak met aanzienlijke wrijving vertonen. Het is niet mogelijk dergelijke gewassen op eenvoudige wijze met perslucht door een trechter te schieten zonder dat het gevaar van beschadiging bestaat. Bovendien bestaan er gewassen die een zodanig 20 weinig dichte opbouw hebben dat voldoende aangrijpoppervlak voor lucht ontstaat om het gewas door de trechter te verplaatsen.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een verbeterde werkwijze te voorzien waarmee het mogelijk is allerlei soorten gewassen op nauwkeurig gestuurde wijze in een substraat resp. substraathouder te plaatsen.

25 Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijze verwezenlijkt doordat die verplaatsing verwezenlijkt wordt door het klemmend aangrijpen en mechanisch gestuurd verplaatsen van dat gewas.

Door het volgens de uitvinding klemmend aangrijpen van het gewas en mechanisch gestuurd verplaatsen daarvan kan op elk moment van de beweging van het 30 gewas vanuit de trechter in het substraat/de substraathouder nauwkeurig de positie van het gewas ten opzichte van het substraat/de substraathouder verzekerd worden. Daardoor kan de cyclustijd van het plaatsen verkort worden en kan het verplaatsen zelf op zodanig geleidelijke wijze plaatsvinden dat schade aan het gewas uit te sluiten is. De aangrijping kan verhoudingsgewijs eenvoudig plaatsvinden. Bij voorkeur is deze ? 0 0 0 3 6 7 2 zodanig dat het gewas met het bovendeel aangegrepen wordt dat wil zeggen dat eventueel gebruikte klembekken aan het benedeneinde daarvan aangrijpen op de insnoering tussen de bovenzijde van het gewas en het benedendeel waar zich de wortels bevinden. Daardoor is het mogelijk om zonder schade het gewas met geringe druk te 5 verplaatsen. Met de onderhavige uitvinding is het eveneens mogelijk de klemmende aangrijping tot buiten de trechter, d.w.z. tot voorbij het deel met kleinste afmeting door te zetten waardoor voorkomen wordt dat het gewas bij het uit de trechter treden direct uitveert en alsnog in een onjuiste positie in de pot of andere substraathouder terechtkomt.

10 Begrepen moet worden dat de werkwijze zowel toepasbaar is in een substraat waarin in enig substraatblok vooraf een opening gemaakt is als bij substraathouders. In het laatste geval is het mogelijk dat de substraathouder hetzij vooraf gevuld is met substraat en van een opening voor het gewas voorzien is hetzij het afVullen (ten minste gedeeltelijk) plaatsvindt nadat het gewas in de substraathouder geplaatst is. Immers 15 door de positieve plaatsing van het gewas in het substraat is het op eenvoudige wijze mogelijk gelijktijdig of direct na het plaatsen het substraatmateriaal toe te voeren. Daardoor kan verzekerd worden dat het gewas zich op optimale wijze in het substraat bevindt zonder dat wortels of dergelijke weggedrukt of samengeperst worden.

Het is mogelijk het gewas met behulp van het klemmend aangrijpen op te pakken 20 uit een toevoer of het gewas aan de inrichting voor het klemmend aangrijpen aan te bieden en direct daaropvolgend het gewas door de trechter te bewegen.

Bij bepaalde uitvoeringen, en dit geldt in het bijzonder bij gewassen met wijd uitstaande wortels, kan het samenbrengen van de wortels en zo de latere beweging van het gewas door de trechter verder geoptimaliseerd worden doordat het gewas bij het 25 eerste klemmend aangrijpen van onderen door de trechter naar boven, d.w.z. naar het gebied met grotere dwarsdoorsnede bewogen wordt. Daarbij worden de wortels via het kleinste einde van de trechter naar elkaar toe gedwongen. Vervolgens kan de retourbeweging bij het plaatsen boven een substraat op eenvoudige wijze uitgevoerd worden.

30 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting waarmee de hierboven beschreven handeling uitgevoerd kan worden. Bij voorkeur wordt het klemmend aangrijpen verwezenlijkt door twee of meer klembekken die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn en op van voordeel zijnde wijze aan een grijparm bevestigd zijn. Het i 3 naar elkaar toe bewegen van de klembekken en van elkaar af bewegen kan mechanisch gestuurd uitgevoerd worden bijvoorbeeld met een persluchtcilinder. De grijparm waaraan de klembekken bevestigd zijn kan een beweging maken in en uit het trechtervormige deel. Een dergelijke beweging kan op eenvoudige wijze verwezenlijkt 5 worden door de grijparm te voorzien van een verlenging en daarop aangebrachte wielen of andere geleiding voor een nokkenbaan.

Om de trechter in juiste positie ten opzichte van de substraathouder resp. het substraat te brengen is het mogelijk deze eveneens aan te brengen op een schamierbare arm zoals een draagarm die eveneens van een geleiding voorzien kan zijn voor 10 aangrijping op een nokkenbaan. Een dergelijke uitvoering welke aangrijping op een nokkenbaan heeft is in het bijzonder van voordeel indien een aantal inrichtingen zoals hierboven beschreven aanwezig is aangebracht op een carrousel voor het in potten aanbrengen van gewassen.

Bij voorkeur zijn de grijpbekken zodanig uitgevoerd dat in gesloten positie een 15 kegelvorm begrensd wordt voor het daarin opnemen van het gewas bij voorkeur het bovendeel daarvan. Meer in het bijzonder is eveneens in de grijpbekken in ingesloten positie een zich over de hele hoogte daarvan uitstrekkende sleuf aanwezig waardoor delen naar buiten kunnen steken bij het aangrijpen zodat de druk op het gewas niet ontoelaatbaar stijgt.

20 De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij toont:

Fig. 1 schematisch de trechter en de grijparm met klembekken;

Fig. 2 een detail van de klembekken waarin een gewas aangebracht is;

Fig. 3 in bovenaanzicht een carrousel waarop een aantal inrichtingen volgens de 25 uitvinding aangebracht is.

Fig. 4a-e stapsgewijs het volgens een eerste wijze in een substraathouder aanbrengen van een gewas;

Fig. 5a-f het volgens een alternatieve wijze aanbrengen van een gewas in een substraathouder; en 30 Fig. 6 een detail van de sturing van de grijparm en draagarm van de trechter.

In de tekeningen is een inrichting getoond voor het machinaal in potten poten van planten. Daarbij wordt als substraat teeltaarde, bark of ander materiaal gebruikt. Er wordt naar gestreefd dergelijke systemen zoveel mogelijk te automatiseren.

4

Afhankelijk van de gewassen worden meer of minder problemen ondervonden bij het plaatsen daarvan in substraathouders. Voorbeelden daarvan zijn de epifyten waaronder de Phalenopsis. Deze platen hebben reeds bij het planten een zodanige wortelstructuur dat eenvoudig plaatsen in een substraathouder zoals een pot niet mogelijk is. Dit wordt 5 veroorzaakt door de groei van de wortel in horizontale richting. Bovendien zijn deze wortels en zo de gewassen zeer kwetsbaar en gevoelig voor breuk. Daarom werden tot nu toe dergelijke gewassen met de hand in de pot gebracht bij het samenbrengen van de wortels op bijzonder zorgvuldige wijze.

Begrepen dient te worden dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot het 10 potten van dergelijke gewassen. Ook grotere gewassen zoals halfwasplanten, bomen en struikgewassen die bijvoorbeeld zonder aarde verpoot moeten worden kunnen hetzelfde probleem ondervinden.

Daartoe is in fig. 1 de meest essentiële constructie volgens de uitvinding getoond. Met 9 is een trechter aangegeven bestaande uit een verhoudingsgewijs groot 15 boveneinde 10 en klein benedeneinde 11. Begrepen zal worden dat in deze beschrijving boveneinde en benedeneinde op een voorkeursuitvoering betrekking hebben maar dat de oriëntatie van de verschillende delen ook anders kan zijn.

De trechter is via een draagarm 8 op scharnierende wijze met het frame van de carrousel (zie ook fig. 3) verbonden. Op deze wijze kan de trechter 9 exact boven een 20 pot 3 verplaatst worden en daar weer vanaf bewogen worden.

Eveneens is een grijparm 5 aanwezig aan het uiteinde waarvan twee grijpbekken 6 elk scharnierend volgens een scharnier 6 en bediend met een pneumatische cilinder 7 aangebracht zijn. Deze bedieningscilinder 7 grijpt aan op aangrijppunt 14 van de grijpbekken 6. De grijpbekken 6 begrenzen daartussen een kegelvormige ruimte bij het 25 vrijlaten van een zich over de hoogte van de grijpbekken uitstrekkende sleuf 22. Ook grijparm 5 kan op en naar bewogen worden, d.w.z. is roteerbaar om scharnier 23 evenals trechter 9 die schamierbaar is om scharnier 24. Trechter 9 is voorzien van een bedieningswiel 15 terwijl de grijparm door middel van wiel 12 verplaatst kan worden. Wielen 12 en 15 zijn uitgevoerd voor het bewegen langs nokkenbaan 18 resp. 19 zoals 30 onder andere blijkt uit fig. 6.

Met 2 is een draaitafel aangegeven waarop de potten 3 aangebracht worden. Deze worden via de toevoerband 21 toegevoerd. Met 4 is een gewastoevoer aangegeven.

5

Het in te brengen gewas is met 16 aangegeven en is voorzien van breed uitstaande wortels.

Aan de hand van fig. 4 zal een eerste wijze van inbrengen van een gewas in een substraathouder beschreven worden.

5 In fig. 4a is getoond hoe de trechter 9 direct boven een pot 3 die geplaatst is op draaitafel 2 aangebracht wordt. Begrepen zal worden dat de draaitafel 2 met de pot 3 en de grijparm/draagarm een continue roterende beweging uitvoert waarbij de draagarm resp. grijparm gestuurd door de nokkenbanen 19, 18 een op en neergaande beweging uitvoeren.

10 Zoals aangegeven bevindt in fig. 4a de trechter zich direct boven de pot 3 en bevindt de grijparm zich boven de trechter 5. In deze positie kan een gewas 16 in de grijpbekken 6 geplaatst worden waarbij bij het sluiten van de grijpbekken de onderzijde daarvan zich direct boven de wortels 17 bevindt.

Vervolgens wordt zoals uit fig. 4b blijkt de grijparm iets verder in de pot 15 bewogen. Immers deze pot is niet of niet volledig gevuld met substraat. Door de toelopende werking daarvan worden de wortels van het gewas naar elkaar toe gedreven, d.w.z. naar boven of naar beneden verplaatst op zodanig wijze dat bij het aanbrengen in de pot 3 de wortel volledig binnen deze pot in de gewenste positie geplaatst worden. Vervolgens worden de grijpbekken geopend bij het in neerwaartse positie houden van 20 de trechter 9 en kan de grijparm het grijpbekken terug bewegen. Gelijktijdig of direct daarvoor of daarna kan substraatmateriaal 20 in de pot toegevoerd worden. Dit kan hetzij via de trechter hetzij van buiten de trechter af plaatsvinden. Vervolgens kan de trechter met behulp van de draagarm 8 samen met de grijparm omhoog bewogen worden om het gewas dat uit de pot 3 steekt volledig vrij te geven zoals getoond is in 25 fig. 4e.

In fig. 5 is een variant getoond welke in het bijzonder toegepast kan worden bij gewassen met ver (horizontale) uitstaande wortels. In fig. 5a is de trechter in een hoge positie getoond met de grijparm in de trechter gestoken waarbij de grijpbekken zich tot onder de trechter uitstrekken. Vervolgens wordt daarin een gewas 16 geplaatst en 30 beweegt de grijparm naar boven door de trechter waardoor de wortels naar elkaar toe gedreven worden doordat de opening in het benedeneinde 11 van de trechter kleiner is dan de om vang begrensd door de wortels 17. Vervolgens wordt het zo verkregen samenstel geplaatst boven een pot 3 en vindt de hierboven beschreven handeling plaats 6 van het in de pot plaatsen van het gewas door het neerwaarts bewegen van de grijparm na het eventueel in de pot brengen van de trechter. Na het loslaten van het gewas kan de grijparm verwijderd worden uit de trechter en vervolgens kan de trechter afgevoerd worden bij het toevoeren van materiaal.

5 Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is zal begrepen worden dat daarin talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken. Zo is het mogelijk het verloop van de verschillende stappen anders uit voeren. Dit kan op bijzonder eenvoudige wijzer verwezenlijkt worden. Ook is het mogelijk de bediening 10 van de grijparm en draagarm anders uit te voeren. Hier is een scharnierende beweging niet absoluut noodzakelijk maar kan eveneens elke andere vorm van geleiding toegepast worden. Hetzelfde geldt voor de bediening van de grijpbekken.

Bij degene bekwaam in de stand der techniek zullen na het lezen van bovenstaande dadelijk varianten opkomen. Begrepen zal worden dat deze voor de hand 15 liggend zijn en liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies. Daarbij worden niet alleen rechten gevraagd voor conclusie 1 in combinatie met de volgconclusies maar ook voor de materie van de volgconclusies afzonderlijk zonder combinatie met conclusie 1.

,000367

Claims (10)

1. Werkwijze voor het in een substraat/substraathouder (3) plaatsen van een van wortels (17) voorzien gewas (16), omvattende het in een trechtervormig deel (9) 5 aanbrengen van dat gewas, welke trechter boven een substraat of substraathouder (3) wordt geplaatst en het door dat trechtervormig deel (9) in dat substraat of die substraathouder verplaatsen van dat gewas, met het kenmerk, dat die verplaatsing verwezenlijkt wordt door het klemmend aangrijpen en mechanisch gestuurd verplaatsen van dat gewas. 10

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij dat plaatsen van dat gewas en dat trechtervormige deel omvat het klemmend aangrijpen van dat gewas en mechanisch gestuurd inbrengen in dat trechtervormige deel.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij dat gewas gedurende dat aanbrengen in dat trechtervormige deel en het daaropvolgend plaatsen in dat substraat/die substraathouder aan een enkele klemmend handeling wordt onderworpen.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, waarbij dat gewas vanaf het kleinste einde 20 (11) van dat trechtervormige deel (9) in dat trechtervormige deel ingebracht wordt.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat gewas in een substraathouder (3) wordt geplaatst en na/bij het in de houder plaatsen van dat 25 gewas substraat in de houder gebracht wordt.

6. Inrichting voor het in een substraat/substraathouder (3) plaatsen van een gewas (16) omvattende een trechtervormig deel (9), een toevoertransporteur (21) voor substraten/houders, waarbij dat trechtervormige deel boven die 30 toevoertransporteur gebracht kan worden, met het kenmerk, dat een in en door dat trechtervormige deel verplaatsbare grijparm (5) voor gewassen aanwezig is. 1 0 3 6 7 4

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij die grijparm (5) aan het vrije einde van onderling verplaatsbare grijpbekken (6) is voorzien.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij die grijpbekken in gesloten positie een 5 kegel begrenzen.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij die grijpbekken in gesloten positie een langssleuf (22) begrenzen.

10. Carrousel (1) omvattende een reeks inrichtingen volgens een van de conclusies 5-9. ? 0 0 0 3 6 7