NL2000471C2 - Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL2000471C2
NL2000471C2 NL2000471A NL2000471A NL2000471C2 NL 2000471 C2 NL2000471 C2 NL 2000471C2 NL 2000471 A NL2000471 A NL 2000471A NL 2000471 A NL2000471 A NL 2000471A NL 2000471 C2 NL2000471 C2 NL 2000471C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plant
holder
planting
stabilizing member
leg
Prior art date
Application number
NL2000471A
Other languages
English (en)
Inventor
Dirk Bruygom
Original Assignee
Bruygom Constructie En App Nbo
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bruygom Constructie En App Nbo filed Critical Bruygom Constructie En App Nbo
Priority to NL2000471A priority Critical patent/NL2000471C2/nl
Priority to PCT/NL2008/050062 priority patent/WO2008097083A1/en
Priority to EP08705131A priority patent/EP2109354A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2000471C2 publication Critical patent/NL2000471C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/006Other parts or details or planting machines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines
    • A01C11/02Transplanting machines for seedlings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Hydroponics (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het poten van, al 5 dan niet ontkiemde, al dan niet in een substraat gehouden planten en plantdelen. De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een pootinrichting voor het poten van al dan niet ontkiemde planten en plantdelen. Onder planten en plantdelen worden hier begrepen, volledige planten; plantdelen zoals steel of wortelsegmenten; al dan niet uitgelopen bollen, zaden, vruchten of knollen; en andere kiemen waaruit zich een plant 10 kan ontwikkelen.
Het poten van planten en plantdelen is relatief arbeidsintensief en is daarnaast vanwege de kwetsbaarheid van de planten en plantdelen moeilijk mechaniseerbaar is zonder dat dit tot ongewenste beschadiging van de planten en plantdelen leidt. Bij het poten is het 15 ook van groot belang dat de onderlinge afstand van de te poten planten en plantdelen nauwkeurig wordt beheerst. De onderhavige vinding heeft meer in het bijzonder - maar niet exclusief - betrekking op het planten van zogeheten “pluggen”; dit zijn relatief kleine substraten met gewoonlijk een hoogte in de ordegrootte van enkele centimeters en een diameter of breedte in de ordegrootte van één centimeter edoch ook pluggen of 20 substraten met hiervan afwijkende dimensies kunnen met de onderhavige uitvinding voordelig worden gepoot. Daarnaast verschaft de onderhavige uitvinding ook het poten van planten en plantdelen die niet in een substraat worden gehouden. Het poten kan bijvoorbeeld plaatsvinden in de volle grond, in een daartoe geprepareerde kasbodem, in separate bodemdelen zoals afzonderlijk potten of opgedeelde bodemsegmenten, dan wel 25 in andere substraten of voedingsbodems. Ten aanzien van de mogelijke beschadiging van de planten en plantdelen betreft dit met name eventuele uitstekende delen (zoals bladeren en takken). Een substraat kan zoal bestaan uit (al dan niet vermengd) natuurlijk bodemmateriaal zoals zand, klei, turf, perliet of anderszins, maar kan ook bestaan uit niet-natuurlijk bodemmateriaal zoals gel, mineraal vezelmateriaal of glaswol. Daarnaast 30 is het ook mogelijk een mengvorm van natuurlijk en niet-natuurlijk materiaal als substraat toe te passen.
Doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van verbeterde werkwijze en een verbeterde inrichting voor het poten van planten en plantdelen, waarmee op 2 gemechaniseerde wijze op een meer doelmatige en/of meer doeltreffende wijze planten en plantdelen kunnen worden gepoot dan volgens de stand der techniek.
De onderhavige uitvinding verschaft daartoe een werkwijze voor het poten van, al dan 5 niet ontkiemde, planten en plantdelen, omvattende de bewerkingsstappen: A) het aan een houder toevoeren van een te poten plant of plantdeel, B) het zodanig op de bodem plaatsen van een stabilisatie-orgaan dat een voor het poten toegankelijk bodemsegment ten minste gedeeltelijk wordt omgeven door het stabilisatie-orgaan, C) het ten minste gedeeltelijk in het toegankelijke bodemsegment dringen van de houder met de plant 10 respectievelijk het plantdeel, D) het na het ten minste gedeeltelijk in de bodem dringen van de houder met de plant of het plantdeel uit de houder lossen van de plant respectievelijk het plantdeel, E) het uit de bodem verwijderen van de geleegde houder, en F) het van de bodem verwijderen van het stabilisatie-orgaan. Bij voorkeur worden daarbij de bewerkingsstappen A - F achtereenvolgens toegepast. Door het met de 15 houder in de bodem dringen van de houder door deze door de daartoe aanwezige uitsparing in een op de bodem geplaatst stabilisatie-orgaan te voeren wordt de bodem slechts in relatief geringe wijze verstoort door de houder; het stabilisatie-orgaan voorkomt immers overmatige verstoring van de bodem. Aldus blijft ondermeer de bodemstructuur relatief goed behouden hetgeen de verdere ontwikkeling van een gepote 20 plant, respectievelijk een gepoot plantdeel, bevordert. Het verminderde structuurbederf van de bodem komt mede tot stand omdat een in de bodem gemaakte opening niet gestabiliseerd hoeft te worden zodanig dat dit open blijft om een plant(deel) in te brengen. Het inbrengen vindt immers plaats op het moment dat de opening nog wordt gestabiliseerd door de houder. Dit effect van een goede plantontwikkeling wordt nog 25 verder versterkt omdat na het lossen van de plant respectievelijk het plantdeel uit de houder de aldus geleegde houder uit de bodem wordt genomen waardoor er vrije ruimten blijven bestaan tussen delen van de plant/het plantdeel dan wel het substraat waarin de plant/het plantdeel en de omgevende bodem. De plant/het plantdeel zal daardoor makkelijke aanslaan. Deze vrije ruimte zullen bij beregening vollopen 30 waardoor de plant/het plantdeel eenvoudig water kan opnemen hetgeen eveneens voordelig is voor de verdere ontwikkeling van de plant/het plantdeel. Nog een ander voordeel van de onderhavige werkwijze is dat door het toepassen van een stabilisatie-orgaan een relatief vlak bodemoppervlak resulteert na het poten. Weer een ander voordeel van de onderhavige werkwijze is dat de plant/het plantdeel in het geval van de 3 aanwezigheid van een de plant/het plantdeel houdend substraat niet direct hoeft te worden aangegrepen, maar dat het substraat (de plug) door de houder kan worden aangegrepen. Enig contact met een uitstekend deel van de plant kan zo worden voorkomen, hetgeen uiteraard de kans op beschadiging nadrukkelijk reduceert.
5
Het is tevens mogelijk het stabilisatie-orgaan, bijvoorbeeld na het uitvoeren van bewerkingsstap D) of na het uitvoeren van bewerkingsstap E), ten minste gedeeltelijk in de bodem te dringen. Aldus kan de bodemdichtheid van de bodem daar waar deze het de plant/het plantdeel omgeeft worden beheerst. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door het 10 stabilisatie-orgaan met een begrensde kracht tegen de bodem te dringen; aldus kunnen ook lokale verschillen in de bodemdichtheid worden verminderd of zelfs opgeheven hetgeen bij het op deze wijze planten en plantdelen van meerdere planten en plantdelen tot meer gelijke groei-omstandigheden leidt. De onderhavige vinding maakt het mogelijk de vorm van plant/plantdeel, de vorm van het pootgat en de vorm van een 15 eventueel aanwezig substraat te optimaliseren.
Een eenvoudige manier om de plant/het plantdeel uit de houder te lossen is door het uiteenbewegen van ten minste twee houderdelen. De toestand van een uit twee of meer dan twee segmenten opgebouwde houder kan eenvoudig worden gewijzigd tussen een 20 houdende positie waarin de segmenten zich op kortere afstand van elkaar bevinden en een toestand waarin zij een grotere ruimte (bijvoorbeeld een grotere tussenruimte) vrijlaten zodanig dat de plant/het plantdeel vrij komt van de houder zonder dat daarbij uitstekende plantdelen met de houder in aanraking komt.
25 Voor een probleemloze aansluiting van het stabilisatie-orgaan op de bodem is het wenselijk dat het stabilisatie-orgaan tijdens bewerkingsstap B) in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak op de bodem wordt geplaatst. Verder is het ook mogelijk het stabilisatie-orgaan in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak ten minste gedeeltelijk in de bodem te dringen. Aldus is de 30 veerdichting van de bodem gelijkmatig verdeeld. Dit in de bodem dringen kan zowel plaatsvinden tijdens bewerkingsstap C), het in de bodem dringen van de houder, als tijdens bewerkingsstap bewerkingsstap E), het uit de bodem verwijderen van de geleegde houder. In het bijzonder tijdens bewerkingsstap E) heeft dit als voordeel dat aldus de plant/het plantdeel in de bodem kan worden gefixeerd.
4
In de praktijk zullen grote hoeveelheden planten en plantdelen met deze werkwijze gepoot worden waardoor het wenselijk is gelijktijdig meerdere houders te gebruiken bij het poten. Dit is praktisch te realiseren door meerdere houders met bijbehorende 5 stabilisatieorganen parallel te bedrijven, meer in het bijzonder zodanig dat de planten/plantdelen die gelijktijdig worden gepoot in een lijn gelegen zijn. Ter vergroting van de flexibiliteit bij het poten is het daarbij extra voordelig indien de steek tussen de afzonderlijke houders wijzigbaar is. Zo is het praktisch indien de houders met een kleine onderlinge steek kunnen worden beladen om afhankelijk van de omstandigheden 10 te worden versteld naar een toestand met een nadrukkelijk grotere steek voor het poten van de planten en plantdelen op een afstand waarop zij verder kunnen groeien.
De onderhavige uitvinding verschaft tevens een pootinrichting voor het poten van - al dan niet ontkiemde - planten en plantdelen, omvattende: een houder voor het bevatten 15 van voor het poten van planten en plantdelen; een stabilisatie-orgaan met een contactoppervlak dat is voorzien van een doorvoeropening voor het doorlaten van de houder; aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de houder; en aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van het stabilisatie-orgaan. De voordelen van een dergelijke inrichting sluiten aan bij de 20 bovengaand reeds opgesomde voordelen naar aanleiding van de werkwijze volgens de uitvinding. De inrichting kan constructief eenvoudig worden gerealiseerd. Verder kan de inrichting afhankelijk van de gebruikstoepassing fijn worden uitgevoerd (bijvoorbeeld bij hert poten van weefselkweekdelen) dan wel robuust worden uitgevoerd (bijvoorbeeld voor gebruik in extreme omstandigheden waarin zware 25 bodem, vocht, modder of steenslag tot aanzienlijke mechanische belastingen kunnen leiden) terwijl toch altijd op secure wijze worden omgegaan met kwetsbare planten en plantdelen. Een ander voordeel is dat de kwaliteit van poten van de inrichting groot is; naast het nauwkeurig positioneren van de planten en plantdelen is het ook zo dat zij op een voordelige wijze in de bodem kunnen worden geplaatst. Daarbij is zowel de 30 dichtheid van de omgevende bodem regelbaar, kan de positie van de plant/het plantdeel in de bodem worden vastgezet en is de plant/het plantdeel zo te plaatsen dat de toegankelijkheid voor water en lucht wordt geoptimaliseerd. Een en ander leidt tot een gunstige groei van de gepote planten en plantdelen.
5
Voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van een samenstel van de houder en het stabilisatie-orgaan, en voor het onderling verplaatsen van de houder en het stabilisatie-orgaan zodanig dat de houder van een eerste zijde van het stabilisatie-orgaan ten minste gedeeltelijk door de doorvoeropening in het stabilisatie-orgaan verplaatsbaar is, is het 5 wenselijk dat de pootinrichting voor beide functies afzonderlijke aandrijfmiddelen of voor beide functies gecombineerde aandrijfmiddelen omvat. Afhankelijk van de omstandigheden (zoals het benodigde vermogen) kan de aandrijving, respectievelijk kunnen de aandrijvingen pneumatisch of hydraulisch worden gevoed. Voor een vereenvoudigde aansluiting van de inrichting kan er zelfs voor worden gekozen de 10 inrichting te voorzien van een van de inrichting deel uitmakende drukgroep. Overigens wordt hierbij ook opgemerkt dat de aandrijvingen (of een deel van de aandrijvingen) elektrisch kan zijn uitgevoerd.
Het contactoppervlak van het stabilisatie-orgaan kan zijn voorzien van een volledig 15 omsloten doorvoeropening. Met een dergelijk stabilisatie-orgaan kan de bodem volledig rond een plant/ een plantdeel worden gestabiliseerd. Anderzijds is het ook mogelijk het stabilisatie-orgaan zo uit te voeren dat het contactoppervlak van het stabilisatie-orgaan de doorvoeropening niet volledig omsluit door deze bijvoorbeeld in hoofdzaak U-vormig uit te voeren of door deze tweezijdig open te laten zijn (denk hierbij 20 bijvoorbeeld aan twee overliggende al dan niet gekromde strips). Het voordeel van een dergelijke constructies is dat deze makkelijk reinigbaar kan zijn.
In een andere voordelige uitvoeringsvariant is de houder voorzien van ten minste twee houderdelen die onderling verplaatsbaar zijn tussen een gesloten stand voor het bevatten 25 van een plant(deel) en een geopende stand. In de geopende stand laten de houderdelen het plant(deel) vrij, dit kan bijvoordeel door de houderdelen zwenkbaar met elkaar te verbinden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan zwenkbare pootvingers waartussen het plant(deel) kan worden aangegrepen zodanig dat er voldoende ruimte tussen de vingers vrij blijft voor een eventueel uitstekend plantdeel. Dergelijke 30 zwenkbare pootvingers of anders uitgevoerde houderdelen kunnen schamierbaar zijn verbonden met een gezamenlijk pootvinger-blok. Door verplaatsing van het pootvingerblok kunnen dan de pootvingers in een gewenst positie worden gebracht. Zo kan bijvoorbeeld door het pootvingerblok langs een verticale geleiding te verplaatsen de afstand van tot (in) de bodem worden gereguleerd. Terwijl door verplaatsing langs een 6 horizontale geleiding de afstand tot één of meerdere andere soortgelijk pootvingerblokken met pootvingers kan worden gevarieerd. Voor het bedienen van de houder en de positie van het pootvingerblok kunnen afzonderlijke aandrijfmiddelen zijn voorzien maar het is ook mogelijk deze aandrijving te combineren met een andere 5 aandrijving van de inrichting. Ook hierbij geldt dat een voordelige aandrijving elektrisch, pneumatisch of hydraulisch wordt gevoed.
Om de capaciteit van de pootinrichting te doen toenemen zal deze doorgaans meervoudig zin uitgevoerd zodanig dat deze meerdere houders en meerdere stabilisatie-10 organen omvat. Aldus kunnen er al dan niet parallel gelijktijdige meerdere planten/plantdelen (al dan niet in rijen waartoe dan de houders op een lijn zijn gelegen) in de bodem worden gebracht. Voor een onderlinge afstemming van de werking van de afzonderlijke houders is het daarbij wenselijk indien de aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de afzonderlijke houders en/of de 15 aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de stabilisatie-organen zijn gesynchroniseerd.
In plaats van toepassing van afzonderlijke stabilisatie-organen is het ook denkbaar ten minste twee stabilisatie-organen star te koppelen. Aldus kan de robuustheid van de 20 inrichting verder worden vergroot.
De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 een perspectivisch aanzicht op een pootinrichting overeenkomstig de 25 onderhavige uitvinding, figuur 2 een perspectivisch aanzicht op een uitvoeringsvariant van een pootinrichting overeenkomstig de onderhavige uitvinding, figuur 3 een perspectivisch aanzicht op een meervoudige pootinrichting volgens de onderhavige uitvoering overeenkomstig het type getoond in figuur 1 30 figuren 4A - 4F verschillende aanzichten van een plant met substraat tijdens verschillende fasen van poten.
Figuur 1 toont een pootinrichting 1 met twee pootvingers 2,3 die zwenkbaar zijn rond respectievelijke zwenkassen 4, 5. De pootvingers 2,3 zijn onder tussenkomst van de 7 zwenkassen 4, 5 verbonden met een pootvingerblok 6 dat tevens is voorzien van een aandrijving 7 voor het doen zwenken van de pootvingers 2,3. Het pootvingerblok 6 is onder tussenkomst van een tweede aandrijving 8 verbonden met een stabilisatie-orgaan 9 waarin een opening 10 is uitgepaard welke zodanig groot is dat de pootvingers 2, 3 in 5 een stand waarin zij aangrijpen op een te poten, in deze figuur niet weergegeven, plant met substraat door de opening kunnen worden bewogen. Het samenstel van pootvingerblok 6 en stabilisatie-orgaan 9 kan als geheel ook weer worden verplaatst langs een lineaire geleiding 11. Voor een verdere beschrijving van de werking van de pootinrichting wordt ondermeer verwezen naar de beschrijving van figuren 4A - 4F.
10
Figuur 2 toont een alternatieve uitvoering van een pootinrichting 20 met twee manteldeel-vormige houderdelen 21, 22. Die zwenkbaar zijn rond houderdeel-assen 23, 24 overeenkomstig de pijlen P|, P2. In de weergegeven toestand bevind zich in de door de houderdelen 21,22 gevormde houder 25 een substraat 26 met plant 27. De plant 27 15 met substraat 26 (= plug) kan worden gelost uit de houder 25 door de houderdelen 21, 22 uiteen te zwenken. Daartoe kan een aandrijving 28 die is verbonden met een pootvingerblok 29 een tandwielsamenstel 30 aandrijven. Om voor het lossen van de plant 27 met plug 26 uit de houder 25 eerst de houder in de bodem te dringen is het pootvingerblok 29 overeenkomstig de pijl P3 verplaatsbaar langs een verticale geleiding 20 31 door het activeren van een aandrijving 32. De figuur 2 toont bovendien een stabilisatieplaat 33 waarin een U-vormige sparing 34 is vrijgelaten voor de doortocht van de houder 25. Alvorens de houder 25 middels de aandrijving 32 in de bodem wordt gedrongen zal eerst de stabilisatieplaat 33 op de bodem worden geplaatst. Deze bodemplaat 33 is, gelijktijdig met de houder 25 en bijbehorende mechaniek, vertikaal 25 verplaatsbaar overeenkomstig de pijlen P4 door een met derde aandrijving 34 welke onder tussenkomst van een tandwiel 35 aangrijp op een tandbaan 36 die star is verbonden met het samenstel van de houder 25 en de stabilisatieplaat 33.
Figuur 3 toont een schematisch aanzicht op een meervoudige pootinrichting 40 waarin 30 een groot aantal afzonderlijke pootinrichtingen 1, zoals getoond in figuur 1, is samengebouwd. Op een gestel 41 is een rij van pootinrichtingen 1 samengebouwd, zodanig dat de onderlinge afstand van de pootinrichtingen 1 verstelbaar is. Hiertoe zijn de pootinrichtingen 1 verschuifbaar langs een horizontale geleiding 42. De instelling 8 van de steek tussen de pootinrichtingen kan handmatig worden ingesteld maar het is ook mogelijk de steek mechanisch te verstellen.
Figuren 4A - 4F tonen schematisch verschillende fasen van het poten. In figuur 4A is 5 een plug 50 met een buiten de plug 50 uitstekend plantdeel 51 getoond alvorens het poten een aanvang neemt. In figuur 4B is de plug 50 aangegrepen door een tweetal pootvingers 52, 53 en is een stabilisatieplaat 54 reeds op de bodem 55 geplaatst. In een opvolgende fase zoals getoond in figuur 4C zijn de pootvingers 52, 53 door een daartoe in de stabilisatieplaat 54 aangebrachte opening 56 in de bodem 55 gedrukt en 10 vervolgens overeenkomstig de pijlen Pö, P7 zodanig uiteen bewogen dat de plug 50 loskomt van de pootvingers 52, 53. Ook is zichtbaar dat de stabilisatieplaat 54 over enige afstand in de bodem 55 is gedrukt. Het in de bodem drukken van de stabilisatieplaat 54 is niet vereist en kan naar keuze achterwege worden gelaten of naar keuze later in de pootcyclus plaatsvinden.
15
Figuur 4D toont de toestand waarin de pootvinders 52, 53 uit de bodem zijn teruggetrokken zodanig dat de plug 50 met uitkragend plantdeel 51 in de bodem 55 achterblijft. Opgemerkt wordt hierbij dat het van belang is dat de pootvingers het uitkragend plantdeel 51 niet beschadigen. Ter zijden van de plug 50 resteert nog enige 20 vrije ruimte 57 die maakt dat water makkelijk toegang krijgt tot de plug 50.
Het eindresultaat nadat ook de stabilisatieplaat 54 van de bodem 55 is genomen is weergegeven in figuren 4E en 4F. Zoals het bovenaanzicht uit figuur 4F toont is de plug 50 aan twee zijden van de bodem 55 gescheiden door vrije ruimten 57 terwijl twee 25 andere zijden aansluiten op de bodem 55.

Claims (26)

1. Werkwijze voor het poten van, al dan niet ontkiemde, planten en plantdelen, omvattende de bewerkingsstappen:
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het stabilisatie-orgaan ten minste gedeeltelijk in de bodem wordt gedrongen.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het stabilisatie-orgaan na 20 het uitvoeren van bewerkingsstap D) ten minste gedeeltelijk in de bodem wordt gedrongen.
4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het stabilisatie-orgaan na het uitvoeren van bewerkingsstap E) ten minste gedeeltelijk in de bodem wordt 25 gedrongen.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de plant of het plantdeel uit de houder wordt gelost door het uiteenbewegen van ten minste twee houderdelen. 30
5 A) het aan een houder toevoeren van een te poten plant of plantdeel, B) het zodanig op de bodem plaatsen van een stabilisatie-orgaan dat een voor het poten toegankelijk bodemsegment ten minste gedeeltelijk wordt omgeven door het stabilisatie-orgaan, C) het ten minste gedeeltelijk in het toegankelijke bodemsegment dringen van de 10 houder met de plant of het plantdeel, D) het na het ten minste gedeeltelijk in de bodem dringen van de houder met de plant of het plantdeel uit de houder lossen van de plant of het plantdeel, E) het uit de bodem verwijderen van de geleegde houder, en F) het van de bodem verwijderen van het stabilisatie-orgaan. 15
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het stabilisatie-orgaan tijdens bewerkingsstap B) in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak op de bodem wordt geplaatst.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk dat het stabilisatie-orgaan in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak ten minste gedeeltelijk in de bodem wordt gedrongen.
8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het houderorgaan tijdens bewerkingsstap C) in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak in de bodem wordt gedrongen.
9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het 10 houderorgaan tijdens bewerkingsstap E) in een richting in hoofdzaak loodrecht op het bodemoppervlak uit de bodem wordt verwijderd.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat parallel meerdere houders met bijbehorende stabilisatieorganen worden bedreven voor 15 het gelijktijdig poten van meerdere planten of plantdelen.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de planten en plantdelen die gelijktijdig worden gepoot in een lijn gelegen zijn.
12. Pootinrichting voor het poten van al dan niet ontkiemde planten en plantdelen, omvattende: - een houder voor het bevatten van voor het poten van planten en plantdelen; een stabilisatie-orgaan met een contactoppervlak dat is voorzien van een doorvoeropening voor het doorlaten van de houder; 25. aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de houder; en - aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van het stabilisatie-orgaan.
13. Pootinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de pootinrichting aandrijfmiddelen omvat voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van een samenstel van de houder en het stabilisatie-orgaan
14. Pootinrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk dat de pootinrichting aandrijfmiddelen omvat het onderling verplaatsen van de houder en het stabilisatie-orgaan zodanig dat de houder van een eerste zijde van het stabilisatie-orgaan ten minste gedeeltelijk door de doorvoeropening in het stabilisatie-orgaan verplaatsbaar 5 is.
15. Pootinrichting volgens een der conclusies 12 - 14, met het kenmerk dat het contactoppervlak van het stabilisatie-orgaan is voorzien van een volledig omsloten doorvoeropening. 10
16. Pootinrichting volgens een der conclusies 12 -14, met het kenmerk dat het contactoppervlak van het stabilisatie-orgaan een niet-volledig omsloten doorvoeropening omvat.
17. Pootinrichting volgens een der conclusies 12 - 16, met het kenmerk dat de houder is voorzien van ten minste twee houderdelen die onderling verplaatsbaar zijn tussen een gesloten stand voor het bevatten van een plant of plantdeel en een geopende stand waarin de plant of het plantdeel wordt vrij gelaten.
18. Pootinrichting volgens een der conclusies 12 - 17, met het kenmerk dat de inrichting is voorzien van aandrijfmiddelen voor het bedienen van de houder
19. Pootinrichting volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk dat de houderdelen worden gevormd door zwenkbare pootvingers. 25
20. Pootinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de zwenkbare pootvingers schamierbaar zijn ten opzichte van een gezamenlijk pootvinger-blok.
21. Pootinrichting volgens een der conclusies 12-20, met het kenmerk dat de 30 aandrijvingen pneumatisch worden gevoed.
22. Pootinrichting volgens een der conclusies 12-21, met het kenmerk dat de pootinrichting meervoudig is uitgevoerd en meerdere houders en meerdere stabilisatie-organen omvat.
23. Meervoudige pootinrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk dat aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de afzonderlijke houders zijn gesynchroniseerd. 5
24. Meervoudige pootinrichting volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk dat de aandrijfmiddelen voor het ten opzichte van de bodem verplaatsen van de stabilisatie-organen zijn gesynchroniseerd.
25. Meervoudige pootinrichting volgens een der conclusies 22 - 24, met het kenmerk dat ten minste twee stabilisatie-organen star zijn gekoppeld.
26. Meervoudige pootinrichting volgens een der conclusies 22 - 25, met het kenmerk dat de houders op een lijn zijn gelegen. 15
NL2000471A 2007-02-05 2007-02-05 Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze. NL2000471C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2000471A NL2000471C2 (nl) 2007-02-05 2007-02-05 Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze.
PCT/NL2008/050062 WO2008097083A1 (en) 2007-02-05 2008-02-04 Method for planting plants and plant parts, and planting device for applying such a method
EP08705131A EP2109354A1 (en) 2007-02-05 2008-02-04 Method for planting plants and plant parts, and planting device for applying such a method

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2000471 2007-02-05
NL2000471A NL2000471C2 (nl) 2007-02-05 2007-02-05 Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2000471C2 true NL2000471C2 (nl) 2008-08-06

Family

ID=38475890

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2000471A NL2000471C2 (nl) 2007-02-05 2007-02-05 Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2109354A1 (nl)
NL (1) NL2000471C2 (nl)
WO (1) WO2008097083A1 (nl)

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN102792812A (zh) * 2012-08-29 2012-11-28 莱恩农业装备有限公司 双向螺杆可调式非同步插秧机构
US20230337593A1 (en) * 2022-04-22 2023-10-26 Canopii Inc. Autonomous greenhouse
NL2032109B1 (nl) 2022-06-09 2023-12-18 Esbe Tech Bv Houder voor gebruik in een plantinrichting voor het planten van planten en plantdelen en inrichting voorzien van een dergelijke houder

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN102511233B (zh) * 2011-12-30 2014-12-10 华南农业大学 一种多电机驱动水稻插秧机及其控制方法
CN102804960B (zh) * 2012-08-29 2015-09-02 莱恩农业装备有限公司 双向螺杆式宽窄行三围强化插植机构
CN105165205A (zh) * 2015-07-15 2015-12-23 永嘉涛口日用品有限公司 一种防震的水稻种植装置
WO2019192737A1 (en) * 2018-04-06 2019-10-10 I.G. Specials B.V. Apparatus and method for transplanting seedlings

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3943863A (en) * 1974-06-25 1976-03-16 Union Des Cooperatives Forestieres D'aquitaine (U.C.F.A.) Planting machine for planting plants in clods
FR2448845A1 (fr) * 1979-02-16 1980-09-12 Serlachius Oy Dispositif de plantation de plants
US4807543A (en) * 1987-07-13 1989-02-28 Paul Lowell A Seedling planter

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3943863A (en) * 1974-06-25 1976-03-16 Union Des Cooperatives Forestieres D'aquitaine (U.C.F.A.) Planting machine for planting plants in clods
FR2448845A1 (fr) * 1979-02-16 1980-09-12 Serlachius Oy Dispositif de plantation de plants
US4807543A (en) * 1987-07-13 1989-02-28 Paul Lowell A Seedling planter

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN102792812A (zh) * 2012-08-29 2012-11-28 莱恩农业装备有限公司 双向螺杆可调式非同步插秧机构
US20230337593A1 (en) * 2022-04-22 2023-10-26 Canopii Inc. Autonomous greenhouse
NL2032109B1 (nl) 2022-06-09 2023-12-18 Esbe Tech Bv Houder voor gebruik in een plantinrichting voor het planten van planten en plantdelen en inrichting voorzien van een dergelijke houder

Also Published As

Publication number Publication date
EP2109354A1 (en) 2009-10-21
WO2008097083A1 (en) 2008-08-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2000471C2 (nl) Werkwijze voor het poten van planten en plantdelen, en pootinrichting voor toepassing van een dergelijke werkwijze.
FI124499B (fi) Järjestelmä, menetelmä ja kouru kasvien kasvatusta varten
US20220210966A1 (en) Apparatus and method for planting trees
US5557881A (en) Seedling transplanter
US5881655A (en) Process and apparatus for planting plantlets
BE1025212B1 (nl) Inrichting voor het transporteren van paddenstoelen
CN104126423A (zh) 一种樱桃的嫁接方法
WO2015072638A1 (ko) 수경재배용 모종판
JP2016526902A (ja) 農作植物の苗を定植及び処理するための装置
Luoranen et al. Extending the planting period of dormant and growing Norway spruce container seedlings to early summer
EP3504960A1 (en) Growth system, use, and method for planting out or transplanting
CA3113298A1 (en) Apparatus, system and method for watering plants
NL8201317A (nl) Werkwijze in inrichting voor het zaaien en verspenen.
NO122460B (nl)
Salter Advantages and disadvantages of'module'-raised vegetable plants
WO2013136014A2 (fr) Equipement de culture en aeroponie a bloc de substrat individuel et permanent
US20230232752A1 (en) Automatic Mechanical System in Mass Production Indoor Planting with Soil
JP5272366B2 (ja) 育苗方法
KR102506483B1 (ko) 컨테이너 조경수용 묘목 식재시스템
Gutiérrez et al. Design, building and testing of a transplanting mechanism for strawberry plants of bare root on mulched soil
BE1024221B1 (nl) Methoden voor het zaaien in perspotten
Brewer Experimental automatic feeder for seedling transplanter
NO770894L (no) Planteanordning.
Kavitha et al. Development and evaluation of semi automatic vegetable transplanter for plug seedlings.
JP2009082043A5 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150901